Horton Foote, Jochen Schimmang, Volker von Törne, Pam Ayres, Theodore de Banville, Albert Robida

De Amerikaanse schrijver en draaiboekauteur Horton Foote werd geboren op 14 maart 1916 in Wharton, Texas. Zie ook alle tags voor Horton Foote op dit blog.

Uit: A Coffin in Egypt

“I’m older by twenty years than the mulatto, Maude Jenkins, but I’ve outlived so many, I might outlive her. Who will come to her funeral? There will be lots of Jenkins there, because they are still thick in the country and the blacks will come from everywhere from all the bottoms and the prairies, out of curiosity if nothing else.
(a pause)
And I’d like to go just to get a look at her after all these years. But I couldn’t, of course, even if I was still alive then.
(a pause)
“The Angel that talked with me came again, and waked me, as a man that’s wakened out of his sleep.”
(a pause)
“The Angel that talked with me came again, and waked me, as a man that’s wakened out of his sleep.”
(a pause)
What was the name of Mr. Frohman’s theater? The Empire. It was across the street from the Metropolitan Opera House. They’re both torn down I read somewhere. I attended them both. Many times. I loved New York. I loved Paris. I loved Algiers. I loved Rome. I loved…Egypt. Not, Egypt, Texas, but Egypt. Egypt…Magic, Egypt. I used to tell Hunter that when I died I wanted to be cremated and have my ashes taken to one of the beautiful places I’d known as a young woman. But now, I don’t care. Who is there left to take my ashes anywhere? Anyway, they have a place for my body between Hunter’s grave and my two girls and that’s where I’ll end. In a coffin in Egypt. This Egypt. Out on the prairie. And in the spring our graves will be covered with the wildflowers, with primroses and Indian blankets and blue bonnets.”

 
Horton Foote (14 maart 1916 – 4 maart 2009)

Lees verder “Horton Foote, Jochen Schimmang, Volker von Törne, Pam Ayres, Theodore de Banville, Albert Robida”

Dolce far niente (Paul Hamilton Hayne)

 

Dolce far niente

 


Diana and Endymion door Francesco Solimena, 1705 – 1710

 

Dolce Far Niente

LET the world roll blindly on!
Give me shallow, give me sun,
And a perfumed eve as this is:
Let me lie,
Dreamfully,
When the last quick sunbeams shiver
Spears of light athwart the river,
And a breeze, which seems the sigh
Of a fairy floating by,
Coyly kisses
Tender leaf and feathered grasses;
Yet so soft its breathing passes,
These tall ferns, just glimmering o’er me,
Blending goldenly before me,
Hardly quiver!

I have done with worldly scheming,
Mocking show and hollow seeming!
Let me lie
Idly here,
Lapped in lulling waves of air,
Facing full the shadowy sky.
Fame!–the very sound is dreary,–
Shut, O soul! thine eyelids weary,
For all nature’s voices say,
” ‘Tis the close–the close of day,
Thought and grief have had their sway:”
Now Sleep bares her balmy breast,–
Whispering low
(Low as moon-set tides that flow
Up still beaches far away;
While, from out the lucid West,
Flutelike winds of murmurous breath
Sink to tender-panting death),
“On my bosom take thy rest;
(Care and grief have had their day!)
‘Tis the hour for dreaming,
Fragrant rest, elysian dreaming!”

 

 
Paul Hamilton Hayne (1 januari 1830 – 6 juli 1886)

 

 

Zie voor de schrijvers van de 13e maart ook mijn blogs van 13 maart 2013 en ook mijn blog van 13 maart 2012 deel 2.

Dave Eggers, Jack Kerouac, Naomi Shihab Nye, Carl Hiaasen, Edward Albee, De Schoolmeester

De Amerikaanse schrijver Dave Eggers werd geboren op 12 maart 1970 in Chicago. Zie ook alle tags voor Dave Eggers op dit blog.

Uit: Zeitoun (Vertaald doorMaaike Bijnsdorp en Lucie Schaap)

“In maanloze nachten pakten de mannen en jongens van Jableh, een stoffig vissersdorp aan de Syrische kust, hun lantaarns en voeren uit in hun stilste boten. Vijf, zes kleine scheepjes, elk met twee of drie vissers erin. Op een zeemijl uit de kust manoeuvreerden ze de boten in een kring op de donkere zee, gooiden hun netten uit en hielden hun lantaarns boven het water om het maanlicht na te bootsen.
De vissen, sardines, kwamen dan al snel aanzwemmen, een trage zilveren massa die opwelde uit de diepte. De vissen kwamen op het plankton af, en het plankton kwam op het licht af. Ze begonnen rond te cirkelen als een ketting met losse schakels, en in de loop van het volgende uur werden het er steeds meer. De zwarte hiaten tussen de zilveren schakels sloten zich, totdat de vissers daar beneden alleen nog maar een dichte, kolkende zilveren zee zagen.
Abdulrahman Zeitoun was pas dertien toen hij op die manier op sardines leerde vissen, een methode die lampara werd genoemd, geleend van de Italianen. Hij had er jarenlang naar uitgekeken om ’s nachts met de mannen en de grote jongens de zee op te gaan, en al die jaren had hij vragen gesteld. Waarom alleen als er geen maan was? Omdat het plankton in een heldere nacht overal te zien was, op de hele zee, zei zijn grote broer Ahmad, dus dan konden de sardines de oplichtende organismen gemakkelijk te pakken krijgen. Maar als de maan niet scheen, konden de mannen zelf bepalen waar het licht was en dan konden ze verbijsterende hoeveelheden sardines naar boven halen. ‘Datmoet je gezien hebben,’ zei Ahmad tegen zijn kleine broertje. ‘Je weet niet wat je ziet.’
En toen Abdulrahman voor het eerst de ronddraaiende sardines in het donker zag, kon hij zijn ogen niet geloven, zo mooi was die golvende zilveren rondedans onder het wit met gouden licht van de lantaarns. Hij was sprakeloos, en de andere vissers hielden zich ook zo stil mogelijk, ze zetten de motoren niet aan om de prooi niet aan het schrikken te maken. Ze fluisterden over het water, vertelden elkaar moppen, praatten over vrouwen en meisjes en keken naar de vissen, die onder hen almaar ronddraaiend omhoog kwamen. Een paar uur later, toen de sardines er allemaal waren en met zijn tienduizenden glinsterden in het weerkaatste licht, trokken de vissers het net dicht en haalden het op.”

 

 
Dave Eggers (Chicago, 12 maart 1970)

Lees verder “Dave Eggers, Jack Kerouac, Naomi Shihab Nye, Carl Hiaasen, Edward Albee, De Schoolmeester”

Leena Lehtolainen, Karl Krolow, Douglas Adams, Ernst Wichert, Torquato Tasso, Willem Claassen, Patrick Beck

De Finse schrijfster Leena Lehtolainen werd geboren op 11 maart 1964 in Vesanto. Zie ook alle tags voor Leena Lehtolainen op dit blog.

Uit: Tijd om te sterven (Vertaald door Annemarie Raas)

“Nu was Irja dood. Ik haalde nog een cider aan de bar, hoewel ik de eerste al in mijn benen kon voelen. Hoofdinspecteur Mario Kailio had die middag gebeld en gevraagd in hoeverre ik op de hoogte was van het aanhoudende geweld binnen het gezin Ahola. Eén keer had Irja Ahola tegenover haar oudste dochter toegegeven dat de blauwe plekken op haar kaak niet waren ontstaan na een ongelukje met de fiets, maar na een woede-uitbarsting van papa. Pas tijdens het politieverhoor dat na de moord had plaats gevonden was het tot de dochter doorgedrongen dat de verwondingen die haar moeder permanent sierde niet het gevolg waren van mama’s neiging om overal tegenaan te botsen.
(…)

Bij thuiskomst controleerde ik Kalles brievenbus opnieuw. Die was nog verder volgepropt. Er scheen geen licht achter zijn ramen. Onder aan de trap kwam ik de buurvrouw van de verdieping onder de mijne tegen, die me eerst een gelukkig Nieuwjaar wenste en toen begon te roddelen. Iedereen wist dat Kalle was afgevoerd door de politie, maar niemand wist waarom. Ik vermoedde dat ze me wel eens in Kalles gezelschap had gezien en dat ze er nu via mij achter probeerde te komen wat de reden was voor zijn arrestatie. Maar ik zei dat ik geen idee had en sloeg haar aanbod om koffie te komen drinken af.”

 
Leena Lehtolainen (Vesanto, 11 maart 1964)

Lees verder “Leena Lehtolainen, Karl Krolow, Douglas Adams, Ernst Wichert, Torquato Tasso, Willem Claassen, Patrick Beck”

Daan de Ligt

De Nederlandse dichter Daan de Ligt werd geboren op 11 maart 1953 in Den Haag. Zijn eerste bundel ‘Vijftig’ verscheen in 2003, daarna volgden de bundels ‘Ligtvoetig’ (2004), ‘Den Haag in gedichten en stadsgezichten’ (2006), ‘Vlammende gedichten’ (2007), ‘Oude nozem’ (2009) en ‘Dichten voor de Krant’ (2010). Verder zijn er veel gedichten van hem opgenomen in bloemlezingen. Toen Daan de Ligt in 2003, na het verschijnen van zijn eerste bundel ‘Vijftig’, door de redactie van de toenmalige Haagsche Courant (thans AD Haagsche Courant) benaderd werd om zo’n 25 stadsgedichten voor de krant te gaan schrijven, had hij zijn twijfels of hij dat aantal wel zou kunnen halen. In januari 2010 had hij echter al zijn 250e gedicht voor de krant geschreven. Nadat 250e gedicht besloot hij om te stoppen met het schrijven van stadsgedichten voor de krant.. Zie ook alle tags voor Daan de Ligt op dit blog.

57

ik tel de groeven in mijn droef gelaat
vervolgens tel ik ook mijn grijze haren
veroorzaakt door een aantal crisisjaren
mijn lichaam is in haveloze staat

een oud, geheel versleten apparaat
dat zelfs de laatste hoop heeft laten varen
nog even en u mag me doodverklaren
want ook mijn geest is reeds ten einde raad

een oude man, die trage meters strompelt
de afstand van het kastje naar de muur
en op z’n sterfbed pure wartaal mompelt

ik voel al vlammen van het vagevuur

bedekt met spinnenweb, totaal verschrompeld
begeef ik mij terug naar de natuur

 

Onmogelijke liefde

je houdt me met een stille blik gevangen
en staart me met bevroren ogen aan
betoverd blijf ik zwijgend voor je staan
in twijfel tussen schaamte en verlangen

het lijkt alsof je heim’lijk om me lacht
plezier beleeft aan een hardvochtig spelen
een minnaar die je nooit zal mogen strelen
en die zo kansloos op een teken wacht

je schepper is een kunstenaar geweest
op zijn palet begon jouw eeuwig leven
zijn hand werd kalm bewogen door de Heer

als meester van z’n artistieke geest
hij heeft je zoveel schoonheid meegegeven
mijn teer beminde meisje van Vermeer

 
Daan de Ligt (Den Haag, 11 maart 1953)

John Rechy, Joseph von Eichendorff, Friedrich Schlegel, Jakob Wassermann, Hilde Van Cauteren, Karel van de Woestijne

De Amerikaanse schrijver John Rechy werd geboren op 10 maart 1934 in El Paso, Texas. Zie ook alle tags voor John Rechy op dit blog.

Uit: Coming of the Night

“There was also this to account for the sexual demand he welcomed. The day itself—the impression from last night had been confirmed—was ready for celebration, heated with those winds that were supposed to arouse tensions, and—he’d heard this—violence, but who wanted that? Whatever the truth, Jesse knew that the Sant’Anas charged the night with sexual fever.
And sex was everywhere!
There were hunky guys on every corner. You didn’t even have to go home with a guy, if you didn’t want to. There were cruisy places all over where you could make out, right there, all hours—bars, baths, even some streets—and you could move from one person to another, have several at the same time. Not that he wouldn’t ever want to go home with one guy again. Sure, that was fine, having sex several times with one person—or two—but there was a time for that, and a time when you needed more.
Music—that’s what would start this magical day on its way. He riffled among his collection of albums. Van Halen—which song? “Everybody Wants Some.” True, and more than some. “Loss of Control.” Yes!
The agitated strum of a guitar, a howl or a siren, laughter—a bomb or a roaring motorcycle. His sweat-stained briefs pasted to his body, he gyrated to the record’s opening explosion. Who needed control?
Without altering his fast rhythm, he let the next song play out its funky tune, about—what else?—love, love turning tragic.
Tragic? Who needed tragic.
He stopped the record abruptly. He needed something else to set this special day on its way—the song he’d danced to, and shouted out phrases from, when it first came out last year, the beginning of the eighties, the beginning of his life. The song’s words had seemed to announce the vista opening before him—of bars, sex, dancing, sex, great times, sex, partying, sex, great sex, sex— Ugh for straight music, with all those sappy songs. The stuff they played in gay bars said something, really told it, knew what it was all about. He found the album, the song he was looking for, Kool and the Gang and “Celebration.” All right!”

 

 
John Rechy (El Paso, 10 maart 1934)
Eind jaren 1960

Lees verder “John Rechy, Joseph von Eichendorff, Friedrich Schlegel, Jakob Wassermann, Hilde Van Cauteren, Karel van de Woestijne”

Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West

De Nederlandse schrijver, columnist en blogger Peter Zantingh werd geboren op 9 maart 1983 in Heerhugowaard. Zie ook alle tags voor Peter Zantingh op dit blog.

Uit: Een uur en achttien minuten

“Gisteravond, rond kwart over één, stond ik mijn tanden te poetsen in de badkamer. Ik had met studiegenoten gegeten in het centrum van Utrecht en was net thuisgekomen. Mijn telefoon lag, samen met mijn net uitgetrokken jas, op mijn bed. Hij trilde kort en het beeldscherm lichtte op.
Ik liep ernaartoe. De tekst stond meteen in beeld.
Jongens, het spijt me. Ik heb de lat te hoog gelegd, ik ben mijn idealen kwijt. Sorry. Bedankt. J
Onmiddellijk stokte mijn adem, het voelde alsof mijn maag binnen een seconde een paar graden kouder werd. Ik las het nog eens. Haalde mijn telefoon van de toetsvergrendeling, koos ‘berichten’ in het menu en bekeek de inbox. Bovenaan één nieuw bericht, van Joey.
Jongens, het spijt me. Ik heb…
Ik controleerde of zijn nummer klopte. Las de Sorry nog eens, en de Bedankt. Verstijfd belde ik hem op terwijl ik door mijn kamer liep. Ik kreeg zijn voicemail, een standaard voicemail. Niet Joey’s stem, maar die van een mevrouw die voorlas.
U bent verbonden met de mailbox van. Nul, zes…
Ik hing op en probeerde het opnieuw. Dezelfde stem. Ik las de sms en belde weer. Niets.
Ik keek naar het raam en het leek te trillen in zijn kozijn.
Ik opende mijn mond, zo ver dat ik ermee kon gillen, maar ik maakte geen geluid.
Ik ging op mijn bed zitten, maar kwam erachter dat ik niet kon zitten.
Ik ging staan, maar merkte dat ik niet kon blijven staan.
De machteloosheid greep me bij mijn voeten en trok me onderuit.
En als ik nu terugdenk aan dat moment, vervloek ik alles – álles – dat ik niet direct gebeld heb. Dat ik controleerde, en nog een keer las, en weer controleerde en verdwaasd naar de muren keek en zoveel tijd nodig had om het tot me door te laten dringen.
Ik had, zelfs met de minieme kans dat ik hem dan wel zou hebben bereikt, eerder moeten bellen.
Joe, wat doe je? Waar ben je?
Had ik hem gesproken, dan had hij het niet gedaan. Dat weet ik zeker.
Dat wil ik zeker weten.”

 

 
Peter Zantingh (Heerhugowaard, 9 maart 1983)

Lees verder “Peter Zantingh, Ed Hoornik, Heere Heeresma, Peter Altenberg, Vita Sackville-West”

Taras Sjevtsjenko, Umberto Saba, Agnes Miegel, Keri Hulme, Heleen van Royen, Ota Filip

De Oekraïense dichter, schrijver en schilder Taras Sjevtsjenko werd geboren op 9 maart 1814 in Morynzi bij Kiev. Zie ook alle tags voor Taras Sjevtsjenko op dit blog.

 

The Reaper

Through the fields the reaper goes
Piling sheaves on sheaves in rows;
Hills, not sheaves, are these.
Where he passes howls the earth,
Howl the echoing seas.

All the night the reaper reaps,
Never stays his hands nor sleeps,
Reaping endlessly;
Whets his blade and passes on…
Hush, and let him be.
Hush, he cares not how men writhe
With naked hands against the scythe.
Wouldst thou hide in field or town?
Where thou art, there he will come;
He will reap thee down.

Serf and landlord,
Great and small;
Friendless wandering singer, – all,
All shall swell the sheaves that grow to mountains;

Even the Tsar shall go.
And me too the scythe shall find
Cowering alone behind
Bars of iron; swift and blind,
Strike, and pass, and leave me, stark
And forgotten in the dark.

 

Vertaald door E. L. Voynich

 

It Makes No Difference To Me

It makes no difference to me,
If I shall live or not in Ukraine
Or whether any one shall think
Of me ‘mid foreign snow and rain.
It makes no difference to me.

In slavery I grew ‘mid strangers,
Unwept by any kin of mine;
In slavery I now will die
And vanish without any sign.
I shall not leave the slightest trace
Upon our glorious Ukraine,
Our land, but not as ours known.
No father will remind his son
Or say to him, “Repeat one prayer,
One prayer for him; for our Ukraine
They tortured him in their foul lair.”

It makes no difference to me,
If that son says a prayer or not.
It makes great difference to me
That evil folk and wicked men
Attack our Ukraine, once so free,
And rob and plunder it at will.
That makes great difference to me.

 

Vertaald door Clarence A. Manning

 

 
Taras Sjevtsjenko (9 maart 1814 – 10 maart 1861)
Monument in Lviv

Lees verder “Taras Sjevtsjenko, Umberto Saba, Agnes Miegel, Keri Hulme, Heleen van Royen, Ota Filip”

Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook alle tags voor Hafid Bouazza op dit blog.

Uit: De voeten van Abdullah

‘Als de Sleep van een Bruid volgden wij Kinderen de Vrouwenmenigte, die door mijn Moeder met Abdullah in haar Handen werd geleid richting Moskee: ik kan de bedwelmende grootsheid van dat moment niet beter uitdrukken dan met een Teutoons gebruik van hoofdletters.’
(…)

“Op de grond, voor de deurdrempel, stond Abdullah: twee voeten, fraai boven de enkels geamputeerd, die uitliepen in wat op salamischijfjes leek. De enkels waren bestoft en de nagels zwart van een lange tocht. De afdruk van sandalen, die waarschijnlijk onderweg waren versleten en afgedankt, was zichtbaar. De paarse aders waren opgezwollen. Onmiskenbaar: het was mijn broer Abdullah.”
(…)

“In de moskee waren de sjeiks bijeengekomen om een vondst van de dorpskinderen te bezichtigen. Het was Abdullahs linkervoet die mij tot wapen had gediend. Ernstig fronsend overlegden ze of de voet al begraven moest worden of dat men moest wachten tot de andere gevonden werd. Omdat het de linkervoet was, besloot men eerst de rechter te zoeken.
Het waren de kinderen die op zoek gingen naar Abdullahs rechtervoet. Wij zagen hen in grote groepen door het dorp rennen, over de heuvel, van olijfboom naar olijfboom, tot grote ergernis van Khadroen. Hun moeite werd echter niet beloond.
Thuis wasten wenende Fatima’s de linkervoet met tedere handen, het water tappelde tussen hun vingers, en droogden hem met hun lange haren, dat in de magie van de namiddagzon eksterlijk glom.”

 

 
Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

Lees verder “Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, Walter Jens, A. Marja, John McPhee, Mouloud Feraoun”

Juana de Ibarbourou, Harry Thürk, Heinar Kipphardt, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch

De Uruguayaanse dichteres en schrijfster Juana de Ibarbourou werd geboren op 8 maart 1892 als Juana Fernández Morales in Melo, Cerro Largo. Zie ook alle tags voor Juana de Ibarbourou op dit blog.

 

The four wings of the bee

I’ve come back from our date with four bee-wings
pressed on my lips. Four bee-wings
gilded and red-hot.

Miracle like that of the beard of Dionysus,
The sweet-voiced god! The beard of Dionysus
that has four bee-wings instead of curls.

Your lips on my lips spill their honey
and the wings burst out. They spill their honey
and you have the sweetness of honeycomb on your skin.

Don’t laugh. The four wings of the bee can’t be seen
but they are felt on the mouth. The wings can’t be seen,
but sometimes – amazing! – they buzz right into my head.

And yet still further inside. The sweet wings hum
right into my heart. The sweet wings hum
and free my soul of all anguish and care.

But if one day they stopped flying and buzzing…
If they turned to ash … If it ceased, the hum
of wings that made my lips flower…

How sad death is! What lamenting black wings
then will bud forth! What black wings of grief
would replace the transparent wings of the bee!

 

Vertaald doorLiz Henry

 

 
Juana de Ibarbourou (8 maart 1892 – 15 juli 1979)

Lees verder “Juana de Ibarbourou, Harry Thürk, Heinar Kipphardt, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch”