Hideo Yokoyama

De Japanse schrijver Hideo Yokoyama werd geboren op 17 januari in Tokio. Yokoyama werkte 12 jaar als onderzoeksjournalist bij Jomo Shimbun, een regionale krant in Gumma, ten noorden van Tokio, voordat hij begon met het schrijven van fictie. Hij maakte zijn literaire debuut in 1998 toen hij met zijn gebundelde politieverhalen “Kage no kisetsu” (Engels:”Season of Shadows”) de Matsumoto Seichō-prijs won; het boek stond ook op de shortlist voor de Naoki-prijs. In 2000 ontving zijn verhaal Dōki (Motieven) de Mystery Writers of Japan Award voor korte verhalen. Zijn roman “Han’ochi” (Half opgelost) uit 2002 behaalde een Konomys No. 1 ranking en maakte van hem een ​​van de best verkopende auteurs van Japan. Hij herhaalde zijn Konomys No. 1-ranking in 2013 met “64 Rokuyon” (Engels: “Six Four”, 2016), zijn eerste roman in zeven jaar. Andere prominente werken zijn zijn “Kuraimāzu hai” (Engels: “Climber’s High”) uit 2003, waarin hij zich concentreerde op de crash van JAL Flight 123 waarover hij in 1985 als verslaggever had geschreven; de Tweede Wereldoorlog roman “Deguchi no nai umi” (Engels: “Seas with No Exit: , 2004); de politieroman “Shindo zero” (Engels: “Seismic Intensity Zero”, 2005); en de verhalenbundel “Rinjō” (Engels: “Initial Investigation”, 2004).

Uit: Six Four

“Snowflakes danced through the evening light.
The man’s legs were stiff as he stepped from the taxi. A forensics official in a police-issue overcoat was waiting outside the entrance to the station. He ushered the man inside. They passed a work area for duty officers and continued along a gloomy corridor before taking a side door out to the officers’ parking area.
The mortuary stood by itself at the far end of the grounds, a windowless structure with a tin roof. The low rumbling of the extractor fan told him there was a body inside. The official unlocked the door and stepped back. He gave the man a deferential look, indicating he would wait outside.
I forgot to pray.
Yoshinobu Mikami pushed open the door. The hinges groaned. His eyes and nose registered Cresol. He could feel the tips of Minako’s fingers digging through the fabric of his coat, into his elbow. Light glared down from the ceiling. The waist-high examination table was covered in blue vinyl sheeting; above it, a human shape was visible under a white sheet. Mikami recoiled at the indeterminate size, too small for an adult but clearly not a child.
Ayumi …
He swallowed the word, afraid that voicing his daughter’s name might make the body hers.
He began to peel back the white cloth.
Hair. Forehead. Closed eyes. Nose, lips … chin.
The pale face of a dead girl came into view. In the same moment the frozen air began to circulate again; Minako’s forehead pushed against his shoulder. The pressure receded from the fingers at his elbow.
Mikami was staring at the ceiling, breathing out from deep in his gut. There was no need to inspect the body further. The journey from Prefecture D—by bullet train, then taxi—had taken four hours, but the process of identifying the corpse had been over in seconds. A young girl; drowned, suicide. They had wasted no time after receiving the call. The girl, they were told, had been found in a lake a little after midday”.

 
Hideo Yokoyama (Tokio, 17 januari 1957)

Ester Naomi Perquin, Anthony Hecht, Reinhard Jirgl, Inger Christensen, Susan Sontag, Brian Castro, José Soares, Kálmán Mikszáth, Tino Hanekamp

De Nederlandse dichteres Ester Naomi Perquin werd geboren in Utrecht op 16 januari 1980. Zie ook alle tags voor Ester Naomi Perquin op dit blog.

 

Een troost

Mocht het helpen: we bestaan massaal niet. Kijk naar zomers
die nooit overgaan, roestvrijstalen keukenmessen, daarnaast
bewegen we getalenteerd, feilloos in het niet-bestaan.

Er is geen sprake van, dat valt eenvoudig aan te tonen.
Wij hebben A) geen tijd en B) geen materiaal.
We leven tussen de bepaling van een plaats
en een gedachte.

De duur hiervan is puur geluk. We zijn gemaakt, we
vielen te verwachten. In deze tuin, achter de ramen,
woekert de klimplant, pikken veren driftig
beestjes van een bast, zwelt het fruit.

En wij bestaan niet, kunnen bewijzen niet te bestaan.
De boom, de zee, de roos – elk woord dat past
loopt uit, hervormt zich mettertijd.
Wat groeit, groeit roekeloos.

Wij kennen de plaats noch de gedachte, zijn
het mooiste godsbewijs: in onze ogen
zie je de lengte van dagen,
in onze kamers de afwezigheid.

 

Meisjes

Zo handig in hun alledaagse praten
rusten zij aan zij, een rij van jonge huid
en zachte haren in die al te hete zon.

Duingras kietelt hun benen en hoog
klinkt de pas bedachte lach die meeuwen
steeds verschrikt doet overkomen.

Van kop tot teen onaangeraakt
liggen zij, met allemaal dezelfde stem
dezelfde moeder te bespreken.

Wat ze zoal zijn telt alle eeuwigheden
in hen op. Dat stil en zonbeschenen delen
van leeftijd, lichaam, zonnebrand.

Maar over het zand lijkt een vreemd,
steeds lager grommen aan te zwellen
en jaagt een rilling door de rij.

Elke seconde komen de jongens
op onverbiddelijke brommers
in grote golven dichterbij.

 

Legale activiteiten 2

Op de luchtplaats laten lopen en af en toe het geluid
van een geweerschot maken. Oefenen tot je
vlak boven hun hoofden een trage duif
in zijn vlucht kunt raken en ze
die duif laten begraven.

Of er eentje op zijn rug draaien en met viltstift
omtrekken op het matras en laten opstaan
om naar zichzelf te kijken.

Vragen of ze de omtrek niet op iemand
vinden lijken. Vragen wie dat was.

 

 
Ester Naomi Perquin (Utrecht, 16 januari 1980)

Lees verder “Ester Naomi Perquin, Anthony Hecht, Reinhard Jirgl, Inger Christensen, Susan Sontag, Brian Castro, José Soares, Kálmán Mikszáth, Tino Hanekamp”

Antoine Wauters, Etty Hillesum, Tsjêbbe Hettinga, Maud Vanhauwaert, F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Molière, Philip Snijder

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

 

Uit: Césarine de nuit (Fragment)

Et elle s’engouffre dans les couloirs, dans les
chambres vides, dans le grand réfectoire à peu
près aussi vide sauf le couvert dressé, vêtue
d’un linge ou d’un tricot, et sur le haut des
cuisses un petit short court de la taille
d’un mouchoir, une jupette aux cents plis. Tout le
monde dort, dit-elle, ou tout le monde est mort,
et maintenant son regard va d’un pan de mur
au verrou de la porte, du verrou de la porte à la
fenêtre de l’atelier, au carrelage étoilé où elle
gît.

Césarine des bassins, des machines, des
travaux de couture dont elle s’acquitte tout en
bruissements. Car c’est ainsi. On lui fait
accoucher chaque jour de petites filles et petits
garçons de coton, de bien légères pelotes à
tirettes et velcros. Le soir on lui réclame ses
marchandises, ces enfants de lycra bien serrés
et liés dans de minces sacs plastique qu’on
expédie ensuite par l’eau. À la ville. Aux
grandes villes d’ici et là-bas.
On ne vous dit pas où.

On l’attache aux anneaux, au métal d’aciérie.
Ses mains, dans le dos, fixées au crochet prévu
à cet effet, à un point à peine moins élevé que
la fenêtre et son verrou. On a le cordeau, la
chaînette, et des cartouches de rouge à lèvres
dont on lui lave les dents, les cris et la colère.
On vient à elle avec des lattes, nos petites
verges délicates et l’envie de la consoler.
L’entendre. La voir sourire.

 

 
Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

Lees verder “Antoine Wauters, Etty Hillesum, Tsjêbbe Hettinga, Maud Vanhauwaert, F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Molière, Philip Snijder”

J. Bernlef, Chris de Stoop, Edward St Aubyn, Anchee Min, Yukio Mishima, Martin Auer, Andreas Steinhöfel, John Dos Passos

De Nederlandse schrijver en dichter J. Bernlef werd geboren op 14 januari 1937 in Sint Pancras. Zie ook alle tags voor J. Bernlef op dit blog..

Uit: De drie vrienden

“Zenuwachtig naar buiten turend iedere keer als de trein vaart minderde, zag ik ten slotte in een flits het verlichte bord met de naam van het dorpje erop. De trein stopte en ik stapte uit.
Niels had niet te veel gezegd om dit een woestenij te noemen. Vóór mij stond een verlicht stenen gebouwtje, dat voor de helft als wachtkamer diende en voor de andere helft als bureau voor de stationschef die net naar buiten stapte, het spiegelei onder zijn arm geklemd, het rechterbeen stijf naar voren zwaaiend, toen ik de trein uitkwam. In de wachtkamer zat een oude man met een grote pet op. Hij zat zeer rechtop. Op een afstand leek het of hij tegen iemand praatte, zijn hoofd daarbij lichtjes heen en weer bewegend, maar toen ik een paar passen dichterbij was gekomen zag ik dat hij tegen niemand praatte, ook niet tegen het vuile keeshondje dat aan zijn voeten lag te slapen. Zijn lippen bewogen niet, alleen zijn hoofd wiegde zachtjes heen en weer alsof het op water dobberde. Hij scheen niet met de trein mee te moeten, want hij reageerde in het geheel niet op het fluitsignaal van de stationschef en het daarna brommend wegschieten van de verlichte coupés in het donker. Toen de trein weg was draaide ik mij om. Aan de overzijde van de rails tegenover het perronnetje waarop ik stond, lag een lange houten loods. Boven de deur van de loods brandde een lampje. Rechts waren de spoorbomen. Daar brandde een lantaren. Voor de rest was alles donker en stil, op de geluiden van het avondlijke dorp, achter de bomen ergens, na; een voetstap, wat ver verwijderd hondegeblaf, geruis in een paar bomen, het gekakel van een opschrikkende kip. Nee, Niels had gelijk. Het was hier een uitgestorven gat.
Ik liep het perronnetje af, stak de spoorlijn over en begon de weg af te lopen die van het dorp het bos inging, zo Niels’ aanwijzingen volgend die hij mij in zijn laatste brief gegeven had waarmee hij mij had uitgenodigd nu eindelijk eens langs te komen. Ik had hem lang niet gezien. Twee jaar. Toen hij nog in de stad woonde ging ik vaak bij hem langs. Maar nadat hij na zijn artsexamen hier dat doktersbaantje aangenomen had, had ik hem niet meer gezien. Geen tijd? Of wel? Ik was ook een poosje op reis geweest, dacht ik. Maar geschreven hadden we elkaar wel en soms foto’s gestuurd.”

 

 
J. Bernlef (14 januari 1937 – 29 oktober 2012)
Cover

Lees verder “J. Bernlef, Chris de Stoop, Edward St Aubyn, Anchee Min, Yukio Mishima, Martin Auer, Andreas Steinhöfel, John Dos Passos”

Isaäc da Costa, Tillie Olsen, Marek Hlasko, Rudolf Hagelstange, Anatoli Rybakov, Werner Helwig, Zacharias Topelius, Ida Dehmel

De Nederlandse dichter en schrijver Isaäc da Costa werd geboren in Amsterdam op 14 januari 1798. Zie ook alle tags voor Isaäc da Costa op dit blog.

 

Aan mijn vader
(Opdracht van de bundel ,Poezy’)

Gunt gij ’t, hoog vereerde Vader!
dat een zoon U hulde bied’
met de eerstling van een ader,
die nog ruwe zangen schiet?
Dat bij drie en twintig jaren,
in uw weldaan doorgebracht,
met de galmen van zijn snaren
(ach! hoe min!) te erkennen tracht?

Voor het sterflijk oog verborgen,
richt de Koning van ’t Heelal
met in al voorziende zorgen
heel de loop van ’t Lotgeval!
Door Zijn ondoorzienbre wegen
worden wij hier rondgeleid!
De aardse beeldtnis van die zegen
is eens Vaders tederheid!

Wat die teerheid kan omvatten,
o mijn Vader! toondet Gij!
‘k Loonde met geen aardse schatten,
met geen wereldheerschappij,
al uw zwoegen, al uw pogen
in de vorming van mijn jeugd,
immer zwevend voor mijn ogen,
met het voorbeeld van uw deugd.

’t Bloed vooral, dat in mijn aderen
met een deel uws aanzijns vloeit;
kostbaar erfdeel onzer Vaderen,
die, met Oosters vuur doorgloeid,
daar, waar Taag en Ibex vlieten,
eenmaal schitterden op de aard,
en wier grootheên ons verlieten;
doch – hun eer bleef nog bewaard!

God beschouwt het uit den hogen,
wat Gij voor mij waart en zijt!
Ik, ik bloos van ’t onvermoge
der erkentnis, U gewijd.
Ik bied vruchten aan, voor danken,
in der Muzen hof geplukt:
klanken, ja! maar in die klanken
heeft mijn ziel zich afgedrukt!

0 mijn Vader! ‘k leg dan heden
met een diep geroerd gemoed,
(stell’ mijn zucht uw recht te vreden!)
hart en dichtlier aan uw voet!
Wil die van elkaar niet scheiden,
neem ze beiden gunstig aan,
schenk uw zegening aan beiden,
en mijn wensen zijn voldaan!

 

 
Isaäc da Costa (14 januari 1798 – 28 april 1860)
Portret en gedicht aan de Da Costakade in Amsterdam

Lees verder “Isaäc da Costa, Tillie Olsen, Marek Hlasko, Rudolf Hagelstange, Anatoli Rybakov, Werner Helwig, Zacharias Topelius, Ida Dehmel”

Gouden Ganzenveer 2018 voor Antjie Krog

 

Gouden Ganzenveer 2018 voor Antjie Krog

De Zuid-Afrikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar Antjie Krog krijgt de Gouden Ganzenveer 2018. Voorzitter Gerdi Verbeet van de Academie De Gouden Ganzenveer maakte dat bekend in het radioprogramma “De Taalstaat”. De Gouden Ganzenveer is een culturele prijs.De prijs wordt – zo mogelijk jaarlijks – toegekend aan een persoon of instituut vanwege zijn of haar grote betekenis voor het geschreven en gedrukte woord in de Nederlandse taal. Antjie Krog werd geboren in Kroonstad op 23 oktober 1952. Zie ook alle tags voor Antjie Krog op dit blog.

 

Visioen van een natie

hoe lang denken we het hier uit te houden?
wij die gestrand zijn tegen dit rijke continent
zonder ooit onloochenbaar in Afrika te landen
wij in huizen in Amerikaans-koloniale stijl
die wij omringen met parken en tuinen
om aan de aanspraak van het landschap te ontsnappen
die op kelims lopen, in Nederlands dialect praten
naar Duitse liederen luisteren en Engelse poëzie lezen
die ’s ochtends eieren met spek eten
onze lijven in westerse mode hijsen
met vakantie over het continent naar het noorden vliegen
om ons in stamlanden te laven aan muziek en kunstgalerijen
en na terugkeer onder het Pruisische schilderij van Domsaitis
uit Fins glas Glenfiddich drinken

waarom ook niet? hier zijn we na drie eeuwen nog niets anders
dan een stukje westers curiosum.

 

 

Het is waar

het is waar dat het landschap zonder
mij zal voortbestaan dat de bomen die
voor mij de aarde vormen de vlak-
ten beminnen die mij bijeenvegen in vaandels los-
lippig licht dat het water het
dichtsbijzijnde geluid van aanraking weer-
spiegelt dat de maan achterover stort in
een struikgewas van pasgeboren
sterren het is waar dat het zal doorgaan

het is waar dat ik drie vrouwen naakt
op het strand van Marseille heb gezien
hun lijven drie geplooide zakken
hun haartjes waaiend als tissues in
de wind met korte pasjes liepen ze
het water in, hun boezem
ongerimpeld een stralenkrans van dampende
amechtige borsten blozend tot
in de tepels het is waar dat ik
mijn ogen er niet van af kon houden

het is waar dat ik in een etalage
drie soorten wegwerpluiers voor
bejaarden heb gezien, een onder-
steek, antischimmelspul, doorligzalf en
iets dat op een aardappelschiller
leek het is waar dat ik oude mensen
steeds nauwkeuriger gadesla
hoe ze hun voeten neerzetten hun
haren kammen dat ik mijn ogen hon-
gerend laat rusten op rimpelloze jonge huid het
is waar dat ik voor een afgrond sta

 

 
Antjie Krog (Kroonstad, 23 oktober 1952)

Edmund White, Daniel Kehlmann, Jay McInerney, Lorrie Moore, Jan de Bas, Edgardo Cozarinsky, Mohammad-Ali Jamālzādeh, Clark Ashton Smith, Michael Carroll

De Amerikaanse schrijver en essayist Edmund White werd geboren op 13 januari 1940 in Cincinnati. Zie ook alle tags voor Edmund White op dit blog.

Uit: Hotel de Dream

“This little room above the massive front oak door was his study, where now he was wheezing, listless and half-asleep, on the daybed. The whole room smelled of dogs and mud. At one end, under the couch and Stephen’s table, there lay a threadbare Persian carpet, pale and silky but discolored on one side with a large tea-stain the shape of Borneo.At the other end of the room it had amused Stephen to throw rushes on the floor as if he were a merry old soul living in crude, medieval splendor. There were reeds and rushes and grass everywhere downstairs, which confused two of the three dogs, Tolstoi and Spongie, into thinking they were outdoors: they weren’t always mindful of their best housebroken comportment.
The maid, a superstitious old thing, had placed a small jar of tar under Stephen’s bed. Did she think it would absorb the evil spirits, or hold off the ghosts that were supposed to haunt Brede Place?
Yes, Stephen had all the symptoms, what the doctors called the “diathesis,” or look of consumption: nearly transparent skin, through which blue veins could be seen ticking, and a haggard face and a cavernous, wheezing chest. His hair was as lank and breakable as old lamp fringe. His voice was hoarse from so much coughing and sometimes he sounded as if he were an owl hooting in the innermost chamber of a deep cave. He complained of a buzzing in the ears and even temporary deafness, which terrified a “socialist” like him, the friendliest man on earth (it was Cora’s companion, the blameless but dim Mrs. Ruedy, who had worked up this very special, facetious, meaning of socialist). Cora wondered idly if Mrs. Ruedy was back in America yet—another rat deserting the sinking ship.
Cora glimpsed something bright yellow and pushed back Stephen’s shirt—oh! the doctor had painted the right side of his torso with iodine. At least they weren’t blistering him. She remembered how one of the “girls” in her house, the Hotel de Dream, in Jacksonville, had had those hot jars applied to her back and bust in order to raise painful blisters, all to no avail. She’d already been a goner.
“Hey, Imogene,” Stephen murmured, his pink-lidded eyes fluttering open. He smiled, a faint echo of his usual playfulness. He liked to call her “Imogene Carter,” the nom de plume she’d made up for herself when she was a war correspondent in Greece and which she still used for the gossip columns and fashion notes she sent to American newspapers.”

 

 
Edmund White (Cincinnati, 13 januari 1940)
Cover

Lees verder “Edmund White, Daniel Kehlmann, Jay McInerney, Lorrie Moore, Jan de Bas, Edgardo Cozarinsky, Mohammad-Ali Jamālzādeh, Clark Ashton Smith, Michael Carroll”

Jurgis Kunčinas, Kostís Palamás, Karl Bleibtreu, Victor de Laprade, Eduard von Bauernfeld, Maler Müller, Mark Alexander Boyd

De Litouwse schrijver en vertaler Jurgis Kunčinas werd geboren op 13 januari 1947 in Alytus. Zie ook alle tags voor Jurgis Kunčinas op dit blog.

Uit: Mobile Röntgenstationen (Vertaald door Klaus Berthel)

“Für den Beginn des Kommunismus war das Jahr 1980 angesetzt. Da bist du dreiundvierzig, dachte ich mir, und kannst noch dreißig Jahre oder länger ganz prima im Kommunismus leben. Ohne jede Ironie erwog ich diese Möglichkeit. Ich war damals vierzehn. Ich trank nicht, rauchte nicht.
Jeden Morgen trieb ich Gymnastik und härtete mich mit kaltem Wasser ab. Auf dem Weg zur Schule passierte ich zweimal eine Wandtafel, auf der in Großbuchstaben der Moralische Kodex der Erbauer des Kommunismus prangte. Der Erste, der sich über meine Überlegungen lustig machte, war mein aus Sibirien zurückgekehrter Onkel. Nein, er sagte nichts, er kicherte nur in sich hinein, dass es mir kalt den Rücken herunterlief. Ich war beleidigt und begann, ihm aus dem Weg zu gehen, obwohl er ein gutmütiger Mensch war, auch wenn er, na wenn schon, früher Polizist gewesen war. Überhaupt, von heute her die Dinge zu betrachten ist billig; wer Lust hat, amüsiert sich über diesen Chruščëv-Plan oder nicht mal das, dieses Thema langweilt nur noch. An den Abenden saßen wir Halbwüchsigen an einem Hang unten am Fluss und unterhielten uns. Die Älteren ließen schon Zigaretten herumgehen. Wie gesagt, ich rauchte nicht. Und da gab es einen, Stasys hieß er, sein Vater war Offizier bei Smetona gewesen und während des Krieges irgendwohin verschwunden, und der hatte uns einiges mitzuteilen.
Wisst ihr, Männer, so begann er, was Churchill über Chruščëvs Plan gesagt hat? Die ganze Truppe horchte auf. Nun, was denn? Also Churchill, Winston übrigens, hat Folgendes gesagt: Die ganze Zeit habe ich gedacht, an Altersschwäche zu sterben, aber jetzt gibt es auch die Möglichkeit sich totzulachen. Alle johlten vor Begeisterung, aber mir schlug das, was ich da gerade gehört hatte, dermaßen auf den Magen, dass mir auf der Stelle schlecht wurde, fast hätte ich hinter die Büsche gemusst.“

 

 
Jurgis Kunčinas (13 januari 1947 – 13 december 2002)

Lees verder “Jurgis Kunčinas, Kostís Palamás, Karl Bleibtreu, Victor de Laprade, Eduard von Bauernfeld, Maler Müller, Mark Alexander Boyd”

Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Lenz, Fatos Kongoli, Jack London, Ferenc Molnár

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

Castanea sativa

Hij, die als vreemdeling hier binnenkwam
Als gast in dit ons koude Nederland
Uit streken rond de Middellandse Zee –
Die zich gehandhaafd heeft in weer en wind

Die eeuwen overziet – een fiere stam
Zijn rechte rug – hij werpt met gulle hand
Zijn bitterzoete vruchten naar beneê
Een herfstgeschenk voor wie zijn bolsters vindt

Die aangeplant door Kelten en Romeinen
Gekweekt voor hongerige legioenen
Soms stil verlangt naar Griekenland of Spanje –

Hij kwam en bleef om nooit meer te verdwijnen
Een allochtoon met wortels in zijn schoenen
Wel tam, maar trots en trouw; hij heet kastanje

 

De expositie
Sonsbeek 2008

Kijk, een tuinhuis waaruit harken, schoffels, spades, schepjes groeien
En waar binnenin de mooiste roze woekerschimmels bloeien
En wie ligt daar voor de Villa blinkend in het licht te zonnen?
’t Is de vadsig luie koning starend naar wat lome koeien

Als een luchtschip hangt organisch in het bos een tros ballonnen
Oude flessendoppen zijn tot rododendrondek gesponnen
En de Afrikaanse grijsaards zien hoe wij met afval knoeien
Waaruit zij zijn opgetrokken: roestig wijze dorpsbaronnen

Sonsbeek voert ons naar de wortels van ons alledagstheater
Waarin alles wat van waarde is, verzand lijkt in de sleur
Brengt ons weer naar de essentie tussen bomen, gras en water

Sonsbeek trekt in ons verstarde denken, voelen, zien een scheur:
Waar je loopt en om je heenkijkt, tot in elke uithoek staat er
Iets wat aanzet tot gepeinzen, tot verrukking en grandeur

 

Uit: Momenten

1966

Er trouwde iemand met een Duitse man
En in de hoofdstad brak het oproer uit
Een rookbom legde alle vreugde lam

Het was misschien wel zielig voor de bruid
Maar Nieuwe Tijden hè, dat krijg je dan
De hippies bleven slapen op de Dam

We waren hoopvol, opgetogen, blij
De jaren vijftig waren echt voorbij

Het rook naar anarchie, verlossing, mei
Kabouters preekten stoned de revolutie
Van flower power, hasj en popmuziek

Van afbraak van haast elke institutie –
Aquarius breekt aan en maakt ons vrij –
Maar toch werd Van het Reve katholiek


Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)

Lees verder “Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Lenz, Fatos Kongoli, Jack London, Ferenc Molnár”

BNG Bank Literatuurprijs 2017 voor Marjolijn van Heemstra

BNG Bank Literatuurprijs 2017 voor Marjolijn van Heemstra

De Nederlandse dichteres, schrijfster, columniste en theatermaakster Marjolijn van Heemstra heeft de BNG Bank Literatuurprijs 2017 gewonnen. Zij ontving donderdag in de Amstelkerk in Amsterdam een geldbedrag van 15.000 euro en een sculptuur van kunstenaar Theo van Eldik. Marjolijn (barones) van Heemstra werd geboren in Amsterdam op 10 februari 1981. Zie ook alle tags voor Marjolijn van Heemstra op dit blog.

Uit: En we noemen hem

“‘We noemen hem Frans,’ zeg ik, ‘Frans Julius Johan.’
Ik schrik van het volume van mijn stem.
D lacht. ‘Je hoeft niet te schreeuwen, ik sta naast je.’
Hij opent het portier van de auto. ‘Moet ik je helpen?’
‘Ik ben zwanger, niet gehandicapt.’
Grinnikend loopt hij naar de bestuurderskant. Voordat hij instapt klopt hij twee keer op het dak van de auto. Bijgeloof. D denkt dat je bij te veel geluk het ongeluk moet bezweren. Ik probeer me opgelucht te voelen. De onzekere weken zijn voorbij, er klopt een hart, er groeit een kind. Maar met de opluchting nestelt zich ook een angst in mijn borst, de angst die door mijn lichaam sluipt sinds het helderblauwe kruis op de zwangerschapstest verscheen. Het is een dreigende leegte die met de baby lijkt mee te groeien. Groot en wit als de kaart van Antarctica die een vriend mij vorig jaar voor mijn verjaardag gaf. Een gigantisch vlak met de naam van het gebied linksboven, de schaal rechtsonder en verder niks. Geen pad, geen meer, geen dorp. De vriend vond het de mooiste kaart die hij ooit gezien had, maar ik kreeg er kippenvel van. Sinds we de weken aftellen spookt dat witte vel door mijn hoofd, die angstaanjagende combinatie van iets en niets.
Ik laat me in de stoel zakken, de stekende pijn in mijn heupen verbijtend. Dertien weken zwanger en nu al een instabiel bekken. Als D naast me neerploft wijst hij naar het fotomapje dat ik tussen mijn handen klem. ‘Laat nog één keer zien.’ Samen bekijken we de beelden die de echoscopist voor ons printte (‘Nieuwe kiekjes van jullie kindje!’) nadat ze de lichte vlekken op het scherm had benoemd. Een arm, een maag, een pompend hart, ons kind dat zich in stralende delen openbaarde. Ik knikte braaf bij alles wat ze opsomde maar kon niets menselijks ontdekken in de vormen die door het duister zweefden. Het leken primitieve wezens in de oersoep. De foto’s in het mapje doen me denken aan een nachtelijk mistlandschap. D bladert erdoorheen, ik weet welke afbeelding hij zoekt, die met twee lange vlekken (benen) en een kleine uitstulping daartussenin. De foto waarbij de echoscopist ‘Overduidelijk een zoon!’ riep.”

 
Marjolijn van Heemstra (Amsterdam, 10 februari 1981)