Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Lytton Strachey

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook alle tags voor Jan Eijkelboom op dit blog.

21 november 1981

Je liep daar naast mij in je gouden jack.
Ik liep je nog te leren kennen,
jij moest nog aan de oorlog wennen
die ik nog niet had afgelegd.
Wij gingen tegendraads de mensen tegemoet
die als een kalme waterval
vanaf de hoge bruggen kwamen.
Het was de allereerste stoet
die ik ooit zag waarin de namen
van allen waren uitgewist
en waarin elk gezicht
toch toebehoren bleef
aan wie daar samen waren.

Geen leus kwam uit de vele monden,
alleen ging keer op keer de donder,
de zachte donder van de vrede door
de gelederen die niet marcheerden.

Wij gingen stroomopwaarts over de Rozengracht,
legden soms aan en dronken om de naam
likeuren die op andre dagen
te zoet zijn zouden voor een keel
die meer op rauw geweld
was ingesteld, maar die nu mede
te fluisteren begon, wat
allengs aanzwol tot de donder,
de zachte donder van de vrede.

Jij stond daar naast me in je gouden jack.
Het oproer bleef uitbundig stromen.
Ik heb mijn ransel afgenomen
en achteloos opzijgelegd.

 

De omgekeerde zuilen van Venasque

Na lange wandeling over cols, door ravijnen
dronken wij op het dorpsplein de wijn
met volle teugen, als was dit het water
door de waard uit de ronde fontein
in het midden gehaald.

Ik behoorde nog tot de gelukzaligen
die zich laven en het er dan bij laten.
In het uit de rotsen gehouwen kerkje
zagen wij toen antieke zuilen
ondersteboven geplaatst:

kapiteel op de grond, voet tegen ’t plafond.
Wisten die christenen veel van de Ouden –
en zouden wij zelf ook niet zo willen leven:
omgekeerd, achterstevoren, andersom
als het kon?

 
Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)
Cover

Lees verder “Jan Eijkelboom, Franzobel, Jim Crace, Franz Hohler, Lytton Strachey”

Robert Lowell, Jacques Chessex, Ryūnosuke Akutagawa, Sabina Lorenz, Richard Wilbur Ralph Ellison

De Amerikaanse dichter Robert Traill Spence Lowell werd geboren op 1 maart 1917 in Boston. Zie ook alle tags voor Robert Lowell op dit blog.

The Ruins Of Time

(Quevedo, Mire los muros de la partia mia and
Buscas en Roma a Roma, (!)O peregrino!)

I

I saw the musty shingles of my house,
raw wood and fixed once, now a wash of moss
eroded by the ruin of age
furning all fair and green things into waste.
I climbed the pasture. I saw the dim sun drink
the ice just thawing from the boldered fallow,
woods crowd the foothills, sieze last summer’s field,
and higher up, the sickly cattle bellow.
I went into my house. I saw how dust
and ravel had devoured its furnishing;
even my cane was withered and more bent,
even my sword was coffined up in rust—
there was no hilt left for the hand to try.
Everything ached, and told me I must die

II

You search in Rome for Rome? O Traveller!
in Rome itself, there is no room for Rome,
the Aventine is its own mound and tomb,
only a corpse recieves the worshipper.
And where the Capitol once crowned the forum,
are medals ruined by the hands of time;
they show how more was lost by chance and time
the Hannibal or Ceasar could consume.
The Tiber flows still, but its waste laments
a city that has fallen in its grave—
each wave’s a woman beating at her breast.
O Rome! Form all you palms, dominion, bronze
and beauty, what was firm has fled. What once
was fugitive maintains its permenance.

 
Robert Lowell (1 maart 1917 – 12 September 1977)
Cover

Lees verder “Robert Lowell, Jacques Chessex, Ryūnosuke Akutagawa, Sabina Lorenz, Richard Wilbur Ralph Ellison”

Jean-Edern Hallier, Steven Barnes, Mercedes de Acosta, Marcel Cabon, William Dean Howells

De Franse schrijver Jean-Edern Hallier werd geboren op 1 maart 1936 in Saint-Germain-en-Laye. Zie ook alle tags voor Jean-Edern Hallier op dit blog.

Uit: Carnets Impudiques

«… Sans les femmes, je ne serais rien. Je suis rassuré de l’entendre. – Jean-Edern, viens, viens… Je suis venu, et en me redressant, je suis allé me regarder dans la glace du cabinet de toilette, les cheveux hirsutes, le poil dru sur le menton, entre des plaques espacées de peau douce, qui sont toujours restées imberbes depuis mes blessures d’enfance, lors du siège de Budapest, en 1945. J’ai les paupières lourdes, les cernes sous les yeux, rimmelisé d’épuisement, acteur et unique spectateur de mon théâtre intime, je deviens à la fois Auguste le clown, et Auguste l’empereur, dont Suétone racontait qu’au dernier jour de sa vie, réclamant un miroir, il demandait à ses proches « s’il avait bien joué jusqu’au bout la farce de sa vie ».
(…)

“Je lui passe le volant à 150, 180, 190, elle appuie sur l’accélérateur.
– Et si nous avions un accident d’amour ? me dit-elle.
– Quand tu veux, mais après une dernière nuit… Pensais-je, sans lui dire, en la contemplant de profil. Elle était presque redevenue belle : pas encore assez nue sous sa robe, peut-etre. Ca ne m’empechait pas de la regarder exprès dans les virages, à son grand désespoir, pour voir si elle était mieux que la mort.”

 
Jean-Edern Hallier (1 maart 1936 – 12 januari 1997)

Lees verder “Jean-Edern Hallier, Steven Barnes, Mercedes de Acosta, Marcel Cabon, William Dean Howells”

In Memoriam Hugo Brandt Corstius

In Memoriam Hugo Brandt Corstius

 De Nederlandse schrijver en taalwetenschapper Hugo Brandt Corstius is gisteren op 78-jarige leeftijd overleden. Hugo Brandt Corstius werd geboren in Eindhoven op 29 augustus 1935. Bekend werd hij ook onder de pseudoniemen Piet Grijs, Stoker, Raoul Chapkis en Battus. Zie ook alle tags voor Hugo Brandt Corstius op dit blog.

Uit: Nieuwe Missiereizen van Pater Key (als Raoul Chapkis)

“Hij verlaat het strand en neemt de bus naar de hoofdstad. Daar komt hij langs het huis van de kantonrechter en hoort de vrouw van de kantonrechter naar beneden roepen:
‘Liefje, kom je slapen?’. ‘Nee, vrouw ik moet nog wat stukken doornemen, ik heb er maar twee weken de tijd voor, en er is heel wat aan door te nemen’ is het harteloze antwoord. Voor hem op tafel ligt een ets van de heer A. Veldhoen waarop een fragment van een coïtus is afgebeeld. De kantonrechter neemt dit stuk aandachtig door. Zijn vrouw boven bijt in het kussen. Key loopt mistroostig door. Deze reis is het al te gek. Hij heeft veel meegemaakt. Een dag sudderen in een kookpot waar de inboorlingen vergeten hebben zout in te doen, Het gezelschap van de doorzichtige uitwerpselen der Worstelbormen. Het treiteren van brandnetels en viooltjes. Alles had hij verdragen. Maar deze toestanden werkten hem op de zenuwen. Gezonde volwassen mensen die zich door kledings- en gerechtelijke stukken laten weerhouden van hun natuurlijke functies, het vervult Key met weerzin.
Ten einde raad neemt hij de trein naar ‘s-Hertogenbosch en belt aan bij monseigneur Bekkers, de bisschop die al zoveel priesters uit hun gewetensnood heeft verlost, dat het niet onwaarschijnlijk is dat hij een zoon is van God, door Hem in de gedaante van een priester naar de aarde gezonden om de priesters te verlossen. Key vertelt Bekkers de laatste negen hoofdstukken. Ze gaan samen naar de televisiestudio van de K.R.O. en hier houdt monseigneur Bekkers een opzienbarende toespraak. ‘Gelovigen’ zegt hij ‘uw grote nood is mij ter ore gekomen. Ik heb goed nieuws voor u: van nu af aan kunt u er mee ophouden. Ik hou er zelf ook mee op. Niet alleen de Jezuieten laat ik vrij, allemaal wordt u losgelaten. Laat de kruisbeelden maar hangen, anders komt er zo’n lelijke plek op het behang, maar denk er verder niet meer aan. Het is mooi geweest. U bent van alles af.’ Pater Key mag met vacantie naar Tristan da Cunha. Maar dat hoort thuis in het volgende hoofdstuk.”

 

 
Hugo Brandt Corstius (29 augustus 1935 – 28 februari 2014)

Martin Suter, Yórgos Seféris, Marin Sorescu, Howard Nemerov, John Byrom, Saul Williams

De Zwitserse schrijver Martin Suter werd geboren op 29 februari 1948 in Zürich. Zie ook alle tags voor Martin Suter op dit blog.

Uit: Ein perfekter Freund

„Er tastete seinen Arm ab. Am linken Vorderarm stieß er auf ein He∫p¬aster, dann auf einen Infusionsschlauch.
Fabio spürte Panik hochkommen. Aber noch immer weigerte er sich, die Augen zu öΣnen. Zuerst mußte er sich erinnern, weshalb er im Krankenhaus lag.
Er befühlte seinen Kopf. Die Haare auf der fremden Häl∫e fühlten sich seltsam an. Wie eine Mütze. Ein Verband? Auch auf der linken Seite stimmte etwas nicht. Am Hinterkopf klebte ein P¬aster über einer schmerzenden Stelle. Hatte man ihn am Kopf operiert?
Hatte man ihm einen Tumor entfernt? Und mit ihm die Erinnerung daran, daß er einen gehabt hatte?
Er riß die Augen auf. Der Raum war abgedunkelt. Er konnte eine Infusions¬asche erkennen, die neben dem Bett an einem verchromten Ständer hing. An der Wand stand ein Tisch mit einem Blumenstrauß, darüber ein Kruzi⁄x. Über seinem Kopf hing ein HaltegriΣ. Ein Kabel wand sich darum mit einer Klingel, auf die er jetzt panisch drückte.
Nach einer Ewigkeit wurde die Tür geöΣnet. Eine Gestalt zeichnete sich im Neonlicht des Ganges ab, näherte sich, knipste eine Nachttischlampe an.
»Ja, Herr Rossi?«
Die Kissen und das schräg gestellte Kopfteil zwangen Fabio in eine halb sitzende Position. Die dünne Frau an seinem hohen Bettrand war fast auf Augenhöhe. Sie trug eine lose blaue Baumwollbluse über einer Hose aus dem gleichen Material. Und ein Namensschild, das Fabios Augen noch nicht entzffern konnten. Sie fühlte seinen Puls und fragte, ohne ihre Uhr aus den Augen zu lassen: »Wo sind Sie?”

 


Martin Suter (Zürich 29 februari 1948)

Lees verder “Martin Suter, Yórgos Seféris, Marin Sorescu, Howard Nemerov, John Byrom, Saul Williams”