Thomas Olde Heuvelt

De Nederlandse schrijver Thomas Baudelet Olde Heuvelt werd geboren in Nijmegen op 16 april 1983. Toen hij drie jaar oud was, overleed zijn vader. Zijn moeder heeft hem en zijn zuster sindsdien alleen opgevoed. Sinds 2007 woont hij in ‘s-Hertogenbosch. Olde Heuvelts roman HEX (2013) speelt zich af in Beek, een dorpje in de gemeente Berg en Dal waar hij opgroeide, vlakbij Nijmegen. Daar doorliep hij het gymnasium van het Canisius College. Als kind was Olde Heuvelt fan van de boeken van Roald Dahl en Paul van Loon, en in zijn tienerjaren las hij het gehele oeuvre van Stephen King, H.P. Lovecraft en Tolkien. Pas later, tijdens zijn studie aan de Radboud Universiteit Nijmegen waar hij Amerikaanse literatuur studeerde, kwam hij in aanraking met auteurs als Jonathan Safran Foer, Carlos Ruiz Zafón, Neil Gaiman en Yann Martel, die naar eigen zeggen zijn horizon hebben verbreed en ervoor hebben gezorgd dat onder andere magisch realisme een grote invloed heeft gekregen op zijn schrijven. In 2002 verscheen Olde Heuvelts debuutroman “De Onvoorziene” bij uitgeverij Intes International. Hij schreef het manuscript hiervoor op zestienjarige leeftijd. Twee jaar later verscheen het vuistdikke “PhantasAmnesia”, een bovennatuurlijke thriller met waarin hij horror met humor en satire combineert. Als eregast op het jaarlijkse fantasyevenement de Elf Fantasy Fair, werd hij in 2005 opgemerkt door Jacques Post, uitgever van Luitingh-Sijthoff (Stephen King, George R.R. Martin en Dan Brown). Hier brak Olde Heuvelt in 2008 door met zijn derde roman “Leerling Tovenaar Vader & Zoon”. Olde Heuvelt won tweemaal de Paul Harland Prijs voor beste Nederlandstalige fantastische verhaal (2009 en 2012), hij was jurylid voor de Paul Harland Prijs en de Unleash Award, en redacteur voor Duistere Parels (2006) en [Re]writing History (2013). Met zijn boek “Harten Sara” (2011) week hij af van de genreliteratuur en schreef hij een psychologische coming-of-age roman met magisch-realistische invloeden, over een meisje met asperger. Met “HEX” (2013) keerde Olde Heuvelt weer terug naar zijn roots van de griezelliteratuur. HEX was de bestverkochte nieuwe fantasyroman van de eerste helft van 2013. Olde Heuvelts verhaal “De jongen die geen schaduw wierp” werd vertaald door Laura Vroomen als “The Boy Who Cast No Shadow” en werd in 2013 genomineerd voor de prestigieuze Hugo Awards, waarmee Olde Heuvelt de eerste en enige Nederlander is die voor een Hugo Award is genomineerd.

Uit: HEX

“Stefan de Graaf kwam juist op tijd om de hoek van het parkeerterrein achter de Nico de Witt-supermarkt gerend om te zien hoe Katharina werd overreden door een antiek draaiorgel.
Even leek het een optische illusie, want in plaats van dat de vrouw achterover op straat werd geworpen, loste ze op in krullend houtsnijwerk, gevederde engelenvleugels en chroomkleurige orgelpijpen. Het was Martijn Winkel die het orgel aan de koppelingsas achteruitduwde en op aanwijzing van Loes Krijgsman tot stilstand bracht. Hoewel er niet eens een bons had geklonken toen Katharina werd geraakt en er geen druppel bloed vloeide, kwamen er overal vandaan mensen toegesneld met de urgentie die dorpelingen nu eenmaal tentoonspreiden bij een ongeluk. En toch liet niemand zijn of haar big shopper vallen om te hulp te schieten… want als de Bekenaren iets hoger in het vaandel hadden staan dan urgentie, was het wel een afwachtende houding.
‘Niet te dichtbij,’ riep Martijn met uitgestoken hand tegen een klein meisje dat weifelend naderbij was gekomen, niet gelok ‘t door het bizarre ongeluk, maar door de pracht van het gevaarte. Op hetzelfde moment begreep Stefan dat het helemaal geen ongeluk was. In de schaduw onder het draaiorgel zag hij twee smoezelige voeten en de bemodderde zoom van Katharina’s jurk uitsteken.
Hij glimlachte meewarig: dus toch een illusie. Twee tellen later schalde de Radetzkymars luidkeels over het parkeerterrein.
Hij hield zijn pas in, moe maar uiterst voldaan, bijna aan het eind van zijn grote ronde: vierentwintig kilometer door de Ooijpolder, via Duitsland naar Millingen en terug over de dijk. Het gaf hem een goed gevoel, en niet alleen omdat hardlopen de ideale manier was om de spanningen van een lange dag met colleges op het Radboud uit zijn lijf te krijgen. Vooral de heerlijke buitenBeekse nazomerbries die door zijn longen wervelde en de geur van zijn zweet naar noordelijker streken voerde, bracht hem in een opperbeste stemming. Het was iets mentaals natuurlijk, want met de lucht in Beek was niets mis. .. niets wat met experimenten kon worden geduid, althans.”

 
Thomas Olde Heuvelt (Nijmegen, 16 april 1983)

Tomas Tranströmer, Henry James, Daniël Samkalden, Jérôme Lambert, Patrick Bernauw, Benjamin Zephaniah, Wilhelm Busch, Ina Boudier-Bakker

De Zweedse dichter en schrijver Tomas Tranströmer werd geboren in Stockholm op 15 april 1931. Zie ook alle tags voor Tomas Tranströmer op dit blog.

Alcaic

This forest in May. It haunts my whole life:
the invisible moving van. Singing birds.
              In silent pools, mosquito larvae’s
furiously dancing question marks.

I escape to the same places and same words.
Cold breeze from the sea, the ice-dragon’s licking
              the back of my neck while the sun glares.
The moving van is burning with cool flames.

 

From the Island, 1860

I
One day as she rinsed her wash from the jetty,
the bay’s cold grave rose up through her arms
and into her life.

Her tears froze into spectacles.
The island raised itself by its grass
and the herring-flag waved in the deep.

II
And the swarm of small pox caught up with him,
settled down onto his face.
He lies and stares at the ceiling.

How it had rowed up through the silence.
The now’s eternally flowing stain,
the now’s eternally bleeding end-point.

 

Vertaald door Patty Crane

 
Tomas Tranströmer (15 april 1931 – 26 maart 2015)

Lees verder “Tomas Tranströmer, Henry James, Daniël Samkalden, Jérôme Lambert, Patrick Bernauw, Benjamin Zephaniah, Wilhelm Busch, Ina Boudier-Bakker”

Tjitse Hofman, Roman Graf, Alexandre Jardin, Péter Esterházy, Landolf Scherzer, Gabriele Stötzer, Charles Lewinsky

De Nederlandse dichter Tjitse Hofman werd geboren in Assen op 14 april 1974. Zie ook alle tags voor Tjitse Hofman op dit blog.

Roodvocht

Meer meer
en vooral meer
en dat het mooi

Roodvochtige ijlslaap
van stroom en stoom
dat er bloedsoep kookt

Dat het borrelt
dat wij blootlijf

Koudzweet en warm
rillen en alles willen
alles tegelijk

Dat we dampen
stijgen en hopen
dat het licht uit

Dat het donker –

 

ZOMER

Het gulpt uit
alle poriën

Een beetje plakkerig
aan de zak

Wat zweterig
in de naad ook

Kleffe dreadlocks
in de oksels.

 
Tjitse Hofman (Assen, 14 april 1974)
Portret door Lammert Joustra, 2006

Lees verder “Tjitse Hofman, Roman Graf, Alexandre Jardin, Péter Esterházy, Landolf Scherzer, Gabriele Stötzer, Charles Lewinsky”

Nachoem Wijnberg, Alexander Münninghoff, Michel Faber, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett, Seamus Heaney, Tim Krabbé, Eudora Welty

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

 

Naar de markt kijken als naar de sterren en naar de staat als de maan in de herfst

Je staat op een leeg toneel
en moet uitleggen wat je ziet.

Zoals: Ik sta nu in een hoek
van een drukke markt.

Nu kun je tot vertegenwoordiger
van de staat op deze markt benoemd worden.

De opzichter die kan zeggen of de gewichten juist zijn
door ze in zijn handen te nemen.

Want je hebt je nooit vergist
in van wie een gedicht was.

 

Afspraak

Ach jij, jij
kunt midden op een warme dag
een bad nemen.

Je bent vroeg opgestaan
om op tijd te komen
en je bent alweer terug.

Je hebt geluisterd,
soms met je ogen dicht,
maar niet in slaap.

In alle kleren die je aanhad
was het zo warm
en je wilde zo weinig mogelijk bewegen.

En straks, als
het avond is
drink je thee met wie je
dat afgesproken hebt,
half in de tuin, half ergens anders.

 

 
Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

Lees verder “Nachoem Wijnberg, Alexander Münninghoff, Michel Faber, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett, Seamus Heaney, Tim Krabbé, Eudora Welty”

K. Michel

De Nederlandse dichter K. Michel werd geboren op 13 april 1958 in Tilburg. Michel studeerde filosofie in Groningen en Amsterdam. Debuteerde in 1989 met de dichtbundel ‘Ja, naakt als de stenen’. Drie jaar later verscheen de verhalenbundel ‘Tingeling & Totus’. In 1994 verscheen zijn tweede dichtbundel ‘Boem de nacht’ die met de Herman Gorter-prijs werd bekroond. In 1999 verscheen de bundel ‘Waterstudies’ waarvoor hij de VSB-poëzieprijs en de Jan Campert-prijs ontving. In datzelfde jaar werd door het Onafhankelijk Toneel een theatervoorstelling gemaakt van de verhalen over Tingeling. In 2004 verscheen de poëziebundel ‘Kleur de schaduwen’, die werd gevolgd door ‘In een handpalm’ (verhalen en beschouwingen, 2008) en ‘Bij eb is je eiland groter’ (poëzie, 2010) waarvoor hij de Awaterprijs kreeg èn de Guido Gezelle-prijs. Michel was redacteur van het literaire tijdschrift Raster. Hij vertaalde ook poëzie van o.a. Octavio Paz, Arthur Sze en Michael Ondaatje en hij stelde bloemlezingen samen uit het werk van John Berger en Stefan Themerson.

Boekhouding

mijn boekhouder komt op bezoek
samen ruimen we een tafel leeg
voor zijn scheve toren van mappen
mijn zus komt binnen
ze doet heel kwaaiig tegen hem
eerst draagt ze een slobberig trainingspak
zoeen als danseressen tijdens het opwarmen dragen
even later een spijkerpak
waarom doe je zo bozig
vraag ik zachtjes op de gang
nou daarstraks was ik bij de huisarts
en die vertelde met veel omhaal dat ik sterven ga
wat een onnozele gast zeg ik
je bent toch allang dood
en we barsten in lachen uit
dan gaat zij naar de stomerij, gordijnen ophalen
en ga ik dit gedicht opschrijven
in de voorkamer, geen idee
waar de accountant is gebleven

iedere nacht hetzelfde de laatste tijd
met dan weer een rolkoffer dan weer een bloemetjesjurk
zo komt de boekhouding nooit op orde

 

Jan op feb af

maart staart april wil
droomde dat ik het nieuwe kabinet
moest fotograferen
op de trappen van het decemberpaleis
in diverse formaties

gezichten met knikkerogen
gestuukte kaken
een stapeling van schouders

rijtjes rijtjes
grijs zwart gebroken wit
als vroeger op het schoolbord
de tafels tot tien
de volledige vervoeging van het werkwoord moeten


K. Michel (Tilburg, 13 april 1958)

Antje Rávic Strubel, Alan Ayckbourn, Scott Turow, Tom Clancy, Agnes Sapper

De Duitse schrijfster Antje Rávic Strubel werd geboren op 12 april 1974 in Potsdam. Zie ook alle tags voor Antje Rávic Strubel op dit blog.

Uit: In den Wäldern des menschlichen Herzens

„Alles wurde anders mit ihrem zweiten Sommer im Camp.
Im vorigen Jahr war hier noch braches Land gewesen, auf dem Brennnesseln und gelbe Rautewucherten. Ein alter Holzschuppen hatte als Küche gedient. Inzwischen wurde der Schuppen als Lager benutzt, in dem Paddel, Zelte und Schwimmwesten aufbewahrt wurden, die alle den Schriftzug Hemingway trugen.
Das war der Name des Camps. Teilnehmer der geführten Kanutouren hatten sich über das veraltete Männlichkeitsbild beschwert, das darin zum Ausdruck kam, ausgerechnet hier, wo sie sich erholen wollten. Aber die Campleitung hielt an diesem Namen fest. Die Teilnehmer hatten Outdoor-Urlaub gebucht inklusive Verpflegung und Ausrüstung, Erste-Hilfe-Sets und Wasseraufbereitungstabletten, sie wurden in die Paddeltechnik eingewiesen und über Verhaltensregeln auf Rastplätzen belehrt, sie waren versichert und trugen wasserabweisende Kleidung. Der Name war das Einzige, was noch echte Abenteuer heraufbeschwor. Er erinnerte an Überlebenskämpfe in der Wildnis, an das Ringen mit den Gewalten der Natur, das entschieden wurde nach den großen, unzweideutigen Prinzipien von Sieg oder Tod.
Im letzten Sommer hatten die Scouts Tipis aufgestellt.
Sie hatten junge Bäume gefällt und die Stämme entastet und gehobelt, ohne es je vorher gemacht zu haben. Die Aufbauanleitung einer alten Cheyenne-Indianerin aus dem Internet hatte ihnen geholfen, und so standen jetzt Cheyenne-Tipis mit schön gekreuzten, blanken Fichtenstämmen auf der Wiese und erinnerten daran, dass nichts und niemandem ein fester Platz auf der Welt vorherbestimmt war.
Katja und René hatten schon im Vorjahr in einem der Tipis geschlafen, nach der langen Anreise von Berlin. Es waren hohe Zelte. Durch eine Öffnung in der Spitze kam frische Luft. Die Feuerstelle in der Mitte war unbenutzt, aber die Leinenplanen waren von der Witterung inzwischen ausgebleicht genug, um den Anschein zu erwecken, dass es sich um Originalstücke handelte.“

 

 
Antje Rávic Strubel (Potsdam, 12 april 1974)

Lees verder “Antje Rávic Strubel, Alan Ayckbourn, Scott Turow, Tom Clancy, Agnes Sapper”

Leonard Nolens, Mark Strand, Silvia Avallone, Walid Soliman, Dorothy Allison, Hubert Nyssen, Barbara Köhler, Rolf Schilling

De Belgische dichter en schrijver Leonard Nolens werd geboren in Bree op 11 april 1947. Zie ook alle tags voor Leonard Nolens op dit blog.

 

Verklärte nacht

We zitten er naakt aan tafel. je ogen verlichten de kamer.
Je fosforescerende vlinderhanden verschikken de lucht
Als je tegen me praat of slapen op het zwarte kleed.
Ik raak ze dagelijks aan. Hun levenslijn weet hoe ik heet.
Hun doorzichtige aders verbergen de loop van mijn lot, de vlucht
Van ons bloed dat het wit van je wangen verandert in vlekkend verlangen.

De tuindeur waait open. Beginnende regen doorritselt de bomen,
Besproeit het rukkende raam waarin jij zit te blinken,
Licht waarin ik me zie, in wie ik misschien verdwijn.

Je stapelt borden, verwijdert de kruimels en schenkt nog wat wijn.
Ik hoor in de keuken het blauw porselein en de messen tinken,
Ver. Mijn benen doen pijn van het niet naar je toe kunnen komen.

 

Klein

Leer het me, Herman, ik ben nog zo klein.
Leer me daar vallen, en zonder te huilen,
dwars door de stoep van een wildvreemde stad.

Ook ik moet mijn gezicht vergeten.
Ook ik moet met geen vorm en geen gewicht
het diep in van een ander land.

Ook ik moet met geen oor de gond aftasten,
moet met geen hand de bron vastpakken
die jij nu al maanden de hoogte in steekt,

die jij nu al maanden hier op laat borrelen
onder mijn tafel, hier drukt tegen mijn mond.
Leer het me, Herman, ik ben nog zo klein.

 

Zonder mij

Wat kan ik voor je doen, ik heb alleen maar woorden.
Met die muziek heb ik ons huis gebouwd, mijn leven
Vernield om toe te zien of dood de moeite waard is,
Of ik daar weg mee kan zonder te moeten sterven.

Wat kan ik voor je doen, ik moet toch van je blijven.
Ik heb je toch op mij genomen zonder je te nemen,
Zonder me te geven want ik ben alleen maar jij.
Ik ben alleen maar jij geweest om niet te moeten zijn.

Ik ben alleen maar jij geworden om niet ik te zijn.
Dat is een laffe liefde, Zoet, vergeef het mij.
Wat kan ik voor je doen, ik ben alleen maar woorden,
Wou je worden, wou ons worden zonder mij.

 

 
Leonard Nolens (Bree, 11 april 1947)

Lees verder “Leonard Nolens, Mark Strand, Silvia Avallone, Walid Soliman, Dorothy Allison, Hubert Nyssen, Barbara Köhler, Rolf Schilling”

Glenway Wescott

De Amerikaanse schrijver Glenway Wescott werd geboren op 11 april 1901 in Kewaskum, Wisconsin. Van 1917 tot 1919 studeerde hij aan de Universiteit van Chicago en hij werd lid van de Poëzie Club van de universiteit, naast Elizabeth Madox Roberts, Arthur Yvor Winters en Maurice Leeseman. Hij schreef, aangemoedigd door Winters, gedichten in imaginistische stijl. Zijn eerste publicatie, gedrukt door Monroe Wheeler gedrukte gedichten in het chapbook “THe Bitterns” (1920), opgedragen aan Yvor Winters, werd geprezen door Wallace Stevens. Monroe Wheeler, die hij in 1919 ontmoette en van wie hij tot aan zijn doodde partner bleef, hielp hem om zijn homoseksualiteit te accepteren. Zijn roman “The Grandmothers” (1927) werd bekroond met een literaire prijs en werd een bestseller. Een ernstige ziekte eind 1918, volgens zijn biograaf Jerry Roscoe de Spaanse griep, betekende het einde van zijn studie. Hij verbleef daarna in New Mexico, in 1921, en in 1922 in Duitsland, keerde terug naar de Verenigde Staten, maar bezocht Europa steeds weer. Vanaf het midden van de jaren 1920 woonde Wescott samen met Wheeler, met name in Frankrijk, waar hij Jean Cocteau, Isadora Duncan, Ford Maddox Ford, en een deel van de kring rond Gertrude Stein ontmoette. In 1933 gingen hij en Wheeler, die conservator werd van het Museum of Modern Art terug naar New York. Zij woonden daar samen met hun vriend, de jonge fotograaf George Platt Lynes. Wheeler en Wescott vertrokken in 1936 naar de nieuw verworven boerderij van zijn jongere broer Lloyd in een klein stadje in de buurt van Hampton in New Jersey. Lloyd was met de welgestelde Barbara Harrison in Parijs getrouwd. Zijn roman “The Pilgrim Hawk: A Love Story” (1940) werd geprezen door de literaire critici en het boek “Appartement in Athens” (1945) over een Griekse familie in de door de Wehrmachtbezette gebieden in de Tweede Wereldoorlog in Athene, bij wie een Duitse officier was ingekwartierd, werd een succes. Het was zijn laatste voltooide roman. In 1962 publiceerde Wescott een boek met essays over zijn relaties met Katherine Anne Porter, Somerset Maugham, Thornton Wilder, Colette, Isak Dinesen en Thomas Mann, die hij goed kende. Glenway Wescott was het model voor Robert Prentiss in de roman “The Sun Also Rises” van Ernest Hemingway, die Wescotts benijdde om zijn succes en die zijn homoseksualiteit verachtte. Wescott en Monroe Wheeler werden door Edmund White in “The Farewell Symphony” geportretteerd.

Uit:The Pilgrim Hawk

“Now Cullen had risen and was standing at his wife’s elbow, shaking his finger at the falcon teasingly. I thought that the bird’s great eyes showed only a slight natural bewilderment; whereas a slow sneer came over his face and he turned pale. It was the first revelation I had of the interesting fact that he hated Lucy.
He would willingly have sacrificed a finger tip in order to have an excuse to retaliate, I thought; and I imagined him picking up a chair or a coffee table and going at her with smashing blows. What a difference there is between animals and humans! Lucy no doubt would be disgustingly fierce when her time came; but meanwhile sat pleasantly and idly, in abeyance. Whereas humanity is histrionic, and must prepare and practice every stroke of passion; so half our life is vague and stormy make-believe.
Mrs. Cullen merely looked up at her husband and said in a velvety tone, “The trouble with Ireland, from my point of view, is that they don’t like our having a falcon. Naturally Lord Bild disapproves; but I don’t mind him. He’s so unsure of himself; he’s a Jew furthermore; you can scarcely expect him to live and let live. But our other neighbors and the family are almost as tiresome.”
Cullen thrust the teasing hand in his pocket and returned to his armchair. Her eyes sparkled fast, perhaps with that form of contrition which pretends to be joking. Or perhaps it pleased her to break off the subject of their Irish circumstances and worldly situation and to resume the dear theme of hawk, which meant all the world to her.
The summer before, she told us, an old Hungarian had sold her a trained tiercel. “I took him with me last winter when we stayed with some pleasant Americans in Scotland. There’s a bad ailment called croaks, and he caught that and died. They had installed their American heating, which I think makes an old house damp; don’t you? Then their gamekeeper trapped Lucy and gave her to me. Wasn’t that lucky? I’ve always wanted a real falcon, a haggard, to man and train myself.”
In strict terminology of the sport, she explained, only a female is called a falcon; and a haggard is one that has already hunted on her own account, that is, at least a year old when caught.
Except for that one deformed bit of one foot, Lucy was a perfect example of her species, Falco peregrinus, pilgrim hawk. Her body was as long as her mistress’s arm; the wing feathers in repose a little too long, slung across her back like a folded tent. Her back was an indefinable hue of iron; only a slight patine of the ruddiness of youth still shone on it. Her luxurious breast was white, with little tabs or tassels of chestnut. Out of tasseled pantaloons her legs came down straight to the perch with no apparent flesh on them, enameled a greenish yellow.”      

 

 
Glenway Wescott (11 april 1901 – 22 februari 1987)

Leo Vroman, Jan van Mersbergen, Paul Theroux, Claudio Magris, Bella Akhmadulina, Stefan Heym, Richard Wagner

De Nederlandse dichter Leo Vroman werd op 10 april 1915 in Gouda geboren. Zie ook alle tags voor Leo Vroman op dit blog.

 

Drie stenen zitten op een steen…

Drie stenen zitten op een steen.
Acht stenen liggen er om heen.
Daar onder liggen er nog negen.
Andere daar naast en tegen.
Een steen steekt half uit het zand naar buiten
om zich nog eventjes te uiten.
Leer, kinderen, dit uit zijne mond:
houd steeds een vuist boven de grond.

 

Het landschap

Ik wens je een landschap, zo compleet
dat ik er haast niet ben,
dat jij bemint en ik herken,
waar ik de weg nog weet.
Onder de grote varenblaren
die hier lang geleden waren
wijs ik je de bloemen aan
die ook niet meer bestaan.
Dan sta je stil, knijpt in mijn hand,
en roept: Waarachtig! Daar!
en wijst naar geen spoor in het gras
zodat ik mij weer doodschrik want
het lijkt ons of er even maar,
iemand van vroeger was.

 

De eenvoud van beuken

Liep ik vijftien meter boven de grond
door de kroon van een beukenwoud
en tastte tussen de twijgen rond
dan denk ik dat ik meer verstond
waarom ik van ze houd.

En kroop ik vijf voet de aarde in
zo traag als hun wortels gaan
dan dronk ik de ware waarde in
van hun aaise groei en staarde in
de poriën van mijn bestaan.

Maar ik zit met mijn gebroekte stramme
hoewel goed bedoelde hammen
op het schijnbaar vriendelijk mos
tussen de schijnbaar gladde stammen
van het schijnbaar simpele bos.

De aarde wordt het best genoten
met onze ogen half gesloten.

 


Leo Vroman (10 april 1915 – 22 februari 2014)
Portret door Bert Megens, 2010

Lees verder “Leo Vroman, Jan van Mersbergen, Paul Theroux, Claudio Magris, Bella Akhmadulina, Stefan Heym, Richard Wagner”

Marcel van Maele, William Hazlitt, Lew Wallace, Eric Knight, Forceythe Willson

De Vlaamse dichter en beeldhouwer Marcel van Maele werd geboren in Brugge op 10 april 1931. Zie ook alle tags voor Marcel van Maele op dit blog.

 

Met mijn dood sterft alles mee

Met mijn dood sterft alles mee
ook wat overblijft:
een vruchteloos debat,
een boek – vol woorden ter verduidelijking-,
een grijns.
Ik ken verduiveld goed de grens tussen drift en durf,
daarom ligt mijn hand op de wekker,
-nee, ik speel niet mee-
ook niet met een nouveau nouveau roman.
Ik,
het resultaat van wat is en wat was,
blijf nooit mezelf
dat is in beweging zijn
terwijl pijn aan de stilte knaagt.
En verder drijven met kristal verbazing,
de rinkeling, de wekker,
de vragen weken of ontwijken, en aanvaarden
hartstochtelijk de klappen van de zweep.
Klappertandend geduld,
ik sla de fles aan scherven.

 

 
 Marcel van Maele (10 april 1931 – 24 juli 2009)

Lees verder “Marcel van Maele, William Hazlitt, Lew Wallace, Eric Knight, Forceythe Willson”