Carl Busse

De Duitse dichter en schrijver Carl Hermann Busse werd geboren op 12 november 1872, waarschijnlijk in Lindenstadt bij Birnbaum in Posen. Busse bezocht het Gymnasium in Wongrowitz. Hij woonde vanaf 1893 in Berlijn en bezocht daar het Militärpädagogium. Vanaf 1894 studeerde hij filologie, geschiedenis en filosofie aan de Universiteit van Berlijn en publiceerde in 1898 met Wolfgang Golther aan de Universiteit van Rostock een werk over de lyrische poëzie van Novalis. Vanaf 1898 was hij actief als freelance schrijver en literatuurcriticus in Berlijn, mederedacteur van het Deutsche Wochenblatt, een tijdschrift voor politiek, kunst en literatuur, en medewerker van Velhagen & Klasings Monatsheften. Busse was mede-oprichter van het “Kartel van Duitse Lyrische Auteurs”. De componist Heinrich Kasperschmid zette in 1903 het gedicht “Schöne Nacht” voor stem en piano op muziek. Er volgden meer componisten die zijn werk op muziek zetten. Busse nam vanaf 1916 deel aan WO I en kreeg het IJzeren Kruis II-klasse uitgereikt. Hij stierf aan de Spaanse griep, die in 1918 in Europa woedde. In Berlijn is de Busseallee genoemd naar hem.

Schöne Nacht

Schöne Nacht, Gestirne wandeln
Heilig über dir,
Und des Tags bewegtes Handeln
Stillt zum Traum sich hier.

Was ich sehne, was ich fühle,
Ist nun doppelt mein,
Ach in deiner keuschen Kühle
Wird es gut und rein!

Und so bringst du diese Erde,
Bringst mein Herz zur Ruh,
Daß es still und stiller werde,
Schöne Nacht, wie du!

 

An einen Jugendfreund

Schon auf der Schulbank saßen wir zusammen
Und lasen uns die ersten Lieder vor,
Und in uns beiden schlugen wild die Flammen
Der ersten heißen Leidenschaft empor.
Du lieber Gott, was waren das für Zeiten!
Rapiere blitzten und der Becher klang,
Und trutzig brauste durch die Frühlingsweiten
Aus junger Brust der Sekundanersang.

Und hat das Leben uns auch längst vertrieben
Aus unsrer Jugend heitrem Blütenland,
Die alten Freunde sind wir doch geblieben,
Weil dich und mich der gleiche Schmerz verband.
In unsrer Seelen tiefverborgnem Grunde
Liegt still ein Grab, davor wir beten gehn
Und für die Liebe, die wir dort begruben,
Giebt es kein Ostern und kein Auferstehn.

So gehn wir einsam durch ein schweres Leben
Mit müdem Sinn, bis uns der Tod einst bricht,
Mir hat der Schmerz den Dichterkranz gegeben,
Dich ziert kein Kranz – dich ruft nur rauh die Pflicht.
Es trieb der Nacht tiefdunkelndes Gefieder
Zwei Freunde fort, weitfort von Glück und Haus,
Der eine singt noch wilde Sehnsuchtslieder,
Der andre weint sich nur im stillen aus.

 
Carl Busse (12 november 1872 – 3 december 1918)

 

Einladung zur Martinsgans (Achim von Arnim)

Bij Sint Maarten

 

 
Sint Maarten deelt zijn mantel met een bedelaar door Louis Galloche, ca. 1737

 

Einladung zur Martinsgans 

Wann der heilge Sankt Martin
Will der Bischof sehr entfliehn,
Sitzt er in dem Gänsestall
Niemand findt ihn überall,
Bis der Gänse groß Geschrey
Seine Sucher ruft herbey.

Nun dieweil das Gickgackslied
Diesen heilgen Mann verrieth,
Dafür thut am Martinstag
Man den Gänsen diese Plag,
Daß ein strenges Todesrecht
Gehn muß über ihr Geschlecht.

Drum wir billig halten auch
Diesen alten Martinsbrauch,
Laden fein zu diesem Fest
Unsre allerliebste Gäst
Auf die Martinsgänslein ein,
Bey Musik und kühlem Wein.

 

 
Achim von Arnim (26 januari 1781 – 21 januari 1831)
Berlijn. Achim von Arnim werd geboren in Berlijn

 

Zie voor de schrijvers van de 11e november ook mijn vorige blog van vandaag en eveneens mijn blog van 11 november 2011 deel 2.

Hans Magnus Enzensberger, Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Nilgün Yerli, Luigi Malerba, Kurt Vonnegut

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook mijn blog van 11 november 2010 en eveneens alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

A

Bevor du B sagst, verweile doch,
horch, bedenk,
was du gesagt hast. Ein Vokal,
der wenig bedeutet,
viel in Bewegung setzt.
Einmal den Mund aufgemacht,
und du treibst deine sterbliche Hülle
zu Leistungen an
von kosmischer Komplexität:
ganze Kaskaden von Reizen,
Berechnungen, Turbulenzen,
hinter dem Rücken dessen,
der Ich ist – vom Gehirn,
das nicht redet
und jeder Wissenschaft spottet,
zu schweigen.

 

Das somnambule Ohr

Wie sollst du je wieder einschlafen,
wenn in der menschenleeren Stunde
ehe es hell wird,
das Haus klopft und scharrt,
wenn du es murmeln hörst
hinter der Wand?

Diese Schüsse, kommen sie aus einem Film,
den niemand sieht,
oder stirbt da einer im Treppenhaus?
Etwas gurrt, wo keine Taube lebt,
etwas ächzt – ein alter Kühlschrank
oder ein längst verschwundenes Liebespaar.

In den Ventilen zischt das Gas.
Es werden schwere Möbel gerückt.
Etwas tropft. Der Dampf tickt.
Das Wasser stürzt durch die Röhren.
Wer trinkt, wer duscht,
wer entleert sich da?

Und als es endlich still ist –
das Haus hält vor Angst die Luft an –,
vernimmst du ein Sirren,
fast jenseits des Hörbaren,
geisterhaft dünn wie der glitzernde Ring
eines unaufhaltsamen Zählers,

der sich im Dunkeln dreht.

 
Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren,11 november 1929)

Lees verder “Hans Magnus Enzensberger, Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Nilgün Yerli, Luigi Malerba, Kurt Vonnegut”

ECI Literatuurprijs 2016 voor Martin Michael Driessen

ECI Literatuurprijs 2016 voor Martin Michael Driessen

De Nederlandse schrijver Martin Michael Driessen ontvangt de ECI Literatuurprijs (de vroegere AKO-Literatuurprijs) voor zijn novellenbundel “Rivieren”. Juryvoorzitter Louise Fresco maakte dat gisteravond live in het programma Nieuwsuur bekend vanuit Theater aan het Spui in Den Haag. Zie ook alle tags voor Martin Michael Driessen op dit blog.

Uit: Rivieren

‘‘Als je moet drinken doe het dan ergens waar niemand er last van heeft,’ had zijn vrouw gezegd.
‘Als je moet drinken doe het dan nu,’ had zijn agent gezegd, ‘je repetities voor Banquo beginnen pas in september.’
‘Natuurlijk mag je mijn kano en mijn tent lenen,’ zei zijn zoon, ‘maar ik ga niet met jou die rivier op. Maak je die tocht soms om je dood te zuipen?’
Het had de laatste dagen ononderbroken geregend en de waterstand in Sainte-Menehould was ongewoon hoog voor de maand juli. Bij het avondeten in Le Cheval Rouge dronk hij wijn, op zijn hotelbed whisky uit de fles die hij tijdens de autorit vanuit Brussel al had aangebroken. Hij zou dus alleen gaan. Hij wist dat alcohol hem agressief maakte en begreep dat andere mensen hem meden. Wat dat betrof was hij inmiddels zo tolerant als een lepralijder. Wat hem in de weg stond, dacht hij terwijl hij whisky bijschonk in het plastic bekertje uit de badkamer, was zijn enorme wilskracht. Als hij met zichzelf zou afspreken dat hij nooit meer een druppel zou drinken, zou hij zich daar ook aan houden. Anders zou hij elk zelfrespect verliezen en te gronde gaan. Hij zou nooit meer in de spiegel kunnen kijken als hij zo’n gelofte brak. Hij moest dus goed nadenken voor hij zich committeerde, want dan zat hij er voor de rest van zijn leven aan vast.
‘U bent een alcoholicus,’ had de arts gezegd. ‘Matig drinken is geen oplossing voor u. U moet totaal met de gewoonte breken.’
Daar denk ik over na op de rivier, dacht hij. Misschien is de fles in mijn rugzak de laatste die ik ooit drink. Stel dat ik dat besluit neem. Huwelijk gered. Zoon respecteert zijn vader weer. Carrière aan de Munt gestabiliseerd. Je ziet er tien jaar lang tien jaar jonger uit, je krijgt misschien nog de kans Hamlet te spelen. De fles op het nachtkastje was bijna leeg; maar die in zijn rugzak was voor de rivier. En met anderhalve slaappil zou het moeten gaan.
Wil je het drinken echt opgeven, dacht hij terwijl hij een sigaret opstak. Het is geen geluk, maar het lijkt er wel verdomd veel op. Meer dan al het andere dat je kent.”

 
Martin Michael Driessen (Bloemendaal, 19 april 1954)

In Memoriam Leonard Cohen

 

In Memoriam Leonard Cohen

De Canadese dichter, folk singer-songwriter en schrijver Leonard Cohen is op 82-jarige leeftijd overleden. Dat heeft zijn management in de nacht van donderdag op vrijdag gemeld. Leonard Cohen werd geboren op 21 september 1934 te Montréal. Zie ook mijn blog van 21 september 2010 en eveneens alle tags voor Leonard Cohen op dit blog.

 

You Want It Darker

If you are the dealer, I’m out of the game
If you are the healer, it means I’m broken and lame
If thine is the glory then mine must be the shame
You want it darker
We kill the flame

Magnified, sanctified, be thy holy name
Vilified, crucified, in the human frame
A million candles burning for the help that never came
You want it darker

Hineni, hineni
I’m ready, my lord

There’s a lover in the story
But the story’s still the same
There’s a lullaby for suffering
And a paradox to blame
But it’s written in the scriptures
And it’s not some idle claim
You want it darker
We kill the flame

They’re lining up the prisoners
And the guards are taking aim
I struggled with some demons
They were middle class and tame
I didn’t know I had permission to murder and to maim
You want it darker

Hineni, hineni
I’m ready, my lord

Magnified, sanctified, be thy holy name
Vilified, crucified, in the human frame
A million candles burning for the love that never came
You want it darker
We kill the flame

If you are the dealer, let me out of the game
If you are the healer, I’m broken and lame
If thine is the glory, mine must be the shame
You want it darker

Hineni, hineni
Hineni, hineni
I’m ready, my lord

Hineni
Hineni, hineni
Hineni

 


Leonard Cohen (21 september 1934 – 10 november 2016)

 

 

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=ye6JssTdnvw&w=560&h=315]

Jacob Cats, Friedrich Schiller, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Werner Söllner, Vachel Lindsay

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Cats werd geboren op 10 november 1577 in Brouwershaven. Zie ook mijn blog van 10 november 2010 en eveneens alle tags voor Jacob Cats op dit blog.

 

Zo vorst, zo volk

Zie doch eens: in deze poel
Was te voren geen gewoel,
Geen geruchte, geen geschil;
Alle dingen waren stil,
Al de vogels zonder nijd,
Al de vogels zonder strijd;
Maar een schreeuwer, metter vlucht,
Hier gevallen uit de lucht,
Maakte, door zijn hees geschal,
Twist en oproer overal;
Maakte dat het ganse rot
Kwam gesprongen uit het kot,
Kwam zo fel hier in gestort
Dat het water troebel wordt.
Het is nut te zijn geloofd
Dat een vies, een zeldzaam hoofd,
Dat alleen een enig man
Ganse rijken storen kan.
Dan het is ook wel gezien
Heden en in oude tiên,
Dat een enig hoofd geveld
’t Ganse land in ruste stelt.

 

Al draagt de aap een gouden ring

Al draagt de aap een gouden ring,
Zo is het toch een lelijk ding
Al heeft de sim een gulden rok,
Zo is ‘et toch maar enkel jok;
Want schoon zij met een grote pracht,
Wordt deftig in het spel gebracht,
En dat ze voor de eerste maal
Komt prachtig treden op de zaal,
Komt wonder moedig aan de dag:
Zij is een aap, gelijk ze plach’;
Want eer men nog de rolle sluit,
Zo kijken hare grillen uit,
Want zijde, goud, fluweel, satijn,
En geven niet als enkel schijn.
De vors die huppelt naar de poel,
Al zat hij op een gouden stoel.

 

 
Jacob Cats (10 november 1577 – 12 september 1660)
Portret door Michiel Jansz van Mierevelt, 1634

Lees verder “Jacob Cats, Friedrich Schiller, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Werner Söllner, Vachel Lindsay”

Henry van Dyke

De Amerikaanse dichter, schrijver en predikant Henry van Dyke werd geboren in Germantown, Pennsylvania op 10 november 1852. Net als zijn vader werd hij predikant. Hij haalde een MA aan de Universiteit van Princeton 1876. Daarna ging hij naar Duitsland, waar hij 2 jaar studeerde aan de universiteit van Berlijn. In 1879 keerde hij terug naar Amerika en werd predikant in Newport, Rhode Island. In 1883 werd hij pastor van de Brick Presbyterian Church in New York City. Hij kreeg nationale bekendheid en werd in zijn tijd gerekend tot één van de beste predikanten in New York City. In 1884 publiceerde Van Dyke zijn eerste boek, “The Reality of Religion”, drie jaar later gevolgd door “The Story of the Psalms”. Het was het begin van een onafgebroken stroom religieuze publicaties, waarin hij zijn ervaring als pastor en zijn liefde voor literatuur, natuur en godsdienst combineerde. Een van de populairste verhalen van Dyke, “The Story of the Other Wise Man” (1896), is een parabel over altruïsme. Na een lectoraat aan Princeton, wordt van Dyke in 1913 benoemd als Wilson’s persoonlijke ambassadeur voor Nederland en Luxemburg. Toen WO I uitbrak moest hij de repatriëring van de Amerikanen organiseren die via Nederland poogden het geweld te ontvluchten. In 1919 hervatte Van Dyke zijn ambt als lector in Princeton. Een bundeling van verhalen en gedichten uit de oorlog zijn te vinden in “The Valley of Visions” (1919). Na zijn pensionering (1923) ontpopte hij zich als tegenstander van het modernisme in de kunst, m.n. tegen de opvatting van ‘kunst om de kunst’. Van Dyke geloofde dat kunst de mens moest dienen. Een van Van Dyke’s bekendste gedichten is het gedicht “Time Is” (gepubliceerd in “Music and Other Poems”, 1904). In 2003 werd dit gedicht op het herinneringsmonument in Grosvenor Square te Londen geplaatst om de Britse slachtoffers van 11 september 2001 te gedenken

 

Time Is

Time is
Too Slow for those who Wait,
Too Swift for those who Fear,
Too Long for those who Grieve,
Too Short for those who Rejoice;
But for those who Love,
Time is not.

A Prayer For A Mother’s Birthday

Lord Jesus, Thou hast known
A mother’s love and tender care:
And Thou wilt hear, while for my own
Mother most dear I make this birthday prayer.

Protect her life, I pray,
Who gave the gift of life to me;
And may she know, from day to day,
The deepening glow of Life that comes from Thee.

As once upon her breast
Fearless and well content I lay,
So let her heart, on Thee at rest,
Feel fears depart and troubles fade away.

Her every wish fulfill;
And even if Thou must refuse
In anything, let Thy wise will
A comfort bring such as kind mothers use.

Ah, hold her by the hand,
As once her hand held mine;
And though she may not understand
Life’s winding way, lead her in peace divine.

I cannot pay my debt
For all the love that she has given;
But Thou, love’s Lord, wilt not forget
Her due reward,- bless her in earth and heaven.

 

 
Henry van Dyke (10 november 1852 – 10 april 1933)

Ivan Toergenjev, Jens Christian Grøndahl, Erika Mann, Jan Decker, Roger McGough, Anne Sexton, Michael Derrick Hudson

De Russische schrijver Ivan Sergejevitsj Toergenjev werd geboren op 9 november 1818 in Orjol, in de Oekraïne. Zie ook mijn blog van 9 november 2010 en ook alle tags voor Ivan Toergenjev op dit blog.

Uit: Fathers and sons (vertaling Richard Hare)

“The peasants have given me a lot of trouble this year,” went on Nikolai Petrovich, turning to his son. “They won’t pay their rent. What is one to do?”
“And are you satisfied with your hired laborers?”
“Yes,” said Nikolai Petrovich between his teeth. “But they’re being set against me, that’s the worst of it, and they don’t really work properly; they spoil the tools. However, they’ve managed to plough the land. We shall manage somehow–there will be enough flour to go round. Are you starting to be interested in agriculture?”
“What a pity you have no shade,” remarked Arkady, without answering the last question.
“I have had a big awning put up on the north side over the veranda,” said Nikolai Petrovich; “now we can even have dinner in the open air.”
“Won’t it be rather too like a summer villa? . . . But that’s a minor matter. What air there is here! How wonderful it smells. Really it seems to me no air in the world is so sweetly scented as here! And the sky too . . .” Arkady suddenly stopped, cast a quick look behind him and did not finish his sentence.
“Naturally,” observed Nikolai Petrovich, “you were born here, so everything is bound to strike you with a special—-“
“Really, Daddy, it makes absolutely no difference where a person is born.”
“Still—-“
“No, it makes no difference at all.”
Nikolai Petrovich glanced sideways at his son, and the carriage went on half a mile farther before their conversation was renewed.
“I forget if I wrote to you,” began Nikolai Petrovich, “that your old nurse Yegorovna has died.”
“Really? Poor old woman! And is Prokovich still alive?”
“Yes, and not changed a bit. He grumbles as much as ever. Indeed, you won’t find many changes at Maryino.”
“Have you still the same bailiff?”
“Well, I have made a change there. I decided it was better not to keep around me any freed serfs who had been house servants; at least not to entrust them with any responsible jobs.” Arkady glanced towards Pyotr. “Il est libre en effet,” said Nikolai Petrovich in an undertone, “but as you see, he’s only a valet. My new bailiff is a townsman–he seems fairly efficient. I pay him 250 rubles a year. But,” added Nikolai Petrovich, rubbing his forehead and eyebrows with his hand (which was always with him a sign of embarrassment), “I told you just now you would find no changes at Maryino, . . . That’s not quite true . . . I think it my duty to tell you in advance, though . . . .”

 

 
Ivan Toergenjev (9 november 1818 – 3 september 1883)
Toergenjev als jager. Portret door Nikolai Dmitriev-Orenburgsky, 1879

Lees verder “Ivan Toergenjev, Jens Christian Grøndahl, Erika Mann, Jan Decker, Roger McGough, Anne Sexton, Michael Derrick Hudson”

In Memoriam Helga Ruebsamen

In Memoriam Helga Ruebsamen

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen is op 82-jarige leeftijd overleden. Haar uitgeverij liet weten dat de schrijfster stierf in de nacht van maandag op dinsdag in haar woonplaats Den Haag. Helga Ruebsamen is op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook mijn blog van 4 september 2010 en eveneens alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog

Uit:Het lied en de waarheid

“Elke dag, zodra de zon onderging, klommen langs de muren van onze waranda kleine hagedissen omhoog.
‘Daar zijn de tjitjaks al.’
De nachtmensen staken de lampen aan, in de kamers en op de waranda. De theemevrouwen namen afscheid en gingen naar huis. De dag was voorbij, de nacht begon.
Mijn moeder liep mee met de visite tot onder de waringin en wuifde de bezoeksters en hun kinderen na. Ik stond op de waranda en luisterde naar de geluiden die van de Lembangweg kwamen. Ik kon horen dat de auto’s naar boven reden, de berg op, waar de zon al in de vulkaan lag te slapen. Of dat ze naar beneden gingen, naar Bandoeng, de stad waar de dierentuin was en de kliniek van mijn vader. Er was vaak feest in de stad, dan reden de auto’s sneller.
Mijn moeder kwam terug; ik hoorde haar zingen voordat ik haar zag. Ze haastte zich niet, ze slenterde en stond af en toe stil, zodat de lichte vlek, die zij in het donker was, maar heel langzaam groter werd. Als het eenmaal zover was dat ik meer van haar kon onderscheiden dan de kleur van haar jurk, dan zag ik ook haar witblonde krulletjes en zelfs haar lichte ogen. Ze was dan al zo dichtbij dat ze mij kon aanraken.
‘Ziezo, de waranda is weer voor ons alleen,’ zei mammie.
Ze strekte zich uit op de sofa en wenkte mij. ‘Al dat bezoek,’ zuchtte ze, ‘en nooit eens iemand met wie je kunt praten.’
De tjitjaks hadden hun plaats gevonden. Ze waren aan het plafond verstard tot versierselen van hout. Maar met bliksemsnelle uitschieters maakten ze alle insecten buit die in hun nabijheid verzeilden.
In de kamers en op de waranda brandden de lampen, zodat de nacht niet boven op ons kon vallen. De nacht maakte dat er geen verschil meer was tussen binnen en buiten. Koelte en duisternis waren ’s nachts overal. Iedereen was veilig, mens, dier en plant, onder een donkere koepel zo groot als de wereld.
Wanneer de lucht, de aarde en het water dezelfde donkere tint hadden gekregen, kwamen de tokeh. Iedere nacht wachtte ik op de tokeh. Hij was de grote broer van de tjitjaks.
Ik hoefde pas naar bed als de eerste tokeh zich had laten horen. Alle andere nachtdieren waren er dan al: vliegende honden, krekels, brulkikkers. Hun luidruchtig concert was in volle gang.
De tokeh liet zich zelden zien, maar hij riep om de zoveel tijd luid zijn eigen naam, zodat wij en andere tokehs wisten dat hij er was. Hoe vaker de tokeh riep, des te meer geluk hij bracht. Iedereen kon hem verstaan, ook wij. Zodra de tokeh begon, hielden wij op met praten. Zachtjes telden wij mee. Een… twee… drie, het duurde lang.
Zou er nog wel een volgende roep komen? Ja, nog een. Snel verder, vier, vijf, zes, zeven. Dan werd het hoe langer hoe spannender, omdat bij negen keer het geluk zou gaan stromen. Riep de tokeh twaalf keer, dan kregen wij een lang leven, veel dappere zonen, een bekoorlijke dochter en een onmetelijk fortuin.”

 

 
Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

Joshua Ferris, Kazuo Ishiguro, Herbert Hindringer, Elfriede Brüning, Margaret Mitchell, Detlef Opitz, Bram Stoker

De Amerikaanse schrijver Joshua Ferris werd op 8 november 1974 in Danville, Illinois geboren. Zie ook mijn blog van 8 november 2010 en eveneens alle tags voor Joshua Ferris op dit blog.

Uit: To Rise Again At A Decent Hour

« We call it a practice, never a business, but successful dentistry is very much a business. I started out with a windowless two-chair clinic in Chelsea. Eventually I moved into a place off Park Avenue. I had half the ground floor of an apartment complex called the Aftergood Arms. The east wing was occupied by the accounting firm of Bishop & Bishop—at that time, under investigation by a grand jury for accounting irregularities.
Park Avenue is the most civilized street in the world. Doormen still dress like it’s 1940, in caps and gloves, opening doors for old dowagers and their dogs. The awnings extend to the curb so that no one gets wet on rainy days stepping in and out of cabs, and a carpet, usually green, sometimes red, runs underfoot. With a certain cast of mind, you can almost reconstruct the horse-and-carriage days when the first of the nabob settlers were maneuvering their canes and petticoats through the Park Avenue mud. Manhattan suffers its shocks. The neighborhoods turn over. The city changes in your sleep. But Park Avenue stays Park Avenue, for better or worse—moneyed, residential, quintessentially New York.
I borrowed a lot to refurbish the new place. To pay back that money as quickly as possible, I went against the advice of the contractor, the objections of Mrs. Convoy, my own better instincts, and the general protocol of dentists everywhere and ordered a floor plan without a private office. I installed a fifth chair in that space and then spent the next ten years killing myself tending to five chairs in five rooms and bitching about my lack of privacy while raking in tons and tons of money.
Everything was always something. It did no good to bitch about it. Some days I really held a grudge. I’d tell myself to get over myself. What could be better than a thriving practice and a management structure with me on top? My days weren’t any longer than yours, except Thursdays. Some Thursdays we didn’t get out of the office until ten o’clock. I almost slept okay those nights, and the pills seemed almost redundant. (First thing to go when you medicate to sleep are the dreams. Look on the bright side, I said to myself, as my dreams first started to fade. You’re being spared, upon waking, the desperate need to convey to someone else the vivid images of a rich inner life.)”

 
Joshua Ferris (Danville, 8 november 1974)

Lees verder “Joshua Ferris, Kazuo Ishiguro, Herbert Hindringer, Elfriede Brüning, Margaret Mitchell, Detlef Opitz, Bram Stoker”