In Memoriam Milan Kundera

In Memoriam Milan Kundera

De Tsjechisch-Franse schrijver Milan Kundera is op 94-jarige leeftijd overleden. Milan Kundera werd geboren in Brno op 1 april 1929. Zie ook alle tags voor Milan Kundera op dit blog.

Uit: De ondraaglijke lichtheid van het bestaan (Vertaald door Jana Beranová)

“Honden hebben niet veel voordelen boven mensen, maar een ervan is de moeite waard: euthanasie is in hun geval niet door de wet verboden; een dier heeft recht op een zachte dood. Karenin hinkte op drie pootjes en bracht hoe langer hoe meer tijd liggend in een hoekje door. Hij jankte. Beide echtelieden waren het er over eens dat hij niet onnodig moest lijden. Maar hun principiële eensgezindheid bevrijdde ze nog niet van de beangstigende onzekerheid, namelijk: hoe te weten op welk ogenblik het lijden werkelijk onnodig was; hoe het moment vast te stellen waarop het niet meer de moeite waard was te leven.
Was Tomáš maar geen arts! Dan zouden ze het op een ander kunnen afschuiven. Dan zouden ze naar een dierenarts kunnen gaan en de hond een spuitje laten geven.
Wat is het verschrikkelijk de rol van de dood op je te nemen! Tomáš hield lange tijd vol dat hij hem niet zelf een spuitje zou geven, maar dat hij een dierenarts zou roepen. Maar later begreep hij dat hij Karenin het voorrecht kon geven dat geen enkel mens krijgt: de dood zal hem halen in de gedaante van hen die hij liefheeft.
Karenin had de hele nacht gejankt. Toen Tomáš ’s morgens zijn pootje bekeek, zei hij tegen Tereza: ‘We moeten niet langer wachten.’
Het was ochtend, ze zouden beiden gauw naar hun werk gaan. Tereza liep naar Karenin toe. Tot dan lag hij daar apatisch (zelfs toen Tomáš hem daarnet onderzocht bleef hij onverschillig liggen), maar toen hij deze keer de deur hoorde gaan, hief hij zijn kop en keek naar Tereza.
Ze kon zijn blik niet verdragen, ze schrok er bijna van. Zo keek hij nooit naar Tomáš, zo keek hij alleen maar haar aan. Maar nog nooit eerder zo intens. Het was geen wanhopige en ook geen verdrietige blik, wel nee. Het was een blik vol afschuwelijk, ondraaglijk vertrouwen. Die blik was een gretige vraag. Zijn leven lang wachtte Karenin steeds op Tereza’s antwoord en nu liet hij haar weten (nog veel dwingender dan anders) dat hij nog altijd bereid was van haar de waarheid te horen. (Alles dat van Tereza komt is voor hem de waarheid: ook al zegt ze ‘zitten!’ of ‘liggen!’, het zijn waarheden waarmee hij zich identificeert en die zin geven aan zijn leven.)
De blik vol afschuwelijk vertrouwen duurde maar kort. Even later legde hij zijn kop weer op zijn poten. Tereza wist dat hij op die manier nooit meer naar haar zou kijken.
Snoepgoed gaven ze hem nooit, maar een paar dagen geleden kocht ze voor hem enkele repen chocola. Ze haalde die uit het zilverpapier en brak ze in stukjes die ze om hem heen legde. Daarnaast zette ze nog een bakje met water, zodat hem niets zou ontbreken voor de tijd dat hij alleen thuis was. De blik waarmee hij haar daarnet bekeek leek hem te hebben uitgeput. Zelfs te midden van de chocola hief hij zijn kop niet meer op.
Ze ging naast hem op de grond liggen en legde haar arm om hem heen. Heel langzaam en moe snuffelde hij aan haar en hij gaf haar een of twee likken. Zijn gelik onderging ze met gesloten ogen, alsof ze het zich voor altijd wilde he
rinneren. Ze draaide ook haar andere wang naar hem toe voor een likje.”

 

Milan Kundera (1 april 1929 – 11 juli 2023)

In Memoriam Cormac McCarthy

In Memoriam Cormac McCarthy

De Amerikaanse schrijver Cormac McCarthy is afgelopen dinsdag, 13 juni, op 89-jarige leeftijd overleden. Cormac McCarthy werd geboren op 20 juli 1933 in Providence, Rhode Island. Zie ook alle tags voor Cormac McCarthy op dit blog.

Uit: No Country for Old Men

“The deputy’s right carotid artery burst and a jet of blood shot across the room and hit the wall and ran down it. The deputy’s legs slowed and then stopped. He lay jerking. Then he stopped moving altogether. Chigurh lay breathing quietly, holding him. When he got up he took the keys from the deputy’s belt and released himself and put the deputy’s revolver in the waistband of his trousers and went into the bathroom.
He ran cold water over his wrists until they stopped bleeding and he tore strips from a hand towel with his teeth and wrapped his wrists and went back into the office. He sat on the desk and fastened the toweling with tape from a dispenser, studying the dead man gaping up from the floor. When he was done he got the deputy’s wallet out of his pocket and took the money and put it in the pocket of his shirt and dropped the wallet to the floor. Then he picked up his air tank and the stun gun and walked out the door and got into the deputy’s car and started the engine and backed around and pulled out and headed up the road.
On the interstate he picked out a late model Ford sedan with a single driver and turned on the lights and hit the siren briefly. The car pulled onto the shoulder. Chigurh pulled in behind him and shut off the engine and slung the tank across his shoulder and stepped out. The man was watching him in the rearview mirror as he walked up.
What’s the problem, officer? he said.
Sir would you mind stepping out of the vehicle?
The man opened the door and stepped out. What’s this about? he said.
Would you step away from the vehicle please.
The man stepped away from the vehicle. Chigurh could see the doubt come into his eyes at this bloodstained figure before him but it came too late. He placed his hand on the man’s head like a faith healer. The pneumatic hiss and click of the plunger sounded like a door closing. The man slid soundlessly to the ground, a round hole in his forehead from which the blood bubbled and ran down into his eyes carrying with it his slowly uncoupling world visible to see. Chigurh wiped his hand with his handkerchief. I just didn’t want you to get blood on the car, he said.”

 

Cormac McCarthy (20 juli 1933 – 13 juni 2023)

De Grote Poëzieprijs 2023

 

De Grote Poëzieprijs 2023

De Grote Poëzieprijs gaat naar de Nederlandse dichteres en beeldend kunstenaar Marwin Vos voor haar bundel “Wilde dood”. Uit 110 dichtbundels die in 2022 verschenen zijn, heeft de jury van De Grote Poëzieprijs een winnaar gekozen: “wilde dood”, een bundel gedichten over rouw van de Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marwin Vos. De Grote Poëzieprijs bekroont de beste Nederlandstalige bundel van het jaar met € 25.000,- en is de opvolger van de VSB Poëzieprijs als dé prijs voor Nederlandstalige poëzie. De VSB Poëzieprijs werd sinds 1993 jaarlijks uitgereikt. Marwin Vos werd geboren in 1962. Haar bundel oorlogspaarden tot in de buitenwijken (2015) werd genomineerd voor de J.C. Bloemprijs en de indrukwekkende bundel het leven van sterren (2019) voor De Grote Poëzieprijs 2020,

 

Uit: wilde dood

sterven. sterven. sterven in velden in huizen
in koelwagens in buiken van voertuigen. sterven
in vliegtuigen in cellen op straat. alles loopt door
elkaar. vier in een cel, achtenvijftig in een koelwagen.
aan de overkant Dover. in ballonnen trillingen opvangen
van wat gezegd wordt. tijdens de overtocht knapt de
ballon. het schip was zo licht je zag een twee kringels
en dan niets meer. sommigen kapseisden of liepen op
rotsen of werden onderschept op radar. hoe licht ook
van de kust zichtbaar. de kustmensen knikten en zeiden
los liever op

 

1

stretchers in de straten
sirenes en stretchers

dode wolven
op Tavistock square

lispelen prozaïsch
don’t go out for your lunches

de oudste lijnen liggen boven
in Russel street reis je met de lift
om bij de sporen te komen

stretchers door de straten
sirenes en stretchers

en daarna:

stilte

de straten zijn leeg

 

2

tunnels en de rivier
rijen voor de bootdienst

’s avonds kunnen we met de boot terug

mijd de straat
waar de schrik toeslaat
of neem haar in strijdlustig

processies, parades en maskeraden

 

Shortlist van de Grote Poëzieprijs 2023 (geen portret beschikbaar)

Brief aan mijn moeder (Frank Koenegracht), Jo Gisekin

 

Bij Moederdag

 

Moeder en zoon door Alice Schille, ca. 1910-1915

 

Brief aan mijn moeder

Moet je horen, mamma, luister je?
Ik lees hier over een aanbod
waarbij zeer oude moeders met
meestal zeer oude zonen die
om niet tastbare redenen niet meer
bij ze willen slapen
een zwaan ter beschikking wordt gesteld
door de thuiszorg.
Het gaat om Hollandse zwanen.
Ze zwemmen overdag rond,
maar ’s avonds worden ze opgeborgen
in prachtige vitrines.
Ze worden thuisbezorgd en in je bed gelegd.
Ze slaan hun linker vleugel om je heen: dat
is tegen angst voor duizeligheid en ze leggen
hun snavel op het andere kussen:
dat is tegen eenzaamheid.

’s Ochtends worden ze weer opgehaald.
Nou, doe het maar, mamma.
Je bent er immers voor verzekerd.

 

Frank Koenegracht (Rotterdam, 23 juli 1945)
De Oude Haven in Rotterdam

 

De Vlaamse dichteres Jo Gisekin werd geboren in Gent op 14 mei 1942. Zie ook alle tags voor Jo Gisekin op dit blog.

 

Stilten

Het gras kan leeftijdloos
te stoeien liggen

weiden van gekoeld glazuur
zwemmen met schaduwvleugels
aan bomen voorbij

er is geen wind
geen nukkigheid
die speels jouw zinnen scherpt

voorjaarsbloemen
worden blank geboren
langs trage muren
die de nacht niet zien

Ik voel mij als een waterplant
die stilten
aan elkander knoopt…

 

Lichtwoud

Ik hou niet van liefde
in doofpotten bedreven
de haan naait de nacht
met bloemen bitterheid

Narren hebben vergezichten
huppelbenen van papier
handen die uw huid volspelden
ogen die de weemoed wijder zien

hoor jij nachtegalen eten
de schimmen van hun eigen stem
zich dronken zuigen aan gestolen spelen
of slapen gaan in de huivering van hun web

lichtvoetigheid van duizendpoten
vlugheid die de wijsheid wiegt
kankerbuilen als kokosnoten rijpheid

Ik hou van liefde
die zonnedraden likt
in wouden van licht.

 

Comtesse de Paris

Het went niet dat opgeschoten kale
verwrongen en gespleten schamel in de oksels
perelaars gestript van blad en schors. Hun takken
als stiksels op een stalen lucht. Tentakels van wind
in dwarsligging.

Herhaaldelijk feestte de boomgaard een fruitorgie in kleur
en smaak wulps comtesse de Paris doyenné du Comice en
durondeau moegerijpt in hun zomerse vitrine en dan
naargeestig de val naar beneden en merels die zich bezopen
nog vóór de pluk.

Het dwangbuis van de winter wacht op ontknoping amechtig
het laatste ritueel: de aftocht van rijp en ijzel smeltensklaar
over gladde plaveisels

er is een voelbaar verglijden naar elk seizoen zoals letters
verschuiven op papier.

 

Jo Gisekin (Gent, 14 mei 1942)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e mei ook mijn blog van 14 mei 2019 en ook mijn blog van 14 mei 2018 en eveneens mijn blog van 14 mei 2017 deel 2.

Libris Literatuur Prijs 2023 voor Anjet Daanje

De Nederlandse schrijfster en scenariste Anjet Daanje (pseudoniem van Anjet den Boer) heeft de Libris Literatuur Prijs 2023 ontvangen voor haar romanHet lied van ooievaar en dromedaris”. Hoogleraar en historicus Beatrice de Graaf, voorzitter van de jury, maakte de winnaar gisteravond bekend in cultuurhuis Felix Meritis in Amsterdam. Anjet Daanje werd geboren in Wijster in 1965. Zie ook alle tags voor Anjet Daanje op dit blog.

Uit: Het lied van ooievaar en dromedaris

“Maar Susans moeder legde haar uit dat ze Susey uit liefde en eerbied zo goed mogelijk op het eeuwige leven voorbereidden. De gebeden die ze uitspraken, het wassen, het schone nachthemd, het borstelen van haar gekortwiekte haar, de gevouwen handen, alles moest volmaakt zijn voor wie haar nog één keer wilde zien, en ook voor Susey zelf, vooral voor Susey zelf, die haar Schepper dadelijk waardig tegemoet zou treden om als een klein engeltje tot de hemel te worden toegelaten. Het is als een trouwerij, zo zei Susans moeder, daarvoor was je ook je oren en tussen je benen, trek je je beste kleren aan, spreek je plechtige woorden uit, en dan begin je aan een nieuw leven. Dat was Susan nooit vergeten, een trouwerij, zo probeerde ze het te zien, terwijl anderen de Dood zagen.
Duisternis viel over Susans leven na Susey’s heengaan, ze ontwaakte in de schaduw van de Dood en ging erin ter ruste, iedere dag van voren af aan, als een niet aflatende mars van bed naar bed. Niet eerder in haar leven had ze stilgestaan bij het symbolische zwart van de rouw, bij de wijsheid van de Bijbelse woorden van pastoor Drayden, bij de troost die er uitging van een familiegraf, als een zorgvuldig opgemaakt bed waarin ze ooit zou mogen kruipen om Susey in slaap te wiegen. Tot steun was haar vooral het idee dat al die rituelen door de eeuwen heen zo waren gegroeid doordat miljoenen anderen haar waren voorgegaan in verdriet en hadden ondervonden dat dit de handelingen waren die verlichting schonken. Susey’s graf was er om te bezoeken, de lok van Susey’s blonde haar was er om aan te raken en te herinneren aan de tijd toen haar haar nog niet vanwege de koorts was afgeknipt, en de preek, psalmen en gebeden waren er om te beluisteren, te zingen, te fluisteren. Als een bezwering naderden de zorgvuldig gekozen woorden de rand van het duister, waar de lichtkring van het leven de doden raakte, hun tenen kietelde, hun kruin streelde, meer niet, zodat ze wisten dat er aan hen werd gedacht, maar ze niet ontwaakten. En daarom op zondag, op zondag alleen, ging Susan met het vredige gevoel naar bed dat ze boven bij Susey was geweest om haar een nachtzoen te geven en haar warm in te stoppen, en dat ze zou slapen, zijzelf zowel als Susey.Het liefst zou Susan de vleselijke verschijning van de Dood vergeten, maar juist het beeld van Susey’s opgebaarde lichaam bleef haar levendigste herinnering aan haar. Haar onnatuurlijk bleke gezichtje, haar trekken, verstard in een uitdrukking die het midden hield tussen berusting en verbazing, haar handjes volwassen vroom gevouwen op haar borst, en koud, iedere keer dat Susan zich er niet van had kunnen weerhouden om haar vingertjes te grijpen, haar wang te kussen, was ze teruggeschrokken van het stugge, kille dat ze beroerde, als gesteven lakens in de winter.”

 

Anjet Daanje (Wijster, 1965)

In Memoriam Huub Oosterhuis

In Memoriam Huub Oosterhuis

De Nederlandse priester, theoloog en dichter Huub Oosterhuis is zondag op 89-jarige leeftijd overleden. Dat heeft zijn familie maandag bekendgemaakt. Huub Oosterhuis werd geboren in Amsterdam op 1 november 1933. Zie ook alle tags voor Huub Oosterhuis op dit blog.

 

Gabriël Smit

Gabriël belde mij.
Ik lag, de dood ontkomen,
in Purmerend. Hij schreeuwde:
Wat hoor ik? Heb je pijn?
Ach jongen, ik ben bij je,
dat weet je toch.
——————– Ik wist het.
Zo uit de diepte riep hij.

Zo godverlaten bij me
was hij. En is gebleven.

 

Moederkerk

Ben ik de boom niet
zolang er vogels zijn?
ben ik de moeder niet
opdat er kinderen zijn –
kinderen en vogels, zij
zwierven weg over zee
allen zijn heengegaan
en niemand nam mij mee.

Vogels bevolkten mij
bouwden hun nest in mij
kinderen beminden mij
sneden hun hart in mij –
als zij dan zwerven gaan
en niemand neemt mij mee
ruk ik mijn wortels uit
plant ik mij in de zee.

 

Gelofte

Hoe diep gaat de pijn
van het moedernaakt
maar onaangeraakt
man moeten zijn.

in het niemandsland
van mijn zoete vlees
bekneld en verdeeld
tussen hoop en vrees

sterf ik uit, mijn naam
zal in rook opgaan.

Tenzij leven is
uit de dood opstaan.

 

Huub Oosterhuis (1 november 1933 – 9 april 2023)

125 jaar Bertolt Brecht

 

125 jaar Bertolt Brecht

 

De Duitse dichter en schrijver Bertolt Brecht werd op 10 februari 1898 in de Zuid-Duitse stad Augsburg geboren. Zie ook alle tags voor Bertolt Brecht op dit blog. Dat is vandaag precies 125 jaar geleden.

 

Lied der Galgenvögel

Dass euer schlechtes Brot uns nicht tut drunken
Spüln wir’s hinab mit eurem schlechten Wein-
Dass wir uns ja nicht schon zu früh verschlucken.
Auch werden einst wir schrecklich durstig sein.

Wir lassen euch für eure schlechten Weine
Neidlos und edel euer Abendmahl…
Wir haben Sünden. – Sorgen han wir keine.
Ihr aber habt dafür eure Moral.

Wir stopfen uns den Wanst mit guten Sachen
Das kost’ euch Zähren viel und vielen Schweiß.
Wir haben oft das Maul zu voll zum Lachen
Ihr habt es oft zu voll vom Kyrieleis.

Und hängen wir einst zwischen Himmel und Boden
Wie Obst und Glocken, Storch und Jesus Christ
Dann, bitte, faltet die geleerten Pfoten
Zu einem Vater Eurer, der nicht ist.

Wir haun’ zusammen wonnig eure Frauen
Und ihr bezahlt uns heimlich eure Schmach…
Sie werden mit Wonne zusammengehauen
Und laufen uns noch in die Kerker nach.

Den jungen Weibern mit den hohen Busen
Sind wir viel leichter als der Herr Gemahl
Sie liebt den Kerl, der ihr vom Bett weg Blusen
Die ihr Gemahl bezahlt, beim Abschied stahl.

Sie heben ihre Augen bis zum Himmel
Und ihre Röcke bis zum Hinterteil.
Und ist er frech, so macht der Dümmste Lümmel
Bloß mit dem Adamsapfel sie schon geil.

Dein Rahm der Milch schmeckt schließlich nicht ganz übel
Besonders wenn du selbst ihn für uns kaufst
Wir tauchen dir das Schöpflein in den Kübel
Dass du in der entrahmten Milch versaufst…

Konnt in den Himmel uns der Sprung nicht glücken
War eure Welt uns schließlich einerlei.
Kannst du herauf schauen, Bruder mit dem krummen Rücken?
Wir sind frei, Bruder, wir sind frei!

 

Bertolt Brecht monument voor het Berliner Ensemble (Theater am Schiffbauerdamm)

 

Terzinen over de liefde

Kijk ginds die kraanvogels in grote bogen!
De wolken die hun mee werden gegeven
Trokken al mee met hen van toen ze vlogen
Van het ene leven naar een ander leven.
Op eendere hoogte en met eender ijlen
Leek het of beiden maar bijkomstig bleven.
Laat van die twee geen langer hier verwijlen,
Laat kraanvogels en wolken zo verdelen
De mooie hemel waar zij kort in vliegen.
En laat geen een iets anders zien dan het wiegen
Van de ander in de wind die beide voelen
Die nu al vliegend bij elkander liggen.
Dat zo de wind hen naar het niets ontvoere,
Als zij maar niet vergaan en bij elkander blijven,
Zolang kan geen van beide iets beroeren,
Zolang kan men hen overal verdrijven
Waar regens dreigen of waar schoten knallen.
Zo, onder zon en maan, welhaast verwante schijven,
Vliegen zij weg, elkaar zo welgevallig.
Waarheen dan?
Nergens heen.
Van wie vandaan?
Van allen.
Jullie vragen hoelang die twee al bij elkaar zijn?

Sinds kort.
Wanneer zij uit elkaar gaan?
Gauw.
Zo komt geliefden liefde voor als trouw.

 

Vertaald door Koen Stassijns & Geert van Istendael

 

Liefdesgewoonten

Het is niet zo dat het genot zomaar beklijft.
Vaak dient geconsumeerde kus zich nogmaals aan.
Het nog een keer te doen, al hebben we ’t net gedaan
Dat is wat ons zo naar elkander drijft.

Die kleine beving van je kont, zo lang
Verwacht al! O, jouw sluwe vlees!
Hoe aangenaam, wanneer je hees
Opnieuw te kennen geeft je geile drang!

Hoe jij je knieën buigt! Hoe jij mij weet te geven!
Jouw beven dan, waardoor mijn vlees herkent
Dat je in al je lust nog niet bevredigd bent!
Dat lome draaien! het achteloze naar mij tasten
Terwijl je al glimlacht!
Ach, steeds als je het doet:
Was ’t niet al vaak gedaan, was ’t niet zo goed!

 

Vertaald door Gerda Meijerink

 

Bertolt Brecht (10 februari 1898 – 14 augustus 1956)
Portret door Shubnum Gill, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e februari ook mijn blog van 10 februari 2022 en ook mijn blog van 10 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

In Memoriam Fay Weldon

De Britse schrijver Fay Weldon is op 4 januari op 91-jarige leeftijd overleden.  Fay Weldon werd geboren op 22 september 1931 in Alvechurch, Engeland. Zie ook alle tags voor Fay Weldon op dit blog.

Uit: The Life and Loves of a She Devil

“TWO Now. Outside the world turns: tides surge up the cliffs at the foot of Mary Fisher’s tower, and fall again. In Australia the great gum trees weep their bark away; in Calcutta a myriad flickers of human energy ignite and flare and die; in California the surfers weld their souls with foam and flutter off into eternity; in the great cities of the world groups of dissidents form their gaunt nexi of discontent and send the roots of change through the black soil of our earthly existence. And I am fixed here and now, trapped in my body, pinned to one particular spot, hating Mary Fisher. It is all I can do. Hate obsesses and transforms me: it is my singular attribution. I have only recently discovered it. Better to hate than to grieve. I sing in praise of hate, and all its attendant energy. I sing a hymn to the death of love. If you travel inland from Mary Fisher’s tower, down its sweep of gravelled drive (the gardener is paid $110 a week, which is low in any currency), through the windswept avenue of sadly blighted poplars (perhaps this is his revenge), then off her property and on to the main road and through the rolling western hills, and down to the great wheat plain, and on and on for a hundred kilometres or so, you come to the suburbs and the house where I live: to the little green garden where my and Bobbo’s children play. There are a thousand more or less similar houses, to the east, north, west and south: we are in the middle, exactly in the middle, of a place called Eden Grove. A suburb. Neither town nor country: intermediate. Green, leafy, prosperous and, some say, beautiful. I grant you it is a better place to live than a street in downtown Bombay. I know how central I am in this centreless place because I spend a lot of time with maps. I need to know the geographical detail of misfortune. The distance between my house and Mary Fisher’s tower is one hundred and eight kilometres, or sixty-seven miles. The distance between my house and the station is one and a quarter kilometres, and from my house to the shops is 660 metres. Unlike the majority of my neighbours I do not drive a car. I am less well co-ordinated than they. I have failed four driving tests. I might as well walk, I say, since there is so little else to do, once you have swept the corners and polished the surfaces, in this place, which was planned as paradise. How wonderful, I say, and they believe me, to stroll through heaven. Bobbo and I live at No. 19 Nightbird Drive. It is a select street in the best part of Eden Grove. The house is very new: we are its first occupants. It is clean of resonance. Bobbo and I have two bathrooms, and picture windows, and we wait for the trees to grow: presently, you see, we will even have privacy. Eden Grove is a friendly place. My neighbours and I give dinner parties for one another. We discuss things, rather than ideas; we exchange information, not theories; we keep ourselves steady by thinking about the particular. The general is frightening.”

 

Fay Weldon (22 september 1931 – 4 januari 2023)

In Memoriam Hans Magnus Enzensberger

 

In Memoriam Hans Magnus Enzensberger

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger is vorige week donderdag, 24 november, op 93-jarige leeftijd overleden. Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Der Unverwundbare

In der Wissenschaft der Unterlassung
hat er es weit gebracht.
Blutrünstig die Verbrechen,
die er nicht beging,
endlos die Heerschar der Fehler,
die er vermieden hat.
Passende bemerkungen,
ungeschwängerte Mädchen
säumen seinen Weg.
Seine Geruchlosigkeit
ist atemberaubend,
sein Leumund
macht jede chemische Reinigung brotlos,
er ist weiß, er niest nicht,
er segnet uns, ist gesegnet.
andere Lebenszeichen
von seiner Seite
sind nicht zu befürchten.
Warzenlos verschwindet er
in seinem eigenen Foto.

 

Die Scheisse

Immerzu höre ich von ihr reden
als wäre sie an allem schuld.
Seht nur, wie sanft und bescheiden
sie unter uns Platz nimmt!
Warum besudeln wir denn
ihren guten Namen
und leihen ihn
dem Präsidenten der USA,
den Bullen, dem Krieg
und dem Kapitalismus?
Wie vergänglich sie ist,
und das, was wir nach ihr nennen,
wie dauerhaft!
Sie, die Nachgiebige
führen wir auf der Zunge
und meinen die Ausbeuter.
Sie, die wir ausgedrückt haben,
soll nun auch noch ausdrücken
unsere Wut?
Hat sie uns nicht erleichtert?
Von weicher Beschaffenheit
und eigentümlich gewaltlos
ist sie von allen Werken des Menschen
vermutlich das friedlichste.
Was hat sie uns nur getan?

 

De instrumenten

Oogschaartje, mergepen, amniohaak –
je hoort het niet graag.
Zelfs de chirurgen passen ervoor op
om ons de steekbeitel te laten zien,
dat zou te hard zijn, de curettagelepel,
dat zou niet beleefd zijn, de hersenspatel
en de leverhaak. Alleen als het pijn doet
in de spoedeisende hulp vertrouwen we ons
met gesloten ogen toe aan de penisklem,
aan de bloedschepper. Dan ja!
Gezegend, zeggen ze, nu ineens,
zijn jullie, vulvaspreider en botrasp,
onze enige hoop
vlak voor de ziekenzalving.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Hans Magnus Enzensberger (11 november 1929 – 24 november 2022)

Friedenspreis des Deutschen Buchhandels 2022 voor Serhiy Zhadan

Friedenspreis des Deutschen Buchhandels voor Serhiy Zhadan

De Friedenspreis des Deutschen Buchhandels 2022 is toegekend aan se Oekraïense dichter, romanschrijver, essayist en vertaler Serhiy Viktorovych Zhadan.  Serhiy Zhadan werd geboren op 23 augustus 1974 in in Starobilsk, in het gebied Loehansk.  De prijsuitreiking vindt plaats op zondag 23 oktober 2022 in de Paulskirche in Frankfurt. De jury eert Zhadan voor zijn uitstekende artistieke werk en voor zijn humanitaire houding, waarmee hij zich tot de mensen in oorlog wendt en hen helpt met gevaar voor eigen leven: “In zijn romans, essays, gedichten en songteksten neemt Serhiy Zhadan ons mee in een wereld die grote omwentelingen heeft ondergaan en tegelijkertijd leeft van traditie. Zijn teksten vertellen hoe oorlog en vernietiging deze wereld binnenkomen en mensen door elkaar schudden. Daarbij vindt de schrijver zijn eigen taal, die ons op een krachtige en gedifferentieerde manier laat zien wat velen lange tijd niet wilden zien.” Zie ook alle tags voor Serhiy Zhadan op dit blog.

Uit: The Orphanage (Vertaald doorReilly Costigan-Humes en Isaac Stackhouse Wheeler)

“The place is packed with soldiers. They’re standing behind some cinder blocks, underneath some frayed national flags, wordlessly looking toward the city. Just how many times has he driven through this area over the past six months, since the government returned after brief, intense fighting? When he was heading into the city or coming back home to the Station, he had to wait for them to check his papers—wait for trouble, that is. But they always let Pasha through, without saying a word—he was a local, with the papers to prove it. The government didn’t have a bone to pick with him. Pasha had gotten used to the soldiers’ apathetic eyes, smooth, mechanical movements, and black fingernails, and to the fact that you had to hand over your papers and wait for your own country to verify your standing as a law-abiding citizen. The soldiers would give Pasha his papers back, and he’d stuff them in his pocket, trying not to make eye contact with anyone. Rain had washed the color out of the national flags. It dissolved in the gray autumn air like snow in warm water.
Pasha looks out the window and sees a jeep wrapped in dark metal armor streaking past them. Three men with assault rifles hop out of the jeep and run toward the pack of people clumped together up ahead, paying no mind to the express hearse. The soldiers are standing there, yelling back and forth, grabbing binoculars out of each other’s hands, scanning the highway, straining their eyes, red from smoke and sleepless nights, framed by deep wrinkles. But the highway is empty, so empty it’s unsettling. There’s generally always somebody driving through, even though the city’s been completely surrounded for a long period of time and the ring is tightening, someone or other is always making a run for the city or coming back along the only road. Mostly soldiers transporting ammunition or volunteers taking all sorts of useless crap like winter clothes or cold medicine from here, the north, where there isn’t any fighting, to the besieged city. Who needs cold medicine in a city getting pounded by heavy artillery, a city that’s going to fall any day now? But that wasn’t stopping anyone; every once in a while, a whole convoy would leave the mainland and make a run for the besieged area. Sometimes they’d come under fire, which was to be expected. It was obvious that the city would fall, the government troops would be forced to retreat and take the flags of Pasha’s country with them, and the front line would shift to the north, toward the station, and death would come a few miles closer. But did anyone actually care? Even civilians mustered up the courage to make a run for the city over the crumbling asphalt of the highway. The soldiers tried to talk them out of it, but nobody around here really trusted the soldiers. You just couldn’t tell people anything, they all thought they knew best. You’d see some old-timer hiking all the way into town in the middle of a mortar attack to file some paperwork for his pension. Well, if it comes down to death or bureaucracy, sometimes death is the right call. Sometimes the soldiers would get irritated enough to block off the crossings, but long lines would form at the checkpoints as soon as the shelling abated. Then they’d have to let people through.”

 

Serhiy Zhadan (Starobilsk, 23 augustus 1974)