Alma Mathijsen, Günter Grass

De Nederlands schrijfster en journaliste Alma Mathijsen werd geboren in Amsterdam op 16 oktober 1984. Zie ook alle tags voor Alma Mathijsen op dit blog.

Uit: Ik wil geen hond zijn

“Je kijkt anders, iets maakt me bang. Je draait de pasta met vlotte bewegingen om je vork en schuift de ragout met je mes erbij. Je hebt haast om alles binnen te krijgen, terwijl ik meestal jouw bord leegeet. Lange tijd heb ik me daarvoor geschaamd, moest ik niet minder eten? Na een tijd liet ik dat los, ik kreeg in zekere zin alles. De liefde en het eten. `Ik weet het niet,’ zeg je. Je bord is leeg en je kijkt me aan. Al meer dan een jaar heb ik die woorden gehoord op elke vraag die ik je stelde. Waarom wil je nu niet praten? Waarom mag ik je niet aanraken? Waarom mag ik niet meer dicht tegen je aan kruipen? Ik weet precies wat je bedoelt maar durf het nog niet te horen. Nu ga ik niks terugzeggen, denk ik. Nu ga ik er heel lang over doen om mijn pasta op te eten. Ik heb me dat eerder voorgenomen, toen lukte het me nooit, ik ben te gretig en te gulzig. Mijn keel vernauwt. Elk hapje is te groot, het deeg raakt mijn gehemelte. Is dit hoe het voelt om niet van eten te houden? Je zei ooit dat je liever een pil zou slikken in plaats van alle maaltijden op een dag te moeten eten. Ik denk dat ik liever dood zou willen als ik niet zou mogen eten. `Ik weet het echt niet meer,’ herhaal je. Ik had gedacht dat je het nooit een tweede keer durfde te zeggen. Mag ik doen of ik het niet gehoord heb? Zodat we door kunnen leven? Zodat ik morgen mijn stuk voor de krant kan afmaken, terwijl jij de dekens nog wat hoger trekt om door te kunnen slapen. Ik weet het immers ook niet. Waarom we hier zijn, wat voor zin het heeft en of er een einde aan het heelal is. Al bedoelde je dat niet. Je bedoelde dat je echt niet weet hoe je ons beter moet maken, hoe wij gerepareerd moeten worden. Dat woord stoort me: echt. Dat je het écht niet meer weet. Alsof je het anders niet kan weten dan echt niet. `Ik ook niet,’ lieg ik. Ik weet duizend manieren en ik heb ze jarenlang aan je voorgelegd. Nog meer zomers in Italië, meer Aperol Spritz, de volgende dag  nog meer paracetamol, minder kleren, meer vuur en dan heb ik het over echte vuren die we zelf maken in de nacht, zelfs als de brandweer moet komen en wij ons verstoppen achter de rotsen. Nog meer eten dat jij niet op kunt en dat ik allemaal zal opeten zodat jij je niet hoeft te schamen voor de ober. Juist meer op de bank, in elkaar gevlochten, nog een keer The Lobster kijken, popcorn vinden tussen de kussens, die opeten en dan de hele avond peuteren tussen onze kiezen. Nog meer liedjes aan elkaar laten luisteren en ook dat ene waar ik me voor schaam. Ik zal meedrinken van de whisky die mijn keel rokerig en gebruikt achterlaat. Nog meer `fluit en andere namen voor mij die nergens op slaan maar uit jouw mond elke keer weer klinken als een liefdesverklaring. Meer vingers in mijn oor en op andere plekken. Nog meer spiegels en daarin kijken als je me vasthoudt of als je me neukt, liever dat, veel vaker dat. Toch praten, met anderen die we niet kennen, nog nooit ontmoet hebben, die zichzelf een therapeut noemen en niet luisteren naar wat we zeggen maar naar wat we bedoelen. En daarna overdag naar de bioscoop als de zon het felste schijnt. Nog meer op elkaars telefoon om de verhalen van anderen te bekijken, jouw feed is sowieso leuker dan de mijne. Nog meer rijden in de regen en nergens heen gaan. Nog een keer boven op me komen liggen, doodstil, alleen om je gewicht te voelen en dan uiteindelijk toch dat ene. Je rekent af. Ik moet huilen en jij kijkt. Ik durf niet nog een keer op te kijken omdat ik het niet aankan om te zien dat jij nog steeds niet huilt. Terwijl we naar huis lopen bekruipt me een heel ander gevoel. Plotseling heb ik geen zin meer.”

 

Alma Mathijsen (Amsterdam, 16 oktober 1984)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Grass werd geboren in Danzig (tegenwoordig Gdansk) op 16 oktober 1927. Zie ook alle tags voor Günter Grass op dit blog.

 

Kersen

Als de liefde op stelten
over de grindpaden port
en tot in de bomen reikt,
zou ik ook graag kersen
in kersen als kersen herkennen,

niet langer met armen te kort,
met ladders waaraan altijd
een sport ontbreekt
leven van gevallen fruit, compote.

Zoet en zoeter, haast zwart;
merels dromen zo rood
wie kust hier wie,
als de liefde
op stelten tot in bomen reikt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Günter Grass (16 oktober 1927 – 13 april 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e oktober ook mijn blog van 16 oktober 2021 en ook mijn blog van 16 oktober 2018 en ook mijn blog van 16 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 16 oktober 2016 deel 2.

In Memoriam Louise Glück

In Memoriam Louise Glück

Vrijdagavond, 13 juli, werd bekend dat de Amerikaanse dichteres, essayiste, schrijfster en Nobelprijslaureaat Louise Glück dichteres op 80-jarige leeftijd is overleden. Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. Zie ook alle tags voor Louise Glück op dit blog.

 

Afterword

Reading what I have just written, I now believe
I stopped precipitously, so that my story seems to have been
slightly distorted, ending, as it did, not abruptly
but in a kind of artificial mist of the sort
sprayed onto stages to allow for difficult set changes.

Why did I stop? Did some instinct
discern a shape, the artist in me
intervening to stop traffic, as it were?

A shape. Or fate, as the poets say,
intuited in those few long ago hours—

I must have thought so once.
And yet I dislike the term
which seems to me a crutch, a phase,
the adolescence of the mind, perhaps—

Still, it was a term I used myself,
frequently to explain my failures.
Fate, destiny, whose designs and warnings
now seem to me simply
local symmetries, metonymic
baubles within immense confusion—

Chaos was what I saw.
My brush froze—I could not paint it.

Darkness, silence: that was the feeling.

What did we call it then?
A “crisis of vision” corresponding, I believed,
to the tree that confronted my parents,

but whereas they were forced
forward into the obstacle,
I retreated or fled—

Mist covered the stage (my life).
Characters came and went, costumes were changed,
my brush hand moved side to side
far from the canvas,
side to side, like a windshield wiper.

Surely this was the desert, the dark night.
(In reality, a crowded street in London,
the tourists waving their colored maps.)

One speaks a word: I.
Out of this stream
the great forms—

I took a deep breath. And it came to me
the person who drew that breath
was not the person in my story, his childish hand
confidently wielding the crayon—

Had I been that person? A child but also
an explorer to whom the path is suddenly clear, for whom
the vegetation parts—

And beyond, no longer screened from view, that exalted
solitude Kant perhaps experienced
on his way to the bridges—
(We share a birthday.)

Outside, the festive streets
were strung, in late January, with exhausted Christmas lights.
A woman leaned against her lover’s shoulder
singing Jacques Brel in her thin soprano—

Bravo! the door is shut.
Now nothing escapes, nothing enters—

I hadn’t moved. I felt the desert
stretching ahead, stretching (it now seems)
on all sides, shifting as I speak,

so that I was constantly
face to face with blankness, that
stepchild of the sublime,

which, it turns out,
has been both my subject and my medium.

What would my twin have said, had my thoughts
reached him?

Perhaps he would have said
in my case there was no obstacle (for the sake of argument)
after which I would have been
referred to religion, the cemetery where
questions of faith are answered.

The mist had cleared. The empty canvases
were turned inward against the wall.

The little cat is dead (so the song went).

Shall I be raised from death, the spirit asks.
And the sun says yes.
And the desert answers
your voice is sand scattered in wind.

 

Louise Glück (22 april 1943 – 13 oktober 2023)

A. F.Th. van der Heijden, Katha Pollitt

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook alle tags voor A. F.Th. van der Heijden op dit blog.

Uit: Gedichten Gods

“Je haalt het, pap. Je moet de Schepselen Gods nog schrijven.”
Hij richtte zijn kin op van zijn borst, en voor even ging het licht weer aan in zijn ogen, als achter vuil vensterglas. “In de Griekse grondtekst staat…”
“Rustig nou. Scheppingen Gods, ik weet het.”
“Gedichten Gods, Jol.”
“Zie je wel. Die moeten nog op papier. Je kunt nu niet doodgaan.”
“Lieve Jolente, stel je een man voor, en die man is je vader, en die heeft zich… na een wanhopige innerlijke strijd…”
“Telegramstijl. Je komt asem tekort.”
“Het onvermijdelijke. Legt zich erbij neer. Dan… respijt. Diagnose te voorbarig. Of… medicijn gevonden. Geen direct stervensgevaar meer. Familie in tranen van geluk. Vrienden feliciteren hem. Zijn verzwakte hart, dat juicht. Waarom? Die man, hij heeft zwaar werk verricht. Nu eens waardig, dan weer laf, zo heeft hij zich…”
“…voorbereid op de dood. Korte zinnen, pap.”
“Ja, met vallen en opstaan, zogezegd. En dan doen ze net alsof… de dood, nou, die is zijn deur voorbijgegaan… die is” – hier hoestte hij kort – “uit zijn balboekje geschrapt. Vreugde? Kom nou. Neerslachtigheid. Nu moet hij het hele proces straks nog een keer doormaken. Van voren af aan. Terwijl die eerste keer, toen hij het karwei niet mocht afmaken… dat ging zijn krachten al te boven.”
“Kort, lieverd. Je hebt weer halvemaantjes in je mondhoeken.”

“Met de dood in het reine… een tweede poging, dat overleeft hij niet. Dus, mijn lieve Jol, dus… mondje dicht. Probeer het me niet… uit het hoofd… Is goed zo. Vrede ermee. Een volgende keer, nee, dan zou ik er geen puf in hebben… er nog eens vrede mee te krijgen.”
“De Gedichten Gods, papa. Volhouden. Ooit vertelde je over die wandeling, van Freud met James. Ze kletsten over de laatste nieuwtjes uit de psychiatrie. Zo was het toch? En William James, die leed aan angina pectoris of zo, en die krijgt opeens een geweldige pijn in de borst, en die blijft stokstijf staan. Hoe ging het ook weer verder?”
De oude man had zijn ogen dicht. “James geeft zijn aktetas aan Freud… en zijn paraplu… en hij verzoekt Freud om door te lopen.”
“O ja, en dan blijkt dat de aanval niet meteen dodelijk is. De pijn zakt. William James zet er de sokken in, en haalt Freud weer in. Hij neemt zijn plu en zijn tas weer van Freud over, en ze kletsen verder. Dat verhaal, pap, dat heb je me niet voor niets verteld. Freud leed tot op dat moment aan verschrikkelijke doodsangsten. Toen hij James zo zag reageren, wilde hij de dood ook zo in de poppetjes van de ogen kunnen kijken. Net zo onverschillig. Dus, pap, of het nou bij die ene keer blijft, of dat je er vaker doorheen moet… God, papa, denk aan de Gedichten Gods. De mensen hebben nog iets van je tegoed.”
“Of Freud, toen die dacht dat het zijn tijd was… of die zijn aktetas en zijn paraplu heeft afgegeven…” Hij praatte nu heel zacht. “De geschiedenis, nee, die vermeldt het niet.”
“Put je toch niet zo uit, lieverd. Freud stierf in Londen. Daar heb je een plu tot het laatst toe hard nodig.”

 

A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste, critica en feministe Katha Pollitt werd geboren op 14 oktober 1949 in New York. Zie ook alle tags voor Katha Pollit op dit blog.

 

Amor fati

Overal waar ik kijk, zie ik mijn lot.
In de metro. In een steen.
Op de stoeprand waar mensen in de regen op de bus wachten.
In een wolk. In een glas wijn.

Als ik in het park ga wandelen, is het een plataanblad.
Op kantoor, een saai potlood.
In de etalage van Woolworth kijkt mijn lot mij aan
door de sluwe ogen van een stoffige parkiet.

Stukje krant, dubbeltje in een handvol kleingeld,
Door welke drukke straat haast je je vanochtend,
een overjas tussen de overjassen,

met een trein die moet worden gehaald, een agenda vol afspraken?
Als ik je bij mijn naam zou noemen, zou jij je omdraaien
of om de hoek verdwijnen,
een zwakke geur achterlatend van oranjebloesemwater,
tabak, schemering, sneeuw?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Katha Pollitt (New York, 14 oktober 1949)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e oktober ook mijn blog van 15 oktober 2018 en ook mijn blog van 15 oktober 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Maarten van der Graaff, Katha Pollitt

De Nederlandse dichter en schrijver Maarten van der Graaff werd geboren op 14 oktober 1987 in Dirksland. Zie ook alle tags voor Maarten van der Graaff op dit blog.

 

Eerste document

Ruimtelijke hoofdstructuur. Gloeiende onrust. Dat wil
zeggen. Je lezende schouders. Lezende rug. Waarom je dit leest. Rutger
Hauer. Jong. Lachend. Acht jaar. Naoorlogs. Uit feestgedruis. In je kinderkamer.
Bloed door de aderen. Der onleesbaarheid. Licht.
Aan de mouw van zijn shirt. Zaad. Driekleur.
Misschien te laat geboren. Van Heuven Goedhartlaan. Vloeit.
Een menigte. Nergens verankerd. Of in een land. Hoorde
daar. Een land. Ander licht. Dan woont hij hier. Acht.
Ideologische veren. Hij blijft voorlopig nog.
Zanger. In deze tijd. Lik de stront van je. Puinhopen. Op weg
naar. Extra. Alternatieve
parkeerplaats. Maar ook. Het goede.
Steeds één gezin. Wat men altijd noemde. Paars.

 

Tweede document

Wegwijzer voor de insprekers. Schriftelijke reacties indienen voor januari
1991. Blanje. Evidencebased. Oranje. Ik werd wakker in je. Verordening.
Westelijke randweg. Kan ik niet boos zijn. Op jou. Intensivering
van leerroutes. De inburgeraar is eigenaar
van zijn inburgering. Iedereen één oog sluiten. Nota. Fraai symbool.
Wat ook een ander van je zegt. Derde oplevering. Corredor Norte.
Conformité Européenne. Hergebruik.
We deelden krenten uit. Etymologisch.
Corinthe. Vriendschap. Die uit werk ontstaat. Stakeholders. Robuust.
Adaptief. Maar vooral een stelsel dat werkt. Brede
intake. Op andere manieren gelukkig. Collegiaal
bestuur. In het straatje. Of plotseling in de dode hoek. Opstaan.
Filerijden. Iedereen doet mee. Het liefst via betaald werk.
Nederland distributieland. Denk toch eens aan. Hergebruik.
Nieuwe tracés en halteplaatsen. Diep in mijn hart.

 

Derde document

Als ik vroeger terugkwam van vakantie en bij Zwijndrecht
de neonletters Van Leeuwen Buizen zag. Wist ik dat ik thuis was. Bovenbouw.
Die vanbinnen dingen doet. Alle lichtjes. Alle auto’s. Met een daktuintje. Het verleggen
van patronen. Van geluk. Volgende week. Staat in de agenda.
Van vorige week. Paradijsvogels. In dit. Privé-domein. Nu wil je weer
contact. De stad beloont creativiteit. Vrijwillig of anderszins. Driel-
Oost. De corridor Eindhoven/Veldhoven/
Welschap. Herneemt zich. En is daarin. Vier koersen. Dat voel ik.
Een gemiddelde huiskamer is voor zover ik gezien heb dan ook
een rare combinatie van nieuwe apparaten en oude gehechtheden.
Reusachtige encyclopedie van variaties. Kolommen. Aard en structuur.
Van heel mijn. Compagnie. Illusieloze witte steden. Schepen
zich in. Elk huis is tot barstens toe vol. Ruimtevreters. Een
watercorridor. De blauwe koers. Nu leest hij
oude formulieren. Intimiteiten. Dit is het lastigst. Het laatste woord. Te veel.
Schrijven.

 

Maarten van der Graaff (Dirksland, 14 oktober 1987)

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste, critica en feministe Katha Pollitt werd geboren op 14 oktober 1949 in New York. Zie ook alle tags voor Katha Pollit op dit blog.

 

De oude buren

Het weer is omgeslagen en de oude buren sluipen naar buiten
vanuit hun overvolle kamers om te knipperen in de zon, alsof
ze tot hun verrassing merken dat ze weer een winter hebben meegemaakt.
Hoewel de hitte van de stoom ze bleek en gekrompen heeft gemaakt
zoals oude wortelgroenten,
zijn meneer en mevrouw Tozzi al
hard aan het werk in hun voortuin mini-Sicilië:
een Maagd Maria vogelbad, een struikgewas van rozen,
en de enige buitenaloë’s in Manhattan.

Het is het oude immigrantenverhaal,
de prachtige baby’s
opgegroeid tot buitenlanders. Niets
verliep zoals ze hadden gepland
als liefjes in de goten van Palermo. Maar toch,
elk zwaait met een met vuil aangekoekte hand
in geriatrische gemeenschap met Stanley,
de voormalige tattoo-koning van de Merchant Marine,
die de hoek omslaat met zijn ruige collie,
die nauwelijks drie is, maar artritisch
draaft uit sympathie. Het zijn alleen
de jongeren die zich afvragen of het leven de moeite waard is,
niet mevrouw Sansanowitz, die het afgelopen uur
langzaam over het trottoir schuifelde,
haar nieuwe aluminium rollator even voorzichtig
ophief en neerzette

als een spin die zijn web test. Op dagen als deze,
blijf ik lang staan
onder de wilde knoestige wortel van de oude blauweregen,
droge takjes die binnen een week
een zwakke regen van paarse bloesem zullen aankunnen,
en ik geloof het: dit is alles wat er is,
alle geschiedenis heeft ons hier naar ons enige leven gebracht
dat we konden vinden, als überhaupt al ergens,
onze hangende tuinen en onze straat van goud:
gebarsten stoepen, geraniums, brandtrappen, deze oude
achterblijvers die zich koesteren in hun beetje zon.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Katha Pollitt (New York, 14 oktober 1949)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e oktober ook mijn blog van 14 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Colin Channer, Jeet Thayil

De Jamaicaanse schrijver Colin Channer werd geboren op 13 oktober 1963 in Kingston. Zie ook alle tags voor Colin Channer op dit blog.

 

Bubble

Love from another time beneath me
in that new white cube house, mouth-water
from my brother’s lip a dollop on my arm;

and the bed irks when he fidgets 
in the wait-for-signal from the gap
between floor tiles and the ground;

not “the grounds”. . . ground . . . house bottom,
hush wilderness where short
unpainted pylons bear our house,

moral interstice of lizards, worms
and insects—where with keyholes
in our milk teeth we go crawling

with jook sticks to kill;
but not today, not now, not in this
drowsy interval, not with bellied

dog beneath us filled with pups;
expectant anguish, feels like advent
service at St. Mary’s or the held-in

glee on card nights near Christmas
when big people leave red punch
with anise to the ferns and tip to mum’s

barracks and we hear the rip of tape
in plastic sleigh beds getting pulled,
and we guess at gifts;

so, me and Gary sleepy-tangled-up this morning,
birth funk rising from the privates

of the house; peeny-wally dust makes

helix in the light the louvers plane;
the pregnant dog sounds settled in the place
where she belongs, the crawly gap,

our dim far-fetching range,
and in bed my mind gallops,
my chewed fingers work, names coming

as I pick tufts from the blue chenille
we cover with, our inner sky, thought bubble,
holder of our wishes, gases, pissings,

bun crumbs, Milo, condensed milk,
the drowsy pleasure of being above new
life as it’s ushered in not lost on me,

not lost because it’s just too big to grasp;
this is six-year-old bare love,
just adorable distress as each

pup imagined is named, my mind alert
for big dog bray or jostle, or a sightless
infant
chirp, and now it comes!

 

Colin Channer (Kingston, 13 oktober 1963)

 

De Indiase dichter, schrijver, librettist en muzikant Jeet Thayil werd geboren op 13 oktober 1959 in Kerala. Zie ook alle tags voor Jeet Thavil op dit blog.

 

SPIRITUS MUNDI

Ik werd geboren in het christelijke zuiden
van een subcontinent dat dol op godsdienst is.
Krijgers en fanatici probeerden het te regeren.
Een kleine discipel droeg zijn twijfel
als een fakkel naar tempel en schrijn.
Onbewust verlangde ik naar visioenen.

De steden waarin ik opgroeide waren door land omsloten.
Een ervan, een hoofdstad, vol architectuur,
de andere verdronk maandenlang in de moesson.
De ene was oud, de andere arm; beide waren heet.
De hitte verdampte denken en orde,
zoog de wil leeg, vernietigde de rede.

Ik vestigde me, 20 en somber, in een stad
gebouwd door een vadermoordende keizer
wiens broedermoordende zoon hem gevangenzette,
acht jaar lang, met uitzicht op de tombe
die hij bouwde voor zijn vrouw, ter herinnering.
Ik was me overbewust van mijn verzen

en van de huizen, drie, in mijn hoofd.
In de straten reed de dood, in saffraan of groen,
op een fietsriksja die behangen was
met megafoons. Op de keukenstoep
vergaarde een peperplantje stof in de wind.
In dat klimaat overleefde niets de zon

of een pikhouweel, zelfs de stenen koepel niet
die 400 jaar stemmen weerstond
biddend of twistziek verheven. De trein
kwam dagelijks binnen op een leeg perron
waar een theekraampje voor passanten
uitgroeide tot een fameuze vuurschrijn.

Ik gooide het roer om: ik reisde westwaarts
waar ik nog net een eeuw kon zien eindigen
en beginnen. Ik herinner me de zomer van 2001
niet meer. Heeft die bestaan?
Er moet zon en regen zijn geweest.
Ik was er, ik herinner me geen

tijd voor de herfst van dat jaar.
Nu ben ik 45, mijn haar werd dun,
ik ben een dichter van kleine gebouwen:
het herenhuis, het stadhuis, de koudwater-
flat, de flat van twee of drie hoog.
Ik koester de laagbouw die er nog staat.

Ik herken elke kroonlijst en vensterbank,
de vertrouwde bezetting van de hemel, het raam
waar ik steeds weer voor ging staan
als een gekwelde mogol in zijn cel.
Voor de dagen gebruik ik hindoenamen,
voor mezelf mijn christelijke naam.

De hoge golven van de Atlantische oceaan ondermijnen
de kust met kelp, mosselen, stukjes glas.
Ze bewegen zich in afgemeten jamben, proper
als de steden die rijzen van bord naar neonbord.
De nacht wrijft zich de voeten. Een dwerghert wil
het gras over. De hemel lekt weg tot een verre draaikolk.

Badshah*, zeg ik tegen niemand daar.
Ik hoor een koekoek in de roep van een kerkuil.
Alles komt samen, steeds op een andere manier,
de hemel stroomt in kleurige linten.
Ik ben mijn vader en mijn oud geworden zoon.
Alles wat leeft, leeft door.

 

Vertaald door Jabik Veenbaas

 

Jeet Thayil (Kerala, 13 oktober 1959)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e oktober ook mijn blog van 13 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

NoViolet Bulawayo, Stefaan van den Bremt, Robert Fitzgerald

De Zimbabwaanse schrijfster NoViolet Bulawayo (pseudoniem van Elizabeth Zandile Tshele) werd geboren op 12 oktober 1981 in Tsholotsho, Zimbabwe. Zie ook alle tags voor NoViolet Bulawayo op dit blog.

Uit: Glory

Being that His Excellency was arrived, the Jidada Army Band started playing. Blood-stirring music accompanied the procession as it poured onto the main part of the square. The Jidada army, just like the rest of the security forces, was made up entirely of dogs. And now, dogs, dogs, dogs and more dogs marched towards the tent, shimmering black boots lifting and landing with stunning synchronicity. Tholukuthi there were pure breeds and mixed breeds and cross breeds and mysterious breeds of no certain classification. Tholukuthi there were dogs in green tunics, dogs in khaki tunics, dogs in blue tunics. Tholukuthi there were dogs playing musical instruments, dogs flying the flag of Jidada, dogs flying the military flags and dogs toting long, glinting guns.
It is often easy to forget the beauty and grace of a dog – a creature that can rip flesh into chunks, spill blood out of sheer impulse, crush bone like it were fragile China, hump anything from a human leg to a car tyre to a tree trunk to a sofa, all without a single grain of shame, shit all over the place as if it excretes unadulterated gold, be faithful to its master even if that master were a known brute, murderer, sorcerer, tyrant, or devil, viciously attack without apparent provocation, devour human excrement no matter how well fed it is.
You wouldn’t have known they were in fact sweating and drowning in the hot, heavy tunics that also covered tattered underwear that barely held together what needed holding. You wouldn’t have known the soles of their boots were worn, or that the majority of them were actually famished being that they hadn’t been paid their salaries for at least the previous three months.
I WILL RAISE UP FOR THEM A PROPHET LIKE YOU AMONG THEIR BROTHERS. AND I WILL PUT MY WORDS IN HIS MOUTH, AND HE SHALL SPEAK TO THEM ALL THAT I COMMAND HIM.
Much later, after the dogs had concluded their display and marched off the field, and after speeches from the Minister of the Revolution, the Minister of Corruption, the Minister of Order, the Minister of Things, the Minister of Nothing, the Minister of Propaganda, the Minister of Homophobic Affairs, the Minister of Disinformation and the Minister of Looting, and after performances by various entertainers, the donkey nudged His Excellency awake. The Father of the Nation opened his eyes and woke from his dream of Jidada’s days of glory but found he couldn’t at all remember it. He was struggling with his memory thus when his eyes settled on a fancy-looking pig hinding to the platform with the stride of an ostrich. The Old Horse didn’t recognise him and wondered who he was. He fell asleep again, analysing the pig’s long legs.”

 

NoViolet Bulawayo (Tsholotsho, 12 oktober 1981)

 

De Vlaamse dichter en essayist Stefaan van den Bremt werd geboren in Aalst op 12 oktober 1941. Zie ook alle tags voor Stefaan van den Bremt op dit blog.

 

Metamorfosen

Een met één oog, een en al
oor, komt even neuzen. Voor-
smaakje geven. Tast in het
donker rond in je huid.

1
Van oorsprong een god. En op een mooie dag
beduveld. Hol, bros, zijn lemen beeltenis.
De naam, van dode taal: Baäl of Bel, god
van de zon. Beëlzebub, de drommel.
‘Gij zult geen andere goden hebben
voor mijn aangezicht.’ En hij ging
af als afgod. Toen stond Pan op,
drekgod met sik en horens en bokspoten
en een stijve. Hij ging op zoek naar de
muziek.

2
Wie was zij? Wie aanbad zij? De god
van deze eeuw? De heer der heirscharen?
Of mij – denkt hij – de mindere, de god
van weiden en van bossen? Heette zij
Syrinx? Pandemonium? Zij was zichzelf,
een nimf. Zij vluchtte buiten zich, werd riet.

3
En uit dat riet sneed Pan zijn fluit.
En zijn verdriet – hij stiet het uit.
Zo ving de geest van de muziek
met zijn gestrekte roe de Griek.

4
God die het heden
met mond en vingers grijpt,
klinkklaar, gerede
Syrinx waarop Pan pijpt!

 

Stefaan van den Bremt (Aalst, 12 oktober 1941)

 

De Amerikaanse dichter, criticus en vertaler Robert Stuart Fitzgerald werd geboren op 12 oktober 1910 in Springfield, Illinois. Zie ook alle tags voor Robert Fitzgerald op dit blog.

 

De oever van het leven

I.
Ik kwam toen naar de stad van mijn broeders.
Niet Carthago, niet Alexandrië, niet Londen.

De brede blauwe rivier die door de steen sneed
Lag pijlachtig en koel naast haar,
En de mistige en glanzende zee lag in de verte.

Veerboten goten het schuim voor zich uit en gleden
In haar kreunende steigers, rinkelend en rinkelend;
En de kettingen tuimelden strak in de lieren.

Stroomopwaarts de vettige sleepboten in het zware water,
Hun vuile rook, uitgepakt door de zoute wind,
Gepaard met sneeuwgetrappel en sneeuwgeluid.

Aan meerlijnen, die het pad van het getij aangaven,
Schommelden de korstige vrachtschepen met gutsende boorden.

’s Avonds, als het schip naar het noorden wees,
Stond bij zonsondergang een gouden zeeman bij de boeg,
Terwijl hoog in de kabels een tram met een zacht gerammel
Langzaam omhoog zweefde, ver naar boven, nog steeds neuriënd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Robert Fitzgerald (12 oktober 1910 – 16 januari 1985) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e oktober ook mijn blog van 12 oktober 2018 en ook mijn blog van 12 oktober 2017.

Daniel Falb, Christoph Peters

De Duitse dichter en schrijver Daniel Falb werd geboren op 11 oktober 1977 in Kassel. Zie ook alle tags voor Daniel Falb op dit blog.

 

Svalbard Paem
(2018)

Tael 1

Svalbard Paem übergibt sich in den tauenden Gang von Svalbard,

an dessen Ende die drei Tresore mit den Saaten sind, zeigt,

was in seinem Magen ist: klimawandelresistentes metallisches Sorghum,

Stücke von Okra-Gravur in einer Wolke aus brodelndem

Messing unter dem Mandat des Global Crop Diversity

Trusts. Und Coke Light. Svalbard Paem ist dein, oder mein,

Leben, das sich in Generationen wiederholt, unter der Haube

*aus Linnen*, da, wo auch Svalbard Paems nassgeschwitztes

Haar ist, übergibt sich ins sich umwendende Krebsgesicht

und auf die sommersprossigen Schultern von Cis-Cary Fowler,

das ist einer der Initiator*innen, der, apriorisch,

30 cm direkt vor Paems Nase

den Gang runtergeht, mit seinem lockigen Haar, mit seinem Haar,

und nettchen labert. Bei einer Führung. Mit einer Ledertasche.

Und wie ein helles Tattoo, von dem ich glaub’, dass es auf seiner Wange

hin- und herwandert und sich „lichtend“ vertieft, erblickt Svalbard Paem

das große Kreuz, das ist das vertikal durchgestrichene Kreuzsymbol,

von dem sein Gesicht mit Licht fast durchlöchert ist wie ein

Moscheeraum. Svalbard Paem übergibt sich direkt

in sein Gesicht. Aber Cis-Cary Fowler merkt es nicht, ist

Augmented Reality von Paem, wird auf sein’ „Netzhaut“ im

Gegenlicht angezeigt mit Schilfgras, egal

wohin und an wen es sich wendet.

Svalbard Paem ist, empirisch, im Südtiroler Archäologiemuseum

in Bozen, das Erbrochene fällt warm

in die eingeknüllten eingesternten Augenhöhlen

von Ötzi – Erste Samenbank für mtDNA mit Arm-Chiffre –, fällt

in seinen Mund, an dem die Weltbevölkerung wächst,

mit seinen schwarzen Herzen pulsierend in der trockenen Armmuskulatur,

da Fowler seine kleine Führung auf dem

Ersten Zufälligen Saatguttresor fortsetzt, „its

stomach content yellowish to brownish colored and mushy

with some bigger pieces of grain and meat,“ namentlich Kleie oder

Brot vom Einkorn, Gerste, Adlerfarn, Pollen

von Kiefernartigen und Hopfenbuchen, getrocknetes oder

geräuchertes Fleisch vom wilden Alpensteinbock

Capra Ibex, organs like the spleen, liver or brain from red

deer was also Teil seines Mahls, die Eier

des Peitschenwurms. Gehirn breitet sich wuschig wuschig

aus an seinem, vom Klimawandel frei-gelegten Mund. Immer mehr

Paeme stehn an seinem Käfig, wippen mit breiter Hose

in der Hocke. Sein Sperma, weiß im Schnee der italienischen

Alpen. Svalbard Paem übergibt sich heftig in eine Felswand. Svalbard

Paem übergibt sich in ein Gesicht. Svalbard Paem

übergibt sich in einen Wasserfilm, wo unten,

in zusammenlaufenden Kanten, alles Wäss’rige im Dunkel

zusammenfloss.

In eine Ledertasche, die

dein Leben war.

 

Svalbard Paem
(2018)

Dael 1

Svalbard Paem geeft over in de dooiende gang van Svalbard

aan het eind waarvan de drie kluizen met de zaden staan, laat

zien wat in zijn maag zit: klimaatveranderingsresistent metalliek sorghum,

stukken okra-gravure in een wolk van gistende

messing onder het mandaat van de Global Crop Diversity

Trust. En Coke Light. Svalbard Paem is jouw, of mijn,

leven dat zich in generaties herhaalt, onder de kap

*van lijnwaad*, daar waar ook Svalbard Paems

nat gezwete haar zit, geeft over in het zich omwendende

kankergezicht en op de bezomersproete schouders van Cis-Cary Fowler,

dat is een van de initiatoren m/v die, a-priorisch,

30 cm pal voor de neus van Paem

de gang afloopt, met zijn krullerige haar, met zijn haar,

en nettekes zwamt. Bij een rondleiding. Met een leren tas.

En als een lichtgevende tattoo, die geloof ik op zijn wang

op en af gaat en zich ‘schijnend’ verdiept, ontwaart Svalbard Paem

het grote kruis, dat is dat verticaal doorgestreepte kruissymbool

waarvan zijn gezicht met licht zogezegd doorzeefd is als een

moskeezaal. Svalbard Paem geeft recht

in zijn gezicht over. Maar Cis-Cary Fowler merkt het niet, is

Augmented Reality van Paem, wordt op z’n ‘netvlies’ in

tegenlicht aangeduid met rietgras, maakt niet uit

waarheen en tot wie het zich wendt.

Svalbard Paem is, empirisch, in het Zuid-Tiroler Archeologiemuseum

in Bozen, het braaksel valt warm

in de opgefrommelde, ingesterde oogholten

van Ötzi – Eerste Zaadbank voor mtDNA met arm-code –, valt

in zijn mond waaraan de wereldbevolking groeit,

met zijn zwarte hart pulserend in de droge armmusculatuur

nu Fowler zijn kleine rondleiding op de

Eerste Toevallige Zaaigoedkluis voortzet, ‘its

stomach content yellowish to brownish colored and mushy

with some bigger pieces of grain and meat,’ met name zemelen of

brood van eenkoren, gerst, arendsvaren, pollen

van sparachtigen en hopbeuken, gedroogd of

gerookt vlees van de wilde alpensteenbok

capra ibex, organs like the spleen, liver or brain from red

deer was dus deel van zijn maaltijd, de eieren

van de zweepworm. Brein breidt zich tja tja tja

uit aan zijn, door de klimaatverandering vrij-gelegde mond. Steeds meer

Paemen staan bij zijn kooi, wippen met brede broek

op hun hurken. Zijn sperma, wit in de sneeuw van de Italiaanse

Alpen. Svalbard Paem geeft heftig over op een rotswand. Svalbard

Paem geeft over in een gezicht. Svalbard Paem

geeft over in een waterfilm waar beneden,

in samenlopende boorden, al het waterige in het donker

samenvloeide.

In een leren tas die

jouw leven was.

 

Vertaald door Ton Naaijkens

 

Daniel Falb (Kassel, 11 oktober 1977)

 

De Duitse schrijver Christoph Peters werd geboren op 11 oktober 1966 in Kalkar. Zie ook alle tags voor Christoph Peters op dit blog.

Uit: Krähen im Park

„Am Himmel bewegte sich nichts. Tegel war seit einem Jahr geschlossen, jetzt klagten sie weiter südlich über Fluglärm, Kerosinschmier auf Rosenbeeten, Zierrasen-flächen. Nervöse Schlaflosigkeit und Erschöpfungssyndrome würden zunehmen, die Suizidrate steigen. Zum Schutz des Klimas wurden Forderungen nach dem Ende des Zeitalters der Luftfahrt laut, obwohl die Passagierzahlen noch immer weit unter der Vorkrisenzeit lagen. Die Vergnügungsflüge mit der Ju 52 waren eingestellt. Nicht einmal Hubschrauber kreisten über der Stadt, weder um Demonstranten einzuschüchtern, noch zur Beförderung von Ministern, Staatsgästen, Unfallopfern.
Weiter unten: feuchter Auswurf, infektiöse Tröpfchen, toxischer Schleim aus kontaminierten Atemwegen, verklebten Lungen. Das Keuchen der Jogger auf den Geh-steigen war Hohn, war Verachtung, war Angriff; an der Supermarktkasse mutierte das Brüllen des unbekannten Kleinkinds zur Körperverletzung. Aerosole mit todbringender Viruslast, Eiweißmoleküle in äußerster Verdichtung, fatale Reproduktionsbefehle, sphärisch oder kubisch, evolutionäre Vorstufen lebendiger Wesen, noch vor der ersten Zelle entstanden, vielleicht degenerativer Ab-fall, letales Zerfallsprodukt — Katalysator, um die Höher-entwicklung der Mikroben voranzutreiben. In der Wissenschaft herrschte Uneinigkeit. Die Natur kannte weder Gut noch Böse, die Evolution verfolgte kein Ziel. Seit Jahrmillionen wurden Tiere, Pflanzen, Pilze befallen, eliminiert oder optimiert. Es galt das Recht des Stärkeren. Der Weg zum Übermenschen führte durch Massengräber. The survival of the fittest. Wenn die arische Herrenrasse dem totalen Krieg nicht gewachsen war, sollte sie der Vernichtung anheimfallen — so der letzte Wille des Führers. Gegen Ende der pandemischen Notlage von nationaler Tragweite gab es 41 000 Neuinfektionen am Tag. PLAN-LOS IN DEN CORONAWINTER; AMPELPARTEIEN WOLLEN LOCKDOWNS VERBIETEN! zG-HAMMER: ERSTES BUNDESLAND SPERRT JUGENDLICHE AUS! ESKALATION AN DER GRENZE ZU POLEN! NATO WARNT BELARUS! DIE FLÜCHTLINGE—SIE WOLLEN DIREKT NACH DEUTSCHLAND! FAHRVERBOT, WER KEINE RETTUNGSGASSE BILDET! ABBA’S BJÖRN: DAS SIND WIR WIRKLICH! HAPPY END IN MONACO Frische Schlagzeilen im Minutentakt: Krisen, Sensationen, Klatsch waren der Treibstoff für die immerwährende Erregung aller, für künstliche Empörung, synthetische Emotionen, Eintagsskandale. Sie wirkten als Ereignis-simulation, Gefühlssurrogat, Lebensersatz. Zuschauer, Hörer, Leser starrten vom Aufgang der Sonne bis zu ihrem Untergang, zu jeder Tages- und Nachtzeit, unabhängig von Mondphasen, Sternenkonstellationen auf Bildschirme in allen Größen, hörten Stimmen, versanken in bedrucktem Papier. Arbeitgeber und Arbeitnehmer, Selbstständige, Freiberufler, Beamte, arm und reich, hässlich und schön, schlau und stupide, fungierten und funktionierten 2.4/7 als Konsumenten, User, Follower, schimpften, nickten ab, verteilten Likes und Emojis, füllten die Kommentarspalten, Chatrooms, Social-Media-Kanäle mit Liebe, Hingabe, Verachtung, Hass, während in Redaktionsbüros, Marketingabteilungen, Werbeagenturen, Messi-Buden Journalisten, Blogger, YouTuber, Nerds rund um die Uhr aus dem Strom der Meldungen, Bilde; Zahlen, die unablässig über die Ticker kamen, den Nachschub des Suchtstoffs Information raffinierten, ihn mit dem Brandbeschleuniger Meinung übergossen, je schriller, greller, laute; desto besser.“

 

Christoph Peters (Kalkar, 11 oktober 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e oktober ook mijn romenu blog van 11 oktober 2018 en ook  mijn blog van 11 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 11 oktober 2015 deel 2.

Menno Wigman, Tadeusz Różewicz

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook alle tags voor Menno Wigman op dit blog.

 

En dorpen waren er, vernielingen

aan auto’s, straten waar elk huis genummerd was,
gekneusde autospiegels, ingetikte ruiten,
avondbussen, discoriemen, kettinghonden,

er waren leuzen, tags, urinevlaggen,
we hadden stiften en gebitten, stiften
hadden ons maak kapot wat jou kapot maakt

en je gezicht een knipmes ik moet hier weg
o speakers dansvloer kermisweek
de winkelpanden kropen door de zondag heen

de winkelpanden en de middenstand koop bij mij
dood en we wilden dansen, hadden spieren,
er was hoop, dus sloopten wij.

 

Slotsom

De hemel, het schaamdeel, het graf: niet nu,
nu even niet. Mij gaat het om de straat,
hoe elke stap je tot een prooi verlaagt:

de schoensmid hoopt dat je een zool verliest,
de ober rekent op een lege maag,
de kroegbaas bidt dat je van dorst vergaat

en elke winkelier wil dat je mak
en ondoordacht een apparaat aanschaft
dat het exact binnen vier jaar begeeft.

En als jíj het begeeft: reken maar niet
dat het gecijfer dan verstomt: –
geen mens gaat gratis in de grond. Niets nieuws,

ik weet het, en de jaaromzet gaat voor.
(Het lichaam, heet het, is een tempel Gods.)
Je sterft alsof een fruitkast geld uitkotst.

 

Het lijden van de jonge W.
Richtig, an den erinnere ich mich – Peter Schütt

Ik zag hem zitten in een bar
in Wetzlar, tegenover een
goedkope supermarkt, hij droeg
een gele broek en ook iets blauws,
zijn ogen staan me niet meer bij.
Later liep hij naar een taxi,
zei iets over een verloren zaak
en siste toen dat hij een trein
moest halen. Hij verdween naar
Amsterdam en staarde dertien dagen
door een venster van hennep,
drank en cocavlokken deden de rest.
Nee, er kwam geen afscheidsbrief
uit zijn verlamde handen
en ook het schot op blz. 14.3
bleef uit. Tegenwoordig ga je
niet meer aan een mond kapot,
sterft niemand voor een bruid.
Alleen wanneer het donker komt,
de afgrond van dat harde dons.

 

Menno Wigman (10 oktober 1966 – 1 februari 2018)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

Der tod ist ein meister aus deutschland’

ter nagedachtenis aan Paul Celan

Wat heeft een dichter te zoeken in een ijdele tijd?

de goden zijn weggegaan uit de wereld
de dichters hebben ze achtergelaten
maar de bron heeft
de monden leeggedronken
ons het spreken ontnomen

we zijn op reis en wonen
onderweg
nu eens hier dan weer daar

Anzel de wandelende
jood was lang op reis
van de Boekowina naar Parijs
onderweg verzamelde hij kruiden
bij de woorden Heidekraut
Erika Arnika
de woorden legde hij te slapen
hij stopte ze in het donker

in der Hütte
ontmoette Celan
Martin Heidegger

hij kwam
op een open plek
stond daar onder de sterren
kwam uit de nacht
Der Tod ist ein Meister
aus Deutschland

hij stond in het licht
met een handvol gras bloemen

maar het water van de Seine stroomde
onder de stenen bruggen
de Onbekende Schone
wachtte met een onzegbare glimlach

Een dodenmasker

terwijl hij rijpte
in de open schoot viel
van de rivier
de dood de vergetelheid

in de wereld
waaruit de goden waren weggegaan
had de levende poëzie hem aangeraakt
en ook hij ging weg

wat
heeft de dichter de filosoof gevraagd
welke steen
der wijzen
ligt op de weg
naar de boshut

der Tod
is ein Meister
aus Deutschland

In de tijd die aanbrak
na de ijdele tijd

na het heengaan van de goden
gaan de dichters heen

Ik weet dat ik helemaal sterf

en daaruit put
ik een schrale troost

die de kracht geeft
buiten de poëzie te bestaan

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e oktober ook mijn blog van 10 oktober 2021 en ook mijn blog van 10 oktober 2018 en ook mijn blog van 10 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 10 oktober 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: De terugkeer van Bonanza

“GUGGENHEIMER ZAT IN de bar van het Sofitel in Gent bij iemand die misschien directeur ging worden van een nieuw commercieel televisiestation. “We zouden jou wel vast in dienst willen nemen als onafhankelijk producent,” zei de man. “Nee, bedankt,” zei Guggenheimer, “ik denk trouwens dat ik ermee stop en ga rentenieren.” “Op jouw leeftijd? Ben jij zo rijk dan?” “Nee. Maar ik denk dat ik het niet lang meer trek. Dat zit in de familie. Bij ons sterven ze allemaal jong. Mijn vader. Mijn moeder. Mijn grootouders. Htin grootouders. Mijn neef Frangois. Mijn broer. Of nee, die leeft nog. Die is pas negenentwintig moet je rekenen, dus die heeft nog wel een paar jaar om jong te sterven. Wil je nog wat drinken? Liefst iets snels, ik heb over een kwartier een andere afspraak, zeg maar over een uur. Nog een vodka?” “Ja, graag.” Guggenheimer bestelde twee vodka”s met ijs. “Ik zeg het,” zei hij, “ik denk dat ik maar “ns ga kappen met dat producen.” Hij slurpte van z”n glas. “Vodka drinken is een paar jaar uit geweest, maar nu is het weer in, wist jij dat? Dat heeft een Italiaanse kelner me eens verteld, in “91 of “92, daar wil ik af zijn. In Rome was dat. Een kutstad overigens. Hoe gaat dat nieuwe station heten waar jij directeur van wordt?” “Het is nog niet zeker dat ik het word,” zei de man. “Daar moet je je niks van aantrekken,” vond Guggenheimer. Wie zijn de tegenkandidaten?” Wan Dam van DST en De Kudt van ovr.” Wan Dam en De Kudt, wel wel. Wie had dat kunnen voorspellen. Hoe heet jij eigenlijk? Kan je geloven dat ik dat vergeten ben.” “Bauwens. Theo Bauwens. Ik dacht dat je dat wel wist. We kennen elkaar al jaren.” “Natuurlijk kennen we elkaar al jaren, heb ik dat ooit tegengesproken? Bauwens zeg je. Ben je een broer van die tandarts Bauwens? Ik had vroeger een tandarts Bauwens, die heeft op een keer bijna heel m”n onderkaak achter m”n oren getrokken. Is dat je broer?” “Nee. Ik heb alleen twee zussen.” “Bof jij even. Met broers schiet je geen moer op. Kijk naar de mijne, die wil voor niks deugen. Dat is een kunstenaar, ik lieg niet. Een godverdomde beeldhouwer. Die vangt soms anderhalf miljoen voor een beeld. Tegenwoordig is hij bezig aan een buste van prinses Astrid en al haar kinderen. Alle vijf in één buste, je moet het maar doen. Anderhalf miljoen, meneertje. Wat zijn wij waard?”
“Heeft prinses Astrid vier kinderen?” “Dat moet je aan mijn broer vragen. Die komt bij dat mokkel aan huis. Ik verzeker je, het is niet alle beeldhouwers gegeven om bij prinses Astrid over de vloer te komen.” “Ik heb nog nooit van hem gehoord.” “Hij werkt in alle anonimiteit. Dat zou ik ook doen als ik een beeldhouwer was. Wie wil er iets weten over beeldhouwers? Geen hond.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

zonder

de grootste gebeurtenis
in het leven van de mens
is de geboorte en dood
van God

vader Onze Vader
waarom hebt u
als een slechte vader
midden in de nacht

zonder teken zonder spoor
zonder woorden

waarom hebt U mij
waarom heb ik U
verlaten

leven zonder god is mogelijk
leven zonder god is onmogelijk

maar als kind heb ik me gevoed
met U
Uw lichaam gegeten
bloed gedronken

misschien verliet U me
toen ik mijn armen wilde
openen
om het leven te omhelzen

onnadenkend
breidde ik mijn armen uit
en liet U gaan

of misschien vluchtte U
omdat U mijn lachen
niet kon aanhoren

U lacht nooit

of misschien strafte U mij
klein en onwetend
voor mijn koppigheid
hoogmoed
omdat ik een nieuwe mens
een nieuwe taal
probeerde te scheppen

geruisloos verliet U me
zonder vleugelslag zonder bliksems
als een veldmuis
als water door zand opgezogen
druk bezig verstrooid
merkte ik noch Uw vlucht
noch Uw afwezigheid
in mijn leven op

leven zonder god is mogelijk
leven zonder god is onmogelijk

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook  mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Alexis de Roode, Arne Rautenberg

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook alle tags voor Alexis de Roode op dit blog.

 

Schepping, week 2

Op maandag schiep de mens zich een beeld van hemel en aarde.
De hemel was hoog, de aarde groot en gevaarlijk.
Chaos drong in zijn geest en leegte zweefde in zijn maag.
De mens sprak: Laat er een grens zijn. En hij trok een grens.
Wat aan de ene kant van de grens lag, noemde hij tuin.
En wat aan de andere kant van de grens lag, noemde hij wildernis.
Zo werd het avond en morgen: de eerste dag.

De mens sprak: Laat de dieren en planten in de wildernis
door God verzorgd worden, want hij heeft ze gemaakt.
Maar de dieren en planten in de tuin zijn van mij.
Ik zal ze koesteren en verzorgen, zij zullen mijn tuin verrijken.
Zo geschiedde. De planten en dieren in de tuin noemde hij voedsel.
En de planten en dieren in de wildernis noemde hij natuur.
Weer werd het avond en morgen: de tweede dag.

De mens sprak: De dieren en planten behoren aan mij,
maar zij gehoorzamen aan tijd. Ze bloeien in de lente
en geven zaadvruchten in de herfst. De vogels leggen
eieren naar hun aard, maar in de winter leggen ze niks.
Ik zal de planten een huis van glas geven en in de kippenstal
zal ik een helder licht branden. Ik zal eieren eten in december.
Weer werd het avond en morgen: de derde dag.

De mens sprak: Mijn tuin gehoorzaamt mij het hele jaar,
maar werkt niet half zo hard als ik. De trage planten
voeden zich met trage aarde. De dieren groeien traag
zoals de planten die ze eten. Laat er kunstmest en krachtvoer zijn!
En er was kunstmest en krachtvoer. En de kropsla en koeien
versnelden hun groei. En de mens zag dat het goed was.
Weer werd het avond en morgen: de vierde dag.

De mens sprak: Laat mijn tuin vruchtbaar zijn
wanneer ík het wil. Want de planten en dieren planten
zich lukraak voort, zonder te denken aan mijn behoeftes.
Ik zal de kalfjes weghalen bij de koe. Ik zal het zaad
van stieren vangen in mijn hand. Ik zal haantjes versnipperen.
Zo zal geen dier geboren worden buiten mijn wil.
Weer werd het avond en morgen: de vijfde dag.

De mens sprak: Van nest tot slacht zijn dieren en planten
gehoorzaam aan mij. Maar in het zaad schuilt nog anarchie.
Het vermengt zich naar eigen aard en waait de tuin uit.
Ik zal het zaad openbreken en veranderen. En het zal
mijn zaad zijn, van generatie op generatie. Aldus geschiedde.
En de mens zag dat alles wat hij gemaakt had,
zeer goed was. Zo werd het avond en morgen: de zesde dag.

Nu was de tuin van de mens voltooid.
En toen hij op de zevende dag al het werk zag
dat hij verricht had, rustte hij en keek uit over zijn tuin.
Hij at pitloze druiven en zwom in een vijver van melk.
Hij zag de bijen bij zwermen sterven in zijn tuin.
De grond was bitter geworden. En hij zei: Goed,
zei hij, Goed. Morgen weer een dag. Er is nog tijd.

 

Een steen openvouwen

Kantel de regels om het riet te zien.
Ga staan met je rug tegen de grond,
en kijk de sterren recht in de ogen,
tot ze op je af komen stormen.
Open je mond. Slik ze in.

Letters zijn onzichtbaar, woorden zijn onzichtbaar,
betekenis is onzichtbaar, denken is onzichtbaar,
de ziel is onzichtbaar, het geluk is onzichtbaar,
een orgasme is onzichtbaar, een koe is onzichtbaar,
essentie is onzichtbaar, het riet is onzichtbaar.

Ik wil in een tv wonen.
Ik wil een steen openvouwen.
Ik wil de binnenkant van elk ding zien.
Ik ben bijna dood met nog veertig jaar te gaan.

De dichter zingt.
De dichter zwijgt.
De dichter spuugt sterren uit.
De dichter is een ding.
De dichter is onzichtbaar.

Wij mogen het riet platbranden.

 

Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

 

De Duitse dichter, schrijver en kunstenaar Arne Rautenberg werd geboren op 10 oktober 1967 in Kiel. Zie ook alle tags voor Arne Rautenberg op dit blog.

 

te grote woorden

bloed

vullen de
zakken vol wijn
nemen van
de druiven
de donkere
altijd
de buiken in de
volle die willen
meer van het
stromende
sap zuipen tot
ze omvallen
over beide
oren van het leven
afscheid nemen ooit
dan snijden ze
ze open en zie
daar de vrij
gelegde hart
slag drie
twee van een
vogelijn

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Arne Rautenberg (Kiel, 10 oktober 1967)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e oktober ook mijn blog van 8 oktober 2018 en ook mijn blog van 8 oktober 2017`.