Oktober-rozenknop (Hélène Swarth), P. N. van Eyck, John Hegley

 

 

Opulent october door Tom Thomson, 1915-1916

 

Oktober-rozenknop

De rozen bloze’ in ’t broze oktoberblauw
En aadmen vrolijk hoop- en zomergeuren.
Eén knop alleen voorvoelt het herfstgebeuren
En wil niet bloeie’ in najaars tranendauw.

Die bloem voorvoelt, in pronk van bonte kleuren
Vermomd, verborgen, zwarten bomenrouw,
In vleiend zoeltje, zoenend zonnelauw,
Kil-wrede wind, die ruw haar zal verscheuren.

In ’t groene pantser, dat haar eng omkleedt,
Houdt zij beloken, als een kleinood veilig,
Haar smartehartje, zwaar van aardeleed.

De wolken dobbren, bootjes zilverzeilig,
Door ’t broze blauw… En de éne bloem die weet
Zal valle’ in knop, een jonkvrouw wijs en heilig.

 

Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
Herfst in Amsterdam, de geboorteplaats van Hélène Swarth

 

De Nederlandse dichter criticus, essayist en letterkundige Pieter Nicolaas van Eyck werd geboren op 1 oktober 1887 in Breukelen. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor P. N. van Eyck op dit blog.

 

Wat deert me nieuwe liefdes-tijd

Wat deert me nieuwe liefdes-tijd;
wat deren waan’ge dagen?
‘k Heb mij in bedden neer-geleid
waar vreemde doden lagen…

Wat schade aan hergenoten waan?
Misschien zal ik vergeten
hoe doornen langs een liefde-laan
mijn lede’ aan stukken reten…

Ik ben zo blij, ik ben vreemd blij,
te kunnen stil geloven
in nieuw-aanblazend min-getij
door oud-gekende hoven.

 

Een droom uit het zuiden
(Het lied van een zieltje dat wijsjes zong, tot het de liefde leerde.)

Daar was een rozentuintje,
Zo fris en morgen-jong,
De Meiwind roerde elk kruintje
En ’t wufte bijtje zong.

De Meizon vleide een kleurtje
Om àl de roosjes heen,
Waar menig teder geurtje
Uit wolkte en stil verdween.

De kleur’ge vlindervluchtjes
Omrilden tak en bloem,
Zij neurden korte zuchtjes
Van een geheime roem.

En rose en witte blaadjes
Die daalden traag en zacht,
En sierden blanke paadjes
Met schoonheid zonder pracht.

Daar liep een heel klein meisje,
In zilver-wit gekleed,
Zij speelde een fluitewijsje
Van vreugde en dàn van leed.

Een nauw bewegend kindje,
’t Leek blijde en heel tevree,
Heur haar in ’t murmlend windje
Woei met de geurtjes mee.

Zij was een room-bleek beeldje,
Haar zoet gebaar ging broos
Als een beminnend streeltje
Rondom de rijpste roos.

Die legde ze in een bedje
Van blaadjes, wit en kuis,
Toen zweefde ’t luchtig tredje
Weer naar haar lichte huis.

Haar kleine fluiteliedjes
Vergat zij gans en al,
Haar lachen en verdrietjes
In morge’ en avondval.

Daar stond het rozentuintje
Weer zwijgend en alleen,
De Meiwind roerde elk kruintje,
De Meizon lonkte en scheen.

En heel het blonde daagje
Vergleed en glom zo teer,
Geen lachje en geen klaagje
Omzong de rozen meer.

 

P. N. van Eyck (1 oktober 1887 – 10 april 1954)

 

De Engelse dichter John Hegley werd geboren op 1 oktober 1953 in Londen. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor John Hegley op dit blog.

 

Omo

We waren veertien
en we gingen met zijn tweeën kamperen
en jij smokkelde je mijn tent binnen
en we smokkelden
en ’s ochtends was je glimlach een verrukking
maar toen we terug op school waren
moesten we omdat ik een jongen was
en jij ook een jongen was
het verborgen houden
anders zouden de anderen
hun angsten op ons hebben afgereageerd
maar het was ook onze angst
en terug op school
zelfs als er niemand anders in de buurt was
praatten we alleen maar over voetbal.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

John Hegley (Londen, 1 oktober 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e oktober ook mijn blog van 1 oktober 2021 en ook mijn blog van 1 oktober 2020 en eveneens mijn blog van 1 oktober 2018 en ook mijn blog van 1 oktober 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

De Wijzen (Hélène Swarth), Alfred Tomlinson

 

Bij de viering van Driekoningen

 

De aanbidding der Wijzen door Luigi Miradori (il Genovesino), 1640-1650

 

DE WIJZEN

Zij zagen blank een wonderster verrijzen.
Die ster te volgen dreef hun zieledrang.
Door woestenij geen dooltocht zwaar en bang:
Trouw blonk de ster en bleef hen wijzen.

Plots in den hoge hoorden ze engelzang –
Een arme grot was ’t einddoel van hun reizen.
De kemels knielden. En de grote wijzen
Aanschouwden ’t kind, geprofeteerd zó lang.

Een arme stal – Daar lag en lachte zoetjes,
In schamel stro het stralend Godekind
En hief zijn handje zegenend met groetjes.

De wijzen bogen door zijn glans verblind
En vlijden, wenend, blij door Hem bemind,
Goud, mirre en wierook aan zijn blote voetjes.

 

Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
Kerstsfeer in Amsterdam, de geboorteplaats van Hélène Swarth

 

De Engelse dichter, vertaler en graficus Alfred Charles Tomlinson werd geboren op 8 januari 1927 in Stoke-on-Trent, Staffordshire. Zie ook alle tags voor Alfred Tomlinson op dit blog.

 

De mergelgroeven

Het was naar een landschap van water, licht en lucht
Dat ik zocht – om mijzelf vrij te spreken van een wereld
Waarin stoïcijnse lethargie de enige repliek scheen
Op horizonnen en de straten die hen de weg versperden
In een monotone damp, een gloed van grijsheid.
Ik vond mijn spraak. En nu, na jaren teruggekeerd
Om te verhalen van alles wat bezielde en verstikte,
Inhaleer ik de vertrouwde, groezelige lucht
Uit een landschap van opgegraven ingewanden, onderwerelden
Vrijgegeven door omringend klei. Met het delven
Van de mergel werd een tweede natuur blootgelegd
En water dat, omhooggesijpeld om de groeven op te vullen,
Hen uitstrekte tot knipperende, schitterende meren
Tussen torens en spitsen, straten en braakland
In trage ontginningen, glinsterplekken, balanceringen,
Alsof ontvlammend Eden zijn eigen val herriep
En woorden en water uit dezelfde bron voortkwamen.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Alfred Tomlinson (8 januari 1927 – 22 August 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e januari ook mijn blog van 8 januari 2019 en ook mijn blog van 8 januari 2017 deel 2.

Onno Kosters, August Graf von Platen

De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Zie ook alle tags voor Onno Kosters op dit blog.

 

Flashback

Robinson, tien jaar terug, met zijn zwager (ex-
zwager) in het holst van de stad: ramen.
Knappe jongen die hem weg krijgt hier,
altijd wat te zien, een veelkleurig taalspel
uit de glanzende monden van kwispelende meisjes.
Robinson in de peepshow business,
glitter en schittering, glamour en geld wat er blinkt
in het rood van de wallen:
neonromantiek.

Maar ’s morgens vroeg weer Robinson
die met zijn blote jatten in een lapje walgend ingedroogde kwakjes van de vloer bikt,
Terwijl zijn zwager (ex-zwager) potverterend, pierewaaiend, baliekluivend
aan de Costa rond flaneert.

En dan die uren die hij maakt,
alsof zijn werkplek zich ook nog eens
onder zijn ogen manifesteert;
weken van een etmaal op, een etmaal bekaf, nee
langs deze staanders is geen uitzicht te behalen,

geen eerzucht te beleggen.
Consultant erbij en dan met het hele MT naar de hei,
survivallen in Donegal (waar langgerekte paarse en roze en rode wolken
voor een paar rotcenten zich ’s avonds op hun krolst
in het watervlugge ellenbrede strand wentelen:
neonromantiek),
canyonnen in Wales (waar een waterval hem
als een spons uit handen glijdt,
zijn val versnelt,
hij het
nog nooit zo koud had na zijn blackout in het blacklight van de kloof:
neonromantiek),
analyse, mediation, therapie, maar if it’s broken,
don’t fix it.
Carrièreswitch. Robinson

die eruit stapt, via via een wijk hosselt, en dan nog een.

Hoe hij hier neerstreek, in dit gat
aan de voet van een gevel
aan de rand van de stad.
Zonder vrouw (ex-vrouw), met een kind
dat doet denken aan het kind van de man tweehoog voor.
some of us never take risks, or take a chance,
for fear
of what we might lose.
Zijn evenbeeld. Zijn steracteur.

 

Onno Kosters (Baarn, 24 oktober 1962)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

Om stil een wijkplaats voor mijn leed te vinden

Om stil een wijkplaats voor mijn leed te vinden
Alom ik zoek – doch heb er geen gevonden.
Uw beeld, geliefde, omzweeft mij te aller stonde,
Terwijl al ’t naadre in nevel gaat verzwinden.

Geen vriendenkring vermag mij meer te binden
En eenzaamheid verdrage’ alleen gezonden.
Zoo ‘k peins, doorvlijmt gedachte’s pijl de wonden
En, zwerf ik droomend, klaag ik ’t alle winden.

En zal ik ooit van deze pijn genezen,
Zoo toon me uw liefde en ’t zal mijn hart verzaden,
Want gij slechts faalt mijn ziel, verkoren wezen.

Ik liefde meengen vriend en werd verraden.
Doch zal de wereld lezen in deez bladen
Dat u ik gaf de voorkeur boven dezen.

 

Vertaald door Hélène Swarth

 

August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Grafmonument van August Graf von Platen in het park van de Villa Landolina in Noto, Sicilië

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e oktober ook mijn blog van 24 oktober 2018 en ook mijn blog van 24 oktober 2015 deel 2.

Onno Kosters, August Graf von Platen

De Nederlandse dichter Onno Kosters werd geboren op 24 oktober 1962 in Baarn. Zie ook alle tags voor Onno Kosters op dit blog.

 

Aphrodite

Het is oorlog, liefde
Bijna alles mag

Wees naakt en ontvang de genadeslag

Mobiliseer
een falanx van hoplieten en vaardige peltasten

Balts
hun aanvallen ontkrachtend
met zich vals voordoende legioenen

Lach
om de testudo, het schildpad
pak de loopgraaf haar wapening af
dring drang- en planloos aan
tot de stadswal valt

Zie met oude ogen
de nieuwe wereld tegemoet
onderhandel voor de vorm
met generaals uit eigen staf
geef over sluit vrede laat alle hoop vieren zwaai af:
smeed ten minste een etmaal smeed een leven lang
koudwatervuur tot vlam

Wees naakt en ontvang de genadeslag
de punchline die de aanval start

 

Wachtruimte

onbesmaakt weefsel dat zweeft tussen nimmer geweest
zijn en van start gaan, onvast huizend waar het halfduister
klinkt, een geluidsopname blinkt: in het midden het tastbare licht

je onderweg weten en dat nog even blijven, rondreizend,
reikhalzend zonder het te weten naar de aanloop, naar
je luidruchtige en eenmalige buiteling: daar bolt het licht

en zodra je zelf in staat bent tot het schrijven van een schaduw
vallen de zinnen op hun plaats, laaf je je lichaam aan de lucht,
komt in het licht er leven: komt er leven aan het licht

 

De val

Voorjaarszonnetje, niks aan de hand, sluiers bewolken de zon op half zeven.
Neem je gordel en wandel, Robinson, in het eerst van de dag, neem de wijk.
Pet op je achterhoofd, eelt op je ziel, je handen marshmallow, je wezen van schaduw.

Zet je getekende zinnen beslist op een huis in de delta, een nieuw huis met luiken.
Hou je uitzicht geslepen, je binnenoor achteloos scherp, je kauworgaan bezig.
Je jaren voor je en het tumult in de wolken en je jaren achter je en buiten adem je.

Nog een enkele glaspartij voor het betrekt, een emmer vers sop, een raam aan de hemel.
Een kwikzilveren spons, als een merel omhoog, gesponnen je lichtgevend lichaam.
Aan je top, deze inktzwarte lucht, je zakdoek, je onvast gemoed, de rek uit de ladder.

De uittocht, ze valt je zo zwaar, brokkenpiloot, deze eindstreep, je grote finale, je stop.
Of nou blikschade of hoofdbrekens je nekken, lappen bij regen is gevaarlijk en zinloos.
Het giet, hij ligt in een plas aan de voet van zijn staanders, schrijvende pers erbij, nu.nl.

Zo vang ik je val in het diepst van je Werdegang op, met andere woorden, in hoogsteigen werk.
Zo buig ik me over je, fluister juist jou mijn ontstane bedoelingen in en ga op in je komst.
Tuimelaar, beeldhouwer, vinder en vondst vond je vrede in een hoopje loodkleurig stof.

 

Onno Kosters (Baarn, 24 oktober 1962)

 

De Duitse dichter Karl August Georg Maximilian Graf von Platen–Hallermünde werd geboren op 24 oktober 1796 in Ansbach. Zie ook alle tags voor August Graf von Platen op dit blog.

 

O lieve dood, wien alle menschen vreezen

O lieve dood, wien alle menschen vreezen,
Van mij zult ge enkel lof en hulde ontvangen.
Hoe vaak onstuimig streefde mijn verlangen
Naar slaap, waaruit ‘k nooit meer gewekt zou wezen.

In slaap gewiegd door eeuw’ge vredezangen,
Gedekt door de aard, die elk leed wil genezen,
Hebt gij den levensbeker blij geprezen,
Die mij alleen galbitter bleef doorwrangen?

De wereld, vrees ik, heeft ook u bedrogen.
Verijdeld werden de edelste uwer daden,
Vernield, uw liefste koop, uw heerlijkst pogen.

Dies roem ik zalig wie om sterven baden.
Hun heimwee werd gestild, hun doel voltogen
Want ieder hart doorhakt ten lest een spade.

 

Vertaald door Hélène Swarth

 

August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Lithografie door Otto Schoff, 1921

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e oktober ook mijn blog van 24 oktober 2018 en ook mijn blog van 24 oktober 2015 deel 2.

Zomernacht (Hélène Swarth)

Dolce far niente

 

Zomernacht  door Harald Sohlberg, 1899

 

Zomernacht

De sterren bloeiden in den zomernacht;
De zuidewind suisde in de boomen zacht.
Op de oude huizen trilde manelicht,
Hunne oogen loken stil de zwanen dicht,
Die straks nog dreven op den donkren gracht.
De sterren bloeiden in hun flonkerpracht.

Wij togen droomend door de straten heen.
– De erinnring troost me als ik, verlaten, ween. –
In kalmen sluimer lag de stille stad.
De maan dreef langzaam langs haar zilvren pad
En langzaam togen we over de oude brug.
– Die oude erinnring komt zoo trouw terug! –

‘En zoekt ge een rots waarop gij leunen moogt?
O neem mijn arm, die u te steunen poogt!
En zoekt ge een warme, vaak doorgriefde borst?
O neem de mijne en stil uw liefdedorst!
En zoekt ge een ziel, die zegge: – “Doode, ontwaak!”
O neem de mijne voor die godetaak!’

En jaren vloden na dien zomernacht.
Weer ruischt een koeltje door de boomen zacht.
Ik zie die oogen, blauw in ’t sterrenlicht,
Die stille stad, als in een vergezicht.
En ’t woord dat mij zijn liefde gaf, dien nacht,
Dat zal ik hooren in mijn graf… heel zacht.

 

Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
De Grimburgwal in Amsterdam, de geboorteplaats van Hélène Swarth

 

De Duitse dichter en schrijver Marius Hulpe werd geboren op 6 juli 1982 in Soest, Nordrhein-Westfalen. Zie ook alle tags voor Marius Hulpe op dit blog.

Een korte wandeling

een korte wandeling door het park een vrouw
filmt de familie van haar zoon en zwenkt
nadat alles is vastgelegd richting kinderwagen archivering
heet dat een verleden produceren een
dat tastbaar is zichtbaar & hoorbaar voor lange tijd
de behoefte aan herinneringen stilt aan de kindertijd &
om ze onsterfelijk te maken de uren van de eerste
stapjes hoe schattig moet op een dag
iemand zeggen die ervoor zit voor de een of andere
toekomstige kijkbuis met een de moeder
trots makende overweldigde gezichtsuitdrukking

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marius Hulpe (Soest, 6 juli 1982)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e juli ook mijn blog van 5 juli 2019.

Judas-kus (Hélène Swarth)

 

Bij Witte Donderdag

 

De Judaskus door Giotto di Bondone, 1304 – 1306

 

JUDAS-KUS

Hij nam de beker en Hij brak het brood.
Hij sprak het woord dat onvergeetbaar klonk
Door de eeuwen heen. En onheilspellend blonk
Op Judas’ rosse lokken ’t avondrood.

En elkeen at van ’t brood en elkeen dronk
De purpren wijn, die hem Zijn liefde bood.
Doch ’t brood was Judas bitter als de dood,
In elke wijndrop gloeide een helse vonk.

Kalm stond de god in ’t flikkrend fakkellicht,
Toen hij de valse kus voelde – en terstond
Viel droef zijn blik op Judas’ aangezicht.

-Ik spijsde en laafde u met mijn liefde, en toch
Verraadt gij mij! o snode, rode mond,
Uw Judas-kus brandt op mijn lippen nog!

 

Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
De Boomkerk in Amsterdam, de geboorteplaats van Hélène Swarth

 

De Nederlandse dichteres en vertaalster Eva Gerlach (pseudoniem van Margaret Dijkstra) werd geboren in Amsterdam op 9 april 1948. Zie ook alle tags voor Eva Gerlach op dit blog.

Rand

Wat je nu zegt verplaatst lucht
over een kleine afstand,

kleiner naarmate je zachter,
haastiger praat:

‘Tot waar het weer waait’. Een plek
opzij van het kijken.

Verwachting loopt naar de rand.
Niet te bereiken.

 

Toba

Ik maak de reis die ik nooit
maakte, plan blijf liggen, ik begin
hier waar ik ben en nu meteen, wees stil.

Ik zal vinden wat ik wil, het meer en
meer, lichaam uitspanselwijd
over het volle oppervlak gespreid,
opstaan in drie tijden tegelijk,

het meteen vergeten, om halfzeven
door de nevel en de spinnenwebben
waden, blinden losdoen, hemel
lezen als verwoesting als altijd

 

Mijn kind laat mij met buitenlucht alleen

Mijn kind laat mij met buitenlucht alleen,
zij blijft op afstand sinds zij uit mij viel.
Plastic steekt uit haar afgewend profiel,
met apparaten woont zij achter glas
die haar weerspannig ademen bewaken.

Als ik tot bloedens toe mijn handen was
mag ik een ogenblik haar vel aanraken.
Hoe steel ik haar, hoe krijg ik haar ontvreemd.

 

Eva Gerlach (Amsterdam, 9 april 1948)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

De schelpblazer

De prachtige luchtgeest blaast op de schelphoorn,
de roodachtige, puntige, hij verdeelt het geluid
met zijn hand, dat hier- en daarheen
vliegt, zo heel anders dan kustvogels.

Mijn vriend, de luchtgeest, houdt ervan daar in de weilanden
te slapen en ik heb dit en dat al geleerd
bij hem en nu leer ik niet zoals hij
enkel licht te rusten, slechts leunend tegen de rand

van het donker en nog steeds in het licht,
en met kinderlijk ronde ogen snel te ontwaken.
Hoe moet ik zijn zoals mijn vriend:
alleen met mijn lief, zonder slaap, in de regen?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e april ook mijn blog van 9 april 2019 en ook mijn blog van 9 april 2018 en ook mijn blog van 9 april 2017 deel 2.

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Tilligte vroeger

Een vader fietst door ’t boerenland
in de vroege ochtendmist
en hij heeft achterop zijn fiets
een kleine houten kist.

Daar ligt de nieuwe wereld in
waarop hij had gehoopt:
zijn zoontje dat gestorven is
voordat het werd gedoopt.

Vader begraaft het kereltje
in ongewijde grond.
Daarboven lopen Onze Heer
de tranen langs de mond.

 

Oude en nieuwe steden

Je voelt je razendsnel vertrouwd
met oude steden, fraai gebouwd
om torens heen:
al kende je daar heg noch steg,
na een klein uur vind je de weg
heel goed alleen.

Maar neem een wijk uit onze tijd:
je raakt er vaak de weg nog kwijt
na honderd keer.
Zelfs in één bouwwerk, één kantoor,
zoek je je rot, de jaren door
en telkens weer.

Ach, architecten van vandaag,
ik zoek een antwoord op de vraag
waarom u faalt:
waarom is bijna elk ontwerp
zo zonder hart en zo onscherp
dat men verdwaalt?

 

Sander

Voor een blinde jongen

Een lichaam dat op warmte wacht,
de zuiverheid van wenkbrauwbogen,
de lijnen van een mond, die lacht,
de wimpers boven meisjesogen,
je zult het zien, zo goed als ieder ander,
Sander.

De lieve lijnen van haar keel,
de witte parels van haar tanden,
je zult het zien in je gestreel
van je twee fijnbesnaarde handen,
je zult het zien, zo goed als ieder ander,
Sander.

Je voelt een haarlok, aait een oor,
en je tien vingers wachten even
en lopen dan brutaalweg door
tot de twee borsten die daar leven.
Je zult ze zien, intens als ieder ander,
Sander.

En als je wat verdwaald mocht wezen
en niet meer weet waar je moet gaan,
dan moet je ’t brailleschrift maar lezen
rondom de tepels die daar staan.
Jij kent dat eigenlijk veel beter dan een ander,
Sander.

Met je twee handen en je mond
krijg je een antwoord op je dromen,
tot je die kleine driehoek vond,
die woning waar je thuis kunt komen
en waar je één kunt worden met die ander,
Sander.

 


Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook alle tags voor Christine D’Haen op dit blog.

 

Harmonie

II
Het Heerlijke

In slappe sneeuw ontbindt de straat,
in winter heel uw warm gelaat,
in leegte smelt mijn wens.

Het land wordt kleiner en de tijd,
en samenkrimpend waar hij bijt
ben ik een muizenmens.

Maar zie ‘k de struise beukenlaan
bruin in het rosse zonvuur staan,
ze is schoon en rijp voor mijn gezicht

En luistren naar een lijn die stijgt
van klanken, en weer nedernijgt,
voleinding die mijn geest verblijdt.

Uw volontbloeide ogen zien
met diep daarin het hart der ziel,
is schaduwloos volkomen licht.

En vlees aan vlees aaneen gegloeid
als lust voltooid in slaap vervloeit,
is heerlijkheid, is heerlijkheid.


III
Uw leden gaven aan mijn lichaam vrede,
verzadigden mijn leden met hun maat.
Stilte, die nu in slapen overgaat,
vrede van al uw leden in mijn leden.

Slapen, waarin ik niet meer binnentreden
noch uit ontwaken mag, en stille staat
van onbeweeglijke en volmaakte daad,
zijnde gebed binnen de legerstede.

 

 
Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

 

De Amerikaanse schrijfster Anne Tyler werd geboren op 25 oktober 1941 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook alle tags voor Anne Tyler op dit blog.

Uit: Klokkendans (Vertaald door Barbara de Lange)

“Willa Drake en Sonya Bailey gingen de deuren langs om snoeprepen te verkopen. Dat was voor het orkest van hun lagere school, de Herbert Malone-school. Als ze er genoeg verkochten kon het orkest naar het streekconcours in Harrisburg. Willa was nog nooit in Harrisburg geweest, maar de harde, gruizige klank van de naam sprak haar aan. Sonya was er wel geweest, maar kon zich er niets van herinneren omdat ze toen nog een baby was. Ze zwoeren allebei dat hun leven voorbij was als ze er nu niet naartoe konden.
Willa speelde klarinet. Sonya speelde blokfluit. Ze waren elf jaar. Ze woonden twee straten bij elkaar vandaan in Lark City in Pennsylvania, maar eigenlijk was Lark City geen stad, zelfs geen provinciestadje, en er waren niet eens stoepen, behalve in die ene straat waar de winkels waren. In Willa’s verbeelding was een stoep iets geweldigs. Ze had zich voorgenomen om als ze groot was nooit ergens te gaan wonen waar geen stoepen waren.
Vanwege die ontbrekende stoepen mochten ze niet in het donker op straat komen. Daarom gingen ze ’s middags op pad met een doos repen, die Willa bij zich hield terwijl Sonya de manilla envelop had voor het geld dat ze hoopten te verdienen. Ze vertrokken vanuit Sonya’s huis, waar ze eerst hun huiswerk hadden gemaakt. Ze moesten Sonya’s moeder beloven meteen terug te komen zodra de zon – die toch al zo waterig was in februari – achter de sprietige bomen op Bert Kane Ridge zakte. Sonya’s moeder was erg bezorgd, veel bezorgder dan Willa’s moeder.
Het was hun bedoeling ver weg te beginnen, bij Harper Road, en dan in hun eigen buurt te eindigen. Aan Harper Road woonde niemand van het orkest, en ze hoopten daar hun slag te kunnen slaan als ze er eerder waren dan de anderen. Het was maandag, de allereerste dag van de snoepverkoopactie; de meeste anderen zouden waarschijnlijk tot het weekend wachten.
De beste drie verkopers kregen een driegangendiner aangeboden met meneer Budd, hun muziekleraar, in een restaurant in Harrisburg, helemaal gratis.”

 

 
Anne Tyler (Minneapolis, 25 oktober 1941)

 

De Turkse schrijfster Elif Shafak (eigenlijk Elif Şafak) werd geboren in Straatsburg op 25 oktober 1971. Zie ook alle tags voor Elif Shafak op dit blog.

Uit: De stad aan de rand van de hemel (Vertaald door Frouke Arns en Manon Smits)

“Istanbul, 22 december 1574
Het was na middernacht toen hij een woest gebrul hoorde vanuit de diepste duisternis. Hij herkende het direct: het kwam van de grootste katachtige van het paleis van de sultan, een Kaspische tijger met amberkleurige ogen en een gouden vacht. Zijn hart sloeg over en hij vroeg zich af door wat — of door wie — het dier gestoord zou kunnen zijn. Op dit late tijdstip hoorden ze allemaal diep in slaap te zijn — de mensen, de dieren, en de djinns. In de stad van de zeven heuvelen waren nu, behalve de nachtwakers op hun ronde, maar twee soorten mensen wakker: zij die aan het bidden waren, en zij die aan het zondigen waren. Ook Jahan was nog op — hij was aan het werk. Werken is als bidden voor ons soort mensen’, zei zijn meester vaak. `Het is onze manier om met God te communiceren.’ `En hoe antwoordt Hij ons dan?’ had Jahan een keer gevraagd, langgeleden, in zijn jonge jaren. `Door ons meer werk te geven, natuurlijk.’ Als hij dat moest geloven, was hij nu vast een behoorlijk hechte band aan het smeden met de Almachtige, had Jahan bij zichzelf gedacht, want hij werkte twee keer zo hard omdat hij twee banen had in plaats van één. Hij was zowel mahout als tekenaar. Hij ambieerde twee ambachten, al was er maar één leraar die hij respecteerde, bewonderde en heimelijk voorbij hoopte te streven. Zijn meester was Sinan, de koninklijke hoofdarchitect. Sinan had honderden leerlingen, duizenden arbeiders en nog veel meer aanhangers en volgelingen. Niettemin had hij slechts vier gezellen. Jahan was er trots op dat hij er daar een van was; trots, maar diep van binnen snapte hij het niet goed. De meester had hem gekozen — een eenvoudige bediende, een nederige olifantenverzorger — terwijl er volop begaafde beginnelingen waren op de paleisschool. In plaats van dat hij er meer zelfvertrouwen door kreeg, werd hij juist onzeker door dat besef. Bijna onwillekeurig werd hij geplaagd door de gedachte dat hij misschien de enige persoon in zijn leven die in hem geloofde zou teleurstellen. Zijn nieuwste opdracht was een hamam ontwerpen. De specificaties van de meester waren duidelijk: een verhoogd marmeren bassin dat van onderaf verwarmd zou worden; leidingen in de muren waardoor de rook naar buiten kon; een koepel die op pendentieven rustte; twee deuren die uitkwamen op twee verschillende straten aan weerszijden van het gebouw zodat mannen en vrouwen elkaar niet zouden tegenkomen. Daaraan zat Jahan te werken in deze onheilspellende nacht, aan een ruw uitgehakte tafel in zijn schuur midden in de menagerie van de sultan.”

 


Elif Shafak (Straatsburg, 25 oktober 1971)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en biograaf Daniel Mark Epstein werd geboren op 25 oktober 1948 in Washington, D.C. Zie ook alle tags voor Daniel Mark Epstein op dit blog.

Uit: The Loyal Son

“A new floor of planks had been laid from the North Gate up the middle of the half-acre space to those steps and covered with woven matting. Immense galleries had been erected on either side, up to the beams, three levels seating thousands of specta-tors. Fifty-two chandeliers, each surmounted by an imperial crown of gold, were ready to light a postcoronation banquet with a thousand candles. There were few Americans in London, fewer who could witness the coronation of their sovereign, and only one who was entitled to walk in the procession. He was William Franklin, the thirty-one-year-old son of the famous American scientist Benjamin Franklin. The older Frank-lin sat on a plank in the packed gallery. He had purchased his place in the open market, where they were changing hands for five guineas or more (a workingman’s wage for a fortnight). Ben Franklin gazed down at the privileged ranks of bedecked, be-dizened, and bejeweled humanity: judges in scarlet robes, choirboys with scarlet mantles, heralds in tabards, and all the nobility in their robes of state, their coronets in their hands. And there on the edge of that rainbow of heraldry stood his son, William, in his drab coat of broadcloth, his tricorn hat in his hand. Benjamin Franklin regarded this scene with that blend of intense curi-osity and amusement that often animated his bright blue eyes. He was by temperament and practice an observer of life as much as an actor in the human drama, both critical and self-aware. William, his only son, a keen observer and student of manners him-self, was more naturally a man of action, a confident frontier soldier, a man of law, a scientist in his own right, and—as his father’s aide—a colonial advocate. Pennsylvania had sent father and son to England on a fateful mission. Proprietor Thomas Penn’s refusal to pay taxes on his vast property had crippled defenses on the colony’s western fron-tier. Success for the Franklins with Parliament would mean safety for their countrymen; failure would mean more Indian raids, more mas-sacres. Success depended upon their harmonious collaboration. It would also depend upon the grace of the new king.”

 


Daniel Mark Epstein (Washington, 25 oktober 1948)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Peter Rühmkorf werd geboren op 25 oktober 1929 in Dortmund. Zie ook alle tags voor Peter Rühmkorf op dit blog.

 

Elegie

Gruß aus Köln – die bleiche Trauerkarte,
die am Rand noch grad die Fassung wahrt,
würde- und bedeutungsvoll:
ah-was-soll
all das dämliche Getanke und Gestarte
für das bißchen Fahrt?

Staub zu Staub und Schaum zu Schaum:
Diese Knöchel oft umschlossen,
dieser Hintern tief geliebt,
haltlos durch ein Totenhemd gesiebt,
ausgeflossen
in den sterneleeren Kofferraum.

Efeu schleppt sich lautlos durch die Jahre;
immergrün und unbegrenzt
deckt er diesen früh entschlafnen Schoß;
knochenlos
trete ich vor deine Abendbahre,
zart wie ein Gespenst.

Hark ich dir die Erde vom Gesicht,
laß die Blumen von den Ketten
– himmelstrebend, hochgehanft –
Dich in mein entfliehendes Gedicht
u m z u b e t t e n
(Ruhe sanft!)
Da ist Silber – da ist Gold – ist Licht.

 

Elegie

Groet uit Keulen – deze fletse nochtans zwarte
rouwrand houdt zich maar met moeite fiks,
waardig, vol betekenis:
ah-wat-is
dit voor zinloos tanken, starten,
voor een rit van niks?

Stof tot stof en schuim tot schuim:
deze ooit omarmde leden.
deze kont zo diep doorleefd,
door een doodshemd uitgezeefd,
weggegleden,
in het sterrenlege kofferruim.

Klimop sleept zich zwijgend door de jaren,
eeuwig groen en grenzeloos,
dekt je vroeg ontslapen schoot;
bot-ontbloot,
treed ik voor je avondbaar en
als een spook zo broos.

Hark ik zacht de aarde weg uit je gezicht,
blaas de bloemen van de keien
– hemelopwaarts, hennepvracht –
Jou, te bed in mijn gehaast gedicht,
neer te vlijen
(O rust zacht!)
Daar is zilver, daar is goud, is licht.

 

Vertaald door Ard Posthuma

 

 
Peter Rühmkorf (25 oktober 1929 – 8 juni 2008)

 

De Duitse schrijver en arts Jakob Hein werd geboren op 25 oktober 1971 in Leipzig. Zie ook alle tags voor Jakob Hein op dit blog.

Uit: Die Orient-Mission des Leutnant Stern

“Später erfuhr Stern, dass es auf dem Frankfurter Tele-grafenamt Bedenken gegeben hatte, die ursprüngliche Nachricht des Vaters aufzugeben, zudem hatte man die-sem gesagt, dass in der bestehenden Lage nicht mehr davon auszugehen sei, dass die Nachricht vom Amt in Brüssel weitervermittelt werde. Darum hatte sich Sterns Vater einen Trick ausgedacht und gehofft, dass seinem Sohn auch unter dem reformierten, sogenann-ten Frankfurter Lehrplan am Goethe-Gymnasium genü-gend Griechisch beigebracht worden war, seine leicht verschlüsselte Botschaft zu verstehen: » Empfehle sofor-tige Heimkehr – Polemos«. Dass er diese Nachricht als Telegramm aufgegeben hatte, fügte der Nachricht auto-matisch ein Ausrufezeichen bei. »Mein lieber Herr Generalkonsul«, sagte Stern, nach-dem er das Telegramm zweimal gelesen hatte, »ich fürchte, wir werden unverzüglich abreisen müssen.« Bedauernd legte er die Pintura vorzeitig im Aschenbecher ab, wo sie ausgehen würde, während er seine Koffer packte. Sterns Vater neigte als Besitzer einer großen Textilfabrik mit gut zweihundert Arbeitern nicht zur Übertreibung. Immer wieder ereigneten sich Probleme in der Fabrik, ein kleiner Brand, der ausbrach, ein Lie ferant, der falsche oder fehlerhafte Stoffe lieferte, der Ausbruch von Ruhr unter den Arbeiterinnen, der die Produktion für Tage stilllegte. Vater Stern hatte bei sal chen Ereignissen niemals Zeichen besonderer Unruhe gezeigt, sondern war immer ruhig zur Tat geschritten »Schritt für Schritt« war gewissermaßen sein motto Dass er nun einTelegrammverfasste und dies auch noch das griechische Wort für »Krieg« enthielt, ließ bei Stern keinen Zweifel daran aufkommen, dass eiliges Handeln geboten war. Vor ein paar Wochen war bei ihrem Umstieg im Brüs-seler Gare Central die Aufregung nach den Schüssen von Sarajevo noch spürbar gewesen. Die Zeitungen über-schlugen sich mit den wildesten Gerüchten, die sich wie Epidemien verbreiteten. Aber in der hübschen Bimmel-bahn, die sie an der Küste entlang zu ihrem Badeort fuhr, verstummte das wilde Summen spätestens hinter Ost-ende und machteder guten Luft und der Vorfreude Platz.”

 


Jakob Hein (Leipzig, 25 oktober 1971)
Cover

 

De Nederlandse dichteres Hélène Swarth werd geboren op 25 oktober 1859 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Hélène Swarth op dit blog.

 

Als ’t kindje komen zal

Loom laat zij vallen ’t hemdje vlinderlicht –
En dromig ziet ze, aan morgenblauwe trans,
Met wapperlokken zweven rond een krans
Van engelkopjes, blond en blank, belicht
Door lente-zon, in slepende cadans.
Op wie zal ’t kindje lijken? – En ’t gezicht
Houdt, blij en vroom, ze op ’t wolkenspel gericht,
Waar hemelkindren dansen hemeldans.

Het duizlend kopje in ’t kussen, dat haar man,
Met teedre streelhand, schoof onder ’t hoofd,
Blijft stil zij turen, tot de rei vervloot.
Verwonderd, wijl zij nog niet raden kan
’t Gelaat der vreugd, door liefde haar beloofd:
Haar eigen kind, nog sluimrend in haar schoot.

 

Grafrozen

Een schone dodendroom heb ik gedroomd:

Diep onder marmerblank en bloemgeboomt,
Sliep kalm en koel mijn moegemarteld lijf.
Toen zag mijn ziel, vanuit haar blauw verblijf,
Een meisjesgroep in klederen leliewit.
En éen maagd, blond met vliegend haar, zei dit:
– ‘Zij die daar rust gaf liedren ons, in ruil
Willen wij winden rozen rond haar zuil.’
En zingend slingerde om het marmerblank
De meisjesrei een smijd’ge rozenrank.
En de éne roos was blank als duivendons,
Als maagden-onschuld – Jonkvrouw, bid voor ons! –
Als sneeuw op aarde en vederig wolkje in ’t blauw.
En rood was de andre als ’t vlammend hart der vrouw.

 

 
Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
Portret door Rosa Spanjaard, 1919

 

De Nederlandse schrijver en dichter François Désiré Pauwels werd geboren in Amsterdam op 25 oktober 1888. Zie ook alle tags voor François Pauwels op dit blog.

 

En nu de groene deur-schaduwe rust.

En nu de groene deurschaduwe rust
Op rein-geschuurde donker-blauwe vloeren,
Nu lokt weer niets mijn tong tot smakenslust,
En wil mijn hand den pap niet ommeroeren…

’t Is de ûre straks, dat uit het lage huis
Een klaarte valt, en Jesus aan komt kloppen,
En na ’t uitsterven van mijn deur-geruisch
Me vraagt zijn steenen pijp te mogen stoppen.

En als dan in den bedde-peluwput
Mijn haar verwarrelt en mijn ooren suizen,
Dan voel ik Jesus die mijn herte schudt
En vreemde kriebels in mijn lichaam huizen.

 

Hooglied

Zóó goed als ge zijt had ik u nóoit dúrven droomen,
Ge kwamt me ’t scheem ‘ren uw oog slechts biên
En ál de dingen zijn in wondren glans gekomen
En ‘k heb de wereld vól geluk gezien!

Ik heb de heerlijkheid gekend te mogen luistren
Naar de aanzwellende muziek uwer stem,
En toen uw wónder-zang verging in ’t teerste fluistren
Versmolt mijn hart in innigheid met hem…

In dien nacht is úw tong de mijne komen raken,
En een fontein van liedren werd mijn mond
U ten dank; in den morgen, bij mijn vroeg ontwaken
Liep ik zingens-dronken, dansend, mijn tuinen rond.

 

 
François Pauwels (25 oktober 1888 – 8 januari 1966)
V.l.n.r. Victor van Vriesland, Adriaan Roland Holst, Francois Pauwels en J. C. Bloem. De foto werd genomen op Pauwels 70ste verjaardag in 1958

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e oktober ook mijn blog van 25 oktober 2016 en eveneens mijn blog van 25 oktober 2015 deel 2.

Dolce far niente, Hélène Swarth, Louis Couperus, Jan Prins, August Graf von Platen, Guillaume van der Graft

 

Dolce far niente

 

 lisse3-licht
Lisse is op een grijze augustusdag minder fleurig dan in de bollentijd.
Dit is het gemeentehuis.

 

Bloemenlanden

De landen bloeien, lichte lustwaranden
Van luchteblauw en wolkenroze, of printen
De prille hemel wilde op aard zijn tinten.
En lilablauw versmelten lucht en landen.

De klare waatren, bleek-azuren linten,
Die – slootje of beek – der velden vlak omranden,
Zij vangen op de kleur der hemelwanden,
Maar lijken blauw van louter hyacinthen.

Kil waait de Aprilwind en de stilgekomen
Treurende schemer doet tot grauw versterven
D’ extasejubel, ademende aromen,

Van bei die blijde lenteveldenverven.
Nu bloeit alleen de hemel van mijn droomen.
O zaalge Landen! zal ik u beërven?

 

 
Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
Lente in het Vondelpark, Amsterdam, de geboorteplaats van Hélène Swarth

 

Narcis

Aan den boord eener beeke
Zie ik leliën droomend staan,
Wijl de golfjens om haar stengels
Schuimend gaan.

Een rei als van nymphen,
Die zich beuren uit de beek,
Een rei als van sneeuwwitte bruidjens,
Zoo kuisch, zoo bleek.

En in heur midden heft zich
Een enkele narcis,
Die kwijnt op zijn stengelken
Van droevenis.

De leliën smachten van minne
Voor die geluwde narcis;
Zij geuren haar zoetste geuren,
Zoo zwoel… zoo frisch.

En de goudgele bloeme nijgt zich
Steeds verder naar den vliet,
Tot hij in den zilveren spiegel
Zijn beeldtnis ziet.

Zoo koud en zoo kil is het water…
Zijn zoenen prangt
De bloem op het beeld, waar minnend
Hij over hangt.

En de leliën lisplen droeve,
Dat nog steeds met des jongelings lust
De bloem zijne beeldtnis
Op ’t water kust…

 

 
Louis Couperus (10 juni 1863 – 16 juli 1923)
Narcissen aan de Lange Vijverberg in Den Haag, de geboorteplaats van Louis Couperus

 

Tulpen

Gij die, op uw steel gestegen,
schijnt te zijn uit zon gedegen,
die met uw doorvlamd gewaad
drachtig in de velden staat,

gij die, nog in ’t morgendoomen,
tegen vroege–voorjaarsboomen
ijl de verten bloeit en brandt,-
in de verten van mijn land,

in de verten, waar de scholen
witgedekte wolken dolen,
waar de wereld in het rond
uitligt aan den horizont,-

in de statige avonduren
ligt gij met de wijde vuren
uwer levensheerlijkheid
voor mijne oogen uitgespreid,-

en nog diep in kalme nachten
zien, herdenkend mijn gedachten
en bij menigten geplant
in de schoonheid van mijn land.

 


Jan Prins (5 februari 1876 – 9 februari 1948)
Tulpen op het Grotekerkplein in Rotterdam, de geboorteplaats van Jan Prins

 

An die Tulpe

Andre mögen Andre loben,
Mir behagt dein reich Gewand;
Durch sein eigen Lied erhoben
Pflückt dich eines Dichters Hand.

In des Regenbogens sieben
Farben wardst du eingeweiht,
Und wir sehen was wir lieben
An dir zu derselben Zeit.

Als mit ihrem Zauberstabe
Flora dich entstehen ließ,
Einte sie des Duftes Gabe
Deinem hellen bunten Vließ;

Doch die Blumen all’, die frohen
Standen nun voll Kummer da,
Als die Erde deinen hohen
Doppelzauber werden sah.

Göttin! o zerstör’ uns wieder,
Denn wer blickt uns nur noch an?
Sprach die Rose, sprach der Flieder,
Sprach der niedre Thymian.

Flora kam, um auszusaugen
Deinen Blättern ihren Duft:
Du erfreu’st, sie sagt’s, die Augen,
Sie erfreu’n die trunkne Luft.

 

 
August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Tulpen en narcissen bij de Markgraf Georg Brunnen in Ansbach,
de geboorteplaats van August Graf von Platen

 

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

Lente in den vreemde

April – ik denk voortdurend aan mijn land.
Unter den Linden denk ik aan de olmen
zwaarmoedig langs een rinse waterkant,
aan steden waar de eeuwen traag vermolmen.

Ik denk aan buitenplaatsen en patrijzen,
de groene schaduw van het grachtenloof.
Ik kan niet helpen dat er lome wijzen
pianospelen in mijn achterhoofd.

Ik doe geen moeite om ze vast te houden,
de kathedraal zal wel verdronken zijn.
Er vloeit ergens achter de bronzen wouden
uit wonden in den einder donk’re wijn.

Schroefwater dat om wrakke steigers kolkt
en in de brakke avondwind seringen,
schakeringen der stilte, wie vertolkt
in taal of atonaal uw aarzelingen?

 

Le cygne van Saint-Saëns

De zwanen blijven op zichzelf in koor
buiten de perken van het park en drijven
de maanschijf schakende de schelfzee door;
de zwanen zijn hun wanen één zet voor,
vandaar ook dat zij nimmer wenen
maar op een langverbeide cantilene
het hoofd opheffen nu ik zit te schrijven.

 

De kanarie

De vogel in de rieten kooi
bezong het licht als goed en mooi.
Het duister lag hem minder goed,
hij had zo weinig bloed.

Veren had hij, niet van gewicht,
een keel in plaats van een gezicht,
een snavel en een eigeleider
en op zijn rug een vleugelspreider.

De wereld is een wijzerplaat,
zong hij, waarop het licht rondgaat.
Een dag is maar een uur, zong hij.
De spijlen hielpen hem daarbij.

Maar ’s avonds als het donker wordt,
valt er een schaduw in zijn strot.
De stilte wordt voortdurend breder
en zet zich dreigend naast hem neder.

Hij schrompelt in zoals de maan,
straks kan hij zelfs de kooi uitgaan.
Hij doet het niet. Hij steekt zijn lied
diep in het dons van zijn verdriet.

 

 
Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)
Portret door de beeldhouwer Dennis Coenraad

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Ben Ali Libi

Op een lijst van artiesten, in de oorlog vermoord,
staat een naam waarvan ik nog nooit had gehoord,
dus keek ik er met verwondering naar:
Ben Ali Libi. Goochelaar.

Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij de kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.

Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bosjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.

Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen, toen er hard werd geklopt.
Er stond al een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

In ’t concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.

En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.

 

Het menselijk geluk

De huur betaald. De stoep geschuurd.
Een goeie visboer in de buurt.
Een meid die als ze naast je gaat,
loopt te zingen over straat.

 

Oktober

ik kreeg van daag
een vreemde brief:

‘ik mag je graag,
heus,
ik vind je best lief.

maar houden van,
dat gaat niet.
maar echte liefde
gaat niet’

ik kreeg vandaag
zo’n rare brief.
zo’n brief.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels”

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, Geoffrey Chaucer

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Voorspoken

De boer schrok zich die avond lam:
een trein die door zijn weiland kwam
had hij gehoord.
Toen was het weg. Het was niet waar.
Pas twee jaar later is er daar
een trein ontspoord.

Ook iemand zag, terwijl hij sliep
een auto zinken in het diep,
een heel gezin.
Precies de plek heeft hij gezien:
de auto reed een dag nadien
het water in.

Soms is er vage lampenschijn
uit ramen waar geen huizen zijn,
alleen maar grond.
Al wat bestaat heeft steeds bestaan
en wat vergaat is al vergaan
eer het bestond.

 

Spelende meisjes

Vol sombere doemgedachten
geraakte ik in een straat
waar meisjes aan ’t spelen waren
en we kwamen aan de praat.

Turkse en Surinaamse
en sommige autochtoon
en ze hadden er nauwelijks weet van,
ze speelden daar gewoon.

Mijn sombere visioenen
van een wereld die verging,
vervaagden in ’t licht van die kinderen
tot een herinnering.

Want die meisjes met aardige ogen
en met hun prachtige haar
zullen de kinderen baren
voor de komende duizend jaar.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, Geoffrey Chaucer”