Jeroen Brouwers, Alexander Osang, Ulla Hahn, Luise Rinser, John Boyne, Annie Dillard

De Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers werd geboren op 30 april 1940 in Batavia, de hoofdstad van het voormalige Nederlands-Indië (tegenwoordig Djakarta, Indonesië). Zie ook alle tags voor Jeroen Brouwers op dit blog.

Uit: Bittere bloemen

“Het beeld verspringt, – het duurde maar een fractie van tijd en er kwam benauwdheid bij opzetten, of hij stikte.
Hij legt zijn arm op de stoelleuning terug, de hand ontspannen. Als hij zo meteen werkelijk opduikt uit het onbewuste, zal hij die hand in een automatisme naar zijn mond brengen en in verwarring vaststellen dat het half opgerookte sigaartje zich niet meer tussen wijs- en middelvinger bevindt.
Het onbewuste, is dat wel een juiste omschrijving?
In de toestand van dit moment is hij op een of andere manier zich lucide bewust van wat hij ervaart, al is het ijl en vluchtig als in nerveus verspringende beelden uit de beginjaren van de film. Is het dus wel zeker dat hij droomt?
Nu is hij in een klaslokaal, de snor is weg, hij staat van alles te oreren, schrijft iets op het bord, het krijtje breekt. Zich met een vreemd, knorrend neusgeluid tot één cursiste in het bijzonder richtend, verpulvert zijn schoenzool het afgebroken stukje krijt, er ontstaat een spoor van zoolvormige witte afdrukken op de plankenvloer. Close-up van het meisje, te beginnen met haar parelzwarte ogen, maar voordat volledig op haar is ingezoomd, verbrokkelt haar gezicht, verdampt het en verdwijnt. ‘Zo heet ik niet’, zegt ze nog. Er slaat een deur dicht.
Hij schrikt wakker van zijn eigen gesnurk. Meteen zit hij rechtop, waarbij het houtwerk van de stoel verontrustend kraakt. Hand masserend in zijn nek, die pijn doet omdat hij, te ver achterover, meer op zijn kruin dan op zijn schouders heeft gerust, zijn gezicht horizontaal naar de vlammende lucht vol vogels, – hun geschreeuw is hij in zijn slaapje blijven horen. Zijn andere hand met de aaneengesloten wijs- en middelvinger gaat inderdaad naar zijn mond, die nog openhangt, hij ontmoet er de zeverdraden aan zijn kin. Slurpend sluit hij zijn lippen, opent hij zijn ogen, speurt hij snel en gegeneerd om zich heen naar mogelijke getuigen van zijn genurk, gekwijl, geschrokken overeindkoming en misschien heeft hij in zijn korte dommel hele monologen gemompeld of kreten geslaakt.”

 
Jeroen Brouwers (Batavia, 30 april 1940)

Lees verder “Jeroen Brouwers, Alexander Osang, Ulla Hahn, Luise Rinser, John Boyne, Annie Dillard”

Kno’Ledge Cesare

De Nederlandse dichter, artiest en blogger Kno’Ledge Cesare werd als Jerry King Luther Afriyie geboren in Bechem, Ghana, op 30 April 1981, Ghana. Hij is ook de oprichter van Stichting Soul Rebel Movement (SRM), een non-profit organisatie die zich richt op kansarme gemeenschappen. Na de geboorte van zijn jongere broer besloot zijn vader zijn geluk in Europa te gaan zoeken. Jerry groeide daarna op bij zijn grootmoeder en twee tantes. Als kind maakte hij kennis met honger en armoede. Op de leeftijd van zes ontstond vanuit die ervaringen al het idee van de latere Soul Rebel Movement. In 1989 ging hij terug naar zijn moeder. In 1993 haalde zijn vader hem naar Nederland. Hij en zijn broer woonden toen bij vader en stiefmoeder in Utrecht en na de scheiding van zijn vader vanaf 1997 in Amsterdam. Hij gaf zijn droom van een carrière als voetballer op en richtte zich steeds meer op (rap-)muziek. Samen met Gramifi richtte hij in 1998 Apo-clipZ op. Om zich te onderscheiden van anderen noemden zij hun muziekstijl “Rebel Music”. In 1999 kwam Afriyie erachter dat hij niet langer de Nederlandse nationaliteit bezat. Het zou meer dan 10 jaar duren voordat alle problemen die daardoor ontstonden werden opgelost. In 2005 kreeg hij weer een verblijfsvergunning. In 2009 nam hij zelfs voor het Hip-Hop platform Bijlmer Style deel aan de gemeenteraadsverkiezingen.

A Poem For The Teenage Mothers

Tell me,
Are you holding it together?
What about her father, is he dedicated and tender?
What a great opportunity to come closer

Tell me,
Were you tired, but happy?
In need of rest, but fully awake,
To admire the miracle that God just gave?

Did you hold her tight, 
To your bosom and whispered ‘Hi’
Did you cry when she opened her eyes,
And saw you, at long last, for the very first time?

What was your thought, when you held her close?
Mama’s little pearl, I suppose
Did you name her after a delicate flower,
Or unto your mother went the honor?

And what is the color of her eyes, 
Dark brown or blue? 
I must congratulate you
Promise to write me back very soon

I will look forward to your letter
But whatever your answers may be, 
One thing is for sure, you are a mother

Happy Mother’s Day 

 
Kno’Ledge Cesare (Bechem, 30 April 1981)

Konstantínos Petros Kaváfis, Bernhard Setzwein, Alejandra Pizarnik, Walter Kempowski, Bjarne Reuter, Kurt Pinthus

De Griekse dichter Konstantínos Petros Kaváfis werd geboren te Alexandrië (Egypte) op 29 april 1863. Zie ook alle tags voor Konstantínos Petros Kaváfis op dit blog.

 

Zoveel je kunt

Ook als je het leven niet inrichten kunt naar eigen wens,
span je dan tenminste hier voor in
zoveel je kunt: verlaag het niet
door te veel omgang met de mensen,
door te veel drukte en gepraat.

Verlaag het niet door het mee te slepen,
het dikwijls om te leiden en het bloot te stellen
aan de dagelijkse dwaasheid
van betrekkingen en omgang,
tot het lastig wordt als iets vreemds.

 

Vertaald door Hans Warren en Mario Molengraaf

 

Was het de drank?

Was het de drank van die avond?
Was het omdat ik indutte? Ik was de hele dag al moe.

Voor mijn ogen werd de zwarte, houten zuil
met de antieke kop uitgewist, net als de deur
van de eetkamer, de rode fauteuil en het bankje.
In plaats ervan verscheen een straat in Massalia.
En daar bleek mijn ziel weer vrij,
niet verdrukt, en ze ging mee
met de gestalte van een verfijnde, zinnelijke efebe –
een verdorven efebe: dat moet ook gezegd.

Was het de drank van die avond?
Was het omdat ik indutte? Ik was die dag al moe.

Mijn ziel herademde en toonde me
een fijne straat in Massalia,
met de gestalte van de gelukkige, verdorven efebe,
hij kende nooit schaamte, dat spreekt.

 

Vertaald door Mario Molengraaf

 

Die Stadt

Du sprachst: “Ich gehe in ein anderes Land, an eine andere Küste.
Es findet sich die andere Stadt, die besser ist als diese eben.
Jeder meiner Mühen ist das Scheitern vorgegeben;
und es ist mein Herz – als sei es tot – begraben.
Wie lange noch verharren hier in Ödnis die Verstandesgaben.
Wohin ich mein Auge wende, wohin ich auch schau’,
hier sehe ich nur meines Lebens schwarzen Trümmerbau,
welches ich soviele Jahre führte und verheerte und verwüste.”
Du findest keinen neuen Platz, findest keine anderen Küsten.
Dir folgt die Stadt. Durch die Straßen streifst du, unveränderlich
dieselben. Und in selben Vierteln kommt das Alter über dich;
und es wird in selben Häusern weiß dein Haar.
Dein Ziel liegt stets in dieser Stadt. Nach anderen Orten – Hoffnung fahr –
gibt es kein Schiff für dich und gibt es keine Straße.
Wie du dein Leben hier verheert hast, in dem Maße
dieses kleinen Ecks, so mußtest du es in der ganzen Welt verwüsten.

 

Vertaald door Wolfgang Josing en Doris Gundert

 

 
K. P. Kaváfis (29 april 1863 – 29 april 1923)
Borstbeeld in het Kaváfis museum in Alexandrië

Lees verder “Konstantínos Petros Kaváfis, Bernhard Setzwein, Alejandra Pizarnik, Walter Kempowski, Bjarne Reuter, Kurt Pinthus”

Rod McKuen

De Amerikaanse dichter, zanger, singer-songwriter, componist en acteur Rodney Marvin McKuen werd geboren in Oakland, Californië op 29 april 1933. McKuen liep op jeugdige leeftijd weg van huis en zwierf enige tijd langs de Amerikaanse westkust. Hij ontdekte zijn schrijverstalent, belandde in de journalistiek, en begin jaren vijftig was hij verslaggever in de Koreaanse Oorlog. Hij ging in San Francisco wonen en vergaarde bescheiden bekendheid als beat poet en folkzanger. Hij las zijn eerste gedichten voor met Jack Kerouac en Allen Ginsberg in San Francisco’s Jazz Cellar. Zijn eerste LP “Songs for a lazy afternoon” verscheen in 1956. Eind jaren vijftig had hij als acteur een bijrol in een paar films, In 1959 vestigde hij zich in New York. Zijn volgende albums in verschillende genres, met pop ballads, rock-‘n-roll en gesproken woord werden uitgebracht bij platenmaatschappij Decca. Begin jaren zestig reisde hij lange tijd door Frankrijk waar hij persoonlijk kennis maakte met diverse chansonniers. Hij maakte Engelse vertalingen van het werk van o. a. Gilbert Bécaud en Jacques Brel. Halverwege de jaren zestig toen hij terug was in Amerika werd hij steeds populairder als singer-songwriter. Hij bracht zijn eerste dichtbundels uit. Zijn eerste dichtbundel “Stanyan Street & Other Sorrows” uit 1966 werd een groot succes, en meer dichtbundels volgden. Vooral in Amerika waren zijn dichtbundels enorm populair. Er werden meer dan 40 miljoen exemplaren van verkocht, en hij werd hiermee een van de populairste dichters aller tijden. In Nederland werd zijn dichtbundel “Listen to the warm” in 1971 uitgebracht onder de titel “Liefde in woorden” vertaald door Cees Nooteboom. Zijn meeste succesvolle album was “Rod McKuen at Carnegie Hall” (1969). In 1971 werd hij ineens razend populair in Nederland. Hij had hij achter elkaar twee nummer 1-hits, “Soldiers who want to be heroes” en “Without a worry in the world” Van 1967 tot 1975 maakte hij een aantal platen met Anita Kerr en de San Sebastian Strings. Intussen bleef hij soloalbums uitbrengen, zoals het disco album “Slide easy” in uit 1977, waarop de Europese hit Amor. De dichtbundels die hij schreef in de latere jaren zeventig vonden minder aftrek. Zijn grote succes was voorbij. In 1976 schreef hij het autobiografische boek “Finding my father”, over de zoektocht naar zijn vader. Vanaf 1982 werd McKuens leven getekend door een klinische depressie waardoor zijn productiviteit sterk afnam. Hij nam afscheid van het podium, maar hij schreef nog wel een paar dichtbundels in de jaren tachtig.

The Need

It’s nice sometimes
to open up the heart a little
and let some hurt come in.
It proves you’re still alive.

If nothing else
it says to you–
clear as a high hill air,
uncomfortable
as diving through cold water–

I’m here.
However wretchedly I feel,
I feel.

I’m not sure
why we cannot shake
the old loves
from our minds.
It must be that
we build on memory
and make them more
than what they were.
And is the manufacture
just a safe device
for closing up the wall?

I do remember.
the only fuzzy circumstance
is sometimes where and how.
Why, I know.

It happens
just because we need
to want and to be
wanted, too,
when love is here or gone
to lie down in the darkness
and listen to the warm.

 

I promised I would call

I promised I would call
I used to do that often
and meant it at the time
as I meant to answer letters
and take the dogs out walking
the same hour every day.

I didn’t call because I didn’t
and because a promise
I might keep
that leads you nowhere
would be unkinder
than good intentions
that grow dim.

 
Rod McKuen (Oakland, 29 april 1933)

Roberto Bolaño, Harper Lee, Karl Kraus, Nezahualcóyotl, Ğabdulla Tuqay

De Chileense dichter en schrijver Roberto Bolaño werd geboren op 28 april 1953 in Santiago de Chile. Zie ook alle tags voor Roberto Bolaño op dit blog.

Uit:The Savage Detectives

« Asking Álamo these questions was, as I soon learned, a sign of my tactlessness. At first I thought he was smiling in admiration. Later I realized it was actually contempt. Mexican poets (poets in general, I guess) hate to have their ignorance brought to light. But I didn’t back down, and after he had ripped apart a few of my poems at the second session, I asked him whether he knew what a rispetto was. Álamo thought that I was demanding respect for my poems, and he went off on a tirade about objective criticism (for a change), a minefield that every young poet must cross, etc., but I cut him off, and after explaining that never in my short life had I demanded respect for my humble creations, I put the question to him again, this time enunciating as clearly as possible.
“Don’t give me this crap,” said Álamo.
“A rispetto, professor, is a kind of lyrical verse, romantic to be precise, similar to the strambotto, with six or eight hendecasyllabic lines, the first four in the form of a serventesio and the following composed in rhyming couplets. For example …” And I was about to give him an example or two when Álamo jumped up and cut me off. What happened next is hazy (although I have a good memory): I remember Álamo laughing along with the four or five other members of the workshop. I think they may have been making fun of me.
Anyone else would have left and never gone back, but despite my unhappy memories (or my unhappy failure to remember what had happened, at least as unfortunate as remembering would have been), the next week there I was, punctual as always.
I think destiny brought me back. This was the fifth session of Álamo’s workshop that I’d attended (but it might just as well have been the eighth or the ninth, since lately I’ve been noticing that time can expand or contract at will), and tension, the alternating current of tragedy, was palpable in the air, although no one could explain why.”

 

 
Roberto Bolaño (28 april 1953 – 15 juli 2003)

Lees verder “Roberto Bolaño, Harper Lee, Karl Kraus, Nezahualcóyotl, Ğabdulla Tuqay”

O süßes Nichtstun (Theodor Storm)

 

Dolce far niente

 

 
Bergdorp aan de ligurische kust door Hermann Corrodi, 19e eeuw

 

O süßes Nichtstun

O süßes Nichtstun, an der Liebsten Seite
Zu ruhen auf des Bergs besonnter Kuppe;
Bald abwärts zu des Städtchens Häusergruppe
Den Blick zu senden, bald in ferne Weite!

O süßes Nichtstun, lieblich so gebannt
Zu atmen in den neubefreiten Düften;
Sich locken lassen von den Frühlingslüften,
Hinabzuziehn in das beglänzte Land;
Rückkehren dann aus aller Wunderferne
In deiner Augen heimatliche Sterne.

 

 
Theodor Storm (14 september 1817 – 4 juli 1888)
Husum, haven (Storm werd geboren in Husum)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e april ook mijn 2 blogs van 27 april 2013.

The King’s Breakfast (Alan Alexander Milne)

 

Dolce far niente (bij Koningsdag)  

 

 
Vrijmarkt in het Vondelpark in Amsterdam, 2007

 

The King’s Breakfast

The King asked
The Queen, and
The Queen asked
The Dairymaid:
“Could we have some butter for
The Royal slice of bread?”
The Queen asked
The Dairymaid,
The Dairymaid
Said, “Certainly,
I’ll go and tell
The cow
Now
Before she goes to bed.”

The Dairymaid
She curtsied,
And went and told
The Alderney:
“Don’t forget the butter for
The Royal slice of bread.”

The Alderney
Said sleepily:
“You’d better tell
His Majesty
That many people nowadays
Like marmalade
Instead.”

The Dairymaid
Said, “Fancy!”
And went to
Her Majesty.
She curtsied to the Queen, and
She turned a little red:
“Excuse me,
Your Majesty,
For taking of
The liberty,
But marmalade is tasty, if
It’s very
Thickly
Spread.”

The Queen said
“Oh!”
And went to
His Majesty:
“Talking of the butter for
The Royal slice of bread,
Many people
Think that
Marmalade
Is nicer.
Would you like to try a little
Marmalade
Instead?”

The King said,
“Bother!”
And then he said,
“Oh, dear me!”
The King sobbed, “Oh, deary me!”
And went back to bed.
“Nobody,”
He whimpered,
“Could call me
A fussy man;
I only want
A little bit
Of butter for
My bread!”

The Queen said,
“There, there!”
And went to
The Dairymaid.
The Dairymaid
Said, “There, there!”
And went to the shed.
The cow said,
“There, there!
I didn’t really
Mean it;
Here’s milk for his porringer
And butter for his bread.”

The Queen took
The butter
And brought it to
His Majesty;
The King said,
“Butter, eh?”
And bounced out of bed.
“Nobody,” he said,
As he kissed her
Tenderly,
“Nobody,” he said,
As he slid down
The banisters,
“Nobody,
My darling,
Could call me
A fussy man—
BUT
I do like a little bit of butter to my bread!”

 

 
Alan Alexander Milne (18 januari 1882 – 31 januari 1956)
St. Pauls in Londen door Thomas Hosmer Shepherd (Milne werd geboren in Londen)

 

Zie voor de schrijvers van de 26e april ook mijn blog van 26 april 2013 en eveneens mijn twee blogs van 26 april 2011.

Erik Menkveld, Ted Kooser, James Fenton, Walter de la Mare, Ross Franklin Lockridge Jr., Julius Grosse

De Nederlandse dichter Erik Menkveld werd geboren op 25 april 1959 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Erik Menkveld op dit blog.

 

Goed koeren

Eerst klapwiek je recht omhoog
om overzicht te krijgen

en indruk te maken. Laat je niet
afleiden door zilvergroen wiegende

duivinnen aan de einder (knotwilgen)
of door de boer met voer bij het hok:

houd je symboolwaarde steeds in het oog.
Cirkel vervolgens traag weer omlaag

tot op je poten en begin te koeren.
Goed koeren scheelt veel vechten,

wie goed koert, koert tien tegen een
zijn mededuif het gevecht uit de kop.

 

Een vreedzaam volkje

’s Winters vechten we cactussen om
(uit speelse verveling en bij verbod
op tegenstand): volgens overlevering
levensgevaarlijk, maar onder begeleiding
een belevenis. In het voorjaar denken we
niet aan vechten. En sinds de planten
uit hun wortels springen van de droogte
’s zomers, heeft een karpersimulator
de smaak van de beproefde vissen
doen vergeten. Een enkeling van ons
klaagt na de schrale bonenmaaltijd
in het najaar zachtjes met zijn kont.
Maar zolang we nog bonen hebben
hoeven we niet te doden.

 

 
Erik Menkveld (25 april 1959 – 30 maart 2014)

Lees verder “Erik Menkveld, Ted Kooser, James Fenton, Walter de la Mare, Ross Franklin Lockridge Jr., Julius Grosse”

In Memoriam Ilse Gräfin von Bredow

In Memoriam Ilse Gräfin von Bredow

De Duitse schrijfster Ilse Gräfin von Bredow is afgelopem maandag 20 april overleden. Ilse Gräfin v. Bredow werd geboren op 5 juli 1922 in Teichenau. Zie ook alle tags voor Ilse Gräfin von Bredow op dit blog.

Uit: Nach mir die Sintflut

„Doch jetzt im hohen Alter hat sich das Blatt gewendet. Wir werden wegen jeder Kleinigkeit bewundert. Und dazu haben wir noch die Aura des Zeitzeugen, der, was meine Generation betrifft, ja tatsächlich eine Menge erlebt hat. Die kleinste Leistung findet Beifall:»Sie ziehen Ihre Markise noch alleine hoch?! Alle Achtung! Sie gehen noch im Dunkeln im Park spazieren?! Ist ja mutig! Sie fahren noch Rad?! Bewundernswert!«
Die Uroma alten Stils ganz in Schwarz und ohne jedes Make-up gibt es zwar nicht mehr, doch irgendwie spuken sie und ihre altersbedingte Rückständigkeit immer noch in den Köpfen mancher Jüngeren herum. Dabei sind wir keineswegs von gestern, ebenso wenig, wie es damals unsere Mütter waren, die zwei Kriege über sich ergehen lassen mussten. Wir schwimmen wacker im Mainstream mit und bemühen uns zu verstehen, dass der, wie man früher gesagt hätte, überarbeitete Urenkel eine »Auszeit« braucht, um ein »Burn-out« zu vermeiden. Auch wir lieben inzwischen leider das Wort »Depression« und sprechen nicht mehr von »schlechter Laune« oder »Verstimmtheit«. Auch wir besitzen selbstverständlich ein Handy und behaupten, es sei kinderleicht zu bedienen, obwohl es meist in der Schublade bleibt. Aber insgesamt – tief in unserem Innern – hängen wir doch noch am Althergebrachten, finden den angedeuteten Knicks der zukünftigen Frau des Enkels einfach zu reizend und denken, wenn uns der Urenkel lässig die linke Pfote reicht: »Wo ist das brave Händchen?« Wir tragen innere Kämpfe aus, nicht gekränkt zu sein, wenn uns zum Geburtstag nur per Telefon und SMS gratuliert wird statt mit langen Briefen oder ausgesuchten Blumenkarten. Und wir sind uneins mit uns, ob wir das kurze »Hi!« der jungen Nachbarin unmöglich finden sollen oder nicht.
Aber einem Problem entwachsen wir von Jahr zu Jahr mehr und mehr – dem nachteiligen Vergleich mit anderen Familienmitgliedern unserer Generation, denn von denen gibt es immer weniger, und die Jahrgänge davor kennt zum Glück niemand mehr. Jetzt haben wir endlich die Chance, uns unsere Ähnlichkeit selbst auszusuchen. In meinem Fall empfinde ich eine tiefe Seelenverwandtschaft mit Wuffi, dem Hund meiner verstorbenen Freunde, den aber auch schon seit etlichen Jahren der grüne Rasen deckt. Er starb so angenehm, wie es sich jeder Mensch nur wünschen kann, an einem Frühlingstag unter blühenden Bäumen. Und das Letzte, was ich von ihm hörte, war ein zufriedenes »Wuff«.

 
Ilse Gräfin v. Bredow (5 juli 1922 – 20 april 2014)

Gouden Boekenuil voor Joost de Vries

Gouden Boekenuil voor Joost de Vries

De Nederlandse schrijver Joost de Vries heeft met zijn roman “De republiek” de Gouden Boekenuil gewonnen, een Vlaamse boekenprijs van 25 duizend euro die jaarlijks wordt uitgereikt.Joost de Vries werd geboren op 28 maart 1983 in Alkmaar. Zie ook alle tags voor Joost de Vries op dit blog.

Uit: De republiek

“Pas later las ik haar studie en kwam ik ook nog de verwijzing naar De papegaai van de Luitenant (1965) tegen, de enige roman van Gabriel Garcia Marquez die zich in Chili afspeelde, waarin drie rivaliserende dorpszonen naar de hand dingen van de dochter van de burgemeester; Minimaxi Gonzalez en Ivanho Sucre verliezen het gevecht, terwijl Donalduk Marinha uiteindelijk met de mooie Ariel Bulnes op de zonsondergang af rijdt. Ladida, zo gaat het liedje.
Volgens Romero waren dit soort onorthodoxe namen het gevolg van een antiklerikale golf die in de jaren twintig en dertig door de Chileense politiek en media ging: ‘Je moet je voorstellen hoe het Chileens staatsburgerschap eruitzag in de vroege twintigste eeuw. Enorme hoeveelheden immigranten kwamen dit land binnen, de grote steden waren een melting pot van Duits, Italiaans, Spaans, Iers, Grieks, noem maar op. Om geen religie te bevoordelen en zo etnische spanningen in de hand te werken, voerde de overheid al vroeg een rigide beleid van scheiding van kerk en staat. Wat je ziet is dat de gebruikelijke namen — veelal verwijzingen naar heiligen en martelaren — in die tijd massaal verdwenen, ten faveure van seculiere namen, soms ingegeven door politiek, maar vaker ingegeven door de Amerikaanse popcultuur die vanaf de jaren veertig een ongekende opmars maakte. Zo’n big deal was Hitler niet.’
Haar theorie kwam overeen met een onderzoek uitgevoerd door een van Briks studenten, die behalve Hitlers ook vijf Stalins, drie Churchills en twee Mussolini’s in het telefoonboek telde. Alsnog liep de snelheid van mijn aantekeningen achter bij Romero’s privecollege, waardoor ze soms moest pauzeren. Ik dacht niet dat ze oog had voor mijn jetlag en vond dat het niet heel flink zou zijn om erover te beginnen, maar opeens doorbrak ze haar vacante gezicht met een glimlach en zei: ‘Hee chico, ga toch lekker slapen.’ Ik knikte, ik straalde, ik was altijd bereid me te laten bemoederen. — Morgen moet ik naar Aquila rijden.
— Dat is heel ver.
— Ik heb een interview met iemand die Hitler heet, en die zijn zoon ook Hitler heeft genoemd. Hitler Lima.
— Dat is best een beruchte naam, zei ze. Doe voorzichtig.
Hij gold als de bekendste Hitler in Chili en er waren er best wat.”

 
Joost de Vries (Alkmaar, 28 maart 1983)