Jan van Aken

De Nederlandse schrijver Jan van Aken werd geboren in Herwen-en-Aerdt op 9 augustus 1961. Hij) werkte eerst in de cultuursector en de automatisering en is tegenwoordig docent aan de Schrijversvakschool te Amsterdam. Hij debuteerde in 2000 met zijn historische roman “Het oog van de Basilisk”. Een jaar later verscheen “De valse dageraad”, waarvan meer dan 50.000 exemplaren over de toonbank gingen en dat ook vertaald werd naar het Duits en Oekraïens. Met zijn roman “De afvallige” (2013), werd Van Aken genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en de AKO Literatuurprijs.

Uit: Het oog van de Basilisk

“Gegroet, kyprianos, mijn oudste vriend,
Hij had iets weg van een landloper, de man die haveloos en hinkend het slingerpad naar mijn huis beklom. Ik sloeg een tijdje zijn vorderingen gade en zette toen de wijnbeker neer, om mijn vrouw ervan te weerhouden de honden op hem af te sturen. Zij is nogal voortvarend in het beschermen van mijn rust.
Twee slaven, aldus bevolen, renden heuvelafwaarts om de bezoeker te helpen die zich bekendmaakte als vertegenwoordiger van de Imperiale Postdienst. Zijn gezicht was een masker van modder, bloed en builen; zijn kleren hingen in rafels om hem heen. Men had hem paard en laarzen ontstolen en een flinke aframmeling gegeven, maar de brief die hij onder zijn mantel verborgen hield, was onbeschadigd.
Ik droeg mijn dienaren op de boodschapper te wassen en van voedsel en een schone tuniek te voorzien. Ik verzekerde hem dat ik een patrouille zou uitsturen om de daders te straffen, hoewel patrouille en roversbende waarschijnlijk één waren. Dat laatste vertelde ik hem natuurlijk niet.
Daarna zette ik mij neer in de schaduw van mijn geliefde olijfboom, met de brief, een papyrusrol die mij zwaar in de hand woog, en liet ik mijn beker bijvullen.
Een brief te ontvangen in deze tijden! Groot was mijn vreugde toen ik zag van wie hij kwam. Groter nog was mijn verbazing dat een brief, welke brief dan ook, zijn doel bereikt vandaag de dag. Als jij je niet vergist hebt in de datum, is hij drie maanden onderweg geweest. Maar vergeleken met de halve eeuw of meer dat wij elkaar niet hebben gezien, is dat natuurlijk niets.
Het is goed dat wij na vele jaren weer contact hebben, al word ik een beetje moe van je geklaag over die vulkaan. Heb jij je woonstede niet zelf uitgekozen? Als dat gerommel en die rookpluimen je zoveel angst aanjagen, dan moet je verhuizen, maar in jouw plaats zou ik me geen zorgen maken; Neapolis is geen Pompeï.
Je schrijft dat je een vrouw hebt, en kinderen; ik ben blij te horen dat zij het goed maken, misschien zal ik hen ooit ontmoeten. Ik zal met plezier een goed woordje doen voor je oudste zoon, al is mijn invloed in Rome, niet in de laatste plaats door de verslechterde verbindingen, tanende. Daarnaast ben ik mij na mijn zeventigste jaar geleidelijk gaan onttrekken aan mijn bestuurlijke verantwoordelijkheden. Maar jouw zoon een passende betrekking bezorgen, dat moet mij nog wel lukken.”

 
Jan van Aken (Herwen-en-Aerdt, 9 augustus 1961)

Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Gernot Wolfram, Hieronymus van Alphen, André Demedts, Sara Teasdale, Donald Davidson, Lotte Lentes

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: Ein treuer Freund (Vertaald door Gabriele Haefs)

„Gotland, Mai 2013
Liebe Agnes, erinnerst du dich: Ich hatte versprochen, dir zu schreiben. Jedenfalls wollte ich es versuchen.
Ich sitze hier auf einer Insel in der Ostsee, und auf einem kleinen Schreibtisch vor mir steht mein Laptop. In einer Zigarrenkiste daneben befindet sich alles, was ich an Gedächtnisstützen brauche.
Mein Hotelzimmer besitzt einen Boden aus Kieferndielen, und ich brauche neun Schritte, um es zu durchqueren, was ich mehrmals getan habe, bis ich wusste, wie ich meinen Bericht beginnen soll. Mitten im Raum steht eine Sitzgruppe aus zwei roten Sesseln, einem roten Sofa und einem Teakholztisch, und ich musste jedes Mal durch einen der zwei schmalen Korridore zwischen Tischkante und Polstermöbel hindurch.
Ich habe ein Eckzimmer und kann in zwei Richtungen aus dem Fenster schauen. Vom einen Fenster, dem nach Norden, sehe ich von oben auf die typische gepflasterte Straße einer alten Hansestadt, aus dem anderen, das nach Westen geht, blicke ich über Almedalen und weit hinaus aufs Meer. Es ist warm, und ich habe beide Fenster geöffnet.
Ich stand eine halbe Stunde am Fenster und beobachtete die Menschen, die unter mir durch die Straße gingen, die meisten in Röcken oder kurzen Hosen und lockeren, kurzärmeligen Blusen oder Hemden. Pfingsttouristen. Viele von ihnen sind paarweise unterwegs, oft Hand in Hand, manche auch in großen, lärmenden Gruppen.
Es ist ein Märchen, dass Jugendliche meh Krach machen als Leute meines Alters. Treten sie im Rudel auf und haben womöglich noch getrunken, können Menschen in mittleren Jahren ebenso laut sein wie Teenager. Man könnte auch sagen, ebenso menschlich.
Seht mich an! Hört mir zu! Amüsieren wir uns nicht königlich?
Wir wachsen aus unserer menschlichen Natur nicht heraus.
Wir wachsen mit ihr mit. Und wir wachsen in sie hinein.“

 

 
Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)
Cover

Lees verder “Jostein Gaarder, Klaus Ebner, Birgit Vanderbeke, Gernot Wolfram, Hieronymus van Alphen, André Demedts, Sara Teasdale, Donald Davidson, Lotte Lentes”

John Birmingham, Cees Buddingh’, Diana Ozon, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Joachim Ringelnatz, Garrison Keillor, Dieter Schlesak, Othon III de Grandson

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook alle tags voor John Birmingham op dit blog.

Uit: Weapons of Choice

“He unwrapped the banana leaves from around a small rice cake, thanking Allah for the generosity of his masters. They had included a little dried fish in his rations for today, a rare treat.
Sometimes, when the sun climbed directly overhead and beat down with a slow fury, Adil’s thoughts wandered. He cursed his weakness and begged God for the strength to carry out his duty, but it was hard. He had fallen asleep more than once. Nothing ever seemed to happen. There was plenty of movement down in Dili, which was infested with crusader forces from all over the Christian world, but Dili wasn’t his concern. His sole responsibility was to watch those ships that were hiding in the shimmering haze on the far horizon.
Still, Adil mused, it would be nice to know he had some real purpose here; that he had not been staked out like a goat on the side of a hill. Perhaps he was to be part of some elaborate strike on the Christians in town. Perhaps tonight the darkness would be torn asunder by holy fire as some martyr blew up one of their filthy taverns. But then, why leave him here on the side of this stupid hill, covered in monkey shit and tormented by ants?
This wasn’t how he had imagined jihad would be when he had graduated from the Madrasa in Bandung.
USS Kandahar, 1014 Hours, 15 January 2021
The marines wouldn’t have been surprised at all to discover that someone like Adil was watching over them. In fact, they assumed there were more than two hundred million pairs of eyes turned their way as they prepared to deploy into the Indonesian Archipelago.
Nobody called it the Caliphate. Officially the United States still recognized it as the sovereign territory of Indonesia, seventeen thousand islands stretching from Banda Aceh, three hundred kilometers off the coast of Thailand, down to Timor, just north of Australia.
The sea-lanes passing through those islands carried a third of the world’s maritime trade, and officially they remained open to all traffic. The Indonesian government-in-exile said so-from the safety of the Grand Hyatt in Geneva where they had fled, three weeks earlier, after losing control of Jakarta. »

 

 
John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)

Lees verder “John Birmingham, Cees Buddingh’, Diana Ozon, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Joachim Ringelnatz, Garrison Keillor, Dieter Schlesak, Othon III de Grandson”

Dolce far niente, Jason O. Gilbert, Alfred Tennyson

 

My Computer Ate My Homework 3, Dolce far niente

 

 
Computer Graphic Painting, 2001, door Alexander Peverett

 

The Internet from A to Z

A is for Actually,
And that mansplaining tone;
B is the Block button —
They can mansplain alone.

C is for Clickbait
And things you won’t believe in;
D is for the dogs
And the cats who can’t even.

E is for your emails
Stacked 8,000 tall.
F is for “Fuck it!
I’m deleting them all!”

G is for Gamergaters,
May they fall off a cliff;
H is for Hard G
(That’s the sound that starts “GIF.”)

I is for IRL,
And a nice, real-life chat;
J is for JK,
Because who wants to do that?

K is for killing it,
Which all startups do.
L is for losing money
(They do a lot of that, too).

M is for monocles
Tiaras, and deviled eggs.
N is for Normcore:
Now THAT’S a fake trend with legs.

O is for #OBAMA,
And #BENGHAZI, and #MICHAELMOORE,
P is for pointing out
What the Caps Lock is for.

Q is for quitting
Your time-wasting apps.
R is for your inevitable
And shame-filled Relapse.

S is for Snapchat
And the unpleasant dick pics,
T is for Tinder
And when you unpleasantly pick dicks.

U is for Uber,
And its attempts to make nice;
V is for Vox
(CORRECTION: It’s for Vice).

W is for Wow,
Or Whoa, or WTF,
(It’s what you say about a longread
You haven’t read yet.)

X is for XD,
And ¯_(ツ)_/¯, and all good emoji,
Y is for Yo
As in “Please never Yo me.”

Z is for zero,
The fucks you should give
When facing your critics:
”I was feeling my look! Can I live?!?!”

That was the Internet
From A until Z.
And if you disagree
Well, that’s fine with me:
Just lay off the Caps Lock,
And hit me with your best block,

And for my sake,
And your sake,

Let’s let each other be.

 

 
Jason O. Gilbert
Gilberts profielfoto op Twitter

 

Het werk van de humoristische schrijver Jason O. Gilbert verscheen in The New York Times, McSweeney’s, Slate, GQ, Esquire, Above Average, Paste etc.. Hij heeft ook gewerkt als journalist voor The Huffington Post en als badmeester voor veel zwembaden in Georgië. Hij woont in Brooklyn.

 

De Engelse dichter Alfred, Lord Tennyson werd geboren op 6 augustus 1809 in Somersby, Lincolnshire, England. Zie ook alle tags voor Alfred Tennyson op dit blog.

 

A Farewell

Flow down, cold rivulet, to the sea,
Thy tribute wave deliver:
No more by thee my steps shall be,
For ever and for ever.

Flow, softly flow, by lawn and lea,
A rivulet then a river:
Nowhere by thee my steps shall be
For ever and for ever.

But here will sigh thine alder tree
And here thine aspen shiver;
And here by thee will hum the bee,
For ever and for ever.

A thousand suns will stream on thee,
A thousand moons will quiver;
But not by thee my steps shall be,
For ever and for ever.

 

In The Garden At Swainston

Nightingales warbled without,
Within was weeping for thee:
Shadows of three dead men
Walk’d in the walks with me:
Shadows of three dead men, and thou wast one of the three.

Nightingales sang in the woods:
The Master was far away:
Nightingales warbled and sang
Of a passion that lasts but a day;
Still in the house in his coffin the Prince of courtesy lay.

Two dead men have I known
In courtesy like to thee:
Two dead men have I loved
With a love that ever will be:
Three dead men have I loved, and thou art last of the three.

 

Requiescat

Fair is her cottage in its place,
Where yon broad water sweetly slowly glides.
It sees itself from thatch to base
Dream in the sliding tides.

And fairer she, but ah how soon to die!
Her quiet dream of life this hour may cease.
Her peaceful being slowly passes by
To some more perfect peace.

 

 
Alfred Tennyson (6 augustus 1809 – 6 oktober 1892) 
Cover

 

Zie voor de schrijvers van de 6e augustus ook mijn blog van 6 augustus 2015 en ook mijn blog van 6 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

Dolce far niente,Tom Lanoye, Cees van der Pluijm, Pier Paolo Pasolini, Martin Piekar

 

Dolce far niente – Canal Parade

 

 
Canal Parade in een voorgaand jaar, Amsterdam

 

In the mood

Daarnet, twee uur in de nacht alweer,
floepte de TV aan en daar stond ik,
in Madison Square Garden, tien jaar
jonger en goochelend als geeneen.

Door een onzichtbare massa opgezweept,
cirkelzaagde ik mijn assistente rats
in twee, de wekker die ik stuksloeg
werd niet heel en de konijnen vluchtten
naar de concurrentie. Het werd ze allemaal
teveel.

‘Kop op, ouwe jongen!’ Mijn hoofd
schoot door het scherm. ‘Zo zie je maar:
tien jaar geleden ging je ook al naar
de kloten. Encore, mijn beste, het kan er
alleen maar op verbeteren. Encore!’

Showmuziek werd ingezet, warm applaus, en
goedgebouwde vrienden die ik lang vergeten was,
dansten en swingden on the floor, als gek.

‘Welcome back, crazy Jack.
Welcome back.’

 

 
Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)
Dansers in Beyond @ Fire, Londen, 2017

 

L’EXODE

Il était un rêve de mille resplendissants garçons
Sur des chevaux blancs qui de nuit cavalaient
Recouverts de la soie la plus légère

Ils tenaient toute la vie entre leurs mains
Faisaient tourner la terre à chaque galop
Et où ils passaient, l’obscurité restait à jamais

Leur beauté ne pouvait être exorcisée
Que par le rituel magique d’un poème:
Il était un rêve de mille resplendissants garçons

Mais nul ne parvinrent à sortir ces mots
Car un simple regard, vous statufie sur place

 

Vertaald door Benjamin De Glimme

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)
Daniel Radcliffe in Equus, 2007

 

Uit: Seven Poems for Ninetto

6/
When you have been in pain for so long
and for so many months it has been the same, you resist it,
but it remains a reality in which you are caught.
It is a reality that wants only to see me dead.
And yet I do not die. I am like someone who is nauseous
and does not vomit, who does not surrender
despite the pressure of Authority. Yet, Sir,
I, like the entire world, agree with you.
It is better that we are kept at a far distance.
Instead of dying I will write to you.
In this way, I preserve intact my critique
of your hypocritical way of life,
which has been my sole joy in the world.

 

 
Pier Paolo Pasolini (5 maart 1922 – 2 november 1975)
Ninetto Davoli in Decamerone, 1971

 

De Duits-Poolse dichter Martin Piekar werd geboren op 5 augustus 1990 in Bad Soden am Taunus. Zie ook alle tags voor Martin Piekar op dit blog.

 

Hauptbahnhof
              Frankfurt am Main

I
Meine Perspektiven enden dort
Die Mutter meiner Bahnhöfe
Was hier keimte, kam immer zurück
Zu oder mit mir (immer hat
Eine blinde Quote, aber eine Quote)
A million faces, each a million lies
Schrieb ich im ICE, dann kommen
Die Brücken, die Boote, ich glaube
Sie fahren immer im Kreis – nicht
Im geometrischen – Ich schwöre
Bei all meinen Fetischen: Frankfurt
Spiegelt sich nicht im Main
Der Fluss spiegelt sicht hier in der Stadt
Hier
Dort
Wartet immer eine Frau – nein
Nicht mehr Mutter – eine Frau,
Die meinen Kopf
Zu halten
Versteht.

 

 
Martin Piekar (Bad Soden am Taunus, 5 augustus 1990)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e augustus ook mijn twee blogs van 5 augustus 2016.

Hendrik Marsman, Rutger Kopland, Rudi van Dantzig, Percy Bysshe Shelley, Liao Yiwu, Jojo Moyes, Pierre Jarawan

 

Dolce far niente

 


De Prinsengracht, Amsterdam door Hermann Heinrichs, z.j.

 

Amsterdam

De maan verft een gevaar over de gracht.
ik schuifel elke nacht na middernacht,
in een verloren echolozen stap,
ruggelings schuivend langs de hemelschuinte,
de treden der verlaten wenteltrap
van de ontstelde ruimte—

 

 
Hendrik Marsman (30 september 1899 – 21 juni 1940)
Het Rond in Zeist. Hendrik Marsman werd geboren in Zeist.

Lees verder “Hendrik Marsman, Rutger Kopland, Rudi van Dantzig, Percy Bysshe Shelley, Liao Yiwu, Jojo Moyes, Pierre Jarawan”

Robert Beck

 

De Amerikaanse schrijver Robert Beck (alias Iceberg Slim) werd geboren op 4 augustus 1918 als Robert Lee Maupin in Chicago en groeide op in slechte omstandigheden in Rockford, Illinois. Zijn moeder werkte als huishoudster en runde een schoonheidssalon. Als jonge man studeerde hij aan Tuskegee University, maar hij stopte met zijn studie in 1937. Op 18-jarige leeftijd werd Beck pooier in Chicago en had al snel groot financieel succes. Vanwege zijn lichaamslengte van bijna 2 meter en zijn ijzige kalmte verwierf hij de bijnaam Iceberg Slim. Hij bracht in totaal zeven jaar in de gevangenis door, ontsnapt een keer, werd opnieuw gearresteerd. Na zijn laatste gevangenisstraf vertrok hij naar Californië en veranderde hij de achternaam Maupin in Beck, ter ere van zijn stiefvader. Hij werd in Californië herenigd met zijn moeder, die kort daarna aan kanker overleed. Aangegrepen door deze gebeurtenis stopte Beck met het gebruik van heroïne. In 1962 werkte hij als verkoper van insecticiden. Toen hij een klant ontmoette die docent was aan een college, vertelde hij over zijn verleden als pooier en kreeg hij de raad om een ​​autobiografie te schrijven. Beck schreef toen het boek “Pimp: The Story of My Life” in drie maanden. De uitgever Holloway House in Los Angeles publiceerde “Pimp” in 1967 en al zijn werken daarna, in totaal acht romans. Het debuutboek werd een controversieel succes en verkocht heel goed, vooral in de zwarte gemeenschap. In 1973 werd het in 19 edities gedrukt en in 2 miljoen exemplaren verkocht. Pimp werd snel gevolgd door een aantal andere memoires van schrijvers met een gelijke achtergrond als Beck. Beck was na Alex Haley een van de meest gelezen zwarte schrijvers van zijn generatie. Al zijn boeken werden alleen in zakformaat gegeven. Iceberg Slim schreef ook een verzameling van gedichten, “Reflections”, in de vroege jaren 1970 en maakte een opname met dezelfde naam, waarop hij zijn gedichten voordroeg tegen een muzikale achtergrond.

Uit: Pimp: The Story of My Life

“The first time I saw Steve he was sitting getting his nails manicured in the shop. Mama was smiling into his handsome olive-tinted face as she buffed his nails. I didn’t know when I first saw him that he was the pin-striped snake who would poison the core of our lives. I certainly had no inkling that last day at the shop as live billows of steam hissed from the old pressing machine each time Henry slammed its lid down on a garment. Jesus! It was hot in that little shop, but I loved every minute of it. It was school-vacation time for me and every summer I worked in the shop all day, every day helping my stepfather. That day as I saw my reflection on the banker’s expensive black shoes I was perhaps the happiest black boy in Rockford. As I applied the sole dressing I hummed my favorite tune ‘Spring Time in the Rockies.’ The banker stepped down from the shine stand, stood for a moment as I flicked lint from his soft rich suit, then with a warm smile he pressed an extravagant fifty-cent piece into my hand and stepped out into the broiling street. Now I whistled my favorite tune, shines were only a dime, what a tip. I didn’t know at the time that the banker would never press another coin into my hand, that for the next thirty-five years this last day would be remembered vividly as the final day of real happiness for me. I would press five-dollar bills into the palms of shine boys. My shoes would be hand made, would cost three times as much as the banker’s shoes, but my shoes though perfectly fitted would be worn in tension and fear. There was really nothing out of the ordinary that day. Nothing during that day that I heard or saw that prepared me for the swift, confusing events that over the weekend would slam my life away from all that was good to all that was bad. Now looking back remembering that last day in the shop as clearly as if it were yesterday my stepfather, Henry, was unusually quiet. My young mind couldn’t grasp his worry, his heart break.
(…)

She had fallen in love with the snake all right. His plan was to cop Mama and make it to the Windy. The dirty bastard knew I would be excess baggage, but the way Mama was gulping his con, he figured he could get rid of me later. Only after I had become a pimp years later would I know Steve’s complete plot, and how stupid he really was. Here this fool had a smart square broad with a progressive square-john husband, infatuated with him. Her business was getting better all the time. Her sucker husband was blindly in love, and the money from his business was wide open to her. If Steve had been clever he could have stayed right there on top of things and bled a big bankroll from the businesses in a couple of years. Then he could have pulled Mama out of there and with a big bankroll he could have done anything with her, even turned her out. I tell you she was that hot for him. She had to be insane over the asshole to walk away from all that potential with only twenty-five hundred in cash.”

 

 
Robert Beck (4 augustus 1918 – 28 april 1992)

Jan Campert, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Mirko Wenig

 

Dolce far niente

 

 
Amstel Hotel en Hoge Sluis, Amsterdam door Titus Meeuws, 2012

 

Het lied van Amsterdam

Verlaat ’t Centraal en zie de stad,
die zich voor de stad ontvouwt
gelijk een waaier, baan naast baan,
van parelgrijs en goud.
Het parelgrijs der morgenlucht,
die over de Amstel stijgt,
het goud van zon en herfstseizoen,
dat al ten einde neigt.

Welk oord gij ook om haar verliet,
zij komt u tegemoet
met kaden, Damrak en de bBeurs
en schepen onder ’t roet,
met torens rank breed en sterk van steen
en rank van makelij
en, als ge goede oren hebt,
met roepen over ’t Y.

Daar is geen stad als Amsterdam
zoo ruim en zoo vertrouwd;
als ik een huis te bouwen had,
ik had het hier gebouwd
met vensters waar al ’t licht door stroomt,
dat van den Amstel slaat,
wanneer de winter ’t water stremt
en ’t volk te schaatsen gaat.

Wie ’s avonds voor die vensters staat
hij ziet den warmen gloed,
die boven Leidsche en Rembrandtplein
de wolken walmen doet doet;
hij ziet, wanneer hij oogen heeft,
de onbewogen wacht
van Heerengracht en Keizersgracht
bij ’t ingaan van de nacht.

Die, trouwloos van aard als ik,
eens Amsterdam verried,
hij vindt geen rust aleer zijn schuld
gedelgd is met een lied
en waar hij zwerft en wat hij zoekt
vindt hij ter wereld niet,
voordat hij weer de duiven rond
den Westertoren ziet.

En niet aleer zijn voetstap weer
de oude stad hervindt,
de Wallen, ’t Kolkje, de Zeedijk,
of voordat hij de wind
bij Schreierstoren heeft gevoeld
te waaien door zijn haar,
niet eer houdt Amsterdam voor hem
haar liefste vreugde klaar.

Want die het diepste wordt bemind
zij toeft in Amsterdam,
zoo brandt, in edel goud gevat,
‘t juweel gelijk een vlam,
en waar het hart slaat van mijn land
slaat ook haar franke hart
rood is haar mond, o Amsterdam,
en zie haar haren zwart.

Nu dit beeld mij niet meer verlaat,
bij dag niet noch bij nacht
weet ik dat ieder sterveling
wel eens wordt thuisgebracht.
Hij neemt zijn staf, hij schoeit den voet
en keert vanwaar hij kwam;
hij delgt zijn schuld en dicht een lied
voor haar en Amsterdam.

 

 
Jan Campert (15 augustus 1902 – 12 januari 1943)
Spijkenisse, Korenmolen Nooit Gedacht. Jan Campert werd geboren in Spijkenisse.

Lees verder “Jan Campert, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Mirko Wenig”

Jussi Adler-Olsen, James Baldwin, Isabel Allende, Kristine Bilkau, Philippe Soupault, Ernest Dowson, Zoltán Egressy, Caleb Carr, Félix Leclerc

De Deense schrijver Carl Henry Valdemar Jussi Adler-Olsen werd geboren op 2 augustus 1950 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jussi Adler-Olsen op dit blog.

Uit: Selfies (Vertaald door Kor de Vries)

“Zoals altijd droeg haar gezicht de sporen van de voorbije nacht. Haar huid was een beetje uitgedroogd en de donkere kraters onder haar ogen leken dieper dan toen ze naar bed ging.
Denise trok grimassen naar haar spiegelbeeld. Nu was ze een uur bezig geweest om de schades te herstellen en het werd nooit goed genoeg.
‘Je ziet eruit als een hoer en zo stink je ook,’ aapte ze haar moeders stem na terwijl ze haar ogen nog wat extra aanzette.
Op de zit-slaapkamers om haar heen kondigde het lawaai aan dat de andere huurders eindelijk wakker werden en dat het snel weer avond was. Het was een bekende deken van geluid: het gerinkel van flessen, het bij elkaar aankloppen om sigaretten te bietsen, een continu rennen naar het versleten ‘toilet met douche’, dat in het huurcontract ‘luxueus’ werd genoemd.
Nu was de minisamenleving van de onderklasse Denen in een van de donkerder straten van Frederiksstaden eindelijk op gang gekomen, op weg naar een volgende avond zonder uitgesproken doel.
Na een ogenblik keren en draaien stapte ze naar de spiegel toe en bekeek haar gezicht van dichterbij.
‘Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van het land?’ zei ze met een verwaande glimlach terwijl ze haar spiegelbeeld met haar vingertoppen liefkoosde. Ze tuitte haar lippen, liet haar vingers langs haar heupen omhoog naar haar borsten glijden en verder langs haar nek door haar haar. Vervolgens plukte ze een paar pluisjes van haar angorablouse, bracht wat foundation aan op een paar plekjes die onvoldoende waren bedekt en stapte heel tevreden achteruit. Haar geëpileerde en omhoog gestreken wenkbrauwen hadden samen met de Neulash-versterkte wimpers haar ‘appearance’, zoals zij het noemde, verstevigd. Het had haar blik dieper en de gloed van haar iris intenser gemaakt en gaf haar met weinig middelen een extra snufje onbenaderbaarheid.
Kort gezegd was ze klaar om de wereld te betoveren.”

 
Jussi Adler-Olsen (Kopenhagen, 2 augustus 1950)

Lees verder “Jussi Adler-Olsen, James Baldwin, Isabel Allende, Kristine Bilkau, Philippe Soupault, Ernest Dowson, Zoltán Egressy, Caleb Carr, Félix Leclerc”

Taha Adnan

De Belgisch-Marokkaanse dichter en schrijver Taha Adnan werd geboren op 2 augustus 1970 in Assfi, Marokko. Hij groeide op in Marrakesh en woont sinds 1996 in Brussel, waar hij werkt bij het Ministerie voor Franstalig Onderwijs. Hij publiceerde drie dichtbundels in het Arabisch en een in het Frans getiteld “Transparences” (2006). Hij organiseert een jaarlijks Arabisch literair festival, Al-Salon al-Adabi in Brussel. Adnan runt de Brusselse Arabische literaire salon. Zijn gedichten zijn vertaald in het Frans en het Spaans. Hij won de tweede prijs op het Internationaal Arabisch Festival van Monodrama in de Verenigde Arabische Emiraten 2011.

Exil du sable

Comme si du sable
Nous commencions ces lignes
Comme si du sable
Nous commencions ces pas
Comme si le chemin qui nous sépare
Et les steppes de la tranquillité
Ne sont que pièges
Tissés par les araignées
A travers nos chemins
Pour chasser les gelinottes
Comme si du sable
Nous commencions ces lignes
Comme si, aux ténèbres des déserts
Nous accompagnons la flamme de ce bois
Toi l’oiseau ignoré par les hauteurs
Tu ne t’es pas encore aperçu
Par quelle plaine
Le sable du désert change ses apparences
Pour dessiner l’architecture de l’égarement
Tu ne t’es pas encore aperçu
Quel papillon est papillon
Et quel papillon est allusion?
Et te voilà
Continuant à boire la route d’un trait
Jusqu’à ce que la neige de tes défaites
Devienne entre tes compassions répétées
Une flamme brûlante
Je t’ai déjà averti
(T’en souviens-tu maintenant?)
De ne pas abandonner tes souliers
Dans les chemins en friche
Dans les parcours qui,
Bien avant que tes pieds ne s’habillent de doigts,
Les pas de ceux qui t’ont précédé
L’ont déjà essayé
Et ont traversé ses déserts et ses steppes
– Oh mon cœur –
Dès l’aube de l’insouciance
Au crépuscule de la fatigue
Comme si du sable
Nous commencions ces lignes
Comme si vers l’exil du sable
Nous rampions
Nous rampions
Tout chemin
N’est pas un chemin
Voilà pourquoi c’est ici,
Dans la tourmente des vents errants,
Que tu as retrouvé
La mort
Et tu demeureras
Nostalgique d’un rêve lointain
Qui a tant désiré ton exaltation
Il a retiré de ton cœur sa lumière
Et il t’a jeté là où
Il n’y a point de lumière
Et te voilà maintenant
T’éteindre
Exil.

Vertaald door Monia Boulila

 
Taha Adnan (Assfi, 2 augustus 1970)