Jaap Robben, Anne Carson

De Nederlandse dichter, schrijver en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout op 22 juni 1984. Zie ook alle tags voor Jaap Robben op dit blog.

 

Stel

Stel de stoelen drijven
door het raam naar buiten

En ik die altijd dacht
dat ik geen hemel nodig had
om mijzelf aan vast te houden,
ik drijf mee.

Het water stijgt
tot alleen nog puntjes van kerktorens
en gouden hanen uit het water steken.

Blijkt dan dat ik bidden kan?

Smeek ik de onbekende hand van boven
of Hij ook alstublieft de mensen redt
die eigenlijk niet in hem geloven?

Noem ik hem slijmend Heer en hoeder zodat hij mij niet achterlaat?
Of hoop ik liever op een roeiboot met mijn moeder
terwijl ik eigenlijk wel weet dat zij allang niet meer bestaat.

 

Vergeten gezichten

Waar zijn de gezichten gebleven
die niemand heeft onthouden
van middeleeuwse mensen
die niet op schilderijen staan?

 

Kampioen

Ik bak nu als enige ter wereld
een wortelspruitjesomelet
én heb de lekkerste s
spaghettipindakaaskoffie gezet.

Na het douchen ben ik de beste
in achterstevoren hinkelen
van de keuken naar mijn bed.

Daar verzin ik een woord
dat nog niemand kent
zoals plasotinotalitent
of grikalasukwerifeks.

Je hoeft niet veel te doen.
want zonder het te merken
ben je heel vaak kampioen
in iets geks.

 

Jaap Robben (Oosterhout, 22 juni 1984)

 

De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.

 

Kort praatje over de Homo Sapiens

Met kleine sneetjes markeerde de Cro-Magnon mens
de maanfasen op de handvatten van zijn
gereedschap, terwijl hij aan haar dacht.
Dieren. Horizon. Gezicht in een schaal
water. In elk verhaal dat ik vertel komt
een punt waar ik niet verder kan kijken.
Ik haat dat punt. Het is waarom ze
verhalenvertellers blind noemen- een aanfluiting.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Anne Carson (Toronto, 21 juni 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e juni ook mijn blog van 22 juni 2020 en eveneens mijn blog van 22 juni 2019 en ook mijn blog van 22 juni 2018 en ook mijn blog van 22 juni 2014 deel 1.

Anne Carson

De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.

 

V. Here Is My Propaganda One One One One Oneing On Your Forehead Like Droplets of Luminous Sin

Like many a wife I boosted the husband up to Godhood and held him there.
What is strength?
Opposition of friends or family merely toughens it.
I recall my mother’s first encounter with him.
Glancing

at a book I’d brought home from school with his name inscribed on the flyleaf
she said
I wouldn’t trust anyone who calls himself X—and
something exposed itself in her voice,
a Babel

thrust between us at that instant which we would never
learn to construe—
taste of iron.
Prophetic. Her prophecies all came true although she didn’t
mean them to.

Well it’s his name I said and put the book away. That was the first night
(I was fifteen)
I raised my bedroom window creak by creak and went out to meet him
in the ravine, traipsing till dawn in the drenched things
and avowals

of the language that is “alone and first in mind.” I stood stupid
before it,
watched its old golds and lieblicher blues abandon themselves
like peacocks stepping out of cages into an empty kitchen of God.
God

or some blessed royal personage. Napoleon. Hirohito. You know
how novelist Ōe
describes the day Hirohito went on air and spoke
as a mortal man. “The adults sat around the radio
and cried.

Children gathered in the dusty road and whispered bewilderment.
Astonished
and disappointed that their emperor had spoken in a voice.
Looked at one another in silence. How to believe God had
become human

on a designated summer day?” Less than a year after our marriage
my husband
began to receive calls from [a woman] late at night.
If I answered [she]
hung up. My ears grew hoarse.

How are you.

No.

Maybe. Eight. Can you.


The white oh yes.

Yes.

What is so ecstatic unknowable cutthroat glad as the walls
of the flesh
of the voice of betrayal —yet all the while lapped in talk more dull
than the tick of a clock.
A puppy

learns to listen this way. Sting in the silver.
Ōe says
many children were told and some believed that when the war was over
the emperor would wipe away their tears
with his own hand.

 

Uiterlijk verliep zijn leven soepel

Vergelijkende cijfers: 1784 Kant bezat 550 boeken, Goethe 2300, Herder 7700.
Ramen: Kant had één slaapkamerraam, dat hij te allen tijde
gesloten hield, om insecten
tegen te houden. De ramen van zijn studeerkamer keken uit op de tuin,
aan de andere kant waarvan
de stadsgevangenis was. In de zomer waaide luid koorgezang van de gevangenen
naar binnen. Kant vroeg of dat
zingen sotto voce mocht gebeuren en met gesloten ramen. Kant
had vrienden op het stadhuis en
zijn wens werd verhoord.
Tolstoj: Tolstoj dacht dat als Kant niet zo veel tabak
had gerookt, dat de Kritiek van
de Zuivere Rede dan zou zijn geschreven in een taal die je zou kunnen
begrijpen (daadwerkelijk
rookte hij één pijp om 5 uur).
Telling: Kant at nooit alleen, dat put de
geest uit. Dinergasten, volgens de
opvattingen van die dagen, mogen niet met meer zijn dan de Muzen
noch met minder dan de Gratiën.
Kant zorgde voor zes zitplaatsen.
Zinnelijkheid: Kants lievelingseten was kabeljauw.
Beheers Jouw Natuur: Kant ademde alleen door zijn neus.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Anne Carson (Toronto, 21 juni 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e juni ook mijn blog van 21 juni 2020 en eveneens mijn blog van 21 juni 2019 en ookmijn blog van 21 juni 2014 deel 1, en deel 2 en eveneens deel 3.

Mohamed Mbougar Sarr

De Franstalige Senegalese schrijver Mohamed Mbougar Sarr werd geboren in Dakar op 20 juni 1990. Sarr is de zoon van een arts en groeide op in een groot Sérères-gezin in Diourbel in Senegal. Hij volgde middelbaar onderwijs aan de Prytanée militaire (cadettenschool) in Saint-Louis en vertrok daarna naar Frankrijk om verder te studeren. Na afronding van de CPGE (classes préparatoires aux grandes écoles) aan het lycée Pierre-d’Ailly in Compiègne, werd hij toegelaten tot de École des hautes études en sciences sociales (EHESS) in Parijs. Daar deed hij onderzoek naar Léopold Sédar Senghor, Senegalees staatsman, dichter en filosoof. Hij onderbrak zijn studie toen hij veel fictie ging schrijven. In 2014 verscheen “La Cale” een novelle over de slavenhandel. Voor “Terre ceinte”, zijn eerste roman over het leven in een fictief stadje in de Sahel dat onder het bewind van islamitische jihadistische milities komt te vallen, krijgt hij in 2015 de prix Ahmadou-Kourouma op de boekenbeurs in Genève, de Grand prix du roman métis van de stad Saint-Denis op La Réunion, evenals de Prix du roman métis des lycéens die toegekend wordt door scholieren uit Saint-Denis-de-la-Réunion. Tijdens de Jeux de la Francophonie van 2017 in Ivoorkust ontvangt hij de bronzen medaille in de categorie literatuur voor zijn novelle “Ndënd” (Tamboer in het Wolof). Voor zijn tweede roman, “Silence du chœur”, die het dagelijks leven van Afrikaanse migranten op Sicilië beschrijft, ontving hij de Prix littérature monde van het festival Étonnants Voyageurs in Saint-Malo en de Prix du roman métis des lecteurs de la ville de Saint-Denis van 2018. Sarr is een van de tien schrijvers van het collectieve werk Politisez-vous!, een essay uit 2017 waar ook Hamidou Anne en Fary Ndao aan hebben bijgedragen. In Senegal ontstond een controverse over zijn derde roman “De purs hommes”, een roman over een leraar die met homofobie wordt geconfronteerd. In november 2021 wint hij de Prix Goncourt voor zijn roman “La plus secrète mémoire des hommes”, waarvoor hij zich liet inspireren door het leven van de Malinese schrijver Yambo Ouologuem.

Uit: De purs hommes

« — Tu as vu la vidéo qui circule depuis deux jours ? Je voulais m’endormir ivre de jouissance. C’était raté. Il faut toujours sur cette terre une voix charitable qui vous veuille le plus grand mal : vous ramener à la sobriété. Elle insistait : « Elle est dans presque tous les téléphones du pays. Il paraît même qu’une chaîne de télé l’a diffusée avant d’être interrompue… » Pas le choix : je revins donc à l’espace de ma chambre, où flottaient les senteurs d’aisselles en sueur et de cigarettes, mais où surtout régnait, étranglant les autres odeurs, l’empreinte appuyée du sexe, de son sexe. Signature olfactive unique, je l’aurais reconnue entre mille autres, celle-là, l’odeur de son sexe après l’amour, odeur de haute mer, qui semblait s’échapper d’un encensoir du paradis… La pénombre s’accroissait. L’heure était passée où l’on pouvait encore prétendre la donner. Nuit. Pourtant, des éclats de voix au-dehors refusaient de s’évanouir : voici le choeur diffus d’un peuple fatigué, mais qui avait depuis longtemps perdu le goût de dormir. Ils parlaient, si on peut ainsi appeler ces phrases sans origine ni but, ces monologues inachevés, ces dialogues infinis, ces murmures inaudibles, ces exclamations sonores, ces interjections invraisemblables, ces onomatopées géniales, ces emmerdants prêches nocturnes, ces déclarations d’amour minables, ces jurons obscènes. Parler. Non, décidément non, ils bavaient les phrases comme des sauces trop grasses ; et elles coulaient, sans égard, du reste, à quelque sens, seulement préoccupées de sortir et de conjurer ce qui, autrement, leur aurait tenu lieu de mort : le silence, l’effroyable silence qui aurait obligé chacun d’eux à se regarder tel qu’il était vraiment. Ils buvaient du thé, jouaient aux cartes, s’enfonçaient dans l’ennui et l’oisiveté, mais avec un semblant de clasee, avec cette hypocrite élégance qui faisait passer l’impuissance pour un choix que d’aucuns, noblement, nommaient dignité. Mon cul. Dans chaque phrase, chaque geste, ils engageaient tout le poids de leur existence, qui ne pesait rien. La balance de leur destin ne frémissait pas. Son aiguille indiquait toujours le zéro, le néant. Le plus terrible était que cette lutte à mort ne se déroulait pas sur une scène grandiose, digne de ses enjeux ; non : elle se passait dans l’anonymat immense de rues sablonneuses, sales, plongées dans le noir. Tant mieux, ils se seraient tous suicidés s’ils s’étaient vus les uns les autres. C’était déjà assez triste comme ça. Ils attendaient. Dieu seul savait quoi. Godot. Les Barbares. Les Tartares. Les Syrtes. Le vote des bêtes sauvages. « 

 

Mohamed Mbougar Sarr (Dakar, 20 juni 1990)

Vikram Seth, Kurt Schwitters

De Indische dichter en schrijver Vikram Seth werd geboren op 20 juni 1952 in Kolkata. Zie ook alle tags voor Vikram Seth op dit blog.

 

From California

Sunday night in the house.
The blinds drawn, the phone dead.
The sound of the kettle, the rain.
Supper: cheese, celery, bread.

For company, old letters
In the same disjointed script.
Old love wells up again,
All that I thought had slipped

Through the sieve of long absence
Is here with me again:
The long stone walls, the green
Hillsides renewed with rain.

The way you would lick your finger
And touch your forehead, the way
You hummed a phrase from the flute
Sonatas, or turned to say,

“Larches–the only conifers
That honestly blend with Wales.”
I walk with you again
Along these settled trails.

It seems I started this poem
So many years ago
I cannt follow its ending
And must begin anew.

Blame, some bitterness,
I recall there were these.
Yet what survives is Bach
And a few blackberries

Something of the “falling starlight”,
In the phrase of Wang Wei,
Falls on my shadowed self.
I thank you that today

His words are open to me.
How much you have inspired
You cannot know. The end
Left much to be desired.

“There is a comfort in
The strength of love.” I quote
Another favourite
You vouchsafed me. Please note

The lack of hope or faith:
Neither is justified.
I have closed out the night.
The random rain outside

Rejuvenates the parched
Foothills along the Bay.
Anaesthetised by years
I think of you today

Not with impassionedness
So much as half a smile
To see the weathered past
Still worth my present while.

 

Vikram Seth (Kolkata, 20 juni 1952)

 

De Duitse schrijver, dichter en kunstenaar Kurt Schwitters werd geboren op 20 juni 1887 in Hannover. Zie ook alle tags voor Kurt Schwitters op dit blog.

 

Aan het proletariaat van Berlijn!
Transitoverkeer

De kolenschaarste is groot
Spaart gas en prijzen van tramkaartjes! (Overgangsverkeer.)
Gevonden voorwerpen worden gezocht, de bekendmaking aan de lijn te houden
Hondenbelasting svp bij de stationsbeambten voldoen
Loketbeheer in het ziekenhuis (niet-rokers onverwoestbaar.)
Deze plaats svp afstaan aan niet-invalide honden
Elke handel is onbevoegde tandpasta (ook de sluikhandel.)
Juwelen zijn verboden en uitgesloten van verder reizen
Hoedenspelden zonder geleide moeten in het middenpad gaan staan
Niet in de rijdende kameraad springen (als de trein stilstaat.)
Niet openen voordat de trein rijdt (ter verzorging der tanden.)
Dat is de kardinale fout van onze politiek.

 

Vertaald door Willem van Toorn

 

Kurt Schwitters (20 juni 1887 – 8 januari 1948)
Merzbild 32A. Het kersenschilderij, 1921, collage, gouache, objet trouvé, hout op karton door Kurt Schwitters

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e juni ook mijn blog van 20 juni 2020 en eveneens mijn blog van 20 juni 2019 en ook mijn blog van 20 juni 2015 deel 2.

Parabel van de verloren vader (Herman de Coninck), Kurt Schwitters

 

Bij Vaderdag

 

“Hero” door Daniel F. Gerhartz, ca. 2001

 

Parabel van de verloren vader

Zoon wil wereld veranderen.
Vader eigenlijk liever zoon.
Maar hij kan alleen een zin veranderen
tot die niet meer anders wil.

Je zal maar jong zijn en meningen hebben
van anderen, en verder niks,
niet eens een dode vader.

‘Dat eigen leven, begin daar gvd. eens mee,
en kom over tien jaar eens terug met verdriet
in plaats van gelijk, bijvoorbeeld na een vrouw of twee.
Dat ik kan zeggen: je bent dezelfde gebleven.’

Het bovenstaande is tien jaar geleden geschreven.
En aldus is tien jaar later geschied.

 

Herman de Coninck (21 februari 1944 – 22 mei 1997)
De markt in Mechelen, de geboorteplaats van Herman de Coninck

 

De Duitse schrijver, dichter en kunstenaar Kurt Schwitters werd geboren op 20 juni 1887 in Hannover. Zie ook alle tags voor Kurt Schwitters op dit blog.

 

De sigarettepeuk

De sigaret lag in het gras,
Vertrapt en dodelijk gewond.
De wind was koud, de bodem dras,
Maar brandend heet haar rode mond.

Maagdelijk wit was eens haar lijf
Voor men haar warmte onbekookt
Misbruikt had en als tijdverdrijf
Haar hele zijn tot niets verrookt.

Nog eenmaal sist in stervenskramp
De weke rest, achtloos versmaad,
En sneeft dan in haar eigen damp
Die op de wind verloren gaat.

 

Vertaald door Bert Voeten

 

Kurt Schwitters (20 juni 1887 – 8 januari 1948)

 

Zie voor de schrijvers van de 19e juni ook mijn blog van 19 juni 2022 en ook mijn blog van 19 juni 2020 en eveneens mijn blog van 19 juni 2019 en ook mijn blog van 19 juni 2018.

Marije Langelaar, Karin Fellner

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marije Langelaar werd geboren op 18 juni 1978 in Goes. Zie ook alle tags voor Marije Langelaar op dit blog.

 

VONK

En ze vroegen me terug voor dat radioprogramma
ik weet nog steeds niet waarom
want ik had vooral gezwegen
maar de presentator benadrukte dat men daar
nood aan heeft vandaag de dag.
Dus zat ik daar weer achter een microfoon
en zweeg
en ontkrachtte vervolgens alle fenomenen, ideeën,
gestalten, dingen en wezens. En mijzelf natuurlijk
en de presentator die zenuwachtig aan zijn snor ging
wrijven. Dat ging me goed af. Ik had mijn talent ontdekt.
En vanuit het niets vertelde ik over het vonkje, klein
en zoemend waardoor ik voorzichtig weer in de
wereld, getallen, fenomenen, planeten, materialen
en mensen ging geloven. Er zit een vonk in u.
Jazeker vonk in u. Want die vonk is in mij, ik weet
verder niets mijn denkkracht is nihil, geen zicht,
geen gehoor, ik zwem in het niets maar ik weet
er is een vonk in deze tafel, deze lamp en in u beste
luisteraar.
Ik was dusdanig op dreef dat mijn woorden vlam vatten.
Er zit een vonk in u beste presentator! Ik
smeet het over de tafel.
Hij werd zo bleek en ongemakkelijk dat ik mijn
woordvoering staakte.
Vlammend en trillend begaf ik mij naar huis, ging
vlammend en trillend in mijn bed liggen. Viel in een
vlammende en trillende slaap werd vlammend en
trillend weer wakker.

En schreef meteen bij het ontwaken een brief naar
de krant waarin ik mijn droom uitlegde. Alles moet
vlam vatten lieve mensen. En
van geestdrift ging ik naar buiten op straat de
mensen de hand schudden
want stilzitten op een bankje in het park daar kon
ik niet meer aan.
Ik wilde alle mensen aanraken en bevestigen er is
een vonk in u schreeuwen. En zo slijt ik mijn dagen
tegenwoordig ja nogal een contrast met hoe ik ooit
doof blind stom en leeg begon.
Nu bedenk ik hinkel- en andere kinderspelletjes en
bij elke sprong op de stoep roep ik hard en
eenvoudig Vonk! Vonk! Nu!

 

APPELS EN PEREN

Dit is de kleinste ruimte mij te wringen in het lichaam
van appels en peren.
O god hoe moet ik dit overleven
die knetterende traagheid

ik wil racen, struikelen, schitteren
en nu lig ik hier.
Welja goed ik heb innerlijke communicatie met alle andere
peren in deze straat, in de wereld feitelijk maar het enige
wat ze me zenden is beelden van de zon die op
of ondergaat, glooiend landschap
het geplukt worden krakend vermorzeld.

Ik ben verrekte niet zo dienstbaar.

Het tollen van traagheid.

Had ik maar een nek en een bijl en een schuur.

 

Marije Langelaar (Goes, 18 juni 1978)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

 

Eén eenheid zien is gelijk aan driekwart van een gemompel

Nogmaals verdonkerde rammen, een bord vol
moleculaire structuren en rondzwervende sterrenstelsels.

Eureka, de schuwe, de zeldzame dikkopvlinders,
hoe ze bij het rollen met de ogen naar het absurde terugfladderen.

Zo wankelt het gebogen hoofd op de gebogen handen,
zwaargewicht, fantoom, hoeveel vadem diep.

Van onderaf wordt er getrokken de aardemassa trekt aan een draad,
komt het denken in evenwicht via fysieke kaarten.

Wat zegt dat ons, madame?
Denkt u dat deze Regel van Drie van de nacht kan worden opgelost?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juni ook mijn blog van 18 juni 2020 en eveneens mijn blog van 18 juni 2019 en ook mijn blog van 18 juni 2016 deel 2.

Peter Rosei, Ron Padgett

De Oostenrijkse dichter en schrijver Peter Rosei werd geboren op 17 juni 1946 in Wenen. Zie ook alle tags voor Peter Rosei op dit blog.

Uit: Die große Straße

„Ironischer-, aber vielleicht auch passenderweise habe ich während meiner dreiwöchigen Reise das alte, das ewige, das ländliche China nur zwei Mal zu Gesicht bekommen, einmal durch das Fenster eines Hochgeschwindigkeitszuges von Chengdu nach Chongqing, das zweite Mal aus dem Fenster eines Flugzeuges von Xi’an nach Beijing: tiefgrün und feucht das Land im Süden, regelrecht prangend, eher trocken, braun und von einer Art Sparsamkeit geprägt im Norden. Sehr gebirgig alles. (Eine dieser Seltsamkeiten: China hab’ ich mir immer als große Ebene vorgestellt.) Wie ein Garten das Land, so weit man schauen kann, fein unterteilt in nahtlos aneinandergefügte Felder und Beete, das Gelände terrassiert und gegliedert, wo immer es notwendig ist, bis in höchste Höhen hinauf: So entsteht der Eindruck einer zweiten Natur, die sich die erste und gegebene vollkommen anverwandelt hat.
Stellen Sie sich etwa hundert Meter hohe Gebäude vor, dreißig, vierzig Stockwerke hoch, keine Türme allerdings, sondern zwei-, dreihundert Meter breit und wallartig aufragend. Platzieren Sie diese Blöcke, voneinander getrennt jeweils durch Grünflächen, auf ebenem Terrain, so weit die Sicht reicht. Sind Sie am Horizont angekommen, stellen Sie weitere Gebäude derselben Art wieder bis zum Horizont auf und immer so fort. Gliedern Sie das so entstandene Revier durch sechsbahnige Straßen, flankiert von Nebenfahrbahnen, legen Sie einen Schachbrettraster an. Komplettieren Sie das Ganze mit Hochbahnen oder zusätzlichen Autobahnen auf Stelzen: Interchanges, Thruway, Expressway, Highway – Straßen, die zwischen den Blocks gleichsam in die Unendlichkeit führen.
Baudrillard hat Los Angeles als die horizontale Stadt schlechthin beschrieben. Es stimmt schon: Schaut man von den Hills gegen Süden, dehnt sich die Stadt, dehnt und dehnt sich aus, in ihrer Hauptmasse, Downtown abgerechnet, besteht sie aus ein- oder zweistöckigen Häusern. Wer kennt nicht das Bild des nächtlichen Los Angeles, wenn die Boulevards wie Perlenschnüre in der Finsternis glitzern, die Vergnügungsmeilen wie giftig entzündete Herde schillernd sich abheben.
In der chinesischen Metropole ist der urbane Traum zu Ende gedacht:
Gleichsam ohne Anfang und Ende, gleichförmig – manche nennen es gesichtslos – und auffällig unfremd präsentiert sich die Stadt, da und dort zu Einkaufsmeilen oder Geschäftsclustern verdichtet: Otto Wagner mit seinen Plänen für die endlose Großstadt hätte hier seine Freude.“

 

Peter Rosei (Wenen, 17 juni 1946)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en vertaler Ron Padgett werd geboren op 17 juni 1942 in Tulsa, Oklahoma. Zie ook alle tags voor Ron Padgett op dit blog.

 

Dichter als onsterfelijke vogel

Een seconde geleden ging mijn hart bonzen
en ik dacht: “Dit zou een slecht moment zijn om
een hartaanval te krijgen en te sterven,
midden in een gedicht”, troostte me toen
met de gedachte dat nog ooit iemand waar ik van
gehoord heb ooit gestorven is midden in het schrijven
van een gedicht, zoals vogels nooit midden in de vlucht sterven.
Denk ik.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ron Padgett (Tulsa, 17 juni 1942)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e juni ook mijn blog van 17 juni 2020 en eveneens mijn blog van 17 juni 2019 en ook mijn blog van 17 juni 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Procession de la Fête-Dieu 35 (Max Jacob), Frans Roumen

 

Bij Sacramentsdag

 

La Procession de la Fête-Dieu door Maurice Le Bel, tussen 1925 en 1950

 

Procession de la Fête-Dieu 35

Processionnez autour du
Temple
Processionnez autour de moi moi je me pioche et me contemple cherchant le feu du feu de joie, cherchant
Dieu près de ma fenêtre, conquérant patiemment ses yeux.
Processionnez autour de
Dieu
Je suis gourmand qu’il me pénètre.

Comme on rencontre une colline
Tu t’élèves à mon horizon.
Qu’est-ce la terre ? une cantine puanteur et séquestration.

Processionnez ! j’attends le
Vin
Cataracte dans mon eau trouble !
Je suis métal et vous burin
Vous, le souffle et moi le buccin et ce qui me touche
Vous touche.

Quand
Dieu eut inventé l’animal et la plante et la terre

qui germe et l’océan qui chante et le droit pour
Adam de
Lui désobéir.

Il lui dit maintenant, homme fais-moi mourir.

Et quand on eut posé sur
Dieu mort une pierre

Dieu rejaillit et parcourut le ciel jusqu’à
Son
Père.

Qu’aujourd’hui et pour l’Éternité me soient chers

le miracle et
Dieu qui m’ont révélé l’enfer

alors que cet enfer me gangrenait déjà,

sous la trompeuse gloire et tous ses falbalas.

Attablé à la vie et sans troubles remords

qui ? sauf
Dieu ? m’aurait dit l’envers de mes décors ?

En me donnant la
Foi, il m’a donné la crainte.

Enfer !
Enfer ! je puis sortir de ton étreinte.

J’allais tout doucement à la rouge fournaise

hélas ! je ne pensais la vie que pour mes aises.

Et maintenant je sais l’épouvante et les cris

qui sont pour le pécheur, en serais-je surpris ?

Enfer tu n’es pas loin, ni
Satan qui me guette

je ne redoute pas ta fosse et tes tempêtes.

Je suis gardé par
Dieu
Ieo
Haamiach,

par mon ange gardien, le délicieux cornac

j’ai les livres des
Saints, la
Bible, l’Evangile

les pardons de l’Église me sont un ferme asile.

 

Max Jacob (12 juli 1876 – 5 maart 1944)
De Saint-Corentin kathedraal in Quimper, de geboorteplaats van Max Jacob

 

En als toegift bij een andere verjaardag:

 

Rooilaan langs de Maas

Eerst dient de horizon zich weidser aan,
zo zonder bomen die het uitzicht zeven.
Dit werd pas ’s winters even vrij gegeven,
om er dan snel een loofdoek voor te slaan.

Een kleine bal, een zwarte volle maan,
lijkt al wat in de verte is gebleven.
De bomen zijn steeds ijler weggedreven.
Van dichterbij zie ik een pony staan.

Daar ging ik met de hond elk jaargetijde,
tot vreemde mannen ons met vuur beroofden
van deze gang die ons voor kort bevrijdde

van kooi en tijd. En ik herinner mij de
begeerde schaduw die het zonlicht doofde,
het herfstgeruis dat eeuwigheid beloofde.

 

Frans Roumen, Uit: Elk woord van mij is zonde,
Uitgeverij Berend Immink, Nijmegen 1984)

 

Frans Roumen (Wessem, 16 juni 1957)
De Maas in Maastricht door Jan Kusters, 2009

Silke Scheuermann

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

Uit: Die Stunde zwischen Hund und Wolf

„Ich bin nichts, nichts als ein heller Umriss, an diesem Morgen, auf dem schmalen Korridor zwischen Becken und Glasfront des Schwimmbads, die x-fache Spiegelung eines vor Jahren beendeten Lebens, die schamlose Kopie eines ersten Satzes. Ich spürte einen kalten Luftzug durch die Ritzen der Scheiben, auf die in regelmäßigen Abständen Vogelsilhouetten geklebt waren. In seiner Glaskabine am anderen Ende der Halle, zwischen den Eingängen zu den Damen- und Herrenumkleidekabinen, saß der Bademeister, dick und wie immer in Weiß gekleidet. Mit seinem zufriedenen Gesicht erinnerte er mich an einen Konditor, der, noch in Arbeitskleidung, sein Tagwerk schon hinter sich hatte und nun hier herumsaß. Er widmete sich seinem Transistorradio, ich hörte nicht, für welche Musik er sich entschied. Ich ging, im schwarzen Badeanzug, barfuß und nass, zum Fünfundzwanzigmeterbecken, wo ich mich für einen Kopfsprung in Positur stellte.
Vor einer Minute hatte sich meine Schwester verabschiedet. Sie war hier aufgekreuzt; ich wollte gerade ins Wasser, da sah ich sie aus der Umkleidekabine kommen; in der spiegelnden Glasfront des Schwimmbades beobachtete ich ihre Gestalt, die sehr weiß war, fast bläulich, das kam von den langen Reihen Neonstrahler an der Decke der Halle. Sie war auf mich zugegangen, hatte hallo gesagt, während ich einen Schritt zur Seite gewichen war, um ihrer Umarmung zu entkommen, eine Abwehr, die beinahe dazu geführt hätte, dass sie auf den nassen Fliesen ins Rutschen geriet, ihre Hände jedenfalls fielen ins Leere, sie taumelte, aber nur für einen Augenblick, dann fing sie sich wieder, sie ist geschmeidig, meine schöne Schwester, sie liegt nicht so leicht platt vor einem auf den Fliesen.
Der Bademeister hatte hergeschaut, vielleicht war er sich unsicher gewesen, ob ich sie nicht geschubst hätte, ich zog eine Grimasse, er drehte den Kopf rasch wieder weg, hin zu dem Becken links von uns, das noch völlig unberührt dalag, eine glatte, blaue Fläche, ich folgte seinem Blick, wie gerne wäre ich jetzt dort eingetaucht, mit einem Kopf-sprung, der die Wasseroberfläche so wenig wie möglich aufwühlte, um dann meine Bahnen zu ziehen, eine nach der anderen, bis die Gedanken sich automatisch abschalteten. Ines deutete auf den Whirlpool, klapperte ostentativ mit den Zähnen, klar, da wollte sie rein, sie hatte schon immer leicht gefroren, meine große Schwester. Wassertropfen funkelten auf ihrer Haut, ihr nasses Haar war dunkel, fast braun. Lange Beine, eine Taille wie eine Sand-uhr. Was willst du hier? fragte ich, und sie zuckte die Achseln, dich treffen. Ich sah in Richtung der Glaskabine und dachte, dass es vermutlich irgendwo auf der Welt einen Konditor geben wird, der mich auf Anhieb an einen Bademeister erinnerte. Draußen, hinter der Glasfront, lag in winterlichem Dunkel das Außenareal verborgen.“

 

 

Bij het schervengericht staat de titel op het prachtig blauwe stuk keramiek

De verwachting om met een potlood bij het opzetten
een scheur in de grond te maken zeg je

lijkt op de verwachting van de eerste mannen
boven de Atlantische Oceaan die ongeacht verliezen

als honden vertrokken om hun baasje op het andere
halfrond te zoeken zij lijkt zeker niet op

de windstilte hier in het veld
Wat volgt is ons gebruikelijke zwijgen

Het jaar stort in elkaar en de grond
bevriest in de val ik herinner me

de vaagheid van de weersvoorspelling vanmorgen
en voel aan beide handen terwijl je loslaat

het schervengericht van de wind die slechts
hoeden hierheen voert en misschien wat oude papieren

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2021 en eveneens mijn blog van 15 juni 2019 en ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Olivier Guez

De Franse schrijver,  essayist en journalist Olivier Guez werd geboren op 15 juni 1974 in Straatsburg. Zijn grootmoeder van moederskant liet hem op zeer jonge leeftijd kennismaken met lezen. Guez studeerde aan Sciences Po Strasbourg, de London School of Economics en het College of Europe. Hij werkte als freelance journalist voor The New York Times, Le Monde, de Frankfurter Allgemeine Zeitung, Le Figaro Magazine, L’Express, Le Point, Politique Internationale, Der Freitag, Der Tages Anzeiger, Das Magazin en Il Foglio. Tussen 2000 en 2005 werkte hij als verslaggever bij de afdeling Internationale Economie van La Tribune. Hij schreef enquêtes en rapporten over Centraal-Europa, Latijns-Amerika, het Midden-Oosten, de Europese Unie en de geopolitiek van olie. Hij schreef zijn eerste boek, La Grande Alliance, in samenwerking met Frédéric Encel, In 2017 schreef hij een biografische roman “La Disparition de Josef Mengele”,  (bekroond met de Prix Renaudot). Het documenteert Josef Mengele (1911-1979), nazi-Duitse officier, oorlogsmisdadiger die als arts werkte in Auschwitz. “La Disparition de Josef Mengele” was een van de acht romans in de tweede selectie voor de Prix Goncourt 2017.

Uit: La disparition de Josef Mengele

“Toujours élégamment vêtu et d’humeur badine, Gregor jouit d’une bonne réputation au sein de la communauté allemande de Buenos Aire. Considéré comme une pointure intellectuelle, il ponctue ses phrases de citations de Fichte et de Goethe. Les femmes louent sa courtoisie presque cérémonieuse et sa culture germanique remarquable. Dans la communauté, il n’y a qu’un homme sur lequel son charme n’opère pas. Sassen le lui a présenté un jour que Gregor déjeunait à l’ABC, dans son box habituel, sous le blason de la Bavière. Lorsqu’il a salué ce type dégarni et mal fagoté, il a su immédiatement qu’ils ne pourraient pas s’entendre. La main de Ricardo Klement était moite, son regard oblique, protégé par d’épaisses lunettes de guingois.
Ce jour-là, Sassen n’a pu s’empêcher de révéler aux deux intéressés leur véritable identité. Adolf Eichmann, je vous présente Josef Mengele ; Josef Mengele, voici Adolf Eichmann. Au second, le nom du premier ne dit rien. Des capitaines, des médecins SS, le grand ordonnateur de l’Holocauste en a croisé des centaines et des milliers. Mengele est un exécuteur des basses œuvres, un moustique aux yeux d’Eichmann qui le lui fait bien sentir, lors de cette première rencontre, prenant soin de lui rappeler son éblouissant parcours au sommet des arcanes du Troisième Reich, le poids écrasant de ses responsabilités, sa puissance : « Tout le monde savait qui j’étais! Les juifs les plus riches me baisaient les pieds pour avoir la vie sauve. »

Avant de gagner l’Argentine, Eichmann s’est lui aussi caché dans une ferme, au nord de l’Allemagne. Il y a travaillé comme forestier et élevé des poulets. Ensuite, à Tucumán, il a dirigé une équipe d’arpenteurs et de géomètres de la Capri, l’entreprise d’État fondée par Perón pour recycler ses nazis et construire, éventuellement, des usines hydroélectriques. En 1953, la Capri a fait faillite ; Eichmann, son épouse et leurs trois garçons se sont installés à Buenos Aires, rue Chacabuco, dans le quartier d’Olivos.
Gregor s’emploie à éviter les Klement mais depuis qu’il a emménagé dans le même quartier début 1954, une belle maison mauresque en rez-de-jardin, 1875 rue Sarmiento, il les rencontre souvent, les gamins notamment, toujours accoutrés en gauchos, comme un jour de carnaval. Eichmann est une bête de foire, conviée aux réunions à bord du Falken et aux parties de campagne chez Menge, la nazi society semble envoûtée par son aura maléfique. Lorsque Sassen lui parle, on dirait qu’il accède à Himmler, à Goering et à Heydrich réunis dont Eichmann se vante d’avoir été l’intime. Partout où il va, dans les cercles nazis, Eichmann s’enivre, joue du violon, fait son cinéma.”

 

Olivier Guez (Straatsburg, 15 juni  1974)