P. C. Hooftprijs 2015 voor Anneke Brassinga

De Nederlandse dichteres, schrijfster en vertaalster Anneke Brassinga ontvangt de P.C. Hooftprijs 2015. Dat heeft het bestuur van de Stichting P.C. Hooft-prijs voor Letterkunde bekendgemaakt. De oeuvreprijs wordt jaarlijks afwisselend toegekend voor proza, essays en poëzie. Aan de prijs is een bedrag verbonden van 60.000 euro. Anneke Brassinga werd geboren in Schaarsbergen op 20 augustus 1948.Zie ook alle tags voor Anneke Brassinga op dit blog.

 

De rivier en het knuffeldier

De rivier houdt van je.
De rivier houdt eindeloos veel van je.
De rivier zal alles van je slikken,

een en al blinde liefde zal ze zijn.
De rivier houdt van jou zoveel
als van ieder ander. In haar armen

mag je liggen, schoon zal zi
je likken tot het bot.
Van wie ze houdt, het laat haar koud.

Maar wat je altijd meedroeg al die tijd,
het knuffeldier zo zacht zo dwingend
met zijn domme trouwe knoopjes

die oog hebben voor niets dan voor jou,
het hopeloos met hart en ziel verslingerd
wollig wezen dat van jou is, bij geen ander

ooit nog die versleten warmte vindt –
hem moet je achterlaten en verraden
als je de lonkende rivier ingaat.

 

 Jongste dag

aarde is het plafond, vol bleke tastende
ranken. We waren ten slotte onder het gras
beland, om van hartstocht te verteren.

Hoor, hoe in den hogen grote koren blij opeens kwelen!
Stop met ijle vingers me de oren toe: wie
kan er boodschap hebben aan ons, die heimelijk

en traag in humus opgaan, zinnen strelend
van de diepste stof? Wij zullen opstaan
als gesteente, als een zee, een zwerfhond

of een wilde ui. Of als een zon
die bloedig alle zijnsgordijnen scheurend
ondergaat daarboven.

 

Jardin des Plantes

Grootheden van zeer klein kaliber: flits
van de kantjil als de wind zo gejaagd.
De zwarte panter gaapt zijn kort bestek
van messen bloot, alsof natuurlijke dood
niet allang was bedacht.

Ik sta als Orpheus voor de nacht,
een schim, kantjil in een panterpupil.

 

 
Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 20 augustus 1948)

Ingo Schulze, Klaus Rifbjerg, Jan Greshoff, Simone van der Vlugt, Edna O’Brien, Hans Carossa

De Duitse schrijver Ingo Schulze werd geboren in Dresden op 15 december 1962. Zie ook alle tags voor Ingo Schulze op dit blog.

Uit: Simple storys

„Der Zug hielt in jedem Nest. Außer Schnee, beleuchteten Straßen, Autos und Bahnhöfen sah ich nicht viel. Wir saßen zwischen Männern, die zur Arbeit fuhren. Als Ernst eine Apfelsine schälte, dachte ich zum ersten Mal wirklich an Italien.
Auf dem Münchner Bahnhof werden Ernst und er sich erkannt haben. Ich bekam davon nichts mit. Woher sollte ich wissen, wie er aussieht? Nicht mal seinen richtigen Namen hätte ich angeben können.
Ab Venedig erinnere ich mich an ihn. Ein mittelgroßer Mann mit hastigen Bewegungen und einem schlechtsitzenden Glasauge ohne Lidschlag. Er schleppte so einen Wälzer mit sich herum, einen Finger zwischen den Seiten, um immer, wenn Gabriela, unsere italienische Reiseleiterin, etwas erklärte, seinen Senf dazugeben zu können. Ein richtiger Besserwisser eben. Andauernd strich er sein schwarzgraues Haar zurück, das ihm im nächsten Augenblick wieder über Stirn und Augenbrauen fiel.
Den Dogenpalast und die Säule mit dem Löwen kannte ich aus dem Fernsehen. Die Venezianerinnen – selbst die in meinem Alter – trugen kurze Röcke und schöne, altertümliche Käppchen. Wir waren viel zu dick angezogen.
Um unabhängig zu sein, nahmen wir tagsüber in der Provianttasche ein paar Konserven, Brot und Äpfel mit. Abends aßen wir auf dem Zimmer. Ernst und ich sprachen nicht viel, aber immerhin mehr als in den letzten Monaten. »Una gondola, per favore«, rief er mal morgens beim Waschen. Überhaupt machte Ernst den Eindruck, als ob ihm Italien gefiel.
Einmal griff er sogar nach meiner Hand und hielt sie fest.“

 

 
Ingo Schulze (Dresden, 15 december 1962

Lees verder “Ingo Schulze, Klaus Rifbjerg, Jan Greshoff, Simone van der Vlugt, Edna O’Brien, Hans Carossa”

In Memoriam Cees van der Pluijm

 

In Memoriam Cees van der Pluijm

Geheel onverwachts is gisteren op 60-jarige leeftijd de Nederlandse dichter Cees van der Pluijm overleden. Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Een felle blauwe lucht omspant de aarde
Het tintelt in je vingers en je oren
Je adem blijft in kleine wolkjes achter
De winters van mijn jeugd… ze zijn verloren

Een mand cadeautjes van een hoogbejaarde
Het zelfde kind werd altijd weer geboren
En Vader Tijd was lang nog niet zo’n slachter
De winters van mijn jeugd… ze zijn verloren

Voor stadsen heeft de winter weinig waarde
Geen grillig hardbevroren karresporen
Geen sneeuw maar vieze smurrie, kleffer, zachter
De winters van mijn jeugd… ze zijn verloren

Toen ik mij onder stedelingen schaarde
Ontdekte ik als heimweevolle smachter
De winters van mijn jeugd. Ze zijn verloren.

 

GEBOUW A

I

Vanuit de zaal weerklonk een zwaar geruis
Een hees geloei deed al je botten trillen
Het was er stervenswarm, ondanks de kou
Van marmer, bakeliet, beton en staal

En bovenin, daar hield je vader huis
Hij was God zelf; de nukken en de grillen
Van alle zenders kende hij voor jou
Hij hoorde hun geklaag en sprak hun taal

De wereldkaart gaf onweerlegbaar aan:
Hier is het centrum, einde en begin
Hier, waar de masten naar de hemel gaan

In dit gebouw; een tempel waar de zin
Van het bestaan in loeien, ruisen, fluiten
Je hoorbaar werd totdat je oren tuitten

II

Je droeg een korte broek en bracht hem brood
Je was de zoon van God, je was geboren
Pal naast de slagboom en de watertoren;
De wereld om je heen was hoog en groot

Als je geluk had, mocht je mee naar boven
De omgang bij de koepel op, het waaide
Daar altijd door; je zag je huis en zwaaide
Naar al wat klein leek nu; je wou geloven

Dat alles hier van jou was, nooit meer kon
Dit paradijs ontglippen aan je macht

Vanuit die grijze tempel van beton
Aanschouwde je de hei, het bos, de wolken

Dit was jouw rijk, je had het zelf bedacht
En kon er al je dromen mee bevolken.

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)

Saint John Baptist (William Drummond)

Bij de derde zondag van de Advent

 

 
Johannes de Doper door Rafaël, ca.1518

 

Saint John Baptist

The last and greatest Herald of Heaven’s King
Girt with rough skins, hies to the deserts wild,
Among that savage brood the woods forth bring,
Which he more harmless found than man, and mild.
His food was locusts, and what there doth spring,
With honey that from virgin hives distill’d;
Parch’d body, hollow eyes, some uncouth thing
Made him appear, long since from earth exiled.
There burst he forth: All ye whose hopes rely
On God, with me amidst these deserts mourn,
Repent, repent, and from old errors turn!
—Who listen’d to his voice, obey’d his cry?
Only the echoes, which he made relent,
Rung from their flinty caves, Repent! Repent!

 

 
William Drummond (13 december 1585 – 4 december 1649)
Hawthornden Castle, waar William Drummond werd geboren.

 

Zie voor de schrijvers van de 14e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Regina Ullmann

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Werther Nieland

“Op een woensdagmiddag in December, toen het donker weer was, probeerde ik een gootpijp aan de achterzijde van het huis los te wrikken; het lukte echter niet. Ik verbrijzelde toen met een hamer enige dunne takken van de ribesboom op een paaltje van de tuinheining. Het bleef donker weer.
Ik kon niets meer bedenken om te doen en begaf me naar Dirk Heuvelberg. (Deze had, zo ver als mijn herinnering reikte, naast ons gewoond. Hij kon, toen hij vier jaar oud was, nog niet praten; tot zijn derde jaar had hij op handen en voeten gelopen. Ook weet ik nog hoe hij, toen we klein waren, op gestrekte armen en benen op onze keukendeur kwam aanrennen: zijn komst kondigde hij door gegil aan. Als hij daartoe werd uitgenodigd, at hij paardevijgen van de straat. Later kon hij zich nog altijd snel op handen en voeten verplaatsen en hij sprak nog niet gemakkelijk. Hij vertelde graag, met zekere trots, dat zijn tong te lang was en te los op de riem zat: ter staving van deze bewering maakte hij er hevige knallen mee. Ook op die herfstmiddag, in de achterkamer van zijn huis, sprak hij nog steeds moeilijk en onduidelijk, met struikelende woordstoten. Hij was klein van stuk gebleven. Ik was toen elf jaren oud.)
Er was een geelachtig bleke jongen bij hem op bezoek, die ik niet kende. Hij stond voor het raam en begroette mij aarzelend en schuw. ‘Hij is Werther Nieland,’ zei Dirk. Ze waren van een meccanodoos een hijstoestel aan het bouwen, dat ze wilden laten aandrijven door een windmolentje, maar hier waren ze in het geheel nog niet aan begonnen.
‘Je kan beter eerst de molen maken,’ zei ik. ‘Dat is veel belangrijker. Als je weet hoeveel kracht daar in zit, kan je pas uitrekenen hoe je de hijs-kraan moet bouwen. En of je een groot of een klein wiel moet nemen. Je moet trouwens,’ vervolgde ik, ‘iemand kiezen die de baas bij het bouwen is. Dat kan het beste iemand zijn die bijvoorbeeld naast het huis van de molen woont of vlak erbij.’ Deze laatste zin sprak ik zacht uit, zodat ze hem niet konden verstaan. Er ontstond even een zwijgen, dat het kleine, donkere vertrek vulde.
(Het had donkerbruin behang, alle houtwerk was er donkergroen geverfd en er hingen terracotta gehaakte gordijnen.)”

 
Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

Lees verder “Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Regina Ullmann”

Shirley Jackson, Andreas Mand, Helle Helle, Marianne Fritz, Charles Wolfe

De Amerikaans schrijfster Shirley Jackson werd geboren in San Francisco op 14 december 1919. Zie ook alle tags voor Shirley Jackson op dit blog.

Uit:The Lottery

“Every year, after the lottery, Mr. Summers began talking again about a new box, but every year the subject was allowed to fade off without anything’s being done. The black box grew shabbier each year: by now it was no longer completely black but splintered badly along one side to show the original wood color, and in some places faded or stained.
Mr. Martin and his oldest son, Baxter, held the black box securely on the stool until Mr. Summers had stirred the papers thoroughly with his hand. Because so much of the ritual had been forgotten or discarded, Mr. Summers had been successful in having slips of paper substituted for the chips of wood that had been used for generations. Chips of wood, Mr. Summers had argued, had been all very well when the village was tiny, but now that the population was more than three hundred and likely to keep on growing, it was necessary to use something that would fit more easily into the black box. The night before the lottery, Mr. Summers and Mr. Graves made up the slips of paper and put them in the box, and it was then taken to the safe of Mr. Summers’ coal company and locked up until Mr. Summers was ready to take it to the square next morning. The rest of the year, the box was put away, sometimes one place, sometimes another; it had spent one year in Mr. Graves’s barn and another year underfoot in the post office, and sometimes it was set on a shelf in the Martin grocery and left there.”

 
Shirley Jackson (14 december 1919 – 8 augustus 1965)
Kersttijd in San Francisco

Lees verder “Shirley Jackson, Andreas Mand, Helle Helle, Marianne Fritz, Charles Wolfe”

Heinrich Heine, José Eduardo Agualusa, Kenneth Patchen, Anton H.J. Dautzenberg, Jean Rouaud, Ida Vos, Robert Gernhardt

De Duitse dichter Heinrich Heine werd geboren in Düsseldorf op 13 december 1797. Zie ook alle tags voor Heinrich Heine op dit blog.

Uit:Die Harzreise

„Die Stadt Göttingen, berühmt durch ihre Würste und Universität, gehört dem Könige von Hannover, und enthält 999 Feuerstellen, diverse Kirchen, eine Entbindungsanstalt, eine Sternwarte, einen Karzer, eine Bibliothek und einen Ratskeller, wo das Bier sehr gut ist. Der vorbeifließende Bach heißt »die Leine«, und dient des Sommers zum Baden; das Wasser ist sehr kalt und an einigen Orten so breit, daß Lüder wirklich einen großen Anlauf nehmen mußte, als er hinübersprang. Die Stadt selbst ist schön, und gefällt einem am besten, wenn man sie mit dem Rücken ansieht. Sie muß schon sehr lange stehen; denn ich erinnere mich, als ich vor fünf Jahren dort immatrikuliert und bald darauf konsiliiert wurde, hatte sie schon dasselbe graue, altkluge Ansehen, und war schon vollständig eingerichtet mit Schnurren, Pudeln, Dissertationen, Teedansants, Wäscherinnen, Kompendien, Taubenbraten, Guelfenorden, Promotionskutschen, Pfeifenköpfen, Hofräten, Justizräten, Relegationsräten, Profaxen und anderen Faxen. Einige behaupten sogar, die Stadt sei zur Zeit der Völkerwanderung erbaut worden, jeder deutsche Stamm habe damals ein ungebundenes Exemplar seiner Mitglieder darin zurückgelassen, und davon stammten all die Vandalen, Friesen, Schwaben, Teutonen, Sachsen, Thüringer usw., die noch heutzutage in Göttingen, hordenweis, und geschieden durch Farben der Mützen und der Pfeifenquäste, über die Weenderstraße einherziehen, auf den blutigen Walstätten der Rasenmühle, des Ritschenkrugs und Bovdens sich ewig untereinander herumschlagen, in Sitten und Gebräuchen noch immer wie zur Zeit der Völkerwanderung dahinleben, und teils durch ihre Duces, welche Haupthähne heißen, teils durch ihr uraltes Gesetzbuch, welches Comment heißt und in den legibus barbarorum eine Stelle verdient, regiert werden.
Im allgemeinen werden die Bewohner Göttingens eingeteilt in Studenten, Professoren, Philister und Vieh; welche vier Stände doch nichts weniger als streng geschieden sind. Der Viehstand ist der bedeutendste. Die Namen aller Studenten und aller ordentlichen und unordentlichen Professoren hier herzuzählen, wäre zu weitläufig; auch sind mir in diesem Augenblick nicht alle Studentennamen im Gedächtnisse, und unter den Professoren sind manche, die noch gar keinen Namen haben. Die Zahl der Göttinger Philister muß sehr groß sein, wie Sand, oder besser gesagt, wie Kot am Meer; wahrlich, wenn ich sie des Morgens, mit ihren schmutzigen Gesichtern und weißen Rechnungen, vor den Pforten des akademischen Gerichtes aufgepflanzt sah, so mochte ich kaum begreifen, wie Gott nur so viel Lumpenpack erschaffen konnte.“

 

 
Heinrich Heine (13 december 1797- 17 februari 1856)
Portret uit ongeveer 1820/ 25

Lees verder “Heinrich Heine, José Eduardo Agualusa, Kenneth Patchen, Anton H.J. Dautzenberg, Jean Rouaud, Ida Vos, Robert Gernhardt”

Jevgeni Petrov, Laurens Jan van der Post, Emily Carr

De Russische schrijver Jevgeni Petrov werd geboren in Odessa op 13 december 1903. Zie ook alle tags voor Jevgeni Petrov op dit blog.

Uit: The 12 Chairs (Vertaald door John Richardson)

“It appeared that she had not. Nor had the galoshes been washed. Ippolit Matveyevich disliked his mother-in-law. Claudia Ivanovna was stupid, and her advanced age gave little hope of any improvement. She was stingy in the extreme, and it was only Ippolit Matveyevich’s poverty which prevented her giving rein to this passion. Her voice was so strong and fruity that it might well have been envied by Richard the Lionheart, at whose shout, as is well known, horses used to kneel. Furthermore, and this was the worst thing of all about her, she had dreams. She was always having dreams. She dreamed of girls in sashes, horses trimmed with the yellow braid worn by dragoons, caretakers playing harps, angels in watchmen’s fur coats who went for walks at night carrying clappers, and knitting-needles which hopped around the room by themselves making a distressing tinkle. An empty-headed woman was
Claudia Ivanovna. In addition to everything else, her upper lip was covered by a moustache, each side of which resembled a shaving brush.
Ippolit Matveyevich left the house in rather an irritable mood. Bezenchuk the undertaker was standing at the entrance to his tumble-down establishment, leaning against the door with his hands crossed. The regular collapse of his commercial undertakings plus a long period of practice in the consumption of intoxicating drinks had made his eyes bright yellow like a cat’s, and they burned with an unfading light.
“Greetings to an honoured guest!” he rattled off, seeing Vorobyaninov.
“Good mornin’.”
Ippolit Matveyevich politely raised his soiled beaver hat. “How’s your mother-in-law, might I inquire? ” “Mrr-mrr,” said Ippolit Matveyevich indistinctly, and shrugging his shoulders, continued on his way.
“God grant her health,” said Bezenchuk bitterly. “Nothin’ but losses, durn it.” And crossing his hands on his chest, he again leaned against the doorway.”

 
Jevgeni Petrov (13 december 1903 – 2 juli 1942)

Lees verder “Jevgeni Petrov, Laurens Jan van der Post, Emily Carr”

William Drummond

De Schotse dichter William Drummond werd geboren op 13 december 1585 in Hawthornden, in de buurt van Edinburgh. Drummond was de eerste gerenommeerde dichter in Schotland die er bewust voor koos om te schrijven in het Engels. Hij was ook de eerste die de canzone, een middeleeuwse Italiaanse of Provençaalse metrische vorm, in het Engels gebruikte. Drummond studeerde aan Edinburgh en bracht een paar jaar in Frankrijk, waar hij in Bourges en Parijs rechten studeerde. Na de dood van zijn vader in 1610 werd hij eerste laird van Hawthornden en vestigde hij zich op zijn landgoedHawthornden, ruilde het recht in voor de literatuur en leefde het leven van een beschaafde en vrij man in goede doen. Er zat een bepaalde natuurlijke terughoudendheid in zijn karakter, maar Drummond had veel vrienden, waaronder de dichters Michael Drayton en Sir William Alexander en de toneelschrijver Ben Jonson. Drummond bewerkte en vertaalde gedichten uit het Frans, Italiaans en Spaans, in aanvulling op het lenen van dergelijke Engels dichters als Sir Philip Sidney. Behalve “Poems”(1614, 1616) en “Flowres of Sion” (1623) Drummond schreef “Forth Feasting” (1617), een gedicht om het bezoek van James I aan Schotland te vieren, en hij was blijkbaar de auteur van “Polemo-Medinia inter Vitarvam et Nebernam”, een macaronisch stuk dat Schots en Latijn met elkaar vermengt. Zijn proza geschriften omvatten royalistische politieke pamfletten; De geschiedenis van Schotland, uit het jaar 1423 tot het jaar 1542 (1655); en “A Cypresse Grove”, een meditatie over de dood en veranderlijkheid.

Change should breed Change

New doth the sun appear,
The mountains’ snows decay,
Crown’d with frail flowers forth comes the baby year.
My soul, time posts away;
And thou yet in that frost
Which flower and fruit hath lost,
As if all here immortal were, dost stay.
For shame! thy powers awake,
Look to that Heaven which never night makes black,
And there at that immortal sun’s bright rays,
Deck thee with flowers which fear not rage of days!

 

Madrigal

Like the Idalian queen,
Her hair about her eyne,
With neck and breast’s ripe apples to be seen,
At first glance of the morn
In Cyprus’ gardens gathering those fair flow’rs
Which of her blood were born,
I saw, but fainting saw, my paramours.
The Graces naked danced about the place,
The winds and trees amazed
With silence on her gazed,
The flowers did smile, like those upon her face;
And as their aspen stalks those fingers band,
That she might read my case,
A hyacinth I wish’d me in her hand.

 
William Drummond (13 december 1585 – 4 december 1649)
Portret door Abraham van Blijenberch, 1612

Kader Abdolah, Susanna Tamaro, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne, Ahmad Shamlou

De Iraans – Nederlandse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Zie ook alle tags voor Kader Abdolah op dit blog.

Uit:Papegaai vloog over de IJssel

“Het klm-vliegtuig vloog boven Amsterdam, je hoorde dat de wielen van het vliegtuig uitgeklapt werden.
Het was donker geweest buiten, na urenlang in de wolken gevlogen te hebben, was er nu opeens een zee van kleurrijke lichtjes te zien beneden.
Het dove meisje zat naast haar vader bij het raam.
‘Kijk eens naar beneden, heel veel mooie lichtjes, zie je dat?’ gebaarde hij naar zijn dochter.
De vader was bezorgd, bang dat ze bij de douane gearresteerd en teruggestuurd zouden worden. Tijdens de landing voelde hij de pijn van de druk op zijn oren, en de spanning verhevigde de pijn nog. Hij drukte met zijn beide handen op zijn oren.
Toen het vliegtuig geland was, hielpen de stewardessen het meisje met haar kleine rugzak. In stilte leefden ze met de vader mee, alsof ze wisten dat er hun straks een hoop ellende te wachten stond.
‘Een goede reis verder,’ zeiden ze allemaal.
Met een koffer in zijn ene hand, en zijn dochters hand in de andere liep hij met de andere passagiers naar buiten. Net na de slurf stonden een paar veiligheidsagenten met een hond, ze controleerden steekproefsgewijs de paspoorten. Een scherpe pijn schoot door de rug van de man. Als ze hem naar zijn paspoort zouden vragen dan zou hij dat niet kunnen tonen en dan zouden ze hem zonder pardon op hetzelfde vliegtuig terug zetten.
Hij ging langzamer lopen, pakte zijn dochtertje van de grond en nam haar op zijn arm. Met de andere hand pakte hij de koffer weer op. Een hond snoof aan zijn koffer en liep door naar de volgende passagier. De stewardessen kwamen tevoorschijn met hun trolleys, ze liepen tussen de agenten en de vader door zodat de man verder kon lopen. Een paar seconden later verdween de man met zijn dochtertje in de massa van passagiers.”

 

 
 Kader Abdolah (Arak, 12 december 1954)

Lees verder “Kader Abdolah, Susanna Tamaro, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne, Ahmad Shamlou”