Joseph Boyden, Bruce Bawer, John Keats, Nick Stone

De Canadese schrijver Joseph Boyden werd geboren op 31 oktober 1966 in Willowdale, Ontario. Zie ook mijn blog van 31 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Joseph Boyden op dit blog.

 

Uit: Through Black Spruce

„Or my second option was to make up my mind that the cold, that nature, was just an unfortunate clash of weather systems. If I made my mind up this second way, that the physical world no longer held vengeance and evil just beyond the black shadow of spruce, then I’d try and make do with what I had.And when I realized what an idiot I was for ending up here all alone without the proper gear—just a jean jacket with a sweater under it and running shoes on my feet—I’d get angry, desperate for some sense of fairness in the world, and begin to panic.

Me, I preferred the first option, that Mother Nature was one angry slut. She’d try and kill you first chance she got.You’d screwed with her for so long that she was happy to eliminate you. But more than that, the first option allowed me to get angry right away, to blame some other force for all my troubles.The panic came much quicker this way, but it was going to come anyways, right?

And so me, I climbed out of my cockpit and onto the wing on that frigid afternoon in my jean jacket and running shoes, walked along the wing, fearful of the bush and the cold and a shitty death all around me.

I decided to make my way to the bank to collect some firewood and jumped onto the frozen creek. I sank to my chest in that snow, and immediately realized I was a drunken fool. The shock of fast-flowing ice water made my breath seize, tugging at my legs, pulling at my unlaced running shoes so that the last thing my feet felt was those shoes tumbling away with the current.

By the time I flopped back onto the wing, my stomach to my feet had so little feeling that I had to pull my way back to the cockpit with wet fingers, tearing the skin from them when they froze to the aluminum. My breath came in hitches.When I tried my radio, and my wife finally picked it up, she couldn’t understand me. She thought I was a kid fooling around on his father’s CB and hung up on me.

Like I said, panic came quick. I could waste more time and the last of my energy calling back, hoping to get Helen to understand it was me and that I needed help now, but how to tell her exactly where I was? They might be able to find me tomorrow in daylight, but not now with the night closing in. And so I did what I knew I had to do. I crawled out of the cockpit again, onto my other wing, and threw myself off it, hoping not to find more water under the snow.“

 

Joseph Boyden (Willowdale, 31 oktober 1966)

Lees verder “Joseph Boyden, Bruce Bawer, John Keats, Nick Stone”

Carlos Drummond de Andrade, Irina Denezhkina, Ernst Augustin, Jean Améry

De Braziliaanse dichter Carlos Drummond de Andrade werd geboren op 31 oktober 1902 in Itabira, een klein dorpje in de staat Minas Gerais. Zie ook mijn blog van 31 oktober 2008 en ook mijn blog van 31 oktober 2009 en ook mijn blog van 31 oktober 2010

 

Het kontje, ach hoe aardig

Het kontje, ach hoe aardig.

Lacht altijd, nooit tragisch

Kan niet schelen wat

van voren zit. Het kontje is zichzelf genoeg.

Is er nog meer? Misschien de borsten.

Nou-moppert het kontje-die jongens

hebben nog heel wat voor de boeg

Het kontje is twee tweelingmanen

in een bolrond wiegen. Loopt vanzelf

in zijn lieftallige cadans, zijn wonder

twee in een te zijn, volledig.

Het kontje, vermaakt zich

in zijn eentje. En bemint.

In bed beweegt het. Bergen

rijzen, dalen. Golven slaan

op grenzeloze kust.

Daar gaat het kontje, lachend. Blij.

Met de streling er te zijn, te schommelen.

Harmonieuze sferen hoog boven de chaos.

Het kontje is het kontje,

 

De dingen die in bed gebeuren zijn geheim van wie bemint

Het geheim van wie bemint

is: niet slechts vluchtig het genot

te kennen dat ons diep doordringt,

tot stand gebracht op deze aarde

en zo verre van de wereld

dat het lichaam, dat het lichaam vindt

en daarin voortgaat op zijn vaart,

de vrede vindt van groter gaarde,

vrede als in de dood, onaards,

als een nirwana, penisslaap

O bed, o zoet, zoet wiegelied,

slaap kindje, slaap kindje, slaap,

nu slaapt de boze jaguar,

nu slaapt de argeloze vagina,

en de sirene slaapt, de laatste

of voorlaatste…En de penis

slaapt, de poema, ’t uitgeputte

wilde dier. Slaap nu, o fulpen

sluier op en om je vulva.

En laten zij die minnen zwijgen,

tussen laken en gordijnen

nat van zaad, van de geheimen

van de dingen die in bed gebeuren

 

Vertaald door August Willemsen

 

Carlos Drummond de Andrade (31 oktober 1902 – 17 augustus 1987)

Lees verder “Carlos Drummond de Andrade, Irina Denezhkina, Ernst Augustin, Jean Améry”

Fjodor Dostojevski, Friedhelm Rathjen, Ezra Pound, Paul Valéry

De Russische schrijver Fjodor Michajlovitsj Dostojevski werd geboren ergens tussen 30 oktober en 11 november 1821 in Sint Petersburg. Zie ook mijn blog van 30 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Fjodor Dostojevski op dit blog.

Uit: Witte nachten (Vertaald door Marko Fondse)

„Neem hem eens van terzijde op, Nastjenka, en u zult meteen zien dat dit vreugdevolle gevoel reeds een gunstige uitwerking heeft gehad op zijn zwakke zenuwgestel en zijn ziekelijk overspannen fantasie. Kijk, zijn denken is reeds helemaal in de ban van een of ander… Wat denkt u, vertoeft hij in gedachten bij zijn avondmaal, bij de vrije avond die voor hem ligt? Wáár kijkt hij toch naar? Soms naar die deftig uitziende hier die zo’n schilderachtige buiging maakt voor die dame die in een schitterende, met snelvoetige rossen bespannen koets langs hem heen ijlt? Welnee, Nastjenka, wat kunnen dergelijke kleinigheden hem op dat moment eigenlijk schelen! Neen, momenteel is hij rijk omdat hij zijn eigen bijzondere leven leidt; hij heeft als het ware plotseling fortuin gemaakt en de laatste straal waarmee de uitdovende zon afscheid neemt heeft niet tevergeefs zo vrolijk voor hem gefonkeld en uit zijn warmgelopen hart een hele zwerm impressies te voorschijn geroepen. Op dat moment ziet hij amper de weg waarop hij loopt, hoewel er voordien op die weg niet het minste kon voorvallen, of het trof hem. Thans heeft ‘de godin fantasie’ (misschien heeft u Zjoekovski ook gelezen, Nastjenka) reeds met haar grillige hand haar gouden schering gegeven en is zij reeds doende voor zijn ogen de siermotieven van een sprookjesachtig, nog nooit geleefd bestaan aan te brengen – en wie weet, misschien heeft haar in luimen bedreven hand hem reeds opgeheven van het prachtig aangelegde granieten trottoir waarover hij huiswaarts wandelt, naar de kristallijnen zevende hemel. Probeert u hem nu maar eens staande te houden en hem opeens te vragen waar hij zich momenteel bevindt en welke straten hij is doorgekomen – dan zal zeker blijken dat hij daar niets meer van afweet, noch van waar hij geweest is, noch van waar hij momenteel is en blozend van ergernis zal hij een fatsoensleugentje verzinnen om de situatie te redden. Vandaar ook dat hij zo schrikachtig reageerde en bijna een kreet geslaakt had en ontzet om zich heenblikte, toen een allerbraafst oud vrouwtje hem op het trottoir staande hield om hem de weg te vragen. Met een frons van ergernis op zijn gezicht stapt hij verder, nauwelijks merkend dat meer dan één voorbijganger om hem moest glimlachen en hem nakijkt en dat een klein meisje, dat schuchter voor hem op zij gaat, met grote ogen staart naar de brede, contemplatieve glimlach en zijn gesticulerende handen en dat dan in lachen uitbarst.“

 


Fjodor Dostojevski (30 oktober 1821 – 9 februari 1881)
Standbeeld voor de Nationale Bibliotheek in Moskou

Lees verder “Fjodor Dostojevski, Friedhelm Rathjen, Ezra Pound, Paul Valéry”

Georg Heym, Kostas Karyotakis, Michal Ajvaz, Richard Sheridan, Phillipe Aubert de Gaspé

De Duitse dichter Georg Heym werd geboren op 30 oktober 1887 in Hirschberg. Zie ook mijn blog van 30 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Georg Heym op dit blog.

 

Die Stadt

Sehr weit ist diese Nacht. Und Wolkenschein

Zerreißet vor des Mondes Untergang.

Und tausend Fenster stehn die Nacht entlang

Und blinzeln mit den Lidern, rot und klein.

Wie Aderwerk gehn Straßen durch die Stadt,

Unzählig Menschen schwemmen aus und ein.

Und ewig stumpfer Ton von stumpfem Sein

Eintönig kommt heraus in Stille matt.

Gebären, Tod, gewirktes Einerlei,

Lallen der Wehen, langer Sterbeschrei,

Im blinden Wechsel geht es dumpf vorbei.

Und Schein und Feuer, Fackeln rot und Brand,

Die drohn im Weiten mit gezückter Hand

Und scheinen hoch von dunkler Wolkenwand.

 

An mein Herz…

An mein Herz! Auf daß es ruhig werde.

Daß es lerne, wieder ruhig schlagen.

Ruhlos ward’s, ein Schiff, das Stürme jagen,

Nacht und Tag umwandert es die Erde.

Durch die Straßen werde ich getrieben,

Von der Leidenschaften Mörderkräften

Aufgejagt, es kreist in meinen Säften

Wie ein Gift, dich bitterlich zu lieben.

Ein Ahasver, der dem Tod nachrennet

Wie ein Pfeil, such ich nach deinem Kleide.

Ach, wo bist du, Herz ! Wo ist die Weide

Meiner Labsal, eh mein Geist verbrennet.

An mein Herz ! Ich kann an nichts mehr denken,

Als an dich, daß ich dich bald umarme,

Wie ein Blitz, der aus dem Wolkenschwarme

Blendend fällt, ins Meer sich zu versenken.

 

Georg Heym (30 oktober 1887 – 16 januari 1912)

Lees verder “Georg Heym, Kostas Karyotakis, Michal Ajvaz, Richard Sheridan, Phillipe Aubert de Gaspé”

Jan Van Loy

De Vlaamse schrijver Jan Van Loy werd op 30 oktober 1964 geboren te Herentals, in de Antwerpse Kempen. Plannen om striptekenaar of professioneel gitarist te worden liepen uit op niets. Na het lezen van De Kapellekesbaan en Catch-22 besloot hij om schrijver te worden. Na zijn burgerdienst ging hij naar de universiteit, begon met Rechten maar eindigde met een diploma Wijsbegeerte.In 2001 won hij met zijn verhaal De hel van Jan Foster de Nieuw Proza Prijs. Zijn roman Bankvlees werd bekroond met de Debuutprijs 2005. Alfa Amerika stond op de shortlist van de Gouden Uil 2006, De heining op de shortlist van de Gouden Uil 2009. Jan Van Loy woont en werkt in Antwerpen.

 

Uit: Bankvlees

„De wereld valt niet te veranderen, maar toch proberen we het nog een keer. Met soep.
‘De wereld valt wel te veranderen,’ zegt Anja, een mollige studente die, af te zien aan de heftigheid waarmee ze de uien te lijf gaat, heel wat energie uit haar vetreserves put. ‘Vergelijk maar eens hoe het nu is met hoe het was in de negentiende eeuw.’
‘Cosmetica,’ zeg ik. ‘Twee seconden beschaving verandert niks aan een uur dierlijkheid.’
Onze stemmen resoneren in een uitgestrekte keuken, opgetrokken uit roestvrij staal en witte tegels.
‘Jij bent een pessimist,’ zegt Anja, ‘en pessimisme is conservatief.’
Who cares? Ik sta hier alleen maar prei en penen te hakken omdat ik bijna dol was geworden van het alternatief: thuis zitten met een kop vol dissonanten en niemand om te luisteren.
‘Luister, Anja’tje, ik ben vrijwillig uit de ratrace gestapt. Vind jij dat conservatief?’
‘Noem me niet Anja’tje, oké?’
De groentesoep bevat schilfertjes van een stuk vlees dat in de supermarkt ‘zenuwstuk’ wordt genoemd. Waarom geven we ze geen flinke brokken te kauwen? Zo wordt die soep toch wat substantiëler, pleit ik.
‘Dat is een budgetkwestie,’ zegt Erik, grote baas van de soeponderneming, maar zelf noemt hij zich liever coördinator.“

 


Jan Van Loy (Herentals, 30 oktober 1964)

Georg-Büchner-Preis voor Friedrich Christian Delius

Georg-Büchner-Preis voor Friedrich Christian Delius

 

Gisteren heeft de Duitse schrijver Friedrich Christian Deliusin Darmstadt de Georg-Büchner-Preis in ontvangst genomen. De Georg-Büchner-Preis is de belangrijkste literaire prijs in Duitsland en het Duitse taalgebied. De Deutsche Akademie für Sprache und Dichtung is verantwoordelijk voor de toekenning. Friedrich Christian Deliuswerd geboren in Rome op 13 februari 1943.Zie ook alle tags voor Friedrich Christian Deliusop dit blog.

Uit: Die Frau, für die ich den Computer erfand

“An einem heißen Julitag 1994 entdeckte ich auf der Terrasse des Gasthauses “Burg Hauneck”, auf einer abgelegenen Höhe des hessischen Berglands, den alten Herrn, den ich seit Jahren zu sprechen suchte. Obwohl wir verabredet waren, glaubte ich im ersten Moment an eine Erscheinung: so weiß leuchtete sein Haar im Spätnachmittagslicht. Ich trat näher, schaltete das Aufnahmegerät ein, begrüßte ihn und fand später folgende Sätze auf sieben Tonbändern gespeichert:

(Zwischen Oberstoppel und Unterstoppel)

Ja, der bin ich. Aber sprechen Sie meinen Namen nicht so ehrfürchtig aus, junger Mann! Ich bin hier in Zivil, und Sie hoffentlich auch … Setzen Sie sich! Nein, neben mich, damit Sie was von der Landschaft haben. Außerdem hör ich besser auf dem linken Ohr. Ich hab Ihnen ja gesagt, Sie werden mich auf Anhieb finden, so viele Doppelgänger hab ich nicht, jedenfalls nicht auf der Höhe zwischen Oberstoppel und Unterstoppel … Ganz meinerseits. Ich freue mich, Sie wiederzusehen. Bitte, nehmen Sie Ihr Gert aus der Tasche, legen Sie es auf den Tisch, ich hab keine Angst vor diesen Maschinchen … Dafür sind wir ja noch gut, wir Alten, dass wir die Mikrofone füttern, die unersättlichen Raubtiere … Sie haben auch so ein winziges. Früher, die großen fand ich viel schnittiger, da kam man sich gleich irgendwie bedeutend vor … Sie haben Ihr Zimmer bezogen? Alles in Ordnung? … Ja, es ist einfach, aber solide, ich mag diese einfachen Landgasthöfe.

Das Schwimmbad im Keller hätten sie sich sparen können meinetwegen, Schwimmen auf dem Stoppelsberg, das passt irgendwie nicht, oder? … Haben Sie die Hitze gut Überstanden? … Ich hab uns den Ecktisch reservieren lassen, mein Stammplatz, bin oft hier oben. Ist doch schön, der weite Blick in die Rhön hinein, auf die spitzen Berge, direkt auf das Hessische Kegelspiel … Sehr gut, ich sehe, Sie haben keine Frage im Gesicht, was das nun wieder sein soll, das Hessische Kegelspiel. Schon die Hessen aus Frankfurt oder Wiesbaden, keine Ahnung haben sie von den Schönheiten der Vorderrhön, von diesen Basaltkuppeln, den eleganten Basaltkuppeln, erloschne Vulkane, einer neben dem andern. Fast so anmutig wie die Hügel in der Toskana, finden Sie nicht? … Ich weiß, das hab ich nicht vergessen … Trotzdem, ich gratuliere, der Test mit dem Kegelspiel ist bestanden. Heimatkunde, das ist immer ein Pluspunkt bei mir. Auch das glaubt mir keiner … Aber nicht dass Sie denken, ich hätte Sie nur deswegen hierher auf den Stoppelsberg eingeladen, weil Sie die Gegend kennen … Das werd ich Ihnen noch verraten, später, weshalb Sie heute neben mir sitzen und kein anderer …“

Friedrich Christian Delius (Rome, 13 februari 1943)

Harald Hartung, Matthias Zschokke, Claire Goll, Mohsen Emadi, Zbigniew Herbert

De Duitse schrijver, dichter en literatuurwetenschapper Harald Hartung werd geboren op 29 oktober 1932 in Heme. Zie ook mijn blog van 29 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Harald Hartung op dit blog.

 

Vergessene Zeile

Gestern sehr früh fiel mir eine Zeile ein
Sie handelte vom Tod und begann Der Tod…
dann folgte etwas wie eine Behauptung

Sie schien mir gut und tröstete mich zugleich
so daß ich liegen blieb und mein Glück genoß

Dann stand ich auf Der Tod ist … probierte ich
und hatte vergessen wie es weiterging

Der Tod ist eine vergessene Zeile.

 

 Mantegnas Sebastian

Ich zählte alle Pfeile
die er an seinem Leib trägt

die Stellen wo sie eintreten
die Stellen wo sie austreten
auch die verdeckten

und vergaß über meinem Zählen
den eigenen Schmerz

Ich trat hinaus in das Licht des Kanals
Zwischen Schmutz
und dümpelnden Plastikflaschen

trieb bäuchlings ein Teddybär
Da trat mir das Salz ins Aug

 

 Blick in den Hof

Während es anfängt zu schneien
schaukelt das Mädchen im Hof
schaukelt sich tief
ins wachsende weiße Dunkel
Glück ist ein Sekundenschlaf
Ich schaue auf, die leere Schaukel
schwingt noch ein wenig nach

 

Harald Hartung (Herne, 29 oktober 1932)

Lees verder “Harald Hartung, Matthias Zschokke, Claire Goll, Mohsen Emadi, Zbigniew Herbert”

Dominick Dunne, Aleksandr Zinovjev, Georg Engel, Jean Giraudoux, André Chénier

De Amerikaanse schrijver, journalist en filmproducent Dominick Dunne werd geboren 29 oktober 1925 in Hartford, Connecticut. Zie ook alle tags voor Dominick Dunne op dit blog.

Uit: Another City, Not My Own

„Certainly, there are enough references to his obliteration in his journal in the months before he was found dead in the media room of his country house in Prud’homme, Connecticut, where he had been watching the miniseries of one of his novels, A Season in Purgatory. The book was about a rich young man who got away with murder because of the influence of his prominent and powerful father. Getting away with murder was a relentless theme of Gus Bailey’s. He was pitiless in his journalistic and novelistic pursuit of those who did, as well as of those in the legal profession who created the false defenses that often set their clients free. That book, the miniseries of which he was watching, had brought Gus Bailey and the unsolved murder in Greenwich, Connecticut, which, to avoid a libel suit, he had renamed Scarborough Hill, a great deal of notoriety at the time of its publication, resulting in the reopening of the murder case by the police. Gus had fervently believed that the case remained unsolved because the police had been intimidated by the power and wealth of the killer’s family, which extended all the way to the highest office in the land.
“It was exactly the same thing in the Woodward case,” said Gus, who had written an earlier novel about a famous society shooting in the aristocratic Woodward family on Long Island in the fifties called The Two Mrs. Grenvilles. “The police were simply outdazzled by the grandeur of Elsie, whom I called Alice Grenville, and Ann Woodward got away with shooting her husband.”
As always, when Gus’s passions were involved in his writing, he ruffled feathers. Powerful families became upset with him. He created enemies.
“You seem to have annoyed a great many very important people,” said Gillian Greenwood of the BBC, as a statement not a question, in the living room of Gus Bailey’s New York penthouse, where she was interviewing him on camera for a documentary on his life called The Trials of Augustus Bailey“.

 

Dominick Dunne (29 oktober 1925 – 26 augustus 2009)

Lees verder “Dominick Dunne, Aleksandr Zinovjev, Georg Engel, Jean Giraudoux, André Chénier”

Evelyn Waugh, JMH Berckmans, Uwe Tellkamp

De Britse schrijver Evelyn Waugh werd geboren in Londen op 28 oktober 1903. Zie ook mijn blog van 28 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Evelyn Waugh op dit blog.

 

Uit: Brideshead Revisited

„I thanked him.
“Yes, it’s indulgent of me, but it all comes out of capital, you know. . . . I suppose this is the time I should give you advice. I never had any myself except once from your cousin Alfred. Do you know in the summer before I was going up, your cousin Alfred rode over to Boughton especially to give me a piece of advice? And do you know what that advice was? ‘Ned,’ he said, ’there’s one thing I must beg of you. Always wear a tall hat on Sundays during term. It is by that, more than anything, that a man is judged.’ And do you know,” continued my father, snuffling deeply, “I always did? Some men did, some didn’t. I never saw any difference between them or heard it commented on, but I always wore mine. It only shows what effect judicious advice can have, properly delivered at the right moment. I wish I had some for you, but I haven’t.”

 

Anthony Andrews en Jeremy Irons als Sebastian en Charles

In de tv-serie Brideshead Revisited uit 1981


My cousin Jasper made good the loss; he was the son of my father’s elder brother, to whom he referred more than once, only half facetiously, as “the Head of the Family”; he was in his fourth year and, the term before, had come within appreciable distance of getting his rowing blue; he was secretary of the Canning and president of the J.C.R. – a considerable person in college. He called on me formally during my first week and stayed to tea; he ate a very heavy meal of honey-buns, anchovy toast and Fuller’s walnut cake, then he lit his pipe and, lying back in the basket-chair, laid down the rules of conduct which I should follow; he covered most subjects; even to-day I could repeat much of what he said, word for word. “. . . You’re reading History? A perfectly respectable school. The very worst is English Literature and the next worst is Modern Greats. You want either a first or a fourth. There is no value in anything between. Time spent on a good second is time thrown away. You should go to the best lectures – Arkwright on Demosthenes for instance – irrespective of whether they are in your school or not. . . . Clothes. Dress as you do in a country house. Never wear a tweed coat and flannel trousers – always a suit. And go to a London tailor; you get better cut and longer credit. . . . Clubs. Join the Carlton now and the Grid at the beginning of your second year. If you want to run for the Union – and it’s not a bad thing to do – make your reputation outside first, at the Canning or the Chatham, and begin by speaking on the paper. . . . Keep clear of Boar’s Hill . . .” The sky over the opposing gables glowed and then darkened; I put more coal on the fire and turned on the light, revealing in their respectability his London-made plus fours and his Leander tie. . . . “Don’t treat dons like schoolmasters; treat them as you would the vicar at home. . . . You’ll find you spend half your second year shaking off the undesirable friends you made in your first. . . . Beware of the Anglo-Catholics – they’re all sodomites with unpleasant accents. In fact, steer clear of all the religious groups; they do nothing but harm. . . .”

 

Evelyn Waugh (28 oktober 1903 – 10 april 1966)

Portret door Henry Lamb, 1929

Lees verder “Evelyn Waugh, JMH Berckmans, Uwe Tellkamp”

John Hollander, Al Galidi, Johannes Daniel Falk, Karl Philipp Conz

De Amerikaanse dichter en criticus John Hollander werd geboren op 28 oktober 1929 in New York. Zie ook mijn blog van 28 oktober 2009 en ook mijn blog van 28 oktober 2010

 

Adam’s Task
“And Adam gave names to all cattle, and to the fowl of the air, and to every beast of the field. . . ”
– Gen. 2:20

Thou, paw-paw-paw; thou, glurd; thou, spotted
Glurd; thou, whitestap, lurching through
The high-grown brush; thou, pliant-footed,
Implex; thou, awagabu.

Every burrower, each flier
Came for the name he had to give:
Gay, first work, ever to be prior,
Not yet sunk to primitive.

Thou, verdle; thou, McFleery’s pomma;
Thou; thou; thou — three types of grawl;
Thou, flisket, thou, kabasch; thou, comma-
Eared mashawok; thou, all; thou, all.

Were, in a fire of becoming,
Laboring to be burned away,
Then work, half-measuring, half-humming,
Would be as serious as play.

Thou, pambler; thou, rivarn; thou, greater
Wherret, and thou, lesser one;
Thou, sproal; thou, zant; thou, lily-eater.
Naming’s over. Day is done.

John Hollander (New York, 28 oktober 1929)

Lees verder “John Hollander, Al Galidi, Johannes Daniel Falk, Karl Philipp Conz”