Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Ismail Kadare, Miguel Barnet, José Martí

Deze gedichtendag is tevens de verjaardag van de Nederlandse Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr. De Palestijns-Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2008 en ook mijn blog van 28 januari 2009.

da capo

treed binnen allerzwartste
met je gezandstraalde ziel
gerangschikte tranen
treed binnen en brul als een dame

schreeuw onder een houten doek
opnieuw cadenza na cadenza
sterf in een lijf dat niet van jou is
zing tot bloedens toe
ik wacht

beuk open de rode zaal
ik heb haar schoon en stil gemaakt
en smeek je wees mijn opera
da capo
kus dit lege hart

 

 

In het land der koningen

ik leef in een land
waar de dierenvriend besluit
uit goedheid een andere mens neer te knallen

ik leef in een land
waar de vrome gelovige besluit
uit eerbied het mes in de ketter te planten

ik leef in een land
waar onze jongens uit gekkigheid soms
de conducteur in elkaar stampen

ik leef in een land
waar een keurige man, achtendertig, blond
de vrijheid neemt om door anderen heen te rammen

en in dit rood, rood schemerland
waar de grenzen totaal werden opgeheven
waar de mondigheid totterdood wordt beleden
en waar zestien miljoen koningen leven

daar ontstaat vanzelf een nieuwe orde
daar zal langs feestelijk afgezette lanen
een laatste koningin haar laatste onderdanen
als beesten overreden zien worden

 

nieuw nederland

o bron van humanisme, blakend lichtpunt
o bakermat van zeldzaam burgerschap
wie luistert nog naar ons? dat zijn dan leiders
ze schallen hier hun christennormen rond

hangen fraai de morele misthoorn uit
maar in amerika (en nooit prime time)
doen ze het glimmend in hun broek van trots
stelen we tijd in het koelwitte huis

wat is een gidsland nog in zo’n positie?
wij varen braaf achter de grote baas
’t is imposant: een vloot van vijftig staten

plus nog een luchtbed om hen op te jagen
GEZOCHT: grote malloten met een visie
die dromen kunnen en de zee doen kraken

ramsey-nasr

Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

 

De Vlaamse dichter, romancier en theatermaker Peter Verhelst werd geboren op 28 januari 1962 in Brugge. Zie ook mijn blog van 28 januari 2008 en ook mijn blog van 28 januari 2009.

Luna

Alsof het was bedekt met hevig licht
bleef haar lichaam mij weerkaatsen,
even zinloos dreigend
zoals de glans aan messen hangt.

Ik bedroog haar met geweld:
mijn lichaam liet haar voor de liefde leven,
haren werden touw toen ik ze opbond,
een verwonding opsmuk, een gevlamde tatoeage.

Voor mijn schoonheid moest zij dood.
Uit haar schreeuwden tegenstrijdige bevelen.
Vuistgroot trilde ik boven haar uit.
Vallen was genade.

 

 

Sol invictus

Daar zit de vrouw juist, in een preutse jurk
die brandbaar is. (Ik ben haar man[p. 38] maar heeft ze iets?) Niet dat ik niet weet
dat er hoge liedjes spelen in haar hoofd,
maar ik lig nu in een gouden blouse van organza,
paarse lippen met een rode tong ertussen, dan
breng ik witte vingers halverwege naar mijn kapsel.
Het geklik van de viewmaster:
te veel licht en chemicaliën; rare pluisjes en krassen
voor mijn ogen, als zit daar een stekelige hand tussen
mij en mijn plaatjes. Staat Hij me naar het leven
met Zijn kleine foto’s die opengaan, in mij verschieten?
Ik,
de diamanten man vierstralig, omcirkeld door stemmen,
vliegjes en constellaties
tolererend omdat elke maan mijn schittering weerkaatst.

 

Life On Mars

Was zo graag samen
gevallen
maar iedereen viel
apart

was zo graag samen gevallen
maar iedereen viel apart
alleen
wij

was zo graag samengevallen
maar iedereen viel apart
alleen wij
sprongen naar de sterren.

Verhelst

Peter Verhelst (Brugge, 28 januari 1962)

 

De Duitse dichter en schrijver Maik Lippert werd geboren op 28 januari 1966 in Erfurt. Zie ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

mein vater


sah gern chaplin
der große organisator
trug stets perlonbeutel und stichsäge bei sich
wenn er ins möbelkombinat ging
arbeiten fürs restholz
nannte er das
baute barhocker mit rotem knautschlackbezug
sommers in kurzen hosen schmatzten
die schenkel darauf
noch heute
finde ich in schubläden unberührte
großpackungen
rasierklingen und interhotelseife
nur im eckschrank in der küche
wo der korn deponiert war
für blaue stunden
steht die flasche
nicht mehr

 

 

gicht


mondgewicht
in den knochen
gezeiten
in den gelenkkapseln
ein an und ab
schwellen
im hirn
der bleiche gesang
einer schmerztablette

 

Lippert

Maik Lippert (Erfurt, 28 januari 1966)

 

De Albanese dichter en schrijver Ismail Kadare werd geboren in Gjirokastër op 28 januari 1936. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2008 en ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

Poetry

 

Poetry,
How did you find your way to me?
My mother does not know Albanian well,
She writes letters like Aragon, without commas and periods,
My father roamed the seas in his youth,
But you have come,
Walking down the pavement of my quiet city of stone,
And knocked timidly at the door of my three-storey house,
At Number 16.

 

There are many things I have loved and hated in life,
For many a problem I have been an ‘open city’,
But anyway…
Like a young man returning home late at night,
Exhausted and broken by his nocturnal wanderings,
Here too am I, returning to you,
Worn out after another escapade.

 

And you,
Not holding my infidelity against me,
Stroke my hair tenderly,
My last stop,
Poetry.

 

 

Vertaald door Robert Elsie

 

Kadare

Ismail Kadare (Gjirokastër, 28 januari 1936)

 

De Cubaanse dichter en schrijver Miguel Barnet werd geboren op 28 januari 1940 in Havanna. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2008 en ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

 

Death’s Like That

 

Fatso has died who could inflate

bicycle tires with his lungs

he used to get drunk in front of the Castillo de la Punte

hiding from daylight

 

Patricio has died his small dry hands

clasping a final lottery ticket to his breast

 

Tente, from Palmira, has died in his filthy bed of straw

poor old santero

 

He died at midnight while pouring aguardiente

for Oggún Arere his protector

I don’t know why I’m so sad about Tente

 

Israel has died who sold cloth wholesale

and filled with nostalgia would announce

‘I’d like to eat figs in Poland’

 

Susanita has died, the old hotel keeper, worn out from weeping

in the courtyard armchair

her keys at her waist and her thick nose…ah, Susanita!

 

The hustler died — I can’t recall his eyes —

who used to lounge for hours

against the post with the streamers

on the Paseo del Prado

 

Oscar the bookie has died, but more slowly,

soaked to the ears in violet water

weighing at the end no more than a husk

 

The gypsy organ grinder is dead

whose monkey danced its tender dance

at the end of its leash all over town

 

Lucía, or was it Lucrecia, is also dead

my mother’s seamstress

who sweated over her sewing machine day and night

to support Humberto, her eternal husband

Those eyes of hers pierce his body now

Jesús is dead — I wish this was over —

the mulatto from the library

They told me to read a lot. I don’t know anything.

 

Picasso is dead, hung

from a bar of chocolate

                                                                  That Picasso

                                                                  did amazing things

                                                                  at the circus!

 

Dead. This is awful

                                           God

 

Once again I don’t know why I say the name

 

I wish I could flow like a river

 

 

Vertaald door Mark Weiss

 

miguel_barnet

Miguel Barnet (Havanna, 28 januari 1940)

 

De Cubaanse dichter en schrijver José Martí werd geboren op 28 januari 1853 in Havanna. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2009.

I dream awake (from Ismaelillo)

Day and night
I always dream with open eyes
And on top of the foaming waves
Of the wide turbulent sea,
And on the rolling
Desert sands,
And merrily riding on the gentle neck
Of a mighty lion,
Monarch of my heart,
I always see a floating child
Who is calling me!

 

If you’ve seen a mount of sea foam

If you’ve seen a mount of sea foam,
It is my verse you have seen:
My verse a mountain has been
And a feathered fan become.

My verse is like a dagger
At whose hilt a flower grows:
My verse is a fount which flows
With a sparkling coral water.

My verse is a gentle green
And also a flaming red:
My verse is a deer wounded
Seeking forest cover unseen.

My verse is brief and sincere,
And to the brave will appeal:
With all the strength of the steel
With which the sword will appear.

 

Vertaald door Esther Allen

 

jose-marti-statue-nyc

José Martí (28 januari 1853 – 19 mei 1895)
Standbeeld in New York

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e januari ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Hermann Kesten, David Lodge, Wies Moens, Manfred Jendryschik, Mo Rocca, Hermann Peter Piwitt, Colette, Christian Felix Weiße

De Duitse dichter en schrijver Hermann Kesten werd geboren op 28 januari 1900 in Podwoloczyska (tegenwoordig Oekraïne). Zie ook mijn blog van 28 januari 2009.

Polen

Grüne, rote Felder.
Birken, weite Wälder.
eine Kuh steht melancholisch.
Ob sie denkt? Ob sie verdaut?
Die Welt erscheint ihr hyperbolisch.
Kennt sie den Marktpreis ihrer Haut?
man wird sie häuten, walken, gerben, färben.
Lang vor dem Alter muß sie sterben.
Erst wird sie säugen, Kälber, Kinder nähre.
Dann frißt man sie, die Kuh kann sich nicht wehren.
Sie kennt ihr Schicksal nicht. Da steht sie unbeweglich.
Das Gras wird ihr zur Milch. Sie muht, und es klingt kläglich.
Der Abend grünt und rötet sich und blaut.
Die Kuh steht still. Sie trägt noch ihre Haut.

 

kesten

Hermann Kesten (28 januari 1900 – 3 mei 1996)

 

De Engelse schrijver en literatuurwetenschapper David Lodge werd geboren op 28 januari 1935 in Londen. Zie ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2008 en ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

Uit Deaf Sentence

 

My own awareness of having a hearing problem was more gradual. I was in my late forties, teaching full-time in the English department at Birmingham University and finding it more and more difficult to hear what students were saying in tutorials and seminars. At first I blamed the students for mumbling and murmuring – which many do, of course, out of diffidence or fear of seeming overassertive to their peers – but I had coped well enough in the past.

I was conscious also that I was talking too much myself in class because it was less of a strain than trying to make out what they were saying. So I went to my GP hoping that the problem was a build-up of wax in the ears, but it wasn’t. He referred me to an ear, nose and throat consultant who, after I had an audiogram, diagnosed high-frequency deafness – possibly caused by ear infections I had suffered in infancy.

My impairment was relatively mild, but the specialist warned me that it would gradually get worse and there was no cure.

It is estimated that about 9m people in the UK – one in seven of the population – are deaf or suffer from hearing loss. High-frequency deafness is by far the most common form of hearing impairment and is caused by loss of – or damage to – the thousands of tiny hair cells in the inner ear that amplify and convert sounds so that they can be transmitted to the brain. Consonants are pitched at a higher frequency than vowels and it is on consonants that we crucially depend to recognise words and distinguish between them.“

 

david_lodge

David Lodge (Londen, 28 januari 1935)

 

De Vlaamse schrijver Wies Moens werd geboren in Sint-Gillis-bij-Dendermonde op 28 januari 1898. Zie ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

Uit: Celbrieven

 

„Mijn hart is wel een vaste klomp van harde verbittering. Maar als daarbuiten, op een tak die ik niet zien kan, een wintervogel (sneeuwwit, op een stekeldorentje – het oude lied!) zijn din-don-deine slaat, och als daar maar één druppeltje klare vogelzang op mijn hart valt, smelt de klomp, als was dat brandt op Mei-altaren!

Dragen alle eerlike lui uniformen met blinkende knopen en kepi’s met zilverband? Ik weet niet of de bozen een ander gelaat hebben als de goeden. Kwaaddoeners dragen een kap over hun hoofd. Ik zag nooit het gelaat van een booswicht. Ook mijn eigen gelaat kan ik niet zien. Misschien is dat goed. Ik kon anders razend worden.

Komt het nu weer? Als ik aanhoudend staar, op de witte wand staar, komt het altijd. De verschijning. Zij komt uit de witte wand: het is als een licht dat plots in een nis wordt gesteld. De hele gestalte is licht, alleen het gelaat is donker; daar hangt rouw over de oogleden. Het is een zeer fijn gelaat, zacht als het aanschijn Christi.

Zo was mijn laatste droom. Een jonge Romein, in knapedracht. Hij stond: dat wil zeggen, staan was het enige wat hij deed. Onder zijn arm hield hij een speer. De schacht van de speer was zwart, en de punt naar de grond gekeerd. Het was of de jonge Romein eeuwig zô staan zou. Aan zijn voeten lag een meisje. Zij lag er als Magdalena aan de voet van het Kruis en hield zijn knieën omklemd. Toen zij haar gelaat ophief, zag ik dat het nat was van tranen. Maar niet zodra hadden haar ogen die van de jongeling gevonden, of daar lichtte over haar aangezicht al de glans van de eerste morgen die straalde van Gods gelaat! Ik geloof dat het jongelingsbeeld toen plots levend geworden is.“

 

Moens

Wies Moens (28 januari 1898 – 5 februari 1982)

 

De Duitse dichter en schrijver en uitgever Manfred Jendryschik werd geboren op 28 januari 1943 in Dessau. Zie ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

Uit: Der feurige Gaukler auf dem Eis

 

„Ach diese Stimme, thüringisch eingefärbt, jetzt wohnt sie in Leipzig, das gibt eine Mischung, jedenfalls zart, ein Mädchen, dass du die Worte beschützen möchtest, auch ihr Gesicht hat diese Röte, die kindliche, manchmal erzählt sie eifrig, die Lippen vollführen Sprünge, und sitzt dann auf fliegendem Teppich, sie gleitet uns weg aus dem Haus, aus den Straßen, der Stadt, ist schon unter südlicher Sonne zum Beispiel, das könnte die Camargue sein, um Aix en Provence usw., wo noch die wildesten Pferde traben, und zum Marienfest treffen sich Europas Zigeuner, da fällt sie gar nicht mehr auf, nie war sie anders, und es ist deutlich zu sehen, wie sie in buntschillerndem Röckchen tanzt, das Tamburin in der Hand, der Atem in Stößen, schneller die Schritte, verrückter, verrückter, jetzt sollte, erst mal, ein Semikolon her; einer hat doch gesagt, sie wäre einst Staatsanwalt gewesen, das muss ein Irrtum sein, auf alle Fälle geht die Legende, es hätten die Angeklagten viel Mitleid mit ihr gehabt; oder ich sag: ein Kind, das ist, zu plötzlich, unter diese Erwachsnen gefallen, das hört mit dem Staunen nun nicht mehr auf; oder sie erzählt nichts, sie steht nur so da, im Garten, im Mai oder Juli, und lächelt gegen den Regen, wandelt mit dieser Stimme Tropfen zu Schmetterlingen auf ihrer Nase, in dieser Luft, es könnten auch Blaumeisen sein, und wird gegen Abend ein Baum, so ist sie im Grün, ein Fliederbusch, der wächst über alle Zäune“.

 

Jendryschik

Manfred Jendryschik (Dessau, 28 januari 1943)

 

 

De Amerikaanse schrijver, satiricus en komiek Mo Rocca werd geboren op 28 januari 1969 in Washington, DC. Zie ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

Uit: All the Presidents’ Pets

 

„And in between cars, leggy conservative pundette Laura Ingraham canoodled in the shadows with pint-sized Clinton cabinet secretary Robert Reich-strange bedfellows indeed but on the Acela they shared one important trait: these powerbrokers were all arriving in Washington a full fifteen minutes faster than the lowly schmucks stuck on the Metroliner.
The Acela was especially busy the last time I took it. I wasn’t en route to an assignment, though. My trip was the assignment, part of my current gig on MSNBC, also known as the Michelle Kwan of the twenty-four-hour cable news channels. (No matter how hard it tried, it always seemed to land on its ass.)
I wore a fake mustache and took my position behind the counter of the cafe car. It was the latest in my series of undercover reports focusing on different service jobs, appropriately called “Pressure”-and appropriately accompanied by the Billy Joel song “Pressure,” or, as the singer pronounced it, “Preshah!” Each segment featured me thrown into a different job, wearing a different disguise each time. As a furniture mover I got to wear a soul patch. As a mohel I wore payos.“

 

Rocca_Mo

Mo Rocca (Washington, 28 januari 1969)

 

Zie voor de drie onderstaande schrijvers ook mijn blog van 28 januari 2007 en ook mijn blog van 28 januari 2009.

 

De Duitse schrijver Hermann Peter Piwitt werd geboren op 28 januari 1935 in Wohldorf bij Hamburg.

 

Uit: Die Gärten im März

 

“Tauwind, sagt Ponto, wenn ich mir überlege, wie lange ich dies Wort nicht mehr benutzt habe. Nicht, daß er ausgeblieben wäre wie Störche ausbleiben, aber der Wind, der uns als Kinder nachts weckte und uns um das Eis auf dem Teich und den Gräben bangen ließ — was ist damit passiert? Eine Turbulenz. Ein Allerwelts-Tief, eine Sendeminute nach der Tagesschau. Eine neue Krawatte unterm Kinn des Meteorologen. Das Bier, mit dem ich mir über seinen Anblick hinweg helfe …” Die Wagen, wenn sie abends in den Langenfelder Damm hineinstürzen. Die von den Pneus wegspritzenden Matschfontänen. Der Sog. Die in die gerissenen Luftlöcher nachstürzende Luft; Tauwind? Wie man mit den Worten die Welt aufgibt. Du hörst einfach auf, das Wort “Tauwind” zu benutzen und schon hört für dich zu existieren auf, was es meint …”

 

Piwitt

Hermann Peter Piwitt (Wohldorf, 29 januari 1935)

 

De Franse schrijfster Colette werd geboren op 28 januari 1873 in Saint-Sauveur-en-Puisaye.

 

Uit: La maison de claudine

 

„Où sont les enfants ?

La maison était grande, coiffée d’un grenier haut. La pente raide de la rue obligeait les écuries et les remises, les poulaillers, la buanderie, la laiterie, à se blottir en contrebas tout autour d’une cour fermée.

Accoudée au mur du jardin, je pouvais gratter du doigt le toit du poulailler. Le Jardin-du-Haut commandait un Jardin-du-Bas, potager resserré et chaud, consacré à l’aubergine et au piment, où l’odeur du feuillage de la tomate se mêlait, en juillet au parfum de l’abricot mûri sur espaliers. Dans le Jardin-du-Haut deux sapins jumeaux, un noyer dont l’ombre intolérante tuait les fleurs, des roses, des gazons négligés une tonnelle disloquée… Une forte grille de clôture, au fond, en bordure de la rue des Vignes, eût dû défendre les deux jardins ; mais je n’ai jamais connu cette grille que tordue, arrachée au ciment de son mur, emportée et brandie en l’air par les bras invincibles d’une glycine centenaire…

La façade principale, sur la rue de l’Hospice, était une façade à perron double, noircie, à grandes fenêtres et sans grâces, une maison bourgeoise de vieux village, mais la raide pente de la rue bousculait un peu sa gravité, et son perron boitait, quatre marches d’un côté, six de l’autre.

Grande maison grave, revêche avec sa porte à clochette d’orphelinat, son entrée cochère à gros verrou de geôle ancienne, maison qui ne souriait que d’un côté. Son revers, invisible au passant, doré par le soleil, portait manteau de glycine et de bignonier mêlés, lourds à l’armature de fer fatiguée creusée en son milieu comme un hamac, qui ombrageait une petite terrasse dallée et le seuil du salon… Le reste vaut-il que je le peigne, à l’aide de pauvres mots ? Je n’aiderai personne à contempler ce qui s’attache de splendeur, dans mon souvenir, aux cordons rouges d’une vigne d’automne que ruinait son propre poids, cramponnée, au cours de sa chute, à quelque bras de pin. Ces lilas massifs dont la fleur compacte, bleue dans l’ombre, pourpre au soleil, pourrissait tôt, étouffée par sa propre exubérance, ces lilas morts depuis longtemps ne remonteront pas grâce à moi vers la lumière, ni le terrifiant clair de lune – argent, plomb gris, mercure, facettes d’améthystes coupantes, blessants saphirs aigus, – qui dépendait de certaine vitre bleue, dans le kiosque au fond du jardin.“

 

Colette

Colette (28 januari 1873 – 3 augustus 1954)

 

De Duitse dichter en schrijver Christian Felix Weiße werd geboren op 28 januari 1726 in Annaberg, in het Erzgebergte.

 

An einen Bach im Winter

 

Du rauschest, sanfter Bach, auch nicht für Freuden mehr?

Kein Blümchen spiegelt sich in dir:

Vom Schnee bedeckt, vom Eise schwer,

Gleichst du, ja gleichst du mir.

 

Du gleichest mir, so lang mir Chloe grausam ist:

Da glänzt mir keine Freude mehr,

Mein Herz, das alles Glück vergißt,

Klopft kaum von Seufzern schwer.

 

Doch dich lös’t einst der Lenz zu neuen Freuden auf:

Da singt um dich der Vögel Chor,

Dein murmelnder verliebter Lauf

Lockt Blum und Laub hervor.

 

O daß mir doch, wie dir, auch einst ein Lenz erschien,

Ergäb sich einstens Chloe mir!

Da würden mir auch Freuden blühn,

Ein ewger Lenz in ihr!

 

Weisse

Christian Felix Weiße (28 januari 1726 – 16 december 1804)

 

Gedichtendag 2010, Turing Nationale Gedichtenwedstrijd

Gedichtendag 2010

De eerste prijs in de Turing Nationale Gedichten Wedstrijd ging gisteren naar het gedicht Misbruik van Gerwin van der Werf. Dat werd in Amsterdam bekendgemaakt.

De Nederlandse dichter, schrijver, songwriter, componist en arrangeur Gerwin van der Werf werd geboren in De Meern op 13 juni 1969.  Van der Werf studeerde van 1989 tot 1994 muziekwetenschap in Utrecht en kreeg een aanstelling als muziekdocent aan de internationale school in Oegstgeest. Hij schreef liedteksten, verhalen en een roman die begin 2010 uitgegeven wordt bij Uitgeverij Contact. Met vijf korte verhalen won hij prijzen bij Trouw, Volkskrant, 1000 woorden en Schrijven Magazine. Van der Werf woont in Leiden.

Misbruik

Met de pen roer ik mijn koffie
met de schaar krab ik mijn kop
met een mouw veeg ik mijn snot weg
dweil met mijn sok een melkvlek op

Mijn nagel drukt in ’t tafelblad
een diepe kloof groeit daar gestaag
woorden weeg ik met het vreten
dat retour komt uit mijn maag

Met mijn tanden bijt ik splinters
uit de poten van mijn stoel
uit mijn tenen vloek ik psalmen
tot ik er niets meer bij voel

Zelfhaat weeg ik bij het opstaan
in jouw levenloze blik
woede meet ik met mijn knokkels
en mijn schaamte met mijn pik

Licht verpulver ik met vuurwerk
herrie met een spijkerboor
waanzin smoor ik in mijn verzen
waar zijn die dingen anders voor?

 

Hieronder een fragment uit een van Van der Werfs verhalen.

Uit: De verdwijning van Jonathan Prins

“Motregen danst op de wind, ragfijne druppels die niet vallen maar zweven, ze strelen het mos, dringen in de poriën van het gesteente. Er is geen hemel, alleen aarde, zij heeft zich gehuld in grijze sluiers waar de wind mee speelt.
De eenzame loper draagt zwartleren motorkleding en legerkisten, zijn bagage bestaat uit een kleine rugzak en een slaapzak in een hoes ter grootte van een rol beschuit. Hij heeft zelfs een opvouwbare damesparaplu van oranje nylon opgestoken, er schuilen plukjes muggen onder. De paar hikers die hij tegenkomt op het wandelspoor dragen balen van groteske omvang op hun rug, gore-tex jassen, bergschoenen en hoedjes met gaas tegen de muggen. Hij leest verbazing in hun ogen, verontwaardiging zelfs, omdat hij met zijn verschijning lijkt te zeggen: kijk, zo kan het ook, jullie zijn enorme aanstellers met je dure uitrusting. Misschien houden ze hem voor krankzinnig. Want niets wijst er op dat de voetganger in het zwart alles tot in de puntjes heeft voorbereid. Alles is volgens plan verlopen, op een paar kleine rimpelingen na. Hij heeft ze eenvoudig kunnen gladstrijken. Ze zijn hem niet komen zoeken. Ze hebben het begrepen. Hij moet niet teveel aan ze denken, hij heeft zijn twee vrienden achtergelaten, net als zijn motor en zijn twijfel.
Voordat hij aan de laatste klim begint raadpleegt hij zijn horloge. Half acht. Het is zondagmorgen, de derde dag sinds hij alleen is. Een bewolkte zomerdag boven de poolcirkel is een dag zonder begin of einde, een dag, even contourloos als de zompige bodem in het dal. Een reiziger zonder uurwerk is in deze wildernis een drenkeling in een zee van tijd.”

VanDerWerf

Gerwin van der Werf (De Meern, 13 juni 1969) 

 

 De dichters Arjen Duinker, Hester Knibbe en Nachoem M. Wijnberg zijn de winnaars van de Gedichtendagprijzen 2010, de prijs die jaarlijks op Gedichtendag wordt uitgereikt aan de beste drie gedichten van het voorgaande jaar. Arjen Duinker krijgt de prijs voor zijn gedicht ‘Leve de camouflage!’ uit de bundel Buurtkinderen, Hester Knibbe voor het gedicht ‘Oogsteen’ uit haar gelijknamige bundel en Nachoem M. Wijnberg voor ‘En wat gaan we dan doen? Zou ik dat op de muur kunnen schrijven?’ uit de bundel Divan van Ghalib. Hier het gedicht van Nachoem M. Wijnberg

 

En wat gaan we dan doen? Zou ik dat op de muur kunnen
schrijven?

 

Ik leer schrijven door met mijn vinger de vorm van de letters na te
voelen,
_____
ik ken die letters al, maar wil zo nog wel een keer leren
schrijven.

 

Ik sta op een bed en schrijf op de muur,
_____
spring op het bed op en neer om de woorden waarmee ik wil
beginnen zo hoog mogelijk op de muur te schrijven.

 

De maan in de lucht als een letter uit een doos letters,
_____ als ik misschien geen tijd meer heb om te leren schrijven.

 

Als het te donker is om het papier te zien en ik geen licht wil maken
_____ schrijf ik steeds grotere letters, ver uit elkaar

 

Print_Nachoen_Wijnberg

Nachoem M. Wijnberg  (Amsterdam, 13 april 1961)