Jonathan Coe, Li-Young Lee

De Engelse schrijver Jonathan Coe werd geboren op 19 augustus 1961 in Birmingham. Zie ook alle tags voor Jonathan Coe op dit blog.

Uit: De Rotters Club ( Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema)

“Op een heldere, blauwzwarte sterrenavond in het jaar 2003 zaten twee jonge mensen in de grote stad Berlijn aan een tafeltje in een restaurant. Hun namen waren Sophie en Patrick. Deze twee mensen hadden elkaar tot die dag nooit ontmoet. Sophie was in Berlijn met haar moeder en Patrick was er met zijn vader. De moeder van Sophie en de vader van Patrick hadden elkaar ooit, langgeleden, heel vluchtig gekend. De vader van Patrick was zelfs heel even verliefd geweest op de moeder van Sophie, in de tijd dat ze nog op school zaten. Maar het was twintig jaar geleden dat ze voor het laatst een paar woorden met elkaar hadden gewisseld. ‘Waar denk je dat ze naartoe zijn?’ vroeg Sophie. ‘Naar een of andere disco, denk ik. Lekker aan het housen.’ ‘Dat meen je toch niet?’ ‘Natuurlijk niet. Mijn vader is zijn hele leven nog nooit in een disco geweest. De laatste plaat die hij heeft gekocht was van Barclay James Harvest.’ ‘Van wie?’ ‘Dat bedoel ik.’ Sophie en Patrick keken hoe het enorme, helder verlichte gevaarte van glas en beton, het nieuwe Rijksdaggebouw, in zicht kwam. Het restaurant dat ze hadden uitgezocht, boven in de televisietoren die uitrees boven de Alexanderplatz, draaide sneller rond dan ze allebei verwacht hadden. Blijkbaar was het in de jaren zestig zo ontworpen, om de superioriteit van de Oost-Duitse technologie aan te tonen. ‘Hoe gaat het nu met je moeder?’ vroeg Patrick. ‘Is ze weer wat opgeknapt?’ ‘0, het stelde niet zoveel voor. We zijn naar het hotel teruggegaan en ze is een poosje gaan liggen. Daarna voelde ze zich weer kiplekker. Een paar uur later zijn we zelfs gaan winkelen. Zo ben ik aan deze rok gekomen.’ ‘Hij staat je prachtig.’ ‘Hoe dan ook, ik ben blij dat het gebeurd is, want anders had had je vader haar nooit herkend.’ ‘Dat is waar.’
‘En dan hadden wij hier ook niet gezeten, hè? Het is vast voorbestemd. Of zoiets.’ Het was een vreemde situatie waarin ze waren beland. Er leek spontaan een zekere vertrouwelijkheid te zijn opgebloeid tussen hun ouders, ook al hadden ze elkaar een hele tijd niet gezien. Ze hadden zich met een soort vreugdevolle opluchting in het weerzien gestort, alsof deze toevallige ontmoeting in een Berlijnse tearoom op de een of andere manier de tussenliggende decennia zou kunnen uitwissen, het verdriet van hun voorbijgaan zou kunnen wegnemen. Zodoende zaten Sophie en Patrick nu in een andere, ongemakkelijker vorm van vertrouwelijkheid wat stuntelig tegenover elkaar.”

 


Jonathan Coe (Birmingham, 19 augustus 1961)

 

De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Zie ook alle tags voor Li-Young Lee op dit blog.

 

Van bloesems

Van bloesems komt
deze bruine papieren zak perziken
die we kochten van de vreugde
bij de bocht in de weg waar we afsloegen naar
de borden met Perziken erop.

Van beladen takken, van handen,
van zoete kameraadschap in de bakken,
komt nectar langs de kant van de weg, sappige
perziken die we verslinden, met stoffige schil en al,
komt het vertrouwde zomerstof, stof dat we eten.

O, om wat we liefhebben in ons op te nemen,
om een boomgaard in ons te dragen, niet alleen
de schil te eten, maar ook de schaduw,
niet alleen de suiker, maar ook de dagen, het fruit
in onze handen te houden, het te aanbidden en dan in
de ronde vreugde van perzik te bijten.

Er zijn dagen dat we leven
alsof de dood nergens
op de achtergrond is; van vreugde
naar vreugde naar vreugde, van vleugel naar vleugel,
van bloesem naar bloesem naar
onmogelijke bloesem, naar zoete onmogelijke bloesem.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Li-Young Lee (Jakarta, 19 augustus 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e augustus ook mijn blog van 19 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 19 augustus 2019 en ook mijn blog van 19 augustus 2017 deel 2.

Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

IJsselkade

De deventer Onder de Linden
daar schrijdt het water langs,
hoogzwanger in de winter
en in de zomer slank.

Maar ’s zomers groeien de bomen
tot hun manlijke kracht,
Mozesnazaten, zonen
van Aäron op wacht.

Op wacht over de tuinen
dichtbij de waterkant,
want het water mag dan verdwijnen,
het houdt met alles verband:

met de parmantige boten
en met de overzij
en met de vastbesloten
bruggen en met mij.

De bomen met ruisende kleren
als bladgroene pastoors
willen mij bekeren
van mijn diepwaterkoorts.

 

DE AVOND WORDT langs de Amstel
tot het hart van de stad
voortgeplant, in de bochten
staan de zwaarmoedige
tolgaarders van de bomen
maar zij vragen steeds minder
het is duidelijk dat
zij overgelopen zijn
over het water gelopen
naar de avond die open
en bloot in de ramen spiegelt
Door de verlaten lucht
rept zich een vogel
als een blad uit een oud telefoonboek
dat niet meer gebruikt kan worden
omdat men de namen niet meer kent
Ik weet niet wat ik doen moet
weggaan of blijven
Ik leef alleen aan den lijve
mijn hoofd loopt om van bloed

 

Geen hymne voorradig

het beste is nog niet geschreven
het ligt te wachten in de taal
zoals de doden overwinteren
zoals nog niet geboren kinderen
achter een dunne eierschaal
half werkelijkheid, half tijd

plotseling zullen ze leven
als God gaat zingen
de zevende dag

 


Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)
Guillaume van der Graft en de bronzen buste die Dennis J. Coenraad in 2008 van hem maakte.

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

Ontdekking

6:48 uur ’s ochtends, en loodzware
grapjes over wat voor helden
we zijn dat we op dit uur opstaan.
Stil. De branding en de rennende strandlopers.
T minus tien en tellen, de zon
komt op boven Canaveral,
een gezwollen koraal, een kleur
helder als cameralicht. We worden ver-
blind door een flits:

geschoten vanaf het onzichtbare
lanceerplatform, en dus uit het niets,
een pijl met vlammenpunt – nee, een vliegende
pen in brand, de inkt een rookpluim
die, zelfs tijdens het omhoog
zoemen, zo vreemd solide blijft
als de gevlochten staart van een tornado,
en daar blijft hangen zoals bliksem zou doen
als hij zijn eigen donder kon stelen.

—Die, wanneer hij binnen dondert,
eronder of erin een miljoen
vuurpijlen laat ontploffen, een sensatie
van verre knallen en vlammen in een vertraagde
reactie, die in vervagende golven
op het strand neerkomen als de laatste glinstering van de shuttle
de oogschaduw groet van onze handen ontvangt:
het gigantische punt van alle ophef, binnenkort
kleiner dan een ster.

Pas nu wordt een gestaag, laag
gesputter boven ons, een grasmaaier
die een hoekje van de hemel afsnijdt,
hoorbaar. Kijk, het is een dubbeldekker! —
een lang geplande, grappige ode van een piloot
aan de altijd gedateerde baan van het wonder
en de jeuk van bij nader inzien. Ik sla
op mijn enkel, gebeten door een zandmug:
wat de lokale bevolking knutten noemt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2019 en ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.

Dreißig Grad (Kurt Tucholsky), Wolf Wondratschek

 

Dolce far niente

 


Gartenlokal am Wannsee (Haus am See) door Max Liebermann, ca. 1933

 

Dreißig Grad

Das ist die Zeit der dicken Sommerhitze.
Das Thermometer kocht. Die Sonne strahlt.
Die gnädige Frau hats warm; ich Plebs, ich schwitze –
in blauen Badehöschen, eindrucksvoll bemalt.

Am hellen Strand läuft eine leichte Brise
und legt sich wieder – nein, das wird kein Wind.
Jetzt ist August, da hatten wir die Krise,
wie so die deutschen Sommerkrisen sind.

Da hinten badet eine fette Dame.
Es steigt das Meer, wenn sie ins selbe tritt.
Sag an, Sylphide, ist vielleicht dein Name
Germania? Nehm ich dich als Sinnbild mit?

Es rinnt der Sand. Da schleicht sich ein Vehikel –
wohl gar mit Butter? – übern Dünendamm.
Bei mir langts nur noch für den Leitartikel –
was Kluges bring ich heut nicht mehr zusamm.

Wie lang ists her – da war in diesen Wochen
an angenehmer Weise gar nichts los.
Man hat nur faul den faulen Tag gerochen…
Heut kommen Kunz und Hintze angekrochen –
Du liebe Zeit, wie bist du heiß und groß!

 


Kurt Tucholsky (9 januari 1890 – 21 december 1935)
Zomer in Berlijn, de geboorteplaats van Kurt Tucholsky

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

Uit: Früher begann der Tag mit einer Schusswunde

„Deutschunterricht
Zum Beispiel. Wenn eine italienische Fußballmannschaft in einem großen, internationalen Spiel gewinnt, informieren sich die deutschen Fußballreporter sofort, ob einer der italienischen Spieler deutscher Abstammung ist. Außerdem weisen sie immer wieder daraufhin, daß verschiedene deutsche Fußballer in Italien sehr gut fußballspielen. Wir sind bekannt dafür, daß wir genau wissen, wie das Paradies aussieht. Möglicherweise liegt das daran, daß wir nie gelernt haben, richtig zu frühstücken. Zum Beispiel. Die deutschen Männerchöre haben ihre Lieder. Adolf Hitler besaß einen deutschen Schäferhund. Auch in Friedenszeiten reden wir gern von unseren Soldaten im Einsatz. Wie in Bonn mitgeteilt wurde, liegt Berlin am Rhein. Wir glauben fest daran, daß alles so kommen mußte, wie es kommen mußte. Und darauf sind wir stolz, denn wir haben noch immer keine Ahnung von unseren Befürchtungen. Die deutschen Gastwirte freuen sich, wenn sich die Gäste über den Zweiten Weltkrieg unterhalten. Das fördert den Umsatz. Nach dem dritten Bier haben die Ausländer Heimweh nach Heidelberg. Wir zeigen den Touristen auf einer Landkarte, wo Heidelberg liegt. Heidelberg sieht auch bei Regenwetter genauso aus, wie sich die Ausländer Heidelberg bei Sonne vorgestellt haben. Zum Beispiel. Die deutsche Nationalhymne hat drei Strophen. Manchmal beginnt sie trotzdem mit der ersten Strophe. Die Melodie erkennen wir an den Trompeten. An den Rastplätzen der Bundesautobahnen ist Deutschland sehr schön.
Die meisten deutschen Landstraßen sind so angelegt, daß man auch bei Höchsttempo die Kirche im Dorf sehen kann. Ordnung muß sein. Die Angst vor Kommunisten gehört noch immer zu unserer Erziehung. In der Schule erzählen die Lehrer von Rußland. Sie erzählen, daß viele Russen unsere Sprache verstehen. Die Eltern machen den Kindern schwere Sorgen.“

 

Een droom

In een boom zitten.
Over de prairie uitkijken.
Niet hoeven liefhebben.

De horizon opent zich
in de vorm van een vrouw
die nooit dichterbij komt.

Niet hoeven liefhebben,
Het zou dan gemakkelijk zijn
om lief te hebben.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e augustus ook mijn blog van 14 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 14 augustus 2018 en ook mijn blog van 14 augustus 2016 deel 1 en ook deel 2.

Der August (Erich Kästner), Taije Silverman

 

Dolce far niente

 

 


Zonnige oogstdag door Jules J. Veyrassat, ca. 1850

 

Der August

Nun hebt das Jahr die Sense hoch
und mäht die Sommertage wie ein Bauer.
Wer sät, muss mähen.
Und wer mäht, muss säen.
Nichts bleibt, mein Herz. Und alles ist von Dauer.

Stockrosen stehen hinterm Zaun
in ihren alten, brüchigseidnen Trachten.
Die Sonnenblumen, üppig, blond und braun,
mit Schleiern vorm Gesicht, schaun aus wie Frau’n,
die eine Reise in die Hauptstadt machten.

Wann reisten sie? Bei Tage kaum.
Stets leuchteten sie golden am Stakete.
Wann reisten sie? Vielleicht im Traum?
Nachts, als der Duft vom Lindenbaum
an ihnen abschiedssüß vorüberwehte?

In Büchern liest man groß und breit,
selbst das Unendliche sei nicht unendlich.
Man dreht und wendet Raum und Zeit.
Man ist gescheiter als gescheit, –
das Unverständliche bleibt unverständlich.

Ein Erntewagen schwankt durchs Feld.
Im Garten riecht’s nach Minze und Kamille.
Man sieht die Hitze. Und man hört die Stille.
Wie klein ist heut die ganze Welt!
Wie groß und grenzenlos ist die Idylle …

Nichts bleibt, mein Herz. Bald sagt der Tag Gutnacht.
Sternschnuppen fallen dann, silbern und sacht,
ins Irgendwo, wie Tränen ohne Trauer.
Dann wünsche Deinen Wunsch, doch gib gut acht!
Nichts bleibt, mein Herz. Und alles ist von Dauer.

 


Erich Kästner (23 februari 1899 – 29 juli 1974)
Zomer in Dresden, de geboorteplaats van Erich Kästner

 

De Amerikaanse dichteres, vertaalster en hoogleraar Taije Silverman werd geboren in San Francisco op 13 augustus 1974. Zie ook alle tags voor Taije Silverman op dit blog.

 

POEM TO KEEP WHAT I LOVE

soon we shall know
if we have learned to accept that the stars
do not go out when we die
Abba Kovner

Even at dawn while my mother turns
in white quilted sheets for the last peel
of sleep while the dog waits pure of heart
for her door to open, my father
already gone, circling the same blocks
of empty buildings to check wet floors
or new locks, even on Sunday, even
at dawn—the birdsong’s all reckless clatter,
stacked against air like metal while cats
hide under ferns and the petal-drunk
cherry trees burn their new beauty to bits.
Spring slides down leaves. Lilacs refuse
every warning. An old man in his good hat
waves without joy and the women follow.
Something falls inside, someone waking,
a new day setting its small systems straight.
Birds insist on themselves. Again again
we learn forgetting, practice our goodbyes.

II
Against the black spine of fear that travels
through countries, poem, keep what I love.
Against the dreams, which kidnap me.
Against the silk hip of elsewhere, cities of still
swans on black rivers, the lonely nights
mapped neat by the windows of restaurants,
poem, keep what I love. Against days
wound like toys then let loose, painted cars
crashing hard what I love though unharmed
into memory. Against freedom’s hummed
lilt, tremulous, trapped in the cloaked
sweetness of magnolias at the end of the street,
the front door opening and closing,
its greeting blind keep the thumped pulse
of the dog’s tail meaning yes, meaning
here and so why won’t the green
shutters rack the glass with recognition, why
won’t the street turn to water and fall?

 

Van wie de brieven waren

Deze man kende ik vroeger – een vriend van me – mijn
ex-man die ik op mijn negentiende ontmoette op een blind

date. Maar tegen de tijd dat onze gebakken mosselen arriveerden,
zag ik al dat het niet zo had mogen

zijn. Hij zei dat de tijd het zou
leren. Ik zei in de tussentijd

wens ik je het beste, maar toen
de rekening kwam, was hij een ander

mens. Ik bedoel, hij was mijn student – of ik
de zijne – en hij was duidelijk een expert in zesde eeuwse
anonieme Gaelische poëzie,
die draait om een rijmschema –

zoals hij uitlegde tijdens het biertje dat we illegaal
na de les deelden – waarbij het veranderen van de plaatsing

van één woord betekent dat
het gedicht tot onzin wordt gereduceerd. Hij was goed

met zijn hoofd – of handen – of in niets
anders dan brood bakken, hoewel hij, toen alles gezegd

en gedaan was, een fanatieke katholiek bleef
die het woord embryo wilde verbieden

of hij had een emotionele affaire
met een zwangere vrouw en was dol op toverballen

en of ik hem nu tegenkwam bij Walmart
of we expres naar de rivier gingen, doet er

niet toe omdat hij een zwart gat was
wat betekende niet echt op aarde en daarom

alleen bekend kon staan als de Heer van het Duister (zijn naam
was Josh) of de Meest Apologetische Leugenaar ter Wereld

of de illustere co-auteur van Hoe je Veronderstelt
Dan Hypnotiseert de ware Jakob en we brachten

één nacht samen door zonder technisch gezien
te inhaleren, maar de scheiding bleek toch onherstelbaar

voor de kinderen. Hij was de vader
van mijn woordenboek. Hij was een onvervangbaar

rijmpje voor baby. Hij was mijn derde
liefde, mijn tweede kans, een trampoline-notie

van romantiek. Misschien nu, misschien dan,
misschien als, of zoals het einde klinkt. Hij was een

van de vele fouten die ik maakte
waarvoor ik geen schuld draag.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Taije Silverman (San Francisco, 13 augustus 1974)

 

Zie voor de schrijvers van de 13e augustus ook mijn blog van 13 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 13 augustus 2019 en ook mijn blog van 13 augustus 2016 en ook mijn blog van 13 augustus 2011 deel 2.

Hitte (Hendrik de Vries), Rouke van der Hoek, Thomas Mann, Wolf Wondratschek

 

Dolce far niente

 


De weide bij Veneux-Nadon door Alfred Sisley, 1881

 

Hitte

Steelwaaiers boven asmoerassen. Geelgeharte
Klauwdistels. Flarden. Radeloze, deels verzwarte
Geraamten, hemelvuur-geteisterd.

Schubbenstrengen
Verzengen, plengen harslucht, sijpelen, en brengen
Loodkleurig, wreedvermengde schaduwen teweeg.

De helling, wemelend naardien de drukking steeg,
Verkreeg een schemerkleed. Schuimstapels overzwellen
De horizonnen, welke ontladingen voorspellen.
De laatste tochten zinken tot volmaakt verkalmen.
Vochtbekers hangen onbeweeglijk aan de halmen.
De hagen dragen steile, hemelhoge walmen.

 


Hendrik de Vries (17 augustus 1896 – 18 november 1989)
Groningen, de geboorteplaats van Hendrik de Vries

 

De Nederlandse dichter Rouke van der Hoek werd op 12 augustus 1952 in Eindhoven geboren. Zie ook alle tags voor Rouke van der Hoek op dit blog.

Waarom Carla de toren van Oirsbeek schilderde

Zij was het meisje dat poep durfde te zeggen tegen de koning.
Dan lachte zij en lachten ook de koning en lakeien. Maar tegelijk
snoven ze om zich heen of er iets aan hun schoenen kleefde.

Wie dapper is en lachen kan wordt gevraagd. Door andere koningen
– die het lachen is vergaan. Zo reisde zij de hoven af, vond onderweg
een prins in een witte jas en een huis op een heuvel, voor haarzelf.

Maar op een kwade dag klopte een vijand op de deur. Erger nog,
hij klopte op de binnenkant van de deur. En veranderde het meisje
in een koningin: de ongekroonde koningin van de chemokuur.

Nu moest ze poep zeggen tegen zichzelf, maar lachte wat zachter.
Tijdens haar laatste jaar schilderde ze vanaf de hoge weide vaker
de toren van Oirsbeek, de spits met ui die boven de bomen uitsteekt

met daarachter de volgende heuvelrug en daarboven in hallucinerende
kleuren een balzaal van lucht. Vreemd. Het waarom doorgrondden we
toen de rouwstoet aan de voet van deze toren stilhield bij een kuil.

 

Hoe Huckleberry Finn aan zijn naam kwam

Hoog water op de Maas. Een brede grijze stroom
die zacht slurpend langs ons glijdt. Op een boom
vaart een kraai voorbij, vlotschipper aan het roer,

zichtbaar tevreden over de voortgang die hij maakt,
de bochten die hij rondt, de ondiepten die hij mijdt.
Ach, hoe heette die gozer nu toch, die Bessennaam

die nog als een paarse vlek op de Mississipi drijft.
Wie Huck zegt moet ook Miss zeggen en mist dus
de finesse. Wie Huckleberry zegt opent het gordijn:

hoe een goed mens dom kan zijn. Tot zover de bes.
De rest kwam denkelijk van een zeeman uit Helsinki,
Gelukszoeker die de rivier opvoer, zwarte overall

en een haakneus. Hij plantte zich voort en verdween.
Nu vaart de zoon naar zee, door hetzelfde gedreven:
het zoeken van geluk is de bron van ons bewegen.

 

Leidekker

Ik hang aan de dakgoot van de kerk, die ik zelf heb
bevestigd en wens mezelf een ander beroep toe,
wijnconsulent of steenbakker of waarzegger, ja

altijd onbeperkt de waarheid spreken, dat zou
te leren moeten zijn als je het eenvoudig houdt.
‘Er zijn veel mannen, hun bijdrage is beperkt.’

‘Met twee voeten op de grond kan je toch vallen.’
Als ik het hoofd laat hangen zie ik onmiskenbaar
neef Guus onder me doorlopen, enthousiast

alsof hij gaat schaatsen, maar het is hartje zomer.
Hartje zomer, onmiskenbaar een waarheid, het lijkt
alsof ik mijn beroep, mijn bestemming heb gevonden

en spreek me zwetend, hangend aan purperen vingers
nieuwe, ware moed in: ‘Ik wil dit erg graag navertellen.
Het zou zonde zijn als ik dit niet kan navertellen.’

 


Rouke van der Hoek (Eindhoven, 12 augustus 1952)

 

Op 12 augustus 1955 overleed de Duitse Duitse schrijver Thomas Mann. Zie ook alle tags voor Thomas Mann op dit blog.

Uit: Herr und Hund 

„Es ist sonderbar, traulich und drollig, ihn auf meinem Fuße sitzen zu fühlen, den er mit seiner fieberhaften Körperwärme durchdringt. Erheiterung und Sympathie bewegen mir die Brust, wie fast ohne Unterlaß in seiner Gesellschaft und Anschauung. Er hat eine stark bäurische Art zu sitzen, die Schulterblätter nach außen gedreht, bei ungleichmäßig einwärts gestellten Pfoten. Seine Figur scheint kleiner und plumper, als wahr ist, in diesem Zustande, und mit komischer Wirkung wird der weiße Haarwirbel an seiner Brust dabei vorgedrängt. Aber der würdig in den Nacken gestemmte Kopf macht jede Einbuße an schöner Haltung wett kraft all der hohen Aufmerksamkeit, die sich darin ausprägt … Es ist so still, da wir beide uns still verhalten. Sehr abgedämpft dringt das Rauschen des Flusses hierher. Da werden die kleinen und heimlichen Regungen in der Runde bedeutend und spannen die Sinne: das kurze Rascheln einer Eidechse, ein Vogellaut, das Wühlen eines Maulwurfs im Grunde. Bauschans Ohren sind aufgerichtet, soweit eben die Muskulatur von Schlappohren dies zuläßt. Er legt den Kopf schief, um sein Gehör zu schärfen. Und die Flügel seiner feuchtschwarzen Nase sind in unaufhörlicher, empfindlich witternder Bewegung.


Het zomerhuis van Thomas Mann  in Nida (Duits: Nidden), een dorp in Litouwen, waar de familie Mann in de jaren 1930-1932 vakantie vierde. Het is nu in gebruik als cultureel centrum.

 

Dann legt er sich nieder, wobei er jedoch die Berührung mit meinem Fuße wahrt. Er liegt im Profil gegen mich, in der uralten, ebenmäßigen und tierisch-idolhaften Haltung der Sphinx, Kopf und Brust erhoben, die vier Oberschenkel am Leibe, die Pfoten gleichlaufend vorgestreckt. Da ihm warm geworden, öffnet er den Rachen, wodurch die gesammelte Klugheit seiner Miene sich ins Bestialische löst, seine Augen sich blinzelnd verschmälern; und zwischen seinen weißen, kernigen Eckzähnen schlappt lang eine rosenrote Zunge hervor.“

 


Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)
De schrijver en zijn hond

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Adam jr.

Adam las de Bijbel
Eva kauwde op fruit
God sliep het grootste deel van de tijd
Het was zo
Iedereen kende iedereen
De slang was de baas in de Hof van Eden

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

God had een nare droom
Hij zag de slang die het met zijn moeder deed
Weg was de mooie theorie
De droom was voorbij
De apen paarden met wat er overbleef

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

God werd wakker
Ik kwam ter wereld in het Ruhrgebied
De zaak is sindsdien geëscaleerd
Op zondag zit God in een gekkenhuis
Deelt suikerklontjes uit
En denkt dat hij de held is

Het paradijs was duidelijk een kwestie van zenuwen
Ik weet nu ook niet precies hoe het verder moet

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943

 

Zie voor de schrijvers van de 12e augustus ook mijn blog van 12 augustus 2019 en ook mijn blog van 12 augustus 2018 en mijn blog van 12 augustus 2015 en mijn blog van 12 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Kees van Kooten, Mark Doty

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Kees van Kooten op dit blog.

Uit: Koot droomt zich af (Schrijvem)

“Ooit één keer mocht ik de Volmaakte 9 schreven! Ik bevond mijzelf onder Juffrouw Poelstra en het gebeurde flitsgewijs tijdens een optelsom in Rekenen van de tweede klasse der Openbare Lagere. Het was… zij vier plus negentien, zij ook elf plus acht, hetzij kan ook twaalf plus zeven erbij geweest… maar er rolde een 9 uit in voor. Was het vier plus vijf, twee plus zeven, acht plus een erbij danschien? Nee. Dat beschouwt buiten de val, want die hadden we al gehad in de Eerste. Achteraf kan dat de geest wel lijken: dat die 9 zó mooi onverhoedste dat hij er als uitkomst uit de som uitkwam, maar dat is afgedwaalde oude koeien — hij stónd er daar gewoon ineens. De Volmaakte 9 was mij overkomen! De 9 zoals Juf hem zelf had mochten willen: volwassen uit één stuk, nonchalant voor altijd op papier, met zijn poot exactiter halfweg het ondergrenzende ruitje; de kerkklokkenluidende, piemelstijvende 9 die mijn 9 niet was want zo had ik nog nooit een 9 mogen schreven maar maar mooi toch maar mijn 9 was zoals hij daar stond! Een Tien van een 9. Mijn 9? Mijn 9! Mijn, mijn, mei! Want de grote vakantie deurde en daarna zou alles bruiner! En zou ik als de bekende herboren lopende band volmaakte negens afschrijven. Zessen, vieren, achten; noem alle zijstraten maar op —allemaal negens zouden het worden. Plus daar achteraan alle letters, netzovrolijk en evenzogoed. Maar 26 klassefotoos later wil mijn geval dat ondergetekende nog altijd geen De 9 kan schrijven zoals hij hem zou wezen willen. Terwijl zijn vader, wat mijn vader is, een schitterend, bijna kaligrafelijk handschrift vertoont, is het hem, wat mijzelf is, altijd bij Die Ene 9 gebleven. (En voor vermeldt de Historie: Juffrouw Poelstra sloeg trouwgewoon de schoolschriftbladzij door, parafeerde onderaan voor `alle sommen goed’, want toen was ik nog niet dom, maar hoeveel liever was zij mij aangekomen als gedaante ‘alle sommen fout maar wat is dát een mooie 9, daar heeft zeker je vader aan je handje geholpen?’ Nee juf echt niet, echt niet heus Juf niet!) En ik zal het u nóg sterker dat het namelijk steeds erger. Was het nu maar dat ik mijn niet-kunnende-schrijven tot ‘cloktershandschriff had geblimeerd maar alles minder nog dan dat: ik héb helemaal geen handschrift! Dat komt pro forma en alibioni doordat onze generatie in de eerste Schuin moest, in de tweede Blok en in de derde zogenoemden ze het klappelings Gebonden Blokschrift.”

 


Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Mark Doty op dit blog.

 

Van een golden retriever

Apporteren? Ballen en stokjes trekken mijn aandacht
seconden per keer. Vangen? Ik denk het niet.

Een konijntje, een vallend blad, een eekhoorn die – o
joepie – echt bang is. De lucht opsnuiven, dan

ben ik weer weg: modder, een vijver, een sloot, resten
van iets spannends doods. En jij?

Of je bent verdiept in het verleden, halverwege onze wandeling,
denkend aan wat je nooit meer terug kunt brengen,

of je ging ergens de mist in over
—morgen, noem je dat zo? Mijn werk:

de kromming (woef!) van de tijd losmaken, apporteren,
mijn misthoofdige vriend, jij. Deze schitterende blaf,

de bronzen gong van een zenmeester, roept je hier,
helemaal, nu: woef-waf, woef-waf, woef-waf.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e augustus ook mijn blog van 10 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 10 augustus 2017 en ook mijn blog van 10 augustus 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Martin Piekar, Conrad Aiken

De Duits-Poolse dichter Martin Piekar werd geboren op 5 augustus 1990 in Bad Soden am Taunus. Zie ook alle tags voor Martin Piekar op dit blog.

 

ZUM WELTUNTERGANG ist niemand zu spät
sage ich dem schild: :das ende ist nah
wir lesen & schreiben vom weltuntergang voll zuversicht
sodass er nicht eintritt
die stimme in meinem kopf wird mich noch verrückt machen
: es wird alles gut werden — nein — es wird
alles gut werden — nein
wir leben von der zukunft her, tod & bonbons
im nachhinein verteilt
der dackel, der vor einer metzgerei bellt & heult
schreie sind einsame orte
nur dunkelheit kann stets begleiten
kümmere dich nicht um den weltuntergang
kümmere dich um die weit, um deinen tod
sei ein märtyrer für deine sache & stirb nicht

 

IM DUNKEL EINES UBAHNTUNNELS
da sage ich: ich will wieder träumen
ein junger, der gegen die schienen haust
: geh, sagt er, geh weiter, bis du kannst
dort wird ein dich dich führen ein ausgang dich führen,
wo es so farblos sein wird

 

DIE WÄNDE GEHEN AUFEINANDER WIE VERLORENE
die bilder sind betten aus hornhaut & ich dazwischen
graffiti besetzen ubahntunnel
weil sie das angesicht der kameras fürchten
öffentlichkeit als reines synonym für kameras
ich bin ein canunodell wo immer ich langgehe
ich wandel in ubahntunnel
wie die graffiti ihre wände tragen
& immer wieder höre ich eine spraydose
in einem anderen korridor
hier, die bilder brechen, die bilder brechen auf
sind das gegenteil hohlwachsender früchte
die graffiti meiden fenster
betrachten mich wie einen spiegel
& flüstern: wir gehören niemandem
denn niemand hat uns erschaffen
ich spüre die not eines besetzten hauses
unvergällte luft hinterlässt eine wunde leben
der schweiß einer abgelegten maske, die ich nie trug
mein gesicht gehört mir sowieso nicht
graffiti kosen mich, verkatert vom träumen
drücke ich mein gesicht in die wand

 

i am sic, zegt ze & trekt een reepje huid van haar onderarm
een lappendeken wil ze genoemd worden en ze bouwt Theseus’ schip
een keer per week verdooft ze zichzelf tot helderheid
& verwisselt ze de ene huidflap voor de andere
ze wil weten hoe vaak ze haar huid moet verwisselen
om zich in een nieuwe te voelen
ze vraagt of ik weet hoe het is
om in deze vallende droom geboren te worden
hier onder een brug, altijd onder een brug
nemen we het bloed stollend waar
ze snijdt nog een stuk van haar kuit
ik zoek niet naar iets onder de huid, zegt ze
de autoriteit van weefsel herken je al bij een blik
zegt ze & naald & draad
we fascineren elkaar totdat ik door het oog van de naald ga
velen denken dat ik op zoek ben naar insecten of chips
maar mij gaat het alleen om huid
ze leunt tegen de pilaar, esthetisch als iemand die uitgeput is van sporten
en naait zichzelf dicht, , i am sic, zegt ze
weet je, ik ben uit geen enkele droom ooit ontwaakt

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Martin Piekar (Bad Soden am Taunus, 5 augustus 1990)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

SIX SONNETS

I

BROAD on the sunburnt hill the bright moon comes,
And cuts with silver horn the hurrying cloud;
And the cold Pole Star, in the dusk, resumes
His last night’s light, which light alone could shroud.
And legion other stars, that torch pursuing,
Take each their stations in the deepening night,
Lifting pale tapers for the Watch, renewing
Their glorious foreheads in the Infinite.
Never before had night so many eyes!
Never was darkness so divinely thronged,
As now—my love! bright stall—that you arise,
Giving me back that night which I had wronged.
Now with your voice sings all that immortal host,
That god of myriad stars whom I thought lost.

II
What music’s devious voice can say, beguiling
The flattered spirit, your voice can richlier say,
Moving the happy creature to such smiling
As the young sun brings flowers at break of day.
Nor can the southwest wind, who turns green boughs,
And sings in watery reeds, outvie your voice—
No, though the whole wide world of birds he rouse,
And boughs and birds, together, all rejoice.
Not water’s self, shy singer among stones,
Vowelling softly of his secret love,
Can murmur to green roots such undertones,
Nor with low laughter have such power to move.
No rival—none. There is no help for us.
Be it confessed—I am idolatrous.

  


Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e augustus ook mijn blog van 5 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 5 augustus 2018 en ook mijn blog van augustus 2017 en ook mijn 2 blogs van 5 augustus 2011.

Stefan van Dierendonck, Martin Piekar

De Nederlands schrijver en gewezen priester Stefan Clemens Maria (Stefan) van Dierendonck werd geboren in Gemert op 4 augustus 1972. Zie ook alle tags voor Stefan van Dierendonck op dit blog.

Uit: En het regende brood

“Onmiddellijk na de lauden riep de abt me bij zich, keek me aan vanachter zijn massief eiken bureautafel, de handen op een dichtgetapete doos. Hij kwam er net bovenuit. Naar mij toegekeerd stond met grote zwarte halen de adressering: Pater Johannes Beckers, Abdij Sint-Benedictusberg, Vaals, Paesi Bassi. Een slang schoot eruit, dook mijn borstkas binnen en slingerde zich rond mijn hart. Ademen ging ineens zwaar, mijn blik vluchtte weg voor de ogen van de abt, naar alle hoeken van de kloostercel. Ik wist dat hij mijn emoties registreerde en evalueerde, maar ik kon het niet helpen. Ik had het handschrift herkend. `Waarde broeder, enige tijd geleden is dit pakket met de post gekomen. Zoals je ziet is het aan jou gericht.’ Ik knikte. De abt ging verder. `Je weet dat het volgens onze regel niet is toegestaan om zonder toestemming van de abt brieven, gewijde voorwerpen of anderszins kleine geschenken aan te nemen. Je weet ook dat ik verantwoordelijkheid draag voor het geestelijk welzijn van allen die aan mijn zorg zijn toevertrouwd. Het is mijn opdracht om de broeders te sterken in hun roeping, in hun toewijding aan God en aan Zijn Kerk, in hun liefde voor het Hogere.’ Opnieuw een pauze, waarin hij wachtte op mijn instemming. `Het is geen eenvoudige opdracht, kerkelijk leiderschap. Christus spreekt nog over een enkel verloren schaap waar de herder naar op zoek gaat. Onze schapen hebben meer van rabiate wolven, zijn minder geïnteresseerd in eeuwig geluk of in devotie dan in een snelle bevrediging van lichamelijke behoeften. Je begrijpt wat ik bedoel; tenslotte heb je het grootste deel van je leven in de wereld gewerkt. Ik heb daar altijd respect voor gehad, dat weet je. Na zo veel jaren in de felle zon komt de rust van het klooster je toe.’ `Dank u,’ bracht ik uit. `De overgang naar het geregelde kloosterleven was niet eenvoudig voor je. Hoe bevalt het werken in de tuinen?’ Ik keek naar mijn veranderde handen, het verse eelt, de kloven waar de aarde diep in was doorgedrongen, mijn rouwnagels.”

 


Stefan van Dierendonck (Gemert, 4 augustus 1972)

 

De Duits-Poolse dichter Martin Piekar werd geboren op 5 augustus 1990 in Bad Soden am Taunus. Zie ook alle tags voor Martin Piekar op dit blog.

 

Bastaard I

– bij: Swans reflecting Elephants, Salvador Dali, olieverf op doek, 1937

Ik voel me een bastaard tussen woestijn
en oase. Dus half om half,
dus geen van beide;
maar toch geen wisselkind.
Als ik op het schilderij zou staan, zou ik
een zwart shirt
dragen
in plaats van het witte, maar ik
zou net zo kijken als
Edward James:
het schilderij uit.
Ik zou de roeiboot niet zien,
vastgelopen in de woestijn.
Ik zou
de fractale maan niet zien,
die alleen maar aan de hemel vastgepind lijkt.
Ik zou de irritatie niet zien
die ontspringt aan de rivier van dromen.
Ik zou de kastelen
van mensen niet zien.
Ik zou
de wolken, de zielen, de dood
achter me niet zien. Ik zou niet zien dat een olifant
ook een zwaan kan zijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Martin Piekar (Bad Soden am Taunus, 5 augustus 1990)
Swans reflecting Elephants door Salvador Dali, 1937

 

Zie voor de schrijvers van de 4e augustus ook mijn blog van 4 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 4 augustus 2019 en ook mijn blog van 4 augustus 2017 en ook mijn blog van 4 augustus 2013 en mijn drie blogs van 4 augustus 2011 en mijn blog over Robert Beck.

Marica Bodrozić, Mirko Wenig

De Duitse dichteres en schrijfster Marica Bodrozić werd geboren op 3 augustus 1973 in Zadvarje in het toenmalige Joegoslavië. Zie ook alle tags voor Marica Bodrozić op dit blog.

Uit: Das Herzflorett

„So sehr Pepsi die Stille im Dorf liebt, so sehr sehnt sie sich nach Menschen. Sie will weg von den Verwandten, bei denen sie in der träumerischen Herzegowina wie ein Waisenkind behandelt wird und nie genug zu essen bekommt, manchmal gar nichts, dann will sie auch weg vom Hof des Großvaters, aus dem dalmatinischen Süden in den europäischen Norden will sie gehen und sich endlich richtig sau essen an etwas Köstlichem, nicht nur an etwas knabbern, das von jemandem übrig geblieben ist. Sie hält das Leben mit ihren weit entfernten Eltern für etwas Wertvolles. Die beiden wohnen in Hessen, einer Gegend im Norden, so haben sie es ihr erzählt. Als Pepsi in der Schule das Alphabet lernt, übt sie es jeden Tag. Sie hat nur noch einen Gedanken, den sie als dringliche Aufforderung empfindet. Kurz nach ihrem neunten Geburtstag ist sie bereit und erfragt am anderen Dorfende bei ihrer Tante Rosa die Adresse der Eltern. Sie schreibt ihnen einen langen Brief. Ich hungere hier, niemand gibt mir etwas ab, schreibt sie gleich am Anfang, ihr müsst mich holen, mich und meine Geschwister, wir sollen alle zusammenleben. Gleich nach der Geburt waren Pepsi, ihre Schwester und ihr Bruder im Alter zwischen acht und zehn Wochen bei Verwandten untergebracht worden. Für die Geburt im Süden kam ihre Mutter aus Hessen, brachte ihre Kinder zur Welt und fuhr alsbald, um ihre Arbeit nicht zu verlieren, wieder in den Norden. Von Besuch zu Besuch vergaß Pepsi dann jedes Mal, wie ihre Mutter aussah. Nur ihr langes samtschwarzes Haar behielt sie in Erinnerung, das Haar, das auch ihrem Vater auf der Stelle ans Herz gewachsen war, als er sie in einer Kirche in Hessen entdeckte, während das Vaterunser gesprochen wurde. Bald darauf heirateten sie und dachten jedes Jahr, dass genau dieses Jahr ein gutes Jahr für eine Rückkehr in den Süden wäre. Aber dieses ersehnte gute Jahr kam nie. Und Pepsi erlebte sie nur als Menschen, die zu Besuch kamen und jedes Mal eine neue Krankheit mitbrachten, ein neues Leiden, eine neue Angst vor dem Sterben. Die Bora wehte wuchtig, als sie durch die wilden Gärten ging und den Brief wie eine ihr schon versprochene Zukunft zum Postmann trug. Ihre Haare flogen einen Moment so auf, als würde die Zeit anhalten, diesen Augenblick in ihr festhalten und damit, allein durch dieses kleine Innehalten, auf etwas Zukünftiges verweisen, das schon um sie wusste, sie erwartete, ohne ihr Genaueres darüber zu sagen.“

 


Marica Bodrozić (Zadvarje, 3 augustus 1973)

 

De Duitse dichter Mirko Wenig werd geboren op 3 augustus 1977 in Gera. Zie ook alle tags voor Mirko Wenig op dit blog.

 

Nachtelijke wandeling

Ze wonen in industriële barakken, klimmen over hekken
en garagedaken, bijten ratten dood.
Ze vechten met katten om voedsel.

Maar deze vos, mijn eigen
vos met luizen, was te oud om te jagen. Zijn rug
krommend, zijn vacht bedekt met bedwantsen, zo
sloop hij ’s nachts naar de vuilnisbak, stootte
hem om en vrat. Langzaam slechts,
kwam ik dichterbij, wilde hem
niet laten schrikken.

Ik keek naar hem. De vos vrat zoals
een dier vreet, snel en haastig, zonder
veel gedoe. Toen rende hij weg
en verdween in de struiken.

Verder gebeurde
er niets. Ik ging naar huis. Dat ik me
een weg door stenen vrat, aan de tepels van de nacht
zoog, zou gelogen zijn. Het regende niet. Wolken?
Die waren er niet.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Mirko Wenig (Gera, 3 augustus 1977)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e augustus ook mijn blog van 3 augustus 2023 en ook mijn blog van 3 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 3 augustus 2016 en mijn blog van 3 augustus 2015 en eveneens van 3 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Jussi Adler-Olsen, Conrad Aiken

De Deense schrijver Carl Henry Valdemar Jussi Adler-Olsen werd geboren op 2 augustus 1950 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jussi Adler-Olsen op dit blog.

Uit: De vrouw in de kooi (Vertaald door Kor de Vries)

“Carl deed een stap naar de spiegel toe en liet een vinger over zijn slaap glijden, daar waar de kogel hem had geschampt. De wond was genezen, maar het litteken was duidelijk te zien onder zijn haar, als iemand tenminste zou willen kijken. Wie zou dat in godsnaam willen? dacht hij terwijl hij zijn gezicht bestudeerde. Nu was te zien dat hij was veranderd. De rimpels rond zijn mond waren dieper geworden, de randen onder zijn ogen donkerder, en zijn blik liet een innerlijke onverschilligheid zien. Carl Mørck was niet langer zichzelf, de ervaren rechercheur die voor zijn werk leefde en ademde. Niet meer de lange, elegante Jut die wenkbrauwen liet fronsen en lippen uiteen deed wijken. wat moest hij daar in godsnaam ook mee? Hij knoopte zijn overhemd dicht, trok zijn jas aan, goot het laatste restje koffie naar binnen en trok de voordeur hard achter zich dicht, zodat de overige bewoners van het huis begrepen dat ze nu uit de veren moesten zien te komen. Zijn blik viel op het naambordje op de deur. Nu werd het hoog tijd het te vervangen. Het was al lang geleden dat het lang geleden was dat Vigga was verhuisd. En hoewel ze nog niet waren gescheiden, die race was gelopen. Hij draaide zich om en liep in de richting van het paardenpad. Als hij over twintig minuten de trein haalde, dan kon hij ruim een halfuur bij Hardy in het ziekenhuis zijn, voor hij door moest naar het bureau. Hij zag de kerk rood uitsteken boven de kale bomen en probeerde zichzelf eraan te herinneren hoeveel mazzel hij ondanks alles had gehad. Slechts twee centimeter naar rechts en Anker had nog steeds geleefd. Slechts een centimeter naar links, dan was hij zelf gedood. Een paar grillige centimeters die hem hadden gescheiden van de tocht langs de groene weilanden en de koude graven een paar honderd meter voor hem. Carl probeerde het te begrijpen, maar dat was moeilijk. Hij wist niet veel over de dood zelf. Alleen dat hij zo onvoorspelbaar kon zijn als een blikseminslag, en zo onmetelijk stil als hij was ingetreden.
Hij wist daarentegen alles over hoe heftig en zinloos het was om dood te gaan. Dat wist hij écht.”

 


Jussi Adler-Olsen (Kopenhagen, 2 augustus 1950)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

Improvisaties: Licht en Sneeuw: 03

De eerste klok is zilver,
En duisternis ademend denk ik alleen aan de lange zeis van de tijd.
De tweede klok is karmozijnrood,
En ik denk aan een feestnacht, met vuurpijlen
Die de hemel doorboren met rood, en een zachte tinteling van sterren.
De derde klok is saffraan en traag,
En ik aanschouw een lange zonsondergang boven de zee
Met muur aan muur kasteelachtige wolken en glinsterende balustrades.
De vierde klok is bronskleurig,
Ik loop langs een bevroren meer in het doffe licht van de schemering:
Gedempte scheuren lopen door het ijs,
Bomen kraken, vogels vliegen.
De vijfde klok is koud, helder azuurblauw,
Delicaat getint met groen:
Een gouden ster hangt erin te smelten,
En daarheen, slaperig, ga ik.
De zesde klok is alsof een kiezelsteen
In een diepe zee ver boven me is gevallen…
Klankkringen verdwijnen langzaam in de stilte.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e augustus ook mijn blog van 2 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 2 augustus 2018 en ook mijn blog van 2 augustus 2017 en ook mijn blog van 2 augustus 2011 deel 2.