Jacques Godbout, Klara Blum, Jos. Habets, Friedrich von Canitz, Dennis Gaens

De Canadese dichter, schrijver, essayist en filmmaker Jacques Godbout werd geboren op 27 november 1933 in Montreal, Quebec. Zie ook mijn blog van 27 november 2008 en ook mijn blog van 27 november 2009.

Uit: Les Têtes à Papineau

„Nous sommes venus au Royal Victoria Hospital rencontrer le Dr Gregory B. Northridge, autrefois attaché à l’institut des anciens combattants de Vancouver (B.C.). C’est lui qui nous a aimablement invités à le faire, par téléphone, il y a de cela plusieurs semaines. Il devait de toute manière se rendre à Montréal. Il avait entendu parler de nos deux têtes. Il affirmait connaître le sujet, notre situation lui était familière. Il désirait procéder à quelques examens dont il avait seul le secret, et peut-être par la suite allait-il nous offrir une intervention chirurgicale définitive ? Définitive.

Les anciens combattants sont tous tellement anciens aujourd’hui qu’ils ont dépassés depuis longtemps l’âge des défis. C’est pourquoi notre jeunesse l’intéresse. Nous sommes une aventure.

Nous nous serions présentés plus tôt à son bureau, mais nous avions des problèmes personnels qui nous en empêchaient.

Par la suite ce fut au Dr Northridge d’être empêché. Vous savez ce que c’est. Il avait été mandé au chevet du shah d’Iran, à New-York, à propos d’un cancer de l’oesophage et d’une rate trop dilatée . Les chefs d’État n’ont pas que des plaisirs. Le Dr Northridge est reconnu aux USA où il s’est spécialisé en diverses chirurgies. Il est diplômé, si l’on peut dire, de la célèbre Clinique Mayo. C’est un cas intéressant : cette clinique est célèbre parce que des gens célèbres y amènent leurs viscères . De là la rate du sha. A. Mayo, le Dr Northridge était aussi capitaine de l’équipe de basket. Il porte ses cheveux ambre coupés dru et court depuis cette époque. C’est un chirurgien hors pair. Il a opéré le monarque qui a pu subséquemment se retirer à Panama, dans les bras de sa chatte. Cela se passait au cours de l’automne de l’année mille neuf cent soixante-dix-neuf.“

Jacques Godbout (Montreal, 27 november 1933)

Lees verder “Jacques Godbout, Klara Blum, Jos. Habets, Friedrich von Canitz, Dennis Gaens”

Eugène Ionesco, Marilynne Robinson, William Cowper, Louis Verbeeck, Luisa Valenzuela, René Becher

De Frans-Roemeense schrijver Eugène Ionesco werd geboren op 26 november 1912 in Slatina, Roemenië. Zie ook mijn blog van 26 november 2006en ook mijn blog van 26 november 2007 en ook mijn blog van 26 november 2008 en ook mijn blog van 26 november 2009.

 

Uit: The Bold Soprano

 

„SCENE: A middle-class English interior, with English armchairs. An English evening. Mr. Smith, an Englishman, seated in his English armchair and wearing English slippers, is smoking his English pipe and reading an English newspaper, near an English fire. He is wearing English spectacles and a small gray English mustache. Beside him, in another English armchair, Mrs. Smith, an Englishwoman, is darning some English socks. A long moment of English silence. The English clock strikes 17 English strokes.

MRS. SMITH: There, it’s nine o’clock. We’ve drunk the soup, and eaten the fish and chips, and the English salad. The children have drunk English water. We’ve eaten well this evening. That’s because we live in the suburbs of London and because our name is Smith.

MR. SMITH [continues to read, clicks his toungue.]

MRS. SMITH: Potatoes are very good fried in fat; the salad oil was not rancid. The oil from the grocer at the corner is better quality than the oil from the grocer across the street. It is even better than the oil from the grocer at the bottom of the street. However, I prefer not to tell them that their oil is bad.

MR. SMITH [continues to read, clicks his tongue.]

MRS. SMITH: However, the oil from the grocer at the corner is still the best.

MR. SMITH [continues to read, clicks his tongue.]

MRS. SMITH: Mary did the potatoes very well, this evening. The last time she did not do them well. I do not like them when they are well done.

MR. SMITH [continues to read, clicks his tongue.]

MRS. SMITH: The fish was fresh. It made my mouth water. I had two helpings. No, three helpings. That made me go to the w.c. You also had three helpings. However, the third time you took less than the first two times, while as for me, I took a great deal more. I eat better than you this evening. Why is that? Usually, it is you who eats more. It is not appetite you lack.

MR. SMITH [clicks his tongue.]

MRS. SMITH: But still, the soup was perhaps a little too salt. It was saltier than you. Ha, ha, ha. It also had too many leeks and not enough onions. I regret I didn’t advise Mary to add some aniseed stars. The next time I’ll know better.“

 

 

Eugène Ionesco (26 november 1912 – 28 maart 1994)

 

Lees verder “Eugène Ionesco, Marilynne Robinson, William Cowper, Louis Verbeeck, Luisa Valenzuela, René Becher”

Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook mijn blog van 25 november 2006en ook mijn blog van 25 november 2008 en ook mijn blog van 25 november 2009.

 

Uit: De som van misverstanden: De wilde ganzen van Selma Lagerlöf

 

“Nooit kan ik in voor- of najaar wilde ganzen zien overtrekken zonder aan de wonderbare reis van Niels Holgersson te denken. Maar dat is niet altijd zo geweest. Als kind wilde ik het boek over Niels Holgersson niet lezen. Ik had gehoord dat er sprekende dieren in voorkwamen en daarvan had ik vanaf mijn prilste jeugd een grote afkeer. Hoe ik aan dat ongelukkige en eigenaardige vooroordeel kwam weet ik niet maar ik weet wel dat ook Niels Holgerssons wonderbare reis taboe voor me was om die reden. Maar omdat ik vaak, noodgedwongen, bij gebrek aan boeken die ik echt graag wilde lezen soms moest uitwijken naar boeken die ik graag had dicht gelaten (maar het verlangen om te lezen was altijd sterker dan het slechtste boek) kwam er een zondag waarop ik het boek leende van een neef die niets anders voor me had en wrevelig begon ik te lezen. Het is vreemd dat die wreveligheid op zondag zo merkwaardig harmonieerde met het begin van Niels Holgersson. Daardoor leek het wel alsof ik over mij zelf las en dat gevoel werd nog versterkt toen ik de naam Maarten (zo heet immers de tamme ganzerik) aantrof. Als kind – en ik denk dat dat voor alle kinderen geldt en het is iets omrekening mee te houden als men een kind een boek cadeau geeft – vond ik niets zo heerlijk als het feit dat een persoon uit een boek Maarten heette en ik heb het altijd maar moeilijk kunnen verkroppen dat ik niet één kinderboek kende met een Maarten als hoofdpersoon. Zelfs De Waterman van Van Schendel, later, kon dat niet meer goedmaken.

Lezend in Niels Holgersson bemerkte ik al spoedig dat de dieren zich erin gedroegen zoals zij zich in werkelijkheid, al naar hun aard gedragen. Selma Lagerlöf heeft zich bijzonder precies gehouden aan hetgeen rond 1900 bekend was over het gedrag van dieren. Daar zij uit eigen waarneming en op grond van vrij uitgebreide studies goed op de hoogte was van het gedrag van dieren, is een werk ontstaan waarin maar heel weinig feitelijke onjuistheden voorkomen.”

 

 

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

 

Lees verder “Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte”

Augusta de Wit, Joseph Zoderer, Ba Jin, Isaac Rosenberg, José Eça de Queiroz, Lope de Vega

De Nederlandse schrijfster Augusta de Wit werd geboren in Sibolga (Sumatra) op 25 november 1864. Zie ook mijn blog van 25 november 2008 en ook mijn blog van 25 november 2009.

 

 Uit: Orpheus in de dessa

 

“Hij wachtte, elken voorbijtrekkenden toon naluisterend, of de vlucht van geluiden zich niet zou schikken tot een melodie. Maar éen voor éen kwamen ze nog steeds er aan scheren, elk op zich zelf in zijn eigen zuivere volheid uitklinkend. Geen die door een vorig getemperd werd, geen die in een volgend vervloeide; zonder merkbare modulatie of maat.

Als vallende droppels.

Nu! nu op dien hoogen, langaangehouden toon die trilde, of hij nog even stil wilde blijven, voor hij opschietend de hoogte invloog! Nu moest de melodie beginnen!

Maar het daalde weer, daalde, bleef een lange seconde hangen, en begon dan op en neer te wiegelen, op en neer, in langzame zwevingen.

Als het gemurmel van een beek, die voort wil over de steenen, en soms, met een iets sterkere golf, stroomt zij er overheen, en soms, weer neergezegen, vloeit zij er langs, er komt geen bruisen, er komt geen stokken, er komt geen eind aan het kabbelend geklok; zoo vloeide het fluitedeuntje voort, in effen bestendigheid, onwillekeurig, onaandoenlijk, zichzelven onbewust – een natuurgeluid kabbelend over menschelijke lippen, waar de slag in beeft van het purperen hart.

De instinctief-gevoelde tegenstelling lokte den luisteraar met de bekoring, waarmede het onbegrijpelijke ons lokt, – elk onbegrijpelijk ding, ook het schijnbaar nietigste – een duizelige schrede nader lokt tot die afgrond-diepe onbegrijpelijkheid van het eigen bestaan.

Maar hij meende dat ’t slechts nieuwsgierigheid was naar den onzichtbaren fluitspeler, die hem den nacht in trok.

‘Waar mag hij wel zitten?’

Hij tuurde of hij niet ergens een donkere gedaante ontwaarde.

Het was zoo licht, dat op het tuinpad elk wit kiezelsteentje afzonderlijk blonk. Het bamboe-boschje, doorgloord van manelicht, vervloot in nevelige glanzen en doorschijnende donkerheid. Luchtig als een wolk hing het boven het nauw-beschaduwde gras.

Daarbuiten, langs het stille fabrieksplein, schemerden de woningen der employés met witte pilaren door de looverduisternis der tuintjes.

Hij ging den landweg op, die langs de rivier loopt; de tamarinden van den oever wierpen er luchtige grijze teekeningen over.”

 

 

Augusta de Wit (25 november 1864 – 9 februari 1939) 

Sibolga, Sumatra

 

Lees verder “Augusta de Wit, Joseph Zoderer, Ba Jin, Isaac Rosenberg, José Eça de Queiroz, Lope de Vega”

Jules Deelder, Einar Kárason, Thomas Kohnstamm, Ahmadou Kourouma, Wen Yiduo

De Nederlandse dichter en schrijver Jules Deelder werd geboren op 24 november 1944 te Rotterdam, in de wijk Overschie. Zie ook mijn blog van 24 november 2006 en ook mijn blog van 24 november 2007  en ook mijn blog van 24 november 2008. en ook mijn blog van 24 november 2009.

 

Mariniersbrug

De Maasbrug
symbool van on-
verzett’lijkheid
leed aan metaal-
moeiheid en was
gedoemd – Geen

mariníer die ‘t
stage knagen van
den tijd een halt
toeriep – integen-
deel! Reeds rees
uit Rotown’s harte-

bloed een nieuw
symbool ons tege-
moet – scharlaken
in de neongloed –
De Mariniersbrug
Poort die naar
Heden voert! 

 

Beknopte topografie van de Rijnmond

Rotterdam
Schiedam
Vlaardingen
Maassluis

hoekie om
trappie af

gekkenhuis

 

Warm vlees

Warm vlees
in koelen bloede

zoekt kennis met
broodje tartaar

om samen oud mee
te worden

Uitjes geen
bezwaar


Jules Deelder (Rotterdam, 24 november 1944)

 

Lees verder “Jules Deelder, Einar Kárason, Thomas Kohnstamm, Ahmadou Kourouma, Wen Yiduo”

Laurence Sterne, Cissy van Marxveldt, Arundhati Roy, Carlo Collodi, Ludwig Bechstein, Gerhard Bengsch

De Engels-Ierse schrijver Laurence Sterne werd geboren op 24 november 1713 in Clonmel, Tipperary, Ierland. Zie ook mijn blog van 24 november 2006 en ook mijn blog van 24 november 2008 en ook mijn blog van 24 november 2009.

 

Uit: The Life and Opinions of Tristram Shandy, Gentleman 

 

To my uncle Mr. Toby Shandy do I stand indebted for the preceding anecdote, to whom my father, who was an excellent natural philosopher, and much given to close reasoning upon the smallest matters, had oft, and heavily, complain’d of the injury; but once more particularly, as my uncle Toby well remember’d, upon his observing a most unaccountable obliquity, (as he call’d it) in my manner of setting up my top, and justifying the principles upon which I had done it,-the old gentleman shook his head, and in a tone more expressive by half of sorrow than reproach,-he said his heart all along foreboded, and he saw it verified in this, and from a thousand other observations he had made upon me, That I should neither think nor act like any other man’s child:–But alas! continued he, shaking his head a second time, and wiping away a tear which was trickling down his cheeks, My Tristram’s misfortunes began nine months before ever he came into the world.
–My mother, who was sitting by, look’d up,-but she knew no more than her backside what my father meant,–but my uncle, Mr. Toby Shandy, who had been often informed of the affair,-understood him very well.
I know there are readers in the world, as well as many other good people in it, who are no readers at all,-who find themselves ill at ease, unless they are let into the whole secret from first to last, of every thing which concerns you.
It is in pure compliance with this humour of theirs, and from a backwardness in my nature to disappoint any one soul living, that I have been so very particular already. As my life and opinions are likely to make some noise in the world, and, if I conjecture right, will take in all ranks, professions, and denominations of men whatever,-be no less read than the Pilgrim’s Progress itself—and, in the end, prove the very thing which Montaigne dreaded his essays should turn out, that is, a book for a parlour-window;-I find it necessary to consult every one a little in his turn; and therefore must beg pardon for going on a little further in the same way: For which cause, right glad I am, that I have begun the history of myself in the way I have done; and that I am able to go on tracing every thing in it, as Horace says, ab Ovo.”

 


Laurence Sterne (24 november 1713 – 18 maart 1768)

Marmeren buste van Sterne in Shandy Hall, Coxwold, York

 

Lees verder “Laurence Sterne, Cissy van Marxveldt, Arundhati Roy, Carlo Collodi, Ludwig Bechstein, Gerhard Bengsch”

Hans Sahar

De Nederlandse schrijver van Marokkaanse afkomst Hans Sahar (pseudoniem van Farid Boukakar) werd geboren in Al Hoceima, Marokko, in 1974. Zie ook mijn blog van 14 mei 2010.

 

Uit: Hoezo bloedmooi

 

Voordat hij in slaap viel, dacht hij aan die vorige vakantie toen ze met z’n allen naar Marokko waren geweest. Wat een geluk! Het gevoel dat je thuiskomt,dat je welkom bent, dat je gelijk bent aan alle anderen, dat niemand vuile kankerturk tegen je zegt. Elke dag naar het strand en de haven met alle bars. Zoveel zon en warmte. Wat was hij daar hard aan toe. Het enige wat er nog moest gebeuren… verdomme, hij zou alles in één klap oplossen.”

(…)

 

„Weer werd hij somber. Ben je negentien en heb je al een paar jaar gezeten. Zit je weer in de bak. Wat is dit voor leven? Zinloos. Als je zo doorgaat haal je de vijfentwintig niet. Dit is niet vol te houden. Je bent een groot brok dynamiet met een vervloekt klein lontje. En telkens ontploft de hele klerezooi. En tenslotte komt een keer de grote knal en is alles voorbij.
Als je nou zeker wist dat er een hemel was, dan kon je eigenlijk maar beter doodgaan.“

 


Hans Sahar (Al Hoceima, 24 november 1974)

 

Henri Borel

De Nederlandse schrijver en journalist Henri Jean Francois Borel werd geboren in Dordrecht op 23 november 1869. Hij was de zoon van kapitein der artillerie (later luitenant-kolonel en generaal-majoor) George Frederik Willem Borel. Een van zijn voorouders was waarschijnlijk de Franse zwartromantische schrijver Petrus Borel. Borel studeerde in Leiden en was vervolgens (van 1894-1899) tolk in China en ambtenaar voor Chinese aangelegenheden in Nederlands-Indië. Na zijn terugkeer in Nederland, in 1913, werd hij journalist en literair criticus voor De Telegraaf en Het Vaderland. Daarnaast schreef hij diverse boeken. Als romancier werd hij bekend met „Het jongetje“ (1898) en „Het zusje“ (1900). Door de kritiek werden deze doorgaans afgewezen, getuige de vele drukken werden ze door het grote publiek gewaardeerd. Ook Louis Couperus bewonderde Borel zeer, zoals te lezen is in Couperus roman Metamorphose (1897). Verder schreef hij Chinees-wijsgerige boeken als Wijsheid en schoonheid van China (1895), Kwan Yin: een boek van de goden en de hel (1896), De Chineesche filosofie toegelicht voor niet-sinologen (drie delen, 1896-1931) en De geest van China (1916). Hij was bevriend met Frederik van Eeden, Johan Thorn Prikker en Louis Couperus.

 

Uit: Het jongetje

 

“Hij was nog een heel erg Jongetje. Hij vond zichzelf al een beetje een meneer, sedert hij op de Hoogere Burgerschool was, en een lange broek aan had. Ook wist hij zoo nog al het een en ander, wat schooljongens in den Haag al zoo heel gauw weten, en hij vloekte ook wel, als de andere er bij waren, en lachte om allerlei leelijke dingen, zonder de gemeenheid te voelen.

Maar in zijn hart was hij nog een heel erg Jongetje gebleven. En ik zeg dit, omdat ik het weten kan. Hij liep meestal in een zwart pakje, dat stond hem het beste, zei moê; zijn lange broek had hij nog maar kort aan; en daarom liepen zijn beenen er nog wat moeilijk en verlegen in, alsof hij nog niet goed groot durfde zijn. Hij droeg een rond zwart hoedje, met zijde geboord en met een zijden lint. Onder een wit liggend boordje droeg hij een breedgestrikte das, en aan zijn mouwen vastgespeld witte manchetten. Een wit zakdoekje kwam uit zijn vestjeszak kijken. Voor al die dingen zorgde moê. Maar het boordje en de manchetten waren heel gauw vuil, en hij beet gaatjes in zijn zakdoeken, en smeerde er inkt aan. Hij had een wandelstok met een gouden knop, dien hij zooveel mogelijk op straat liet zien. Nog al een deftig jongetje was hij, en wou dat ook erg graag zijn. Hij was in den groei, en erg tenger, met een bleek gezicht, en hij wist dat dit een beetje voornaam was. Hij wist ook, dat de meisjes hem wel mochten, en liep een heele boel meisjes tegelijk na. Op de groote kinderbals in den Haag kwam hij vroeger in zwart fluweel, met korte broek, zwart zijden kousen en verlakte schoentjes met strikken, en dan maakte hij zichzelf wijs dat hij een prins of een graaf was. Vol decoraties, gouden sterren en bloemen van de cotillon, kwam hij daarvan thuis, en dan stond hij zich heel lang in den spiegel te bekijken, met al die glorie op zijn borst, vóór hij in bed ging. Een roosje en een lintje van het állerliefste meisje, – van een klein, wonderteer wezentje, feeëriek in tulle en kant -, ging meê, onder zijn kussen. – Maar hij had telkens weer een ánder allerliefst meisje, en was heel ontrouw, ofschoon hij een ridder wilde zijn.”

 


Henri Borel (23 november 1869 – 31 augustus 1933)

 

Paul Celan, Marcel Beyer, Jennifer Michael Hecht

De Duits-Roemeense dichter Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Zie ook mijn blog van 23 november 2006 en ook mijn blog van 29 maart 2006  en ook mijn blog van 23 november 2007 en ook mijn blog van 23 november 2008 en ook mijn blog van 23 november 2009.

 

Sprich auch du

Sprich auch du,
sprich als letzter,
sag deinen Spruch.

Sprich –
Doch scheide das Nein nicht vom Ja.
Gib deinem Spruch auch den Sinn:
gib ihm den Schatten.

Gib ihm Schatten genug,
gib ihm so viel,
als du um dich verteilt weißt zwischen
Mittnacht und Mittag und Mittnacht.

Blicke umher:
sieh, wie’s lebendig wird rings –
Beim Tode! Lebendig!
Wahr spricht, wer Schatten spricht.

Nun aber schrumpft der Ort, wo du stehst:
Wohin jetzt, Schattenentblößter, wohin?
Steige. Taste empor.
Dünner wirst du, unkenntlicher, feiner!
Feiner: ein Faden,
an dem er herabwill, der Stern:
um unten zu schwimmen, unten,
wo er sich schimmern sieht: in der Dünung
wandernder Worte

 

Harnischstriemen

Harnischstriemen, Faltenachsen,
Durchstich-
punkte:
dein Gelände.

An beiden Polen
der Kluftrose, lesbar:
dein geächtetes Wort.
Nordwahr. Südhell.

 

 

Met wisselende sleutel

Met wisselende sleutel
ontsluit je het huis, waarin
de sneeuw van ’t verzwegene woedt.
Naar gelang het bloed opwelt
uit je oog of je mond of je oor
wisselt je sleutel.

Wisselt je sleutel, wisselt het woord
dat woeden mag met de vlokken.
Naar gelang de wind die jou wegstoot,
balt om het woord zich de sneeuw.

 

 Vertaald door Frans Roumen

 

Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)

 

Lees verder “Paul Celan, Marcel Beyer, Jennifer Michael Hecht”

Sait Faik Abasıyanık, Guy Davenport, Nigel Tranter, Marieluise Fleißer, Nirad C. Chaudhuri

De Turkse schrijver Sait Faik Abasıyanık werd geboren op 23 november 1906 in Adapazarı. Zie ook mijn blog van 23 november 2008

 Uit: Hisht, Hisht!… (Vertaald door Ufuk Özdağ)

 

„Maybe it’s a bird. Maybe it’s a tortoise. Maybe a hedgehog. Or maybe a fish, a monster, calling out from the sea nearby. Maybe a cormorant. Maybe a mihaliki1 bird.

Or better still, why don’t I, myself, start a “hisht hisht.” Right at that instant, I began murmuring a sound, not at all resembling the hisht hisht sound that was going on . . . a sound, though I wrestled, that would not resemble the sound I had been hearing.

All of a sudden, a man and a woman appeared ahead of me. They asked for the road to Kalpazankaya.2 “You’re right on it,” I replied. It seemed as though the road moved . . .  as though they didn’t walk. They became distant to me in a matter of steps. I noticed the priest’s son lying facedown among the sheep. From his face rose a creature, silly and like a freckled rooster. He wiped saliva from his mouth. He grabbed the lamb by its legs. He fell with the lamb. He kissed the lamb on its nose. He stared about with an ugly, silly, jerk-off’s face. Now I was in a flower field. It was, no doubt, some kind of bird that kept saying “hisht hisht” to me. Y’see, there certainly are birds like that. They do not go “chirp chirp”; they go “hisht hisht.” A bird it was, a bird.

A man was spading the ground. He was stepping on the metal of the spade, and was tilling the soil, reddish in color, upside down.

“Hello there, my fellow friend!” he said.“

 

 

Sait Faik Abasıyanık (23 november 1906 – 11 mei 1954)

 

Lees verder “Sait Faik Abasıyanık, Guy Davenport, Nigel Tranter, Marieluise Fleißer, Nirad C. Chaudhuri”