Louis Menand, Edward Hirsch

De Amerikaanse schrijver en letterkundige Louis Menand werd geboren op 21 januari 1952 in Syracuse, New York. Zie ook alle tags voor Louis Menand op dit blog.

Uit: The War On Chaplin (The New Yorker, 20 Nov. 2023)

“Chaplin’s run of silents continued into the talkie era. Two of the most iconic silent movies ever made, “City Lights” (1931) and “Modern Times” (1936), were made long after the shift to sound. Chaplin gambled that there was still an audience for silent movies. He also knew that once the Tramp spoke he would cease being an Everyman and become merely an Englishman.
Those films embodied, for many people, a distinctive attitude toward life in the twentieth century. City Lights became the name of the San Francisco publisher that put out Allen Ginsberg’s “Howl” (1956) and other dissident works; Les Temps Modernes was the name of the intellectual journal founded in Paris in 1945 by the existentialists Jean-Paul Sartre and Simone de Beauvoir. The Tramp was evoked during the Berkeley Free Speech Movement in the nineteen-sixties and the Solidarity movement in Poland in the nineteen-eighties. The Tramp stood for the Individual against the System.
In 1940, Chaplin made his first talkie, a satire of Hitler and Mussolini called “The Great Dictator.” It was a huge hit. And then the sky fell. The country, or a very noisy part of it, turned against him, and eventually, after a decade of critical and political abuse, Chaplin left the United States, cashed out his American assets, bought a house in Switzerland, and did not return for twenty years.
That was in 1972, when Chaplin was eighty-two and frail. He came back to accept an honorary Oscar, and was greeted with a twelve-minute ovation, said to be the longest in the history of the Academy Awards. By then, accusations that had once been damaging—of sexual libertinage and Communist sympathies—had lost most of their force.
Still, even for people who were not around when the reputational crash occurred, the shadow of the old charges lingered. The image of Chaplin the man had become virtually the inverse of the Tramp’s: oversexed, ungenerous, anti-American. Scott Eyman’s “Charlie Chaplin vs. America” (Simon & Schuster) is an attempt to explain what happened.
The story is not new. Sadly, it’s not old, either. As Eyman says, it “eerily foretells the homicidal cultural and political life of the twenty-first century.” Chaplin was set upon by the mid-century equivalent of social media—newspaper columnists—and was targeted by a “weaponized” government agency, the F.B.I.
Chaplin’s chief antagonists among the columnists—whose audiences, in the days before television, were considerably larger than the audiences today for Fox News and MSNBC—were gossip columnists like Hedda Hopper and Walter Winchell (who also had a weekly radio show heard by twenty million people) and anti-Communist flamethrowers like Westbrook Pegler and Ed Sullivan, a vigorous enemy of subversives before he became defanged by serving as the man who introduced the Beatles to America. The proximate cause of Chaplin’s exile was the cancellation of his reëntry permit by Harry Truman’s Attorney General after Chaplin had taken his family on a trip abroad.”

 

Louis Menand (Syracuse, 21 januari 1952)

 

De Amerikaanse dichter en letterkundige Edward Hirsch werd geboren op 20 januari 1950 in Chicago. Zie ook alle tags voor Edward Hirsch op dit blog.

 

De wijder wordende hemel

Ik ben zo klein als ik over het strand loop
’s nachts onder de steeds wijder wordende hemel.
Het natte zand versnelt onder mijn voeten
en de golven donderen tegen de kust.

Ik beweeg me weg van de promenade
met zijn kleurrijke slingers van mensen
en de hotels met hun knipperende lichten.
De wind zucht honderden kilometers lang.

Ik verdwijn zo ver in het donker
Dat ik uit het zicht ben verdwenen.
Ik ben een kleine zeeschelp
die in het geheim aan land is gedreven

en het geluid draagt van de oceaan
die door zijn lichaam stroomt.
Ik ben zo klein dat niemand mij kan zien.
Hoe kan ik vervuld worden met zo’n enorme liefde?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Edward Hirsch (Chicago, 20 januari 1950

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e januari ook mijn blog van 21 januari 2022 en ook mijn blog van 21 januari 2019 en ook mijn blog van 21 januari 2018.

Stefan Popa, Edward Hirsch

De Nederlandsche schrijver en journalist Stefan Popa werd op 20 januari 1989 geboren in Vleuten. Zie ook alle tags voor Stefan Popa op dit blog.

Uit: In de schaduw van de eik

“Ik druk mijn duim in de noest boven mijn voorhoofd en sleep mijn huid langs de nerf, over het taaie eikenhout, tot een splinter mijn vel in sluipt en ik op mijn tong bijt om geluidloos te kermen. Omdat ik toch iets denken moet, denk ik: ’toog’ betekent zowel ‘priestergewaad’ als <bar’ Ik stop mijn duim in mijn mond en zuig het ijzer uit mijn lijf. Als de wond is gestold, vouw ik mijn handen kruislings over mijn borst en wacht net als iedereen het einde af. De mouwen van mijn gasten ruisen als zij hun kruisen slaan. Het moet me meer zorgen baren Ik hoor hoe de priester opnieuw rond mijn lichaam klingelt. Hij prevelt zoetgevooisde woorden die ik niet versta. Ingenesteld in eiken tel ik mijn grafrede af. Er zit een ruimte van twee vuisten tussen neus en deksel, maar ik heb in te veel kleine keukens gewerkt om nu nog claustrofobie te ontwikkelen. Ik lig zo stijf als ik kan. Zonder de priester te zien volg ik het geketende wierookvat in zijn handen, op en neer, heen en terug, als een pendule die de toeschouwer in hypnose leidt. Mijn ingetoomde adem stuit op de deksel en keert nog warm terug. Ik begrijp best dat je soms wordt verrast door het leven – noem het overrompeld – maar dit is niet het einde dat ik me had voorgesteld. Ik ben hier niet heen gegaan om te sterven. De priester kucht. Ik bijt me door de psalmen, hymnes, gebeden en klaagzangen.
Een hoop gedoe om niets. Ik heb heel mijn leven gezegd dat ik niet gecremeerd en zeker niet begraven wilde worden. Stoof mijn lijf in een ketel met abdijbier en voer me aan het meest misbruikte dier ter wereld: het varken. Volgende keer beter. De priester neemt een slok water voor hij preekt. Hij vervloekt de globalisering, de eindeloze nood tot consumeren die zelfs is doorgedrongen tot zijn gemeente in het hoge noorden en het gebrek aan spiritualiteit die over de moderne mens is neergedaald. Hij pauzeert kort zodat alle aanwezigen mij voor zich zien, de Alex die zij zo kort kenden. .is te vroeg, veel te vroeg, teruggeroepen: Ik houd van mijn voornaam. Van mijn voornaam wel. Alex past me. Die naam heb ik te danken aan mijn vader, die mijn vader niet was. Hij gaf me bij een poldergemeente onder zeeniveau aan als Alex Petrescu. Tegen de zin van mama, zij stond erop om mij Codrin te noemen. Dat kon ze vergeten. Mijn voornaam was de naam die hij mij wilde geven om mijn vader te spelen. Het was een eenzijdig compromis. Al hield hij wel degelijk rekening met haar geboortegrond: het ging wat hem betrof tussen Daniel, Victor, Stefan, zonder komma onder de s, en Alex. Een Alex zou tenminste werk vinden in een kantoortoren. ‘Ik begraaf meer mensen dan ik doop: zegt de priester. Hij zucht – oprecht, geloof ik. ‘Dat kan ik accepteren, dat is mijn last. Maar dit…’ Hij wijst, vermoedelijk, naar mij. Ik druk mijn achterhoofd dieper in het hoofdkussen. Met mijn vingers hamer ik rond de kloppende schotwond in mijn buik. Soms druk ik mijn wijsvinger erop, zo hard als ik aankan, om vast te stellen hoe dood ik wel niet ben.”

 

Stefan Popa (Vleuten, 20 januari 1989)

 

De Amerikaanse dichter en letterkundige Edward Hirsch werd geboren op 20 januari 1950 in Chicago. Zie ook alle tags voor Edward Hirsch op dit blog.

 

Een gedeeltelijke geschiedenis van mijn domheid

Er kwam veel verkeer van de brug af,
en ik nam de weg naar rechts, de verkeerde,
en zat urenlang vast in de auto.

De meeste nachten haastte ik me de avond in
zonder op de bomen te letten,
waarvan ik de namen niet wist,
of de vogels, die achteloos verder vlogen.

Ik kon mijn verlangens niet opgeven
of ze accepteren, en dus slenterde ik verder
als een tijger die wilde springen,
maar was nog steeds bang voor de wildernis in mij.

De ijzeren staven leken onzichtbaar voor anderen,
maar ik droeg een kooi in mij rond.

Het kon mij teveel schelen wat andere mensen dachten
en maakte opmerkingen die ik niet had moeten maken.
Ik zweeg terwijl ik had moeten spreken.

Vergeef mij, filosofen,
Ik heb de stoïcijnen gelezen, maar ze nooit begrepen.

Ik had het gevoel dat ik het verkeerde leven leidde,
geestelijk gesproken,
terwijl over de halve de wereld
duizenden mensen werden afgeslacht,
sommigen van hen door mijn landgenoten.

Dus liep ik verder – afgeleid, in gedachten verzonken –
en vergat aandacht te besteden aan degenen die leden
ver weg, dichtbij.

Vergeef me, geloof, dat ik er nooit een heb gehad.

Ik geloofde niet in God,
die mij ontging.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Edward Hirsch (Chicago, 20 januari 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e januari ook mijn blog van 20 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

James Brasfield

De Amerikaanse dichter en vertaler James Brasfield werd geboren op 19 januari 1952 in Savannah, Georgia. Hij studeerde af aan Armstrong State College en Columbia University, met een MFA. Zijn werk is verschenen in AGNI, Chicago Review, Colorado Review, Crazyhorse, The Iowa Review, New Orleans Review, Poetry Wales, The Seattle Review en The Southern Review. Hij was van 1993 tot 1994 een Fulbright Scholar aan de Nationale Universiteit Kiev-Mohyla Academie, Oekraïne en keerde later terug naar Oekraïne om les te geven aan de Yuri Fedkovych State University in 1999. Hij gaf les aan de Western Carolina University en was gasthoogleraar aan de University of Memphis in 2008 tot 2009. Brasfield geeft momenteel les aan de sectie Engels aan de Pennsylvania State University.

 

Early Afternoon, Having Just Left the Chapel of San Francesco

Radiant the delayed calmness,
—Do you feel it, I said. —Yes, you said,

of what only each can know,
kernel of radiance, the globo terrestre

of a water drop, not the passing adaptations
of canonical light, but seconds stilled—

our hearts beating through the moments—centuries
of the next tick of a watch relieved,

a world enough in time to imagine
Piero walk to work across cobblestones

toward a completion, his close attention
to sunlight passing through shadows

owned by the sharp angles of buildings,
sunrays warming what they touch. 
  
Piero, first a painter, is not a monk. 
He will make what welcomes light

a source of light: slow the day
he will add lucent black wings

to white feathers of the magpie
ever alight on a roof-edge.

I found a feather on a stone, feather I thought
from the angel’s wing, that arc of light

held aloft in descent, shared with us
and Constantine in his dream. 

I think of a white egret returning home near
the high creek, through unwavering

evening light, to sleep, sleep at Sansepolcro,
where we were headed in a rental car.

 

Expleasure

How time slowed when any thought
or apprehension of the next instant
vanished (no obligation, then or later),

how in that long moment, all at once,
yet without surprise, how what was close
was present in a sudden suspense,

as such things rarely exist
as they did then, each apart from all,
seen as it might be truly,

and gave way to a pleasure
that had long been missing,
to expleasure, as if I were akin

to the smallest things—ribs
of a leaf, penny on a dresser—
of a saving stillness, doubtless

always here, just beyond
the scrim of what calls us
from that silent astonishment,

the more so since the feeling
dissolves with its presence of detail
merging with a distant seeing,

as when I walk through a room
and nothing is equal there to the calm
from the simply seen.

 

James Brasfield (Savannah, 19 januari 1952)

Bert Natter, Edward Hirsch

De Nederlandse schrijver, uitgever en journalist Bert Natter werd geboren in Baarn op 19 januari 1968. Zie ook alle tags voor Bert Natter op dit blog.

Uit: Begeerte heeft ons aangeraakt

“Als je ophoudt met zingen zal ik je alles vertellen. Ons verhaal begon tien dagen geleden, toen de koningin naar het Residentieel Museum kwam om de nieuwbouw feestelijk te openen. Het paviljoen van vijftien miljoen zoals de kranten het die morgen noemden. Wisten zij veel dat het meer had gekost? Een kapitaal dat listig was losgepraat bij de overheid en het bedrijfsleven. Daar was Krystel Buwalda goed in. Ze deed haar bedelpakje aan en mannen die rijk en dik waren geworden door hun personeel uit te knijpen, sloegen hunkerend het bedrijfsspaarvarken stuk. Zij begreep niet dat een jonge man van nog geen veertig conservator bleef van wat zij noemde ‘het stilste orkest ter wereld’, terwijl ze me zes jaar eerder zelf had gepaaid en aangenomen in de functie van Hoofd Oude Muziekinstrumenten. Krystel beschouwde de collectie die ik beheerde als een kerkhof waarbij je beter niet te dicht in de buurt kon komen. Alles ‘van nu’ achtte zij altijd ‘relevanter’ dan het verleden. Ik denk dat ze van mij had verwacht dat ik bijzondere vondsten zou toevoegen aan de collectie: instrumenten die hadden toebehoord aan beroemde componisten, of die gemaakt waren door bekende bouwers, maar hoezeer ik ook in aanzien stond bij collega’s, nooit had ik een wereldschokkende ontdekking gedaan. Dat Krystel zich niet interesseerde voor de collectie zoals die was, maar vooral voor aanwinsten die publiciteit konden genereren, had ik kunnen weten, want kort voordat ik voor haar ging werken liet ze me de eerste nota lezen die ze als directeur had afgescheiden: Het Residentieel Museum moet een structureel en kernachtig beeld geven van het voortdurend in beweging zijnde en snel veranderende eigentijdse moderne-kunstlandschap in Nederland door onderdak te bieden aan cruciale en toonaangevende vormexperimenten van levende kunstenaars die de huidige maatschappelijke ontwikkelingen als vitale grondstof zien voor hun werk. Re-Muse werd het paviljoen gedoopt. Bij ‘paviljoen’ denk jij misschien aan een rustiek prieeltje in de tuinen van Versailles waar onder het getinkel van een klavecimbel gesuikerde rozenblaadjes worden geserveerd, maar Re-Muse heeft meer van een Spartaanse kazerne. Het monumentale hoofdgebouw van het Residentieel Museum verschrompelt erbij tot een verdwaalde maquette uit het naburige Madurodam. Hoogtepunt van de tentoonstelling was het laatste kunstwerk, een concept van E. Kracht, dat bestond uit een kubus zo groot als een eengezinswoning die je alleen kon betreden door in een camera inside te zeggen. De deur ging open en binnen was je gezicht terug te zien op grote schermen, vertraagd en zonder geluid. Wilde je naar buiten, dan moest je in een andere camera nothing zeggen. Ik ging de dag voor de opening rechtstreeks van Schiphol naar het museum en wilde Krystel meteen verslag doen van mijn reis.”

 

Bert Natter (Baarn, 19 januari 1968)

 

De Amerikaanse dichter en letterkundige Edward Hirsch werd geboren op 20 januari 1950 in Chicago. Zie ook alle tags voor Edward Hirsch op dit blog.

 

De taak

Je had nooit verwacht
zoveel uren door te brengen
starend naar een leeg vel
gelinieerd papier
onder de harde binnenlampen
van een nachtelijk diner,
en je hart te verpesten
boven ‘t ene na ‘t andere
kopje bittere koffie
en Meister Eckhart te lezen
of Sint-Jan van het Kruis
of een andere mysticus
van het niets
op een felgekleurde bank
naast een raam
uitkijkend
op een verlaten afrit
of onvoltooide brug
of opzichtig verlichte parkeerplaats
voorbij
Detroit of Houston
of een andere stad
verlaten om drie uur ‘s nachts
met eenlingen
en slapelozen
het hoofd biedend aan de duisternis
van een eindeloze nacht
die zich uitstrekte over maanden
en jaren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Edward Hirsch (Chicago, 20 januari 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e januari ook mijn blog van 19 januari 2019 deel 1 en ook deel 2.

Peter Stamm, Sascha Kokot

De Zwitserse schrijver Peter Stamm werd geboren op 18 januari 1963 in Weinfelden. Zie ook alle tags voor Peter Stamm op dit blog.

Uit: In einer dunkelblauen Stunde

„Ich weiß nicht, wie viel Zeit mir bleibt, sagt Wechsler, aber wer weiß das schon? Es gab Momente, in denen mir das Ende näher schien als jetzt. Er steht am Ufer der Seine, der Himmel ist bedeckt, ein paar Tauben fliegen vorüber. Wechsler macht eine unbestimmte Handbewegung, als wolle er den Ge-danken verscheuchen. Im Hintergrund ist ein Touristenschiff zu sehen, das mit überraschend hoher Geschwindigkeit vorüberfährt. Wechsler dreht sich von der Kamera weg, schaut auf den Fluss, zuckt mit den Schultern. Damit könnten wir doch anfangen. Das war, nachdem er uns von jenem Unfall in den Bergen erzählt hat, nicht wahr?, sagt Tom. Er sitzt auf dem Bett und liest etwas. Was liest du da? Es war kein Unfall. Nur beinah. Für Wechsler war das ein Schlüsselmoment. Sollen wir mit ihm in die Berge fahren und filmen, wie er da herumstolpert und sich erinnert? Wenn er überhaupt kommt. Die Geschichte haben wir doch schon. Thomas. Seit kurzem will er, dass ich ihn Thomas nenne. Warum will jemand, der vier-zig Jahre lang Tom gewesen ist, plötzlich Thomas sein? Ich springe zurück. Es wäre schön, wenn wir die Aufnahme in den Bergen machen könnten, sagt Tom. Berge sind immer schön. Paris, das Dorf, die Berge. Vermutlich wird die Geschichte mit jedem Mal erzählen etwas dramatischer. Was liest du da? Den Hotelprospekt. Eine kleine Entdeckungsreise durch unser Hotel, umgeben von einer abwechslungsreichen Landschaft in einem verträumten Weinbauerndorf Eine hochstehende Gastronomielandschaft, die für jeden Gaumen etwas Passendes bereithält. Bei uns lassen sich Arbeit und Vergnügen bestens verbinden. Nichtraucherzimmer, freier Internetzugang, ein Eldorado für jeden Geschäftsmann. Und für die Geschäftsfrau? Da ist es. Ich schalte auf normale Geschwindigkeit. … hatte mich im Weg geirrt, sagt Wechsler, aber statt zurückzugehen … ich habe es immer gehasst, Wege zurückzugehen. Das Gelände wurde steiler und steiler, alles rutschte, es kam mir vor, als sei die ganze Welt in Bewegung, nichts mehr fest. Und dann waren da plötzlich Felsen. Da habe ich gedacht, jetzt … dass ich sterblich bin, wurde mir da erst so richtig … habe ich da erst begriffen. Er hat die unangenehme Angewohnheit, Sätze nicht zu Ende zu sprechen. Man weiß zwar, was er meint, aber er sagt es nicht. Wir können keinen Film aus lauter angefangenen Sätzen machen. Ich drücke auf schnellen Vorlauf. … wer weiß das schon, sagt Wechsler. Es gab Momente, in denen mir das Ende näher schien als jetzt. Wir könnten das auch ganz an den Schluss nehmen, sagt Tom. Quasi als Ausblick. Der Film ist zu Ende, aber das Leben geht weiter. Und dann verschwindet er in den Sonnenuntergang, da an dem kleinen See.“

 

Peter Stamm (Weinfelden, 18 januari 1963)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

het beddengoed blijft liggen

het beddengoed blijft liggen
voor een paar dagen
als een gevederde afdruk
van mijn beweging in deze
ruzie twee meter boven
de grond blijft het smeulen
woelen de kinderen de jouwe
en de mijne daarin rond
spelen burcht of grot
zo dik gewatteerd doet hun
niets pijn liggen ze niet
gewond op dit slagveld

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e januari ook mijn blog van 18 januari 2019 en ook mijn blog van 18 januari 2015 deel 2 en ook deel 3.

Ilja Leonard Pfeijffer, Raoul Schrott

De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.

Uit: Alkibiades

“lk heb niet de reputatie dat ik snel geneigd ben tot schaamte en hoewel ik begrijp dat ik deze reputatie met mijn daden vaker heb gevoed dan ontkracht, heb ik ooit een man gekend die in elk opzicht zo evident superieur aan mij was dat ik mij schaamde zodra ik hem zag en ik vraag jullie mij te geloven als ik zeg dat ik op sleutelmomenten in mijn leven, toen ik mij gedwongen zag beslissingen te nemen die bepalend waren voor mijn carrière en voor de toekomst van onze stad, zijn satyrkop met wijd opengesperde neusgaten en uitpuilende ogen voor mij zag en werd vervuld van schaamte bij het besef van mijn eigen ontoereikendheid. Nu ik het plan heb opgevat om deze momenten te herbeleven in gedachten en in geschrifte voor jullie uiteen te zetten welke strategie mij daarbij telkens voor ogen stond en op welke wijze ik, ook op die momenten waarop men in de straten en in de volksvergadering van Athene zeker meende te weten dat ik Athene verraden had, op mijn niet altijd even conventionele manier onophoudelijk de belangen van onze stad heb trachten te dienen, zie ik hem opnieuw levendig voor mij, hoewel hij op dit moment ver weg van mij onder jullie verkeert, en schaam ik mij niet alleen voor mijn tekortkomingen maar ook voor mijn overmoed om een trillende rietstengel op te pakken en mijn vertrouwen te stellen in de eloquentie van deze knisperende papyrus, terwijl hij nog nooit een woord geschreven heeft, hoewel zijn gedachten en redenaties de mijne en die van velen in Athene, in Hellas en in de grote rijken der barbaren tot banaliteiten doen verbleken. Maar deze zelfde man heeft mij ooit gezegd dat een leven dat niet wordt onderzocht niet de moeite van het leven waard is en hoewel hij daarmee met zekerheid niet heeft bedoeld dat deze analyse en beoordeling van het eigen leven op schrift met het volk van Athene gedeeld dienen te worden, is het idee dat ik gehoorzaam aan de geest van zijn voorschrift de enige gedachte die mij de moed verschaft om verder te schrijven. Waar ik mij op dit moment bevind, terwijl ik met het voornemen tot volmaakte oprechtheid het woord evenzeer tot mijzelf richt als tot jullie, zou ik om veiligheidsredenen beter verzwijgen. Sinds de recente gebeurtenissen is de klank van mijn naam in het gefluister over mijn huidige onderneming een signaal van hoop voor velen en jullie weten beter dan ik dat de hoop van velen de oorzaak is van afgunst bij sommigen. De belangen zijn groot, zoals vaak in mijn leven, en wanneer de inzet wordt verhoogd, neemt ook de verbetenheid van tegenstanders toe.”

 

Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)

 

De Oostenrijkse dichter schrijver Raoul Schrott werd op 17 januari 1964 geboren in Landeck, Tirol (en volgens andere bronnen op een schip „São Paulo“ dat van Brazilië onderweg was naar Europa). Zie ook alle tags voor Raoul Schrott op dit blog.

 

Cefalù

Toen het de stad van de saracenen was dompelden vrouwen
Hun wasgoed in zoetwaterbekkens aan zee · golven vloeiden
de kanalen binnen en spoelden de zeep uit en
dropen schuimend weer af · boven de klont huizen
verrees de rots van schelpkalk en verhief
zijn vorm van een hoofd: en in zijn reliëf
lag het zuiverste wit · toevoeging van lood
aan het looi gaf een glans als van markasiet
verdigris kwam uit Griekenland en was als groenspaan
zout dat uit koper werd gewonnen · voor de moskeeën
kwam turkoois uit nishapur en spiegelde het groen
aan zee en van ver daar weer achter ook ultramarijn
fijngemalen lapislazuli uit de hindukush
dat boven het vuur tot wit glas werd geblust
fijn geraspeld uit takken van de indiase waid werd indigo
maar de wasvrouwen noemden het anders: al-nil
vanwege het poeder dat zo blauw was als de rivier die ze
nooit hadden gezien en de tinctuur uit smyma: al-azarah
sap uit de wortels van de meekrap · niets echter
was kostbaarder dan het secreet van een slakje: purper
dat aan de rode zee nog tot steen verstarde · rehj al-ghar
daarentegen was ertsstof en kwam in holen voor
verhit verdampte het domweg · op de golven en hun licht
daarentegen verpulverde het arseen nacht na nacht
tot het fijnkorrelige goudkleurige pigment
van de zon en de schreefjes waarmee elke soera hier begint
de zee tot ver in de verte een stukgelezen foliant
waarvan de pagina’s de klippen bleken · koud branden
in het kalk om de ochtend opnieuw zijn wit af te vangen.

toen het de stad van de saracenen was wrongen vrouwen
op stenen wasplanken de was uit · het opspannen
ervan gebeurde ergens hogerop in de tuinen
een beeld van de zomer · hitte vol schaduwschimmen
woorden die ver door de stille namiddag drongen
en nergens iemand om ze in woorden te vangen
een taal waarvan ik de vloeiende letters slechts leen –
met al die sierlijke staarten die ik teken als kustlijn
met havens als puntjes erboven – om jou te schrijven:
zoals anderen die misschien geen brieven schreven
maar van een reis kleine zakjes met kleuren toonden
om uit te drukken wat woorden niet konden
door de donkere kleurstof op een leeg blad uit te schudden
hun blik gericht op degene die ze als geliefde hadden

atelier sul mare 31 xii 00

 

Vertaald door Ard Posthuma

 

Raoul Schrott (Landeck, 17 januari 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e januari ook mijn blog van 17 januari 2019, mijn blog van 17 januari 2017 en ook mijn blog van 17 januari 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Ester Naomi Perquin, Anthony Hecht

De Nederlandse dichteres Ester Naomi Perquin werd geboren in Utrecht op 16 januari 1980. Zie ook alle tags voor Ester Naomi Perquin op dit blog.

 

Leefwijze

Ooit was Zijn naam misschien een vredig gefluister aan de rand
van je bed, aan de rand van de nacht, een warm besef
dat in het straffeloze slapen achterbleef.

Wie lispelde je toe dat Hij vervangen moest? Wie leerde jou Hem
gaandeweg te willen zijn? Hij groeide groter in je borst.
Langzaam. Steeds breder, verder opgezwollen.

Hij kreeg je overtuigde blik, je kamervullende gelijk. Je gaf Hem
afkeer waar de liefde zat, verving Zijn humor door chagrijn.
Vormde kruisbeeld om tot zwaard van God.

Maar Hij laat zijn woord niet vangen in jouw omgekeerd gebed.
Hij kruipt niet in je harde hand, niet in je brood, je wijn.
Jouw schrift is losgezongen van Zijn wet.

Schrijf Zijn naam en zie de jouwe staan. Je eigen vrije wil.
Je uitverkoren staat. Wie god tot wapen maakt
verliest zijn schild.

 

Schaderapport

Er is een eendagsgod ontwaakt. Hij kent misschien
zijn eindigheid, zijn eigen haast. Men geeft
elkaar advies en zet zich schrap.
Dit is zijn dag. Zijn kans. De kleine chaos trilt al
in zijn hand, de zweep die suist en straft.
Hij blaast kolossen van de weg, licht daken op,
slaat bomen om. Hij spot met zwaartekracht
en werkdag – geen muur, geen ruit,
geen fietser houdt hem tegen.
Er nadert evenveel rotzooi als kaalslag, leegte.
Soms kijkt men op en schreeuwt
tegen het razen in.
Het heeft, goddank, geen zin. Niets is van ons.
We knielen neer en vegen onze straten
tot de plek waar, uren later,
alles tot bedaren komt

 

Latere mensen

Ze waren er niet toen de grenzen vielen, toen het vuur ‘s nachts,
toen kinderen soldaten werden en je in hun ogen zag
hoeveel marcheren op begraven leek.

Toen de ontploffing haast iedereen omhelsde, verduisterende as,
de armen om elkaar geslagen, bezig aan een droom waarin
elk kind nog vleugels had. Niet toen de halve stad
neerkwam en steeds dezelfde namen klonken,
sleets al van vergeefse moeite.

Toen de ratelende tanks met de vierkante mannen,
toen de wind niet meer ging liggen en elke boom,
alsof hij weg wilde lopen, zijn wortels naar boven bewoog.
Toen de bliksem kwam, de kanteling die alles verschoof,
het stampen van laarzen, sprinkhanend geknaag.

Ze kwamen toen alles al was opgeruimd, bijgelegd en
ingekleurd. Toen alles was gemaakt en iedereen
begraven. Er was niemand om te vragen
wat er was gebeurd.

Ze kwamen na de helft. In gouden tijden.
Er was niemand om hen te benijden.
Behalve, af en toe, zijzelf.

 

Ester Naomi Perquin (Utrecht, 16 januari 1980)

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

Het feest van Stephen

III

Denk aan die kale plaatsen waar mannen samenkomen
Om te handelen in de verschrikkelijke naam van rechtschapenheid,
Van puistige schaamte, punkers trots, spierkracht of kunstgras,
De magere superioriteit van de pestkop.
Denk aan de Sturm-Abteilungs-kommandant
Die van Beethoven houdt en Degas verzamelt,
Of de blonde jongens in jeans waarvan de samengeknepen ogen
Zijn gefocust door een harde en gesmoorde lust,
Die lanterfanten in een bestudeerde nabootsing van rust,
Hun energieke kontjes in het hoogstaand onkruid werpen,
En hun haar kammen in de spiegel van gebarsten ramen
Van een verlaten pakhuis waar ze
In verduisterde gereedheid voor als hun tijd komt
Het touw, de kettingen, handboeien en benzine bewaren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e januari ook mijn blog van 16 januari 2019 en ook mijn blog van 16 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Antoine Wauters, Sascha Kokot

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

Uit: Mahmoed of het wassende water (Vertaald door Katelijne De Vuyst)

Dode algen.
Ik negeer ze.
Ik wil niets zien van de nacht.
Alles is troebel geel en groen op deze grote diepte.
Het water hoe langer hoe kouder.
Zuiverder.
Als ik mijn lamp uitdeed, zou het donker zijn,
en behalve de luchtbellen die ik spaarzaam
loslaat en het plankton dat me omhult,
zou er niets zijn.
Ik duik dieper.
Hier aangekomen in de afdaling denk ik aan jou in
ons bed, roerloos wellicht, of onder de pruimenboom,
terwijl je de Russische dichters leest van wie je zo houdt.
Majakovski.
Achmatova.
Telkens als je Russische dichters leest, is je hart
een lichtende struik.
Maar ik kan je niet meer zeggen dat ik van je hou.
We hebben Beiroet en Damascus gekend, Parijs, waar
mijn gedichten ons in de zomer van 87 naartoe hebben gebracht.
We hebben zovele malen van elkaar genoten,
samengeleefd zonder dat onze liefde ooit opdroogde,
we hebben angst, honger, eenzaamheid gekend, en nu, nu
ik tegen je praat, ben ik gebroken, Sarah, afgesneden van
mijn eigen leven.
Ik kan het niet meer, klaar!
Als je een kind hebt verloren, of verschillende kinderen,
of een broer, of wie ook die waanzinnig veel voor je
betekende, kun je geen lichtende
struik meer hebben in je hart. Je kunt alleen nog
een belachelijk stukje vreugde hebben. Een nietige strohalm.
En je voelt je zoals ik al die lange tijd:
afgesneden.
Gesloopt.
Ik blijf trappen, soepel, steeds soepeler,
om het water niet te verwonden.
Verwond het niet, oude Almasji.

 

Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

zodra de stad tot rust gekomen is
kan ik de dieren nog horen
hun ingetogen roepen en klauwen
oude zwerfpaden langssnellen
waar het afval blijft vastzitten en woest wegrot
hebben ze de laatste niet afgedichte ruimtes uitgegraven
hun bouw moet tot ver onder onze keldergewelven reiken
in heggen achter hekken tussen spoorbedden uitmonden
vroeger zag Ik ze daar sporadisch verdwijnen
nu zijn alleen de sporen van hun jacht te vinden
of uitwerpselen als duiding van het gerommel
dat al een tijdje in de muren te horen is
en in mijn dromen aanzwelt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e januari ook mijn blog van 15 januari 2019 en ook  mijn blog van 15 januari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

J. Bernlef, Sascha Kokot

De Nederlandse schrijver en dichter J. Bernlef werd geboren op 14 januari 1937 in Sint Pancras. Zie ook alle tags voor J. Bernlef op dit blog.

 

Vrede

Eigenlijk zouden wij deze foto’s hier willen begraven
Onder de kale kinderhoofdjes afdalen om het
Dagelijks leven terug te leggen waar het eens bestond

En waar zijn camera hen vond, verstrikt in
Overleven, als konijnen in het licht verstijfd,
Verstomd, al half gestikt in het verkeer

Van handen, van eindeloos repareren
Gaten dichten, verwikkeld in een slijtageslag
Om het naderend onheil af te weren.

Eigenlijk zouden wij deze foto’s willen keren
Maar wij kunnen niet, hun verleden is daarvoor te sterk
Dringt dwars door het negatief terug in de lens

Die niets dan vrede ziet
Niets dan laaiende vrede schiet
In deze godverlaten straten.

 

Misleid instinkt

Zoals men de zee in een jampot mee nam naar huis
vroeger, nu het verdrinken zonder water
en met gelijk resultaat.

De rust binnenshuis
achter het papier is werkelijk ontstellend
terwijl aan de overkant toch een man
duidelijk levend op de veranda staat en zich uitrekt
en een merel wormen uit het kolenhok probeert te trappen.

Misleid instinkt doet mij glimlachen. Waarom eigenlijk?
Want ook dit is niet waar.

Meisje, waar is de zee gebleven?
Jongen, ik weet het niet.

 

Gelukkiger leven

De billen van de mandril
schijnen te zeggen: hoera hier eindig ik
daar begint de wereld

ik daarentegen ben zo anders bloot
als een avond aan het strand de rollende stenen
mijn handpalmen buigen en wuiven

wuiven en buigen
en mijn stem lijkt uit een ets te komen
ik vergelijk ik luister en soms

rangschikkend als een kind zijn speelgoed
heerst er orde in mijn kamer
trek ik een grens steeds weer verdwenen

hoe goed kon ik luidruchtige billen gebruiken
die ik de wereld zou toedraaien
met gekleurde billen zou het gelukkiger leven zijn.

 

J. Bernlef (14 januari 1937 – 29 oktober 2012)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

Sluiter

ook deze nacht valt
achter jouw huis op de grond
je hebt vrij zicht diep naar binnen
weet van de zendmasten de rustplaatsen
hoe Transit erlangs zijn weg vervolgt
er met rood licht de sedimenten afrijdt
wat achterbleef donkerder wordt
veel heb je daar opgeborgen
koppig in jouw kamer geplaatst
drijfhout van jouw afkomst
nu rest je het uitzicht vanaf het balkon
op de halve grijze stad de ontmantelde rails
de koude rooiing werd gevolgd door stilte
jouw thuis is een inloopbaar wezen
waarin onze afwezigheid schuilt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e januari ook mijn blog van 14 januari 2019 en eveneens mijn blog van 14 januari 2018 deel 2.

Edmund White, Adrian Kasnitz

De Amerikaanse schrijver en essayist Edmund White werd geboren op 13 januari 1940 in Cincinnati. Zie ook alle tags voor Edmund White op dit blog.

Uit: The Humble Lover

“He said to his very pale, very young companion, “It must be such a thrill to be a ballet dancer and have hundreds, thousands, of fans applauding you.”
The young man, whose name was August Dupond, said dryly, “Yeah, I guess it is nice. A dream come true.”
“Did you ever think you’d be a soloist in the greatest company in New York?”
The boy smiled weakly. “Well, that was the idea. Three classes every day for years, except for performance days, when I have only one afternoon class. Now or never, I guess.” He smiled and took a sip of water. “Do you think they’d have Gatorade here?”
“What’s that?”
“Gatorade. Oh, gosh, athletes drink it. Electrolytes.”
“Gaston!”
“Yes, Monsieur West?”
“Monsieur Dupond would like a Gatra-Aid. I’ll have a champagne cocktail. And the usual hors d’oeuvres.”
August said hopefully, “A Gatorade?”
“I’m sorry, jeune homme, but I’ve never—”
“Is there a deli near here?”
“Not open, I fear.”
“Skip it,” August said with a tarnished smile. “Bring me a decaffeinated tea, please.”
“Tout de suite!” the waiter said. He’d known Mr. West for nine or ten years and felt sorry that he was always accompanied by these underdressed youths who invariably ordered a hamburger or spaghetti, had strange food dislikes like mushrooms, and seldom would eat fish. One boy had asked him if the Dover sole was chicken.
“I’m so embarrassed they didn’t have your health drink,” Aldwych West said. He pulled out his agenda with its own gold pencil. “Here, if you’ll just scribble the name of the drink I’ll have a case delivered tomorrow.”
“Why?”
“We might come back here some day. It’s so close to the theater.”
“Le thé décaféiné pour le jeune monsieur. Et le champagne pour Monsieur West!’
“Merci.”
“What language are you guys speaking?”
“French. Sorry. It must be very rude—
“I thought it might be French. Real French. I’m French Canadian.”
“Then you must understand—”
“No. Not really. We speak a funny French.”
“They say that Canadian French is seventeenth-century French, the purest.”

 

Edmund White (Cincinnati, 13 januari 1940)

 

De Duitse dichter en schrijver Adrian Kasnitz werd geboren op 10 januari 1974 in Orneta, Polen. Zie ook alle tags voor Adrian Kasnitz op dit blog.

 

In de zomer had ik een omhelzing
ik waarschuw je, het voelde als wind aan
het smaakte licht, wat ik in mijn mond stopte
ik veegde kleine dingen weg, half droog, half nat
de rivier was meer kruimels, meer haar
snel trok ik mijn enkel er weer uit
stak mijn vinger er weer in
de wind bleef even hangen in mijn haar, even op de huid
een en ander smaakt bitter, ik waarschuw je
een en ander is ijs dat langs vingers en enkel druipt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Kasnitz (Ometa, 10 januari 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e januari ook mijn blog van 13 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.