Palmpasen (Bertus Aafjes)

Bij Palmzondag

 

 
De intocht van Jezus in Jeruzalem door Pedro Orrente, 1620

 

Palmpasen

Het is Palmpasen en ik zie de bomen,
De palmen weer met kinderogen aan:
Hun blaadren die als vogelveren stromen
En in de top der stam gestoken staan.

En alles is bereid Hem te ontvangen,
En de verwachting vlamt op elk gelaat:
De kreupelen die aan hun krukken hangen,
De honden en de blinden van de straat.

Er draaft een ezeltje met rechte oren
Als aan de witte klasmuur van mijn jeugd;
Al heeft het Jezus van zijn rug verloren,
Ik zie Hem in mijn kinderlijke vreugd,
En zachtjens juicht het kind in mij verblijd:
Hosannah die de Zoon van David zijt.

 

 
Bertus Aafjes (12 mei 1914 – 22 april 1993)
Amsterdam, Tulpendag 2013. Bertus Aafjes werd geboren in Amsterdam

 

Zie voor de schrijvers van de 20e maart ook mijn drie vorige blogs van vandaag.

Friedrich Hölderlin, Katharina Hartwell, Jens Petersen, Ralph Giordano, Henning Heske, Josef Reding

De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin op dit blog.

Hälfte des Lebens

Mit gelben Birnen hänget
Und voll mit wilden Rosen
Das Land in den See,
Ihr holden Schwäne,
Und trunken von Küssen
Tunkt ihr das Haupt
Ins heilignüchterne Wasser.

Weh mir, wo nehm ich, wenn
Es Winter ist, die Blumen, und wo
Den Sonnenschein,
Und Schatten der Erde?
Die Mauern stehn
Sprachlos und kalt, im Winde
Klirren die Fahnen.

 

Ganymed

Was schläfst du, Bergsohn, liegest in Unmut, schief,
Und frierst am kahlen Ufer, Geduldiger!
Denkst nicht der Gnade du, wenns an den
Tischen die Himmlischen sonst gedürstet?

Kennst drunten du vom Vater die Boten nicht,
Nicht in der Kluft der Lüfte geschärfter Spiel?
Trifft nicht das Wort dich, das voll alten
Geists ein gewanderter Mann dir sendet?

Schon tönets aber ihm in der Brust. Tief quillts,
Wie damals, als hoch oben im Fels er schlief,
Ihm auf. Im Zorne reinigt aber
Sich der Gefesselte nun, nun eilt er,

Der Linkische; der spottet der Schlacken nun,
Und nimmt und bricht und wirft die Zerbrochenen
Zorntrunken, spielend, dort und da zum
Schauenden Ufer, und bei des Fremdlings

Besondrer Stimme stehen die Herden auf,
Es regen sich die Wälder, es hört tief Land
Den Stromgeist fern, und schaudernd regt im
Nabel der Erde der Geist sich wieder.

Der Frühling kömmt. Und jedes, in seiner Art,
Blüht. Der ist aber ferne; nicht mehr dabei.
Irr ging er nun; denn allzugut sind
Genien; himmlisch Gespräch ist sein nun.

 

Abbitte

Heilig Wesen! gestört hab ich die goldene
Götterruhe dir oft, und der geheimeren,
Tiefern Schmerzen des Lebens
Hast du manche gelernt von mir.

O vergiß es, vergib! gleich dem Gewölke dort
Vor dem friedlichen Mond, geh ich dahin, und du
Ruhst und glänzest in deiner
Schöne wieder, du süßes Licht!

 
Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Portret door Franz Karl Hiemer, 1792

Lees verder “Friedrich Hölderlin, Katharina Hartwell, Jens Petersen, Ralph Giordano, Henning Heske, Josef Reding”

Peter Berling, David Malouf, Benoît Duteurtre, Touré, Gerard Malanga, Andrée Chedid

De Duitse schrijver, filmproducent en acteur Peter Berling werd geboren op 20 maart 1934 in Meseritz-Obrawalde. Zie ook alle tags voor Peter Berling op dit blog.

Uit: Ritter zum Heiligen Grab

»Gestattet mir eine letzte Kontrolle des Kontrahenten!«, sagte er zu Astair, er hatte den auffordernden Blick Yussufs aufgefangen, der seinem zierlichen Dolch galt. Die ziselierte Silberscheide ragte aus der Schärpe seines Hosenbundes. Wie um den rechten Sitz der Stricke noch einmal zu überprüfen, umrundete Bert el-Caz den Pfosten. Yussuf spürte deutlich, wie sich der Dolch zwischen seine Handgelenke schob, seine Finger konnten die Scheide ertasten. Der Schwarzbart schmunzelte zufrieden.
Astair gab das Zeichen zum Beginn des Wettstreits. Sofort begannen beide, die schmächtige Elgaine und der massige Ziride, an ihren Fesseln zu rucken. Die Menge begleitete ihre Anstrengungen mit anfeuernden Rufen, verfiel in rhythmisches Klatschen.
»Ich halt das nicht aus!«, stöhnte Astair.
»Dann wartet den Ausgang in der Taverne ab!« Der kleine Bert el-Caz lachte ihn aus. »Bei einem Schluck stärkenden Weines!« Er zerrte den Waffenmeister mit sich zum gegenüberliegenden ›Letzten Anker‹. Von dort aus, wo auch viele aus der Mannschaft des Ziriden völlig betrunken herumhingen, konnten sie den Schauplatz des Geschehens bestens einsehen. Yussuf rüttelte, bäumte sich auf wie ein tobender Stier, doch die Stricke gaben nicht nach, im Gegenteil, sie zogen sich immer fester zu.
Elgaine hingegen bewegte sich nur wenig, wie ein Grashalm im Winde. Sie lächelte still vor sich hin.
In der Taverne hatte Bert el-Caz noch nicht zum Becher gegriffen, als Astair ihn an seiner Hosenschärpe zu sich heranzog.
»Ich hab’s genau gesehen«, fauchte er den Kleinen zornig an, »wie Ihr den Dolch –«
Bert el-Caz grinste breit. »Scheide! Nur die Scheide!« Flink fasste er sich an seinen grünen Turban und zog die blanke Klinge wie eine Ziernadel aus dem Stoff. Sie tranken sich zu. »Hoffentlich habt Ihr die Prinzessin nicht zu fest –« Astair sah sich nicht gern düpiert, doch ein weiteres Mal musste er ein Feixen des Kleinen hinnehmen.“

 
Peter Berling (Meseritz-Obrawalde, 20 maart 1934)

Lees verder “Peter Berling, David Malouf, Benoît Duteurtre, Touré, Gerard Malanga, Andrée Chedid”

Ricus van de Coevering, Ovidius, Christoph Ransmayr, Henrik Ibsen, Alicia Kozameh

De Nederlandse schrijver Ricus van de Coevering werd op 20 maart 1974 in Asten geboren. Zie ook alle tags voor Ricus van de Coevering op dit blog.

Uit: Noordgeest

“Het schip helde naar bakboord, voelde Willem, en iets dat onder zijn bed lag, schoof over de vloer; zijn agenda misschien, die hij al dagen kwijt was.
Zijn rug was klam van het zweet, voelde hij toen hij  geschrokken  overeind  kwam.  Hij  vroeg zich af waarom het schip zo overhelde. In de decennia dat hij op zee geweest was, had hij dit nog nooit meegemaakt. Toen hij het alarm in de gang hoorde  huilen,  voelde  hij  de  sensatie  van  angst  en opwinding weer, die hij ook gevoeld had toen hij ’s avonds naar het dreigende kielzog getuurd had en overwogen had om te springen. Een ramp, schoot door zijn hoofd – een prachtige ramp zal me bevrijden.
[…]

Er klonk schreeuwen op de gangen. Hij schreeuwde terug en reikte naar de klink, maar kon er niet bij, omdat zijn rechterknie tussen de stalen spijlen van zijn  nest  klemde.  Hij  trok  aan  zijn  been, steeds harder, totdat er een felle pijn door zijn knie sneed, alsof iemand er een mes in stak. Alles begon te trillen en te schudden. De containers beginnen te schuiven, schoot door zijn hoofd. Maar dan was er geen houden meer aan. Toen hoorde hij lucht door de gangen suizen en glas uiteenspatten en ging zelfs het noodlicht uit.
Al  snel  kwam  het  koude  water, van zijn tenen naar zijn enkels en hoger. Dit was het dan, dacht hij, dit is het einde – en hij werd overrompeld door herinneringen. De keuzes die zijn brein met hinkstapsprongen door de tijd heen scheen te maken, verraste hem. Hoe een Dakota laag over de kerktoren scheerde en de mensen uit de buurt van blijdschap de straten op renden en elkaar in de armen vlogen. Zijn joodse buurmeisje dat hij jaren niet gezien had, was ook naar buiten gekomen. Ze lachte naar hem met een bleek en mager gezicht. Hoe hij de kades afspeurde op zoek naar moois voor zijn museumpje thuis. Hoe zijn vader een krijsende big slachtte. Het hulpeloos trappelen van het beest. De dompige lokalen van de scheepvaartschool, zijn eerste vaart over het kanaal naar de sluizen.”

 
Ricus van de Coevering (Asten, 20 maart, 1974)

Lees verder “Ricus van de Coevering, Ovidius, Christoph Ransmayr, Henrik Ibsen, Alicia Kozameh”