Indian Summer (Diane Glancy), Merijn de Boer, C. J. Dennis, Mary Oliver

 

Dolce far niente

 


Warm of Indian Summer door Oleg Riabchuk, 2023

 

Indian Summer

There’s a farm auction up the road.
Wind has its bid in for the leaves.
Already bugs flurry the headlights
between cornfields at night.
If this world were permanent,
I could dance full as the squaw dress
on the clothesline.
I would not see winter
in the square of white yard-light on the wall.
But something tugs at me.
The world is at a loss and I am part of it
migrating daily.
Everything is up for grabs
like a box of farm tools broken open.
I hear the spirits often in the garden
and along the shore of corn.
I know this place is not mine.
I hear them up the road again.
This world is a horizon, an open sea.
Behind the house, the white iceberg of the barn.

 


Diane Glancy (Kansas City, 18 maart 1941)
Kansas City

 

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit: Lieve Hannibal: Schrijver in New York, Jeruzalem en Tunesië

“In tegenstelling tot de rest van de aardbewoners had ik het nooit zo op New York. Waarschijnlijk kwam dat door het linkse, anti-Amerikaanse milieu waarin ik opgroeide. Bovendien had ik op mijn twintigste Reis naar het einde van de nacht van Céline gelezen en de hoofdpersoon in dat boek, Bardamu, is nergens zo ongelukkig als in die kille ‘rechtopstaande stad; terwijl hij ook in Vlaanderen was geweest tijdens de Eerste Wereldoorlog. We zochten een huis in Brooklyn, maar vlak buiten Manhattan, zodat mijn vrouw niet al te ver hoefde te reizen naar haar kantoor in Midtown. De meest voor de hand liggende wijken waren Williamsburg en DUMBO. Die laatste buurt ligt ten zuiden van het Financial District, net aan de overkant van de East River, ingeklemd tussen de Brooklyn en de Manhattan Bridge. Onze makelaar liet eerst een paar appartementen in Williamsburg zien. Hoewel de potentiële huizen vlak bij elkaar waren, verplaatste ze zich per auto. Hiervoor had ze zelfs een chauffeur ingehuurd, een zeer dikke en op het oog zwakzinnige neef van haar die er telkens minuten over deed om een parkeerplaats te vinden. Terwijl zij in de auto stapten, wandelde ik met onze dochter naar het volgende appartement, waar ik dan telkens op hen moest wachten. In DUMBO lagen de huizen nog dichter bij elkaar, maar ook hier ging ze steeds met de auto. Al snel werd me duidelijk dat ik in deze wijk wilde wonen. DUMBO leek me namelijk de perfecte locatie voor een roman. Het inzicht was louter intuïtief. Van tevoren had ik me sterk afgevraagd of ik onze tijd in New York wel literair zou kunnen gebruiken. Aan romans die zich afspelen in New York is immers geen gebrek. De stad voelde voor mij als een cliché, zowel in het echt als in de literatuur.
DUMBO is echter een relatief onbekende wijk, die niet alleen interessant is door haar ligging, maar ook door haar omvang: de buurt bestaat uit maar een paar straten. Als een dorp, zo ervoer ik DUMBO toen ik haar voor het eerst met de makelaar bezocht. En ik ging een roman schrijven over dit dorp binnen de metropool. Projectontwikkelaars beschouwden de wijk lange tijd als de dode hoek van New York, vooral vanwege het onophoudelijke metrolawaai.”

 


Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

 

De Australische dichter en journalist (Clarence Michael James Stanislaus) C. J. Dennis werd geboren op 7 september 1876 in Auburn, Zuid-Australië. Zie ook alle tags voor C. J. Dennis op dit blog.

 

Tea Talk

‘Excuse me if I sit on you,’ the cup said to the saucer.
‘I fear I’ve been here all the afternoon.’
‘Spare excuses,’ said the saucer; ‘you have sat on me before, sir.’
‘Oh, I’ll stir him up directly,’ said the spoon.
‘Stop your clatter!  Stop your clatter!’ cried the bread-and-butter platter
‘Tittle-tattle!’ sneered the tea-pot, with a shrug;
‘Now, the most important question is my chronic indigestion.’
‘Ah, you’ve taken too much tannin,’ jeered the jug.
‘Hey, hey, hey!’ sang the silver-plated tray,
‘It’s time you had your faces washed.  I’ve come to clear away!’

 


C. J. Dennis (7 september 1876 – 22 juni 1938)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Ik daal af naar de kust

Ik daal af naar de kust als het licht wordt,
en, gebonden aan het uur, zie ik golven
die aanrollen of zich verwijderen,
en ik zeg: O, ik voel me ellendig,
wat zal –
wat moet ik doen? En de zee zegt
met zijn lieflijke stem:
Het spijt me, ik heb het nu te druk.

 

Vertaald Arie Sonneveld

 


Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e september ook mijn blog van 7 september 2021 en ook mijn blog van 7 september 2020 en eveneens mijn blog van 7 september 2018.

Dreißig Grad (Kurt Tucholsky), Wolf Wondratschek

 

Dolce far niente

 


Gartenlokal am Wannsee (Haus am See) door Max Liebermann, ca. 1933

 

Dreißig Grad

Das ist die Zeit der dicken Sommerhitze.
Das Thermometer kocht. Die Sonne strahlt.
Die gnädige Frau hats warm; ich Plebs, ich schwitze –
in blauen Badehöschen, eindrucksvoll bemalt.

Am hellen Strand läuft eine leichte Brise
und legt sich wieder – nein, das wird kein Wind.
Jetzt ist August, da hatten wir die Krise,
wie so die deutschen Sommerkrisen sind.

Da hinten badet eine fette Dame.
Es steigt das Meer, wenn sie ins selbe tritt.
Sag an, Sylphide, ist vielleicht dein Name
Germania? Nehm ich dich als Sinnbild mit?

Es rinnt der Sand. Da schleicht sich ein Vehikel –
wohl gar mit Butter? – übern Dünendamm.
Bei mir langts nur noch für den Leitartikel –
was Kluges bring ich heut nicht mehr zusamm.

Wie lang ists her – da war in diesen Wochen
an angenehmer Weise gar nichts los.
Man hat nur faul den faulen Tag gerochen…
Heut kommen Kunz und Hintze angekrochen –
Du liebe Zeit, wie bist du heiß und groß!

 


Kurt Tucholsky (9 januari 1890 – 21 december 1935)
Zomer in Berlijn, de geboorteplaats van Kurt Tucholsky

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

Uit: Früher begann der Tag mit einer Schusswunde

„Deutschunterricht
Zum Beispiel. Wenn eine italienische Fußballmannschaft in einem großen, internationalen Spiel gewinnt, informieren sich die deutschen Fußballreporter sofort, ob einer der italienischen Spieler deutscher Abstammung ist. Außerdem weisen sie immer wieder daraufhin, daß verschiedene deutsche Fußballer in Italien sehr gut fußballspielen. Wir sind bekannt dafür, daß wir genau wissen, wie das Paradies aussieht. Möglicherweise liegt das daran, daß wir nie gelernt haben, richtig zu frühstücken. Zum Beispiel. Die deutschen Männerchöre haben ihre Lieder. Adolf Hitler besaß einen deutschen Schäferhund. Auch in Friedenszeiten reden wir gern von unseren Soldaten im Einsatz. Wie in Bonn mitgeteilt wurde, liegt Berlin am Rhein. Wir glauben fest daran, daß alles so kommen mußte, wie es kommen mußte. Und darauf sind wir stolz, denn wir haben noch immer keine Ahnung von unseren Befürchtungen. Die deutschen Gastwirte freuen sich, wenn sich die Gäste über den Zweiten Weltkrieg unterhalten. Das fördert den Umsatz. Nach dem dritten Bier haben die Ausländer Heimweh nach Heidelberg. Wir zeigen den Touristen auf einer Landkarte, wo Heidelberg liegt. Heidelberg sieht auch bei Regenwetter genauso aus, wie sich die Ausländer Heidelberg bei Sonne vorgestellt haben. Zum Beispiel. Die deutsche Nationalhymne hat drei Strophen. Manchmal beginnt sie trotzdem mit der ersten Strophe. Die Melodie erkennen wir an den Trompeten. An den Rastplätzen der Bundesautobahnen ist Deutschland sehr schön.
Die meisten deutschen Landstraßen sind so angelegt, daß man auch bei Höchsttempo die Kirche im Dorf sehen kann. Ordnung muß sein. Die Angst vor Kommunisten gehört noch immer zu unserer Erziehung. In der Schule erzählen die Lehrer von Rußland. Sie erzählen, daß viele Russen unsere Sprache verstehen. Die Eltern machen den Kindern schwere Sorgen.“

 

Een droom

In een boom zitten.
Over de prairie uitkijken.
Niet hoeven liefhebben.

De horizon opent zich
in de vorm van een vrouw
die nooit dichterbij komt.

Niet hoeven liefhebben,
Het zou dan gemakkelijk zijn
om lief te hebben.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e augustus ook mijn blog van 14 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 14 augustus 2018 en ook mijn blog van 14 augustus 2016 deel 1 en ook deel 2.

Der August (Erich Kästner), Taije Silverman

 

Dolce far niente

 

 


Zonnige oogstdag door Jules J. Veyrassat, ca. 1850

 

Der August

Nun hebt das Jahr die Sense hoch
und mäht die Sommertage wie ein Bauer.
Wer sät, muss mähen.
Und wer mäht, muss säen.
Nichts bleibt, mein Herz. Und alles ist von Dauer.

Stockrosen stehen hinterm Zaun
in ihren alten, brüchigseidnen Trachten.
Die Sonnenblumen, üppig, blond und braun,
mit Schleiern vorm Gesicht, schaun aus wie Frau’n,
die eine Reise in die Hauptstadt machten.

Wann reisten sie? Bei Tage kaum.
Stets leuchteten sie golden am Stakete.
Wann reisten sie? Vielleicht im Traum?
Nachts, als der Duft vom Lindenbaum
an ihnen abschiedssüß vorüberwehte?

In Büchern liest man groß und breit,
selbst das Unendliche sei nicht unendlich.
Man dreht und wendet Raum und Zeit.
Man ist gescheiter als gescheit, –
das Unverständliche bleibt unverständlich.

Ein Erntewagen schwankt durchs Feld.
Im Garten riecht’s nach Minze und Kamille.
Man sieht die Hitze. Und man hört die Stille.
Wie klein ist heut die ganze Welt!
Wie groß und grenzenlos ist die Idylle …

Nichts bleibt, mein Herz. Bald sagt der Tag Gutnacht.
Sternschnuppen fallen dann, silbern und sacht,
ins Irgendwo, wie Tränen ohne Trauer.
Dann wünsche Deinen Wunsch, doch gib gut acht!
Nichts bleibt, mein Herz. Und alles ist von Dauer.

 


Erich Kästner (23 februari 1899 – 29 juli 1974)
Zomer in Dresden, de geboorteplaats van Erich Kästner

 

De Amerikaanse dichteres, vertaalster en hoogleraar Taije Silverman werd geboren in San Francisco op 13 augustus 1974. Zie ook alle tags voor Taije Silverman op dit blog.

 

POEM TO KEEP WHAT I LOVE

soon we shall know
if we have learned to accept that the stars
do not go out when we die
Abba Kovner

Even at dawn while my mother turns
in white quilted sheets for the last peel
of sleep while the dog waits pure of heart
for her door to open, my father
already gone, circling the same blocks
of empty buildings to check wet floors
or new locks, even on Sunday, even
at dawn—the birdsong’s all reckless clatter,
stacked against air like metal while cats
hide under ferns and the petal-drunk
cherry trees burn their new beauty to bits.
Spring slides down leaves. Lilacs refuse
every warning. An old man in his good hat
waves without joy and the women follow.
Something falls inside, someone waking,
a new day setting its small systems straight.
Birds insist on themselves. Again again
we learn forgetting, practice our goodbyes.

II
Against the black spine of fear that travels
through countries, poem, keep what I love.
Against the dreams, which kidnap me.
Against the silk hip of elsewhere, cities of still
swans on black rivers, the lonely nights
mapped neat by the windows of restaurants,
poem, keep what I love. Against days
wound like toys then let loose, painted cars
crashing hard what I love though unharmed
into memory. Against freedom’s hummed
lilt, tremulous, trapped in the cloaked
sweetness of magnolias at the end of the street,
the front door opening and closing,
its greeting blind keep the thumped pulse
of the dog’s tail meaning yes, meaning
here and so why won’t the green
shutters rack the glass with recognition, why
won’t the street turn to water and fall?

 

Van wie de brieven waren

Deze man kende ik vroeger – een vriend van me – mijn
ex-man die ik op mijn negentiende ontmoette op een blind

date. Maar tegen de tijd dat onze gebakken mosselen arriveerden,
zag ik al dat het niet zo had mogen

zijn. Hij zei dat de tijd het zou
leren. Ik zei in de tussentijd

wens ik je het beste, maar toen
de rekening kwam, was hij een ander

mens. Ik bedoel, hij was mijn student – of ik
de zijne – en hij was duidelijk een expert in zesde eeuwse
anonieme Gaelische poëzie,
die draait om een rijmschema –

zoals hij uitlegde tijdens het biertje dat we illegaal
na de les deelden – waarbij het veranderen van de plaatsing

van één woord betekent dat
het gedicht tot onzin wordt gereduceerd. Hij was goed

met zijn hoofd – of handen – of in niets
anders dan brood bakken, hoewel hij, toen alles gezegd

en gedaan was, een fanatieke katholiek bleef
die het woord embryo wilde verbieden

of hij had een emotionele affaire
met een zwangere vrouw en was dol op toverballen

en of ik hem nu tegenkwam bij Walmart
of we expres naar de rivier gingen, doet er

niet toe omdat hij een zwart gat was
wat betekende niet echt op aarde en daarom

alleen bekend kon staan als de Heer van het Duister (zijn naam
was Josh) of de Meest Apologetische Leugenaar ter Wereld

of de illustere co-auteur van Hoe je Veronderstelt
Dan Hypnotiseert de ware Jakob en we brachten

één nacht samen door zonder technisch gezien
te inhaleren, maar de scheiding bleek toch onherstelbaar

voor de kinderen. Hij was de vader
van mijn woordenboek. Hij was een onvervangbaar

rijmpje voor baby. Hij was mijn derde
liefde, mijn tweede kans, een trampoline-notie

van romantiek. Misschien nu, misschien dan,
misschien als, of zoals het einde klinkt. Hij was een

van de vele fouten die ik maakte
waarvoor ik geen schuld draag.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Taije Silverman (San Francisco, 13 augustus 1974)

 

Zie voor de schrijvers van de 13e augustus ook mijn blog van 13 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 13 augustus 2019 en ook mijn blog van 13 augustus 2016 en ook mijn blog van 13 augustus 2011 deel 2.

Hitte (Hendrik de Vries), Rouke van der Hoek, Thomas Mann, Wolf Wondratschek

 

Dolce far niente

 


De weide bij Veneux-Nadon door Alfred Sisley, 1881

 

Hitte

Steelwaaiers boven asmoerassen. Geelgeharte
Klauwdistels. Flarden. Radeloze, deels verzwarte
Geraamten, hemelvuur-geteisterd.

Schubbenstrengen
Verzengen, plengen harslucht, sijpelen, en brengen
Loodkleurig, wreedvermengde schaduwen teweeg.

De helling, wemelend naardien de drukking steeg,
Verkreeg een schemerkleed. Schuimstapels overzwellen
De horizonnen, welke ontladingen voorspellen.
De laatste tochten zinken tot volmaakt verkalmen.
Vochtbekers hangen onbeweeglijk aan de halmen.
De hagen dragen steile, hemelhoge walmen.

 


Hendrik de Vries (17 augustus 1896 – 18 november 1989)
Groningen, de geboorteplaats van Hendrik de Vries

 

De Nederlandse dichter Rouke van der Hoek werd op 12 augustus 1952 in Eindhoven geboren. Zie ook alle tags voor Rouke van der Hoek op dit blog.

Waarom Carla de toren van Oirsbeek schilderde

Zij was het meisje dat poep durfde te zeggen tegen de koning.
Dan lachte zij en lachten ook de koning en lakeien. Maar tegelijk
snoven ze om zich heen of er iets aan hun schoenen kleefde.

Wie dapper is en lachen kan wordt gevraagd. Door andere koningen
– die het lachen is vergaan. Zo reisde zij de hoven af, vond onderweg
een prins in een witte jas en een huis op een heuvel, voor haarzelf.

Maar op een kwade dag klopte een vijand op de deur. Erger nog,
hij klopte op de binnenkant van de deur. En veranderde het meisje
in een koningin: de ongekroonde koningin van de chemokuur.

Nu moest ze poep zeggen tegen zichzelf, maar lachte wat zachter.
Tijdens haar laatste jaar schilderde ze vanaf de hoge weide vaker
de toren van Oirsbeek, de spits met ui die boven de bomen uitsteekt

met daarachter de volgende heuvelrug en daarboven in hallucinerende
kleuren een balzaal van lucht. Vreemd. Het waarom doorgrondden we
toen de rouwstoet aan de voet van deze toren stilhield bij een kuil.

 

Hoe Huckleberry Finn aan zijn naam kwam

Hoog water op de Maas. Een brede grijze stroom
die zacht slurpend langs ons glijdt. Op een boom
vaart een kraai voorbij, vlotschipper aan het roer,

zichtbaar tevreden over de voortgang die hij maakt,
de bochten die hij rondt, de ondiepten die hij mijdt.
Ach, hoe heette die gozer nu toch, die Bessennaam

die nog als een paarse vlek op de Mississipi drijft.
Wie Huck zegt moet ook Miss zeggen en mist dus
de finesse. Wie Huckleberry zegt opent het gordijn:

hoe een goed mens dom kan zijn. Tot zover de bes.
De rest kwam denkelijk van een zeeman uit Helsinki,
Gelukszoeker die de rivier opvoer, zwarte overall

en een haakneus. Hij plantte zich voort en verdween.
Nu vaart de zoon naar zee, door hetzelfde gedreven:
het zoeken van geluk is de bron van ons bewegen.

 

Leidekker

Ik hang aan de dakgoot van de kerk, die ik zelf heb
bevestigd en wens mezelf een ander beroep toe,
wijnconsulent of steenbakker of waarzegger, ja

altijd onbeperkt de waarheid spreken, dat zou
te leren moeten zijn als je het eenvoudig houdt.
‘Er zijn veel mannen, hun bijdrage is beperkt.’

‘Met twee voeten op de grond kan je toch vallen.’
Als ik het hoofd laat hangen zie ik onmiskenbaar
neef Guus onder me doorlopen, enthousiast

alsof hij gaat schaatsen, maar het is hartje zomer.
Hartje zomer, onmiskenbaar een waarheid, het lijkt
alsof ik mijn beroep, mijn bestemming heb gevonden

en spreek me zwetend, hangend aan purperen vingers
nieuwe, ware moed in: ‘Ik wil dit erg graag navertellen.
Het zou zonde zijn als ik dit niet kan navertellen.’

 


Rouke van der Hoek (Eindhoven, 12 augustus 1952)

 

Op 12 augustus 1955 overleed de Duitse Duitse schrijver Thomas Mann. Zie ook alle tags voor Thomas Mann op dit blog.

Uit: Herr und Hund 

„Es ist sonderbar, traulich und drollig, ihn auf meinem Fuße sitzen zu fühlen, den er mit seiner fieberhaften Körperwärme durchdringt. Erheiterung und Sympathie bewegen mir die Brust, wie fast ohne Unterlaß in seiner Gesellschaft und Anschauung. Er hat eine stark bäurische Art zu sitzen, die Schulterblätter nach außen gedreht, bei ungleichmäßig einwärts gestellten Pfoten. Seine Figur scheint kleiner und plumper, als wahr ist, in diesem Zustande, und mit komischer Wirkung wird der weiße Haarwirbel an seiner Brust dabei vorgedrängt. Aber der würdig in den Nacken gestemmte Kopf macht jede Einbuße an schöner Haltung wett kraft all der hohen Aufmerksamkeit, die sich darin ausprägt … Es ist so still, da wir beide uns still verhalten. Sehr abgedämpft dringt das Rauschen des Flusses hierher. Da werden die kleinen und heimlichen Regungen in der Runde bedeutend und spannen die Sinne: das kurze Rascheln einer Eidechse, ein Vogellaut, das Wühlen eines Maulwurfs im Grunde. Bauschans Ohren sind aufgerichtet, soweit eben die Muskulatur von Schlappohren dies zuläßt. Er legt den Kopf schief, um sein Gehör zu schärfen. Und die Flügel seiner feuchtschwarzen Nase sind in unaufhörlicher, empfindlich witternder Bewegung.


Het zomerhuis van Thomas Mann  in Nida (Duits: Nidden), een dorp in Litouwen, waar de familie Mann in de jaren 1930-1932 vakantie vierde. Het is nu in gebruik als cultureel centrum.

 

Dann legt er sich nieder, wobei er jedoch die Berührung mit meinem Fuße wahrt. Er liegt im Profil gegen mich, in der uralten, ebenmäßigen und tierisch-idolhaften Haltung der Sphinx, Kopf und Brust erhoben, die vier Oberschenkel am Leibe, die Pfoten gleichlaufend vorgestreckt. Da ihm warm geworden, öffnet er den Rachen, wodurch die gesammelte Klugheit seiner Miene sich ins Bestialische löst, seine Augen sich blinzelnd verschmälern; und zwischen seinen weißen, kernigen Eckzähnen schlappt lang eine rosenrote Zunge hervor.“

 


Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)
De schrijver en zijn hond

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Adam jr.

Adam las de Bijbel
Eva kauwde op fruit
God sliep het grootste deel van de tijd
Het was zo
Iedereen kende iedereen
De slang was de baas in de Hof van Eden

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

God had een nare droom
Hij zag de slang die het met zijn moeder deed
Weg was de mooie theorie
De droom was voorbij
De apen paarden met wat er overbleef

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

God werd wakker
Ik kwam ter wereld in het Ruhrgebied
De zaak is sindsdien geëscaleerd
Op zondag zit God in een gekkenhuis
Deelt suikerklontjes uit
En denkt dat hij de held is

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943

 

Zie voor de schrijvers van de 12e augustus ook mijn blog van 12 augustus 2019 en ook mijn blog van 12 augustus 2018 en mijn blog van 12 augustus 2015 en mijn blog van 12 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Heatwave (Ted Hughes), Erik Vlaminck, Wislawa Szymborska

 

Dolce far niente

 


De hete zomerdag – zonnige zomer door Nikolay Dmitriev, 2021

 

 

Heatwave

Between Westminster and sunstruck St. Paul’s
The desert has entered the flea’s belly.

Like shut—eyed half—submerged Nile bulls
The buildings tremble with breath.

The mirage of river is so real
Bodies drift in it, and human rubbish.

The main thing is the silence.
There are no charts for the silence.

Men can’t penetrate it. Till sundown
Releases its leopard

Over the roofs, and women are suddenly
Everywhere, and the walker’s bones

Melt in the coughing of great cats.

 


Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)
Mytholmroyd, Yorkshire, de geboorteplaats van Ted Hughes

 

De Vlaamse schrijver Erik Vlaminck werd geboren in Kapellen op 2 juli 1954. Zie ook alle tags voor Erik Vlaminck op dit blog.

Uit: Iconen

“Zondag 31 augustus 1975
Nooit hebt gij mij gevraagd waarom ik kloosterbroeder ben geworden. Voor u was het niet nodig om mij dat te vragen. Gij kende mij. Gij wist dat het kloosterleven voor mij het enige alternatief was voor een leven in een schraal rijtjeshuis met een door grijze betonnen schuttingplaten omzoomd hofke. Gij wist dat ik op die manier kon ontsnappen aan de voor mij onmogelijke opdracht om een respectabel gezinshoofd te worden. Wellicht hebt gij ook beseft dat ik voor het klooster koos omdat ik daar niet zou worden lastiggevallen door personen en instanties die ik liever meed. Gij wist dat ik ben ingetreden omdat het de enige manier was waarop ik alsnog een man kon worden die er in uw ogen toe deed, een man naar wie de mensen opkijken. Zodat ze ook naar u opkijken omdat ik uw zoon ben. Veel van mijn medebroeders zeggen dat ze besloten om ‘hun leven aan God te wijden’ omdat ze ‘een roeping’ hadden. Nog nooit heeft een van hen mij op aanvaardbare wijze kunnen uitleggen wat ‘een roeping’ is. Ze fabriceren met veel dure woorden een plechtstatig verhaal dat erop neerkomt dat ze op een blauwe maandag tussen slapen en waken een of andere rare droom hebben gehad. Toch ben ik ervan overtuigd dat de meesten, net zoals ik, om wereldse redenen in het klooster beland en gestrand zijn. De godsdienstwaanzinnigen zijn echt wel in de minderheid. Alleen wordt dat allemaal met veel zwijgen toegedekt. Zwijgen is een van de belangrijkste kloosterregels. Als het had gekund, dan was ik priester geworden. Want ja, de bezwerende kerkrituelen en de imponerende macht van de mannen met kazuifels hebben sinds mijn kindertijd grote indruk op me gemaakt. Het rituele karakter van plechtige ceremonies heeft me daarenboven altijd rust gegeven. Ik geef toe dat ik altijd een zwart hemd met een collaar draag,
omdat mensen op die manier menen dat ik priester ben. Het streelt mijn ijdelheid wanneer ik met ‘eerwaarde’ wordt aangesproken. Iedereen heeft kleine kantjes. Helaas kon ik geen priesterstudies aanvatten omdat ik maar tot mijn zestiende voltijds naar school was geweest. Bovendien had ik technische school gevolgd. Bepaalde van Gods wegen zijn ontoegankelijk voor wie als twaalfjarige op de verkeerde schoolbanken terechtkomt.”

 


Erik Vlaminck (Kapellen, 2 juli 1954)

 

De Poolse dichteres Wisława Szymborska werd geboren op 2 juli 1923 in Bnin. Zie ook alle tags voor Wislawa Szymborska op dit blog.

 

Overmaat

Er is een nova ontdekt,
wat niet wil zeggen dat het lichter is geworden
en dat er iets is bijgekomen dat gemist werd.

De nieuwe ster is groot en ver,
zo ver dat hij weer klein is,
kleiner zelfs dan andere
die veel kleiner zijn.
Verwondering zou hier geen wonder zijn,
als we er maar tijd voor zouden hebben.

De ouderdom van de ster, haar massa en positie,
bij elkaar is het misschien genoeg
voor één dissertatie
en een bescheiden glas wijn
in dicht bij de sterren staande kringen:
de astronoom, zijn vrouw, familie en collega’s,
informeel komt men bijeen, in ongedwongen sfeer,
in gesprekken overheersen plaatselijke onderwerpen
en er wordt aards op pindaatjes gepeuzeld.

De ster is schitterend,
maar dat is nog geen reden
om niet op de gezondheid van de dames te drinken
die stukken dichterbij zijn.

Een ster zonder consequenties.
Zonder invloed op het weer, de mode of de sportuitslagen,
op regeringswijzigingen, de inkomens, de crisis van het normbesef.

Zonder gevolgen voor de propagande of de zware industrie.
Zonder weerspiegeling in de politoer van onderhandelingstafels.
Vallend buiten de getelde levensdagen.

Waarom zou je hier vragen
onder hoeveel sterren een mens geboren wordt
en onder hoeveel hij na een korte spanne sterft.

Een nova.
‘Wijs me tenminste waar hij is.’
Tussen de rand van dat grauwe, gerafelde wolkje
en die tak van de acacia, daar links.’
‘O ja,’ zeg ik.

 

Vertaald door Gerard Rasch

 


Wislawa Szymborska (2 juli 1923 – 1 februari 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e juli ook mijn blog van 2 juli 2019 en ook mijn blog van 2 juli 2017 deel 2.

Soon the City (Liam Rector), Remco Ekkers, Denis Johnson

 

Dolce far niente

 

 


Summer in the city door John Hammond, z.j.

 

 

Soon the City

Soon the summer
Now the pleasant purgatory
Of spring is over,

Soon the choking
Humidity
In the city

On the fire escapes
In a sleeveless T-shirt
Smoking a cigar

In tune with the tremor
Of the mindless yellow
Commercial traffic

Moving in the city,
Where no one really
Buys a car,

American
Or otherwise,
Where we will,

As Rilke said we would
Where we will
Wake, read, write

Long letters
And in the avenues
Wander restlessly

To and fro
On foot in
The humidity,

Where soon I’ll shower, dress,
Take the dog out for a piss,
And mail this.

 


Liam Rector (21 november 1949 – 15 augustus 2007)
Georgetown, Washington, de geboorteplaats van Liam Rector

 

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Ekkers werd geboren op 1 juli 1941 in Bergen. Zie ook alle tags voor Remco Ekkers op dit blog.

 

Het blauwe wad

Wie hier verdwaalt zoekt
tevergeefs een steunpunt.
Het water lokt tot verdrinken.

Dagen nu al dwaal ik langs
het water. Waar zal ik belanden?
Ik zie geen overkant.

Als het water wegtrekt
zie ik sporen van leven:
wier, mosselschelpen, gruis.

 

De dood van Robert Walser

Veertien was ik, onder de kerstboom.
Hij zeven en zeventig.
De kamer rook naar mandarijnen
toen hij, ver weg, in de bergen, ging wandelen
voor de laatste keer zonder overjas.
Ik kende hem niet.

Het was erg koud
het sneeuwde zachtjes
en de weg lag vrolijk in het verschiet.
Hij stapte stram voorwaarts
zijn vaag-rode stropdas om zijn hals
en zijn hoed stevig op zijn hoofd.

En toen hij, ver van Herisau
in Appenzell-Ausserhoden tot stilstand
kwam tegen een hoopje sneeuw
zag hij voor het laatst
de lichte vlokken waaien.

Hij dacht misschien
aan de jongen die hij was
die cadeautjes kreeg
en aan zijn moeder.

 

Vivaldi II

Je kunt zonen hebben of niet
luisteren naar muziek of Kreon:
‘Want daarom toch wenst een man
zonen te telen in zijn huis’.

Je psalm spreekt over vruchten
van de schoot die een oud man
beschermen in zijn huis, het huis
dat je niet, nooit eeuwig houdt.

Driftig, astmatisch, onsterfelijk
door de muziek die je neerschrijft
om de zonen die je niet krijgt
bij de vrouw die je niet hebt.

 


Remco Ekkers (1 juli 19414 juni 2021)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Denis Hale Johnson werd geboren op 1 juli 1949 in München. Zie ook alle tags voor Denis Johnson op dit blog.

 

ONS VERDRIET

Er schuilt een soort verdriet in terugkijken als je aan het einde bent:
een verdriet dat wacht aan het einde van de straat,
een sigaret die gloeit met de gloed van verdriet
en een agent in een gele regenjas die zegt: Het is laat,
het is laat, het is verdriet.

En het is verdriet wat ze de vrouwen van wie ik hield hebben aangedaan:
ze hebben Julie in haar eigen moeder veranderd, en Ruthe –
en Ruthe, begrijp ik, is veranderd
in verdriet…

En als het tijd is
dat de hele mensheid getuige is van wat zij heeft gedaan
en elke televisie is gericht op de eerste mensen die God zien en
ze zeggen:
Houston,
we hebben ontsteking,
zullen zij geen ontsteking hebben.

Ze zullen muziek hebben van natte straten
en eenzame bars waar pianonoten
zichzelf volgen in een woud van medelijden en verdwalen.
Ze zullen verdriet hebben.
Ze zullen
verdriet, verdriet, verdriet hebben.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Denis Johnson (1 juli 1949 – 24 mei 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e juli ook mijn blog van 1 juli 2020 en eveneens mijn blog van 1 juli 2019 en ook mijn blog van 1 juli 2018 en ook mijn blog van 1 juli 2017 deel 2.

Heat Wave (C. J. Dennis), Czeslaw Milosz, Thomas Frahm

 

Dolce far niente

 


Terras door Tair Salakhov, 1977

 

 

Heat Wave

Day after day, week after burning week,
A ruthless sun has sucked the forest dry.
Morn after anxious morn men’s glances seek
The hills, hard-etched against a harder sky.
Gay blossoms droop and die.
Menace is here, as day draws to its peak,
And, ’mid the listless gums along the creek,
Hot little breezes sigh.

To-day the threat took shape; the birds were dumb.
Once more, as sullen, savage morning broke,
The silence told that trembling fear had come,
To bird and beast and all the forest folk.
One little wisp of smoke
Far in the south behind the listless gum
Grew to a purple pall. Like some far drum,
A distant muttering broke.

Red noon beheld red death come shouting o’er
These once green slopes — a leaping, living thing.
Touched by its breath, tree after tall tree wore
A fiery crown, as tho’ to mock a king —
A ghastly blossoming
Of sudden flame that died and was no more.
And, where a proud old giant towered of yore,
Stood now a blackened thing.

Fierce raved the conquering flame, as demons rave,
Earth shook to thunders of the falling slain.
Brambles and bushes, once so gay and brave,
Shrank back, and writhed, and shrieked and shrieked again
Like sentient things in pain.
Gone from the forest all that kind spring gave . . .
And now, at laggard last, too late to save,
Comes soft, ironic rain.

 


C. J. Dennis (7 september 1876 – 22 juni 1938)
Auburn, Australië, de geboorteplaats van C. J. Dennis

 

De Poolse dichter, schrijver en Nobelprijswinnaar Czesław Miłosz werd geboren in Šeteniai op 30 juni 1911. Zie ook alle tags voor Czeslaw Milosz op dit blog.

Uit: Mijn katholieke opvoeding (Vertaald door Gerard Rasch)

“Tijdens de pauze tekende iemand van ons een keer batterijen en elektrische leidingen op het bord om de anderen een natuurkundesom uit te leggen. De Hamster liep over de gang, opende, zoals hij zo graag deed, plotseling de deur op een kier en wierp een blik op de in krijt uitgetekende cirkels en ellipsen. Dat was genoeg voor hem, hij ontvlamde in zijn donkerste blos en rende naar de directeur aan wie hij meldde dat er geslachtsdelen op het bord stonden getekend.
In zijn sombere visie op de menselijke natuur was geen plaats voor de mogelijkheid dat het kwaad met enige middelen van geestelijke aard uitgeroeid kon worden. Hij geloofde hoogstwaarschijnlijk niet in het bestaan van de Genade, omdat deze zich aan de controle van de mens onttrok; een fout beschouwde hij niet als iets dat soms nodig kon zijn voor de verlossing. Tegelijk hield hij zich krampachtig vast aan het beeld van het licht dat door duisternis is omringd. Wie gered is, wordt herkend aan uiterlijke bewijzen van deugd, dat wil zeggen: gehoorzaamheid aan de voorschriften, een onschuldige stembuiging, nederige bewegingen. Een zaak van training dus. Wie was dan gered? Waarschijnlijk alleen de Kinderen van Maria met een blauwe sjerp over de schouder en een kaars in de hand. Hoe het ook zij, omdat het goede in ieder geval buiten ons bereik ligt, moeten we tenminste ons zelf en anderen discipline opleggen, want zo er hoop bestaat, dan kan de verandering van de menselijke natuur alleen van buiten naar binnen gaan en niet omgekeerd. Hij hing dus op extreme wijze de oude these van de katholieke kerk aan, dat we alleen via de zintuigen dichter bij God kunnen komen, dat geloof en deugd van het individu een functie van het gedrag van een bepaalde gemeenschap zijn. Door naar de mis te gaan en deel te nemen aan de sacramenten nemen we, zonder het te willen, een bepaalde stijl in ons op, die – op dezelfde manier als koper voor elektriciteit – de geleider is voor het bovenaardse beginsel. Omdat de mensen zwak zijn, zou het dwaas zijn ze los te laten en erop te rekenen dat ze zelf, tegen de stijl van hun omgeving in, God zouden vinden. Dan is het beter de gemeenschap met God ten minste voor enigen makkelijker toegankelijk te maken door bij allen conditionele reflexen te ontwikkelen. Al dwong de Hamster ons deel te nemen aan de rituelen – veel illusies had hij zeker niet. Maar zijn voorgangers die de ketters met het zwaard bekeerden, hadden deze evenmin.
Zijn positie stelde hem in staat zijn eigen wil volledig ten uitvoer te brengen. Deze verschilde niet veel van de positie die later ten deel viel aan diegenen die in de scholen van Centraal- en Oost-Europa in marxisme-stalinisme onderwezen. De Hamster werkte steeds aan de vervolmaking van zijn netwerk. Het bijwonen van de zondagsmis was verplicht, maar de kerken van de stad konden daarop niet goed toezicht houden. Daarom richtte hij een kapel in in het schoolgebouw, waar zijn gevolmachtigden een kruisje achter de namen van de afwezigen zetten.”

 


Czeslaw Milosz (30 juni 1911 – 14 augustus 2004)

 

De Duitse dichter, schrijver, uitgever en vertaler Thomas Frahm werd geboren op 29 juni 1961 in Homberg. Zie ook alle tags voor Thomas Frahm op dit blog.

 

Mijn ogen voelen zich bekeken,

zo helder is deze dag.

Vanuit elk raam, elk aluminium kozijn,
ja, elke tegel raakt ze het licht.

De glans van de lindebladeren overvalt hen
al wanneer ze de deur uitstappen.

Vanaf de straat, na de voetbalderby
bezaaid met scherven en splinters,
blinkt en schittert het.

Ik loop als een ooievaar, bang
om over een lichtstraal te struikelen,
maar dat helpt niet.

Mij rest slechts: zelf lichtstraal worden
of zwevend deeltje, licht genoeg om geduldig
de controle terug te krijgen
over mijn eigen blik.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Thomas Frahm (Homberg, 29 juni 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 30 juni 2023 en ook mijn blog van 30 juni 2020 en eveneens mijn blog van 30 juni 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Und wieder ist’s des Sommers Geisterstunde … (Wilhelm Jensen), Maarten Asscher, Thomas Frahm

 

Dolce far niente

 


High Summer Heat with Pieces of Melon door Alice Mumford, 2023

 

Und wieder ist’s des Sommers Geisterstunde …

Und wieder ist’s des Sommers Geisterstunde,
Da stumm das Haus im heißen Mittag schweigt,
Geschloss’ne Läden füll’n die Saalesrunde
Mit goldnem Dämmern; nur, von Laub umzweigt,
Trägt fernher durch des Nebenraumes Dunkel
Ein Fenster blitzend sonnengrünes Licht:
Kein Schall, kein Regen in dem Glanzgefunkel,
Das wie von ausgestorbnem Leben spricht.

Und schön und schaurig fühlt mein eignes Leben
Sich angerührt von leisem Geisterstab:
Ein Kommen ist’s, ein Schwinden und ein Schweben
In jenen stillen Strahlen auf und ab.
Ein Nichts, und alles, was ich je besessen,
In mir, und doch zugleich unendlich fern,
Ein Allgedenken und ein Allvergessen,
Ein Lebenstraum auf einem andern Stern.

 


Wilhelm Jensen (15 februari 1837 – 24 november 1911) 
Heiligenhafen (Holstein), de geboorteplaats van Wilhelm Jensen

 

De Nederlandse dichter, schrijver, vertaler en uitgever Maarten Asscher werd geboren op 29 juni 1957 in Alkmaar. Zie ook alle tags voor Maarten Asscher op dit blog.

Uit: Over de onmogelijkheid van lekker eten

“Alsof er een groot beest over mijn boterham was klaargekomen. Zo zag mijn bord eruit, toen ik voor de allereerste keer eigenhandig een ei voor mijzelf had gekookt. Mijn eerste ontbijt op mijn eerste studentenkamer. Het leek zo eenvoudig: water aan de kook brengen, rauw ei erin, even wachten en vervolgens afgieten en het eitje onder koud kraanwater ‘laten schrikken’. Hoe vaak had ik het thuis niet zien doen? Kennelijk had ik toch onvoldoende opgelet, want de schrik was ‘all mine’. Toen ik het ei met een routineus gebaar boven mijn bord onthoofdde, gulpte er een slijmerige kwak over de zorgvuldig klaargelegde, met boter besmeerde boterham. Ik zat er vertwijfeld naar te kijken. Was het ei soms niet goed meer? Ingewonnen inlichtingen leverden op dat een ei minstens vijf minuten moet koken om prettig eetbaar te worden; ik had het na ruim een minuut al welletjes gevonden. Deze kleine belevenis is de rest van mijn leven symptomatisch gebleken voor mijn kijk op koken: ik kan het niet en ik vind het veel te lang duren.
De paar jaren die ik etenderwijs heb moeten overbruggen tussen mijn vertrek uit het ouderlijk huis en het huwelijkse leven, werden aanvankelijk gevuld met blikken soep en stamppotachtige maaltijden die je, na inworp van drie guldens in een eetpenningenautomaat, uit de keuken van de studentensociëteit kon krijgen, afgewisseld met de goedkoopste nummers op het menu van Chinese restaurants. Natuurlijk maakte ik weleens iets zelf, maar dat viel meestal in de categorie ‘Chili con carne’, een bruine concoctie van bonen, uien, knoflook, gehakt, ananas, paprikapoeder, tomatenpuree en veel peper, die tijdens de borrel gedurende een half uur in een pan te sudderen werd gezet, waarna de onooglijke brei als evenzovele koeienvlaaien over de borden der deelnemers werd verdeeld. En je kon altijd terugvallen op spaghetti met tomatensaus, waarvan de bereiding tussen start en finish minder dan tien minuten tijd vergde. Het record stond op naam van een huisgenoot die een tijd van 8:20′ wist neer te zetten. Als dieptepunt van mijn culinaire barbarendom moet de voedselvergiftiging worden genoemd die ik opliep na het eten van bedorven vlees uit blik.
Zodra ik een baan had, vanaf mijn drieëntwintigste, at ik de eerste jaren onveranderlijk in Amsterdamse eetcafés, waar ik nog altijd – voor zover ze nog bestaan – met een mengeling van huiver en dankbaarheid naar binnen kijk. De donkerhouten duisternis die er onveranderlijk heerste verhinderde dat je tijdens het eten de krant kon lezen, maar zorgde er gelukkig ook voor dat je niet precies zag wat je voorgeschoteld kreeg.”

 


Maarten Asscher (Alkmaar, 29 juni 1957)

 

De Duitse dichter, schrijver, uitgever en vertaler Thomas Frahm werd geboren op 29 juni 1961 in Homberg. Zie ook alle tags voor Thomas Frahm op dit blog.

 

Gevonden voorwerpen

De straat is een ongesorteerd magazijn.

Wat er binnenkomt of eruit gaat – niemand weet het
En ook niet wanneer de volgende levering arriveert.

Van bijna alles zijn er slechts losse exemplaren.

Pas aan het einde van mijn arm
worden ze – tweedehands?

Nee, tweedehands wordt vriendelijk weggegeven
en niet weggegooid, dus:
afval!

Maar wat afval is voor het ongeduld van de consument,
dat is voor de oogvingers van de dichter geluk.

Ongecensureerd raken ze aan en ontvangen ze
dat wat, bevrijd uit de gevangenis van het nut,
eindelijk vrij is, niets meer te hoeven zijn,

alleen (als het wil)
die wens misschien die
mijn geliefde, die goed verborgen fee,
altijd op de vlucht voor mensen,
het hoort fluisteren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Thomas Frahm (Homberg, 29 juni 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e juni ook mijn blog van 29 juni 2020 en eveneens mijn blog van 29 juni 2019 en ook mijn blog van 29 juni 2018 en ook mijn blog an 29 juni 2017 en eveneens mijn blog van 29 juni 2013 deel 2.

 

What Is So Rare As A Day In June (James Russell Lowell), Marije Langelaar, Karin Fellner

 

Dolce far niente

 

 


Een dag in juni door Antonín Slavíček, 1898

 

 

What Is So Rare As A Day In June

And what is so rare as a day in June?
Then, if ever, come perfect days;
Then Heaven tries earth if it be in tune,
And over it softly her warm ear lays;
Whether we look, or whether we listen,
We hear life murmur, or see it glisten;
Every clod feels a stir of might,
An instinct within it that reaches and towers,
And, groping blindly above it for light,
Climbs to a soul in grass and flowers;
The flush of life may well be seen
Thrilling back over hills and valleys;
The cowslip startles in meadows green,
The buttercup catches the sun in its chalice,
And there’s never a leaf nor a blade too mean
To be some happy creature’s palace;
The little bird sits at his door in the sun,
Atilt like a blossom among the leaves,
And lets his illumined being o’errun
With the deluge of summer it receives;
His mate feels the eggs beneath her wings,
And the heart in her dumb breast flutters and sings;
He sings to the wide world, and she to her nest,
In the nice ear of Nature which song is the best?

Now is the high-tide of the year,
And whatever of life hath ebbed away
Comes flooding back with a ripply cheer,
Into every bare inlet and creek and bay;
Now the heart is so full that a drop overfills it,
We are happy now because God wills it;
No matter how barren the past may have been,
‘Tis enough for us now that the leaves are green;
We sit in the warm shade and feel right well
How the sap creeps up and the blossoms swell;
We may shut our eyes but we cannot help knowing
That skies are clear and grass is growing;
The breeze comes whispering in our ear,
That dandelions are blossoming near,
That maize has sprouted, that streams are flowing,
That the river is bluer than the sky,
That the robin is plastering his house hard by;
And if the breeze kept the good news back,
For our couriers we should not lack;
We could guess it all by yon heifer’s lowing,
And hark! How clear bold chanticleer,
Warmed with the new wine of the year,
Tells all in his lusty crowing!

Joy comes, grief goes, we know not how;
Everything is happy now,
Everything is upward striving;
‘Tis as easy now for the heart to be true
As for grass to be green or skies to be blue,
‘Tis for the natural way of living:
Who knows whither the clouds have fled?
In the unscarred heaven they leave not wake,
And the eyes forget the tears they have shed,
The heart forgets its sorrow and ache;
The soul partakes the season’s youth,
And the sulphurous rifts of passion and woe
Lie deep ‘neath a silence pure and smooth,
Like burnt-out craters healed with snow.

 


James Russell Lowell (22 februari 1819 – 12 augustus 1891)
Cambridge, Massachusetts. De geboorteplaats van James Russell Lowell

 

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marije Langelaar werd geboren op 18 juni 1978 in Goes. Zie ook alle tags voor Marije Langelaar op dit blog.

 

Trommel

Dat jaar werden we geboren in
een lichaam.
Het viel ons op dat we sloegen.
We sloegen de trom.

Bij elke slag vlogen de vogels op.
Bij elke vierde noot ving een nieuw seizoen aan.
Bij elke 16e noot wierp ik een kind.

Zo leefden we ons leven.
We sloegen de jaren weg.
Paf paf paf!
We sloegen de trom.
We sloegen eenvoudig de trom.
Want dat hadden we geleerd.
We sloegen de trom.

Paf paf paf!
De vlogels vliegen op.
Paf Paf Paf!
Een nieuw seizoen,
Paf Paf Paf!
Weer een kind.
Paf Paf!

Tot onze lichamen begonnen te deformeren, we sloegen
nog harder, tegen de rimpels, het kreukelen
onze verminderde vruchtbaarheid, een stram in ons been.

Paf Paf Paf!
Maar het kind bleef uit.

We sloegen nog wat harder, onze slag kreeg
iets verbetens,
tot we op de 428e noot halt hielden.
We keken naar elkaar en alle kinderen die
ik had geworpen,
wilde goddeloze kinderen,
met wilde goddeloze haren.

En we keken naar de bomen die waren gaan groeien,
Kris kras door elkaar
Een grote teringbende.
De vogels die nerveus op een tak onze
volgende slag afwachtten.

Maar we sloegen niet
We sloegen niet meer

We keken elkaar aan en zaagden de bomen
bouwden een huis, begroeven de trommel diep in de nootzwarte aarde.

En begonnen te leven. We pelden en kookten de vruchten
en vertelden onze kinderen het verhaal van de trommel
en we sloegen niet, er brak geen nieuw seizoen aan,
De vogels rusten in een hoge wilg.
En het was goed.

En we vroegen ons af, wie had ons in de eerste plaats die trommel gegeven?
Wie had ons geboden te slaan? Had ons die vogels gebracht, de bomen?
Had ons het ritme opgelegd? En waar waren we eerder? Waarom?

 

 

Het brak

Wat was het precies dat er brak?
Brak het of sleet het?
Ging het geleidelijk aan?
Sloop op de tenen de kracht weg?
Trok kauwgom ongelijk het?

Verweerde het grondstoffelijke?

Gleed het ijlings uit handen? Verloor het?
Raakte het zoek het? Vervloog of doofde?
Of was het gewoon klaar? Fini. Uit. Op het.

Was het te maken? Weer aan te vullen?
Groeit het vanzelf vanuit de wortel weer aan?
Of met bepaalde methodes, procedures?

Hoe krijgen we het weer vol, levend,
warm en zacht zoals het was het?
Moeten we vruchteloos blijven proberen? Is dat het?

Is het te vervangen misschien?
Groeien veren weer aan?
Is er lijm? Gouddraad?
Veert het weer terug?
Wordt dat wat scheef weer recht echt?

 


Marije Langelaar (Goes, 18 juni 1978)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

 

Maar een rimpel in de tijd verder

Steppe, gekreukeld gras zover het oog reikt
Kaf, veen, knopen en pelsdieren in het polderland
Geur, een deining, het broze op- en neergaan
van kuddes, kafnaalden, bloed
en een schok mieren op
de stervende schouder
van een gnoe – dat ben jij.

Gnoe, dus jij – door gras, trilt met je neusgaten
voorwaarts en al je verwanten, zwaden –
zoemende zwaden rond jullie kromme bulten. Jij
laat een keelklank opstijgen, rauw, anderen volgen
langbenig, roodgekleurd op droge aarde het spoor
in het gesis van de halmen. Stil.
Nu til je een hoef op.
Nu druk je hem in deze oever.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juni ook mijn blog van 18 juni 2020 en eveneens mijn blog van 18 juni 2019 en ook mijn blog van 18 juni 2016 deel 2.

June Twilight (John Masefield), Thomas Heerma van Voss, Silke Scheuermann

 

Dolce far niente

 


Twilight in June door Edwin Headley Holgate,1950

 

June Twilight

The twilight comes;
the sun dips down and sets,
The boys have done
play at the nets.

In a warm golden glow
The woods are steeped.
The shadows grow;
The bat has cheeped.

Sweet smells the new-mown hay;
The mowers pass
Home, each his way,
through the grass.

The night-wind stirs the fern,
A night-jar spins;
The windows burn
In the inns.

Dusky it grows. The moon! The dews descend.
Love, can this beauty in our hearts end?

 


John Masefield (1 juni 1878 – 12 mei 1967)
Ledbury, Herefordshire, de geboorteplaats van John Masefield

 

De Nederlandse schrijver Thomas Heerma van Voss werd geboren in Amsterdam op 13 juni 1990. Zie ook alle tags voor Thomas Heerma van Voss op dit blog.

Uit: Het archief

“Mijn vader vertrouwde spullen meer dan mensen. De torens van papier rondom zijn bureau, de tijdschriften en notulen, de poppenhuizen, tasjes, pennen en paperclips, dvd’s, videobanden: mijn moeder beschouwde het vooral als rommel, hij zag voorwerpen die hij door en door kende en die altijd nog eens van pas konden komen. ‘Je moet voorbereid zijn,’ zei hij op mijn zesde of zevende, de ruit van zijn Opel Vectra was ingetikt en het bleek dat hij mijn cassettebandjes preventief thuis had verstopt. Bedrog kon overal opduiken. Wisselgeld in de supermarkt diende nageteld te worden. Achter iedere goedlachse collectant kon een oplichter schuilgaan.
Vanaf zijn twaalfde had hij al zijn agenda’s bewaard. Daarin legde hij zijn dagen zorgvuldig vast, onvoorziene ontmoetingen en voetbaluitslagen noteerde hij ook. Op de laatste pagina’s stonden, steevast gecodeerd, de gegevens die nooit mochten kwijtraken. Het wachtwoord van zijn mailaccount duidde hij aan met ‘kluisbeveiliging bv Gerard Oegel’. Toen ik mijn eerste bankrekening opende, schreef hij in zijn agenda iets over het Italiaanse restaurant Pierre Rabopinni, gelegen aan de Via nog wat op nummer 1098.
Na een van mijn eerste biologielessen vroeg ik tijdens het avondeten wanneer ik verwekt was.
‘Gadverdamme,’ zei mijn broer.
Mijn moeder begon opgetogen over een broeierige avond in een hotelletje in Saint-Valery-sur-Somme, een badplaatsje met meer bootjes dan inwoners, later een vaste uitvalbasis halverwege onze zomerse autorit naar Bretagne.
‘Onmogelijk,’ zei mijn vader meteen. ‘Dan zou Pierre na dertien maanden geboren moeten zijn.’
Hij schudde zijn hoofd, verliet met vlugge passen de tafel, opende de glas-in-loodschuifdeuren die toegang gaven tot zijn werkkamer – ik zie hem nog lopen. Moeiteloos trok hij tussen het mikado van boeken en papieren het geschrift tevoorschijn dat hij zocht: zijn beduimelde Parker-agenda uit 1990. Hij bladerde, wees tevreden naar een decemberdag die in zijn keurige handschrift was volgeschreven. Afspraken met mensen die ik niet kende, een rits tijdstippen en cafés. Onderaan stond iets over een verjaardagsetentje bij Centra. ‘Daarna is het gebeurd,’ zei hij met gespeelde nadruk tegen mijn moeder, als een advocaat die een verdachte heeft klemgezet. ‘Zo jammer trouwens dat dat restaurant weg is.’

 


Thomas Heerma van Voss (Amsterdam, 13 juni 1990)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

DISTANTIE EN EEN ZEKER LICHT

We stonden tussen de kaars en de sterren
hadden tot overmaat van liefde besloten dat de
nacht niet alles zou krijgen Niet vandaag
Slaap zou ons in zijn handen draaien
alleen En daarvoor hoorden we hetzelfde concert
Maar dan rechts en links van de recorder
staarden versteld een donkerte in zo volmaakt
dat onze polsslag elk moment zou kunnen stijgen
en wij zouden vliegen
Werkelijk en waarachtig
een spiegel binnen vliegen
die niet splinterde

 

Vertaald door Monique de Waal

 


Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juni ook mijn blog van 13 juni 2021 en ook mijn blog van 13 juni 2020 en eveneens mijn blog van 13 juni 2019 en ook mijn blog van 13 juni 2017 en mijn blog van 13 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.