Ida Pfeiffer

De Oostenrijkse schrijfster en wereldreizigster Ida Laura Pfeiffer werd geboren in Wenen op 14 oktober 1797. Haar vader, de rijke koopman Reyer moedigde haar interesses in sport en avontuur aan, in weerwil van haar meer conservatieve moeder. Op vijfjarige leeftijd reisde Pfeiffer naar Palestina en Egypte, een ervaring die haar bij zou blijven en van invloed zou zijn op haar verdere leven. Op 1 mei 1820 trouwde Ida met Dr. Mark Anton Pfeiffer, een advocaat die 24 jaar ouder was dan Ida en bovendien een zoon had van zijn overleden vrouw. In 1838 stierf Dr. Pfeiffer en liet Ida twee zonen na. Nadat haar twee zonen het huis uit waren maakte Ida Pfeiffer plannen om haar oude droom te vervullen: het maken van wereldreizen. In 1842 reisde ze langs de Donau naar de Zwarte Zee en Istanboel en keerde terug naar Oostenrijk via Italië. Haar reiservaringen publiceerde Pfeiffer in 1843 in haar boek “Reise einer Wienerin in das Heilige Land”. Dankzij de opbrengsten van dit boek kon Pfeiffer nieuwe reizen ondernemen en in 1845 reisde ze naar Scandinavië en IJsland. Verslagen van deze reis bracht ze uit in haar tweedelig boek “Reise nach dem skandinavischen Norden und der Insel Island”. Tijdens haar reizen verzamelde Ida Pfeiffer planten, insecten, weekdieren, dieren uit de zee en mineralen, die ze verkocht aan het Naturhistorisches Museum in Wenen en het Museum für Naturkunde in Berlijn. Haar eerste wereldreis maakte Ida Pfeiffer in 1846, waarbij ze Zuid-Amerikaanse landen als Brazilië en Chili bezocht, alsook Tahiti, China, India, Perzië, Klein-Azië en Griekenland. Ze keerde terug in 1848 en beschreef haar ervaringen in haar boek “Eine Frau fährt um die Welt”. Haar tweede wereldreis duurde van 1851 tot 1854, waarbij ze van Groot-Brittannië naar Zuid-Afrika reisde, om vervolgens naar de Indische Archipel te varen. In 1856 publiceerde ze haar bevindingen in het boek “Meine zweite Weltreise”. In mei 1857 ondernam Ida Pfeiffer haar reis naar Madagaskar, in gezelschap van de Franse avonturier Joseph-François Lambert. Zij wist echter niet dat Lambert een staatsgreep op de Malagassische koningin Ranavalona I had voorbereid. Op 20 juni mislukte deze staatsgreep en Koningin Ranavalona liet alle betrokken Malagassiërs executeren. De betrokken Europeanen, waaronder ook Pfeiffer, werden gevangengezet. In juli werden zij weer vrijgelaten en uit Madagaskar gezet. Op de reis van de hoofdstad Antananarivo en de kust liep Pfeiffer een ziekte op waarvan ze niet meer zou herstellen, vermoedelijk kanker of malaria.

Uit:Reise einer Wienerin in das Heilige Land

„Seit Jahren lebte der Wunsch in mir, eine Reise in das Heilige Land zu machen. Jahre gehören dazu, um mit dem Gedanken eines so gewagten Unternehmens vertraut zu werden. Als daher meine häuslichen Verhältnisse sich so gestaltet hatten, daß ich mich wenigstens auf ein Jahr entfernen konnte, hatte ich nichts eifriger zu tun, als mich auf diese Reise vorzubereiten. Ich las manche Werke darüber und war auch so glücklich, mit einem Herrn bekannt zu werden, der einige Jahre früher jene Länder bereist hatte. Ich konnte mündlich manche Belehrung und manchen Rat über das Fortkommen und Verhalten auf dieser gefahrvollen Wanderung erhalten.
Vergebens suchten meine Verwandten und Freunde, mich von diesem Vorsatz abzubringen. Höchst lebhaft stellte man mir all die Gefahren und Beschwerden vor, die den Reisenden dort erwarten. Männer hätten Ursache zu bedenken, ob ihr Körper die Mühen aushalten könne und ob ihr Geist den Mut habe, dem Klima, der Pest, den Plagen der Insekten, der schlechten Nahrung usw. kühn die Stirn zu bieten. Und dann erst eine Frau! So ganz allein, ohne alle Stütze hinauszuwandern in die weite Welt, über Berg und Tal und Meer, ach, das wäre unmöglich. Dies war die Meinung meiner Freunde.
Ich konnte nichts als meinen festen unabänderlichen Willen entgegensetzen. Mein inneres Vertrauen auf Gott gab mir Ruhe und Kraft, meine irdischen Angelegenheiten mit voller Besonnenheit zu ordnen. Ich machte mein Testament, bestellte alles derart, daß im Fall des Todes, worauf ich mehr gefaßt sein mußte als auf eine glückliche Rückkehr, die Meinigen alles in bester Ordnung fänden.
Und somit trat ich am 22. März 1842 meine Wanderung von Wien aus an.
Ich fuhr um ein Uhr mittags zu den Kaisermühlen, dem Platz, von welchem die Dampfschiffe nach Pest usw. abgehen. Freudig überraschte mich am Ufer die Anwesenheit einiger Verwandter und Freunde, die mir nochmals Lebewohl sagen wollten. Die Trennung war freilich recht hart, denn unwillkürlich erfaßte uns der Gedanke, ob wir uns in dieser Welt wohl noch einmal sehen würden.
Ein lebhafter Streit an Bord des Schiffes zerstreute ein bißchen unsern trüben Sinn. Ein Reisender mußte auf Ansuchen eines Herrn, statt mit Sack und Pack nach Ungarn zu flüchten, mit der Polizei in die Stadt zurückkehren. Ersterer schuldete letzterem tausenddreihundert Gulden, und glücklicherweise wurde er noch vor der Abfahrt des Schiffes eingeholt. Kaum war dies geordnet, so gab die Glocke das Zeichen der Abfahrt, die Räder begannen ihre Bewegung und entzogen mich für diesmal meinen Lieben nur zu schnell.
Reisende gab es noch wenige. Die Witterung war zwar schön und mild, aber die Jahreszeit noch zu früh, um andere Reisende als Geschäftsleute oder solche mit so umfassenden Plänen, wie ich sie im Kopfe hatte, in die Welt zu führen. Die meisten gingen nach Preßburg oder höchstens nach Pest. Bald hörte man vom Schiffskapitän, daß eine Frau auf dem Schiff sei, die bis Konstantinopel zu reisen gedenke, und nun betrachtete man mich von allen Seiten. Einer der Herren, der dieselbe Reise machte, sprach mich an und bot mir seine Dienste an, wenn ich deren benötigen sollte, und wirklich stand er mir überall schützend zur Seite.“

 
Ida Pfeiffer (14 oktober 1797 – 27 oktober 1858)

Colin Channer, Herman Franke, Jeet Thayil, Sebastian Fitzek, Richard Howard, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie

De Jamaicaanse schrijver Colin Channer werd geboren op 13 oktober 1963 in Kingston. Zie ook alle tags voor Colin Channer op dit blog.

 

Mimic

I.
From the chopper shot
the beach is a golden border
on a brown-gray shack town,
a jumble on a point,
sweet flourish of Liberia
sweeping into waves.

My son and I are watching
this in lamplight from our low
brown armless couch,
iced roibos on the low wood table
where I keep a bowl of beat-up cricket balls,
a wink to where he indirectly comes from,
Makonnen, Brooklyn teenager
with Antillean roots
replanted in Rhode Island,
a state petiter than the country
where my navel string was cut.

He’s a boy who loves sketching,
drawing cartoons, eating fish and pasta,
swimming, but most of all
performing accents, likes how
they jokify the mouth.

He was born with the ears of a mimic,
a tight connect between what makes a sound
and how to counterfeit it, make it feel
authentic near its place of birth.

On screen, the camera jerks
behind an ex-warlord
up chipped-up stairs
to a big slab roof.
Here, he’s questioned by
a pink and meaty hipster,
dude keen to talk to men
who say they ate their foes in war.

This one here refers
to chopping wide the backs of children,
mimes reaching in the crack
to pluck a heart,
and munching it before a fight
for blood and courage,
naked at times, or done drag,
boots with wigs and dresses,
amulets and other charms,
the more bizarre
the better hidden.
Spirits can evade
the human eye.

Maki echoes all the interviewer’s
LA nasals. I laugh hard.
But when he takes on
a Liberian accent
I do not take it well
although I’m twisted
by the sketch, a poly-vocal
back-and-forth involving riots.
It’s peacetime and we’re at
Monrovia’s first McDonald’s.
Folks are vexed.
The burgers aren’t made
from human flesh.

I gently tell him he,
well, we shouldn’t joke too much
about this awful war,
and blah blah on about this country
founded on the coast of Guinea
by ex-chattel,
guide him through the marsh
of history to the present,
leading as a father should a son.

 

 
Colin Channer (Kingston, 13 oktober 1963)

Lees verder “Colin Channer, Herman Franke, Jeet Thayil, Sebastian Fitzek, Richard Howard, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie”

Stefaan van den Bremt, Eugenio Montale, Robert Fitzgerald, Paul Engle, Ann Petry, Louis Hemon, Paula von Preradović, Marcelo Figueras, Shida Bazyar

De Vlaamse dichter en essayist Stefaan van den Bremt werd geboren in Aalst op 12 oktober 1941. Zie ook alle tags voor Stefaan van den Bremt op dit blog.

 

Notities omtrent leven en dood (bij de dood van Leon)

1.
Onverbiddelijk is het leven.
Dit te bedenken: je
gaat er aan dood.

2.
Wie weet
wat leven is?
Wie zal het zeggen?
Wie leven naar
vernietiging. Zoiets als
alsmaar weggaan zonder groeten.
Evengoed,
het laatste ogenblik blijft
altijd onbesproken.
Het is verschrikkelijk te leven
en boordevol leven is de dood.

3.
Zo ging je weg:
zonder een woord
een waarschuwing,
in argeloze wreedheid.
Je wilde weggaan.
Niemand kwam je tegen
toen je ging.

4.
Zo weggaan is verschrikkelijk.
Zo weggaan zonder afscheid
is verschrikkelijk. Er zijn
geen woorden voor zo weggaan
zonder achterom te kijken.
Zo doodgaan is verschrikkelijk.
Zo doodgaan zonder reden is
verschrikkelijk. Zo doodgaan is
verschrikkelijk in leven blijven.

 


Stefaan van den Bremt (Aalst, 12 oktober 1941)

Lees verder “Stefaan van den Bremt, Eugenio Montale, Robert Fitzgerald, Paul Engle, Ann Petry, Louis Hemon, Paula von Preradović, Marcelo Figueras, Shida Bazyar”

Daniel Falb, Conrad Ferdinand Meyer, Christoph Peters, Han Resink, Gertrud von Le Fort, François Mauriac, Pierre Jean Jouve, Boris Pilnjak, Hans Schiebelhuth

De Duitse dichter en schrijver Daniel Falb werd geboren op 11 oktober 1977 in Kassel. Zie ook alle tags voor Daniel Falb op dit blog.

 

die menschen von einst liebten den tanz

die menschen von einst liebten den tanz, sie scheinen bei den griechen gewöhnlich

gewesen zu seyn,

aus den augen von α fliegt eine sternschnuppe in die iris von ω.

die zärtlichste hand an der taille,

da sie sich drehen, und ω legt den kopf für eine sekunde auf die schulter von α,

ohne sich

mit ihm überhaupt im selben saal zu bewegen. die ballsäle sind sogar in

anderen, fernen ländern.

α ist ein schuppen, und ω, mit grob gezimmerter, gegenüber der zarge verschobener

tür,

in den ein voll ausgewachsener mensch eintritt, dessen hand,

mit ausgestrecktem zeige-

oder mittelfinger, durch eine aussparung im flachdach sichtbar wird, wenn ein mensch

sich meldet.

so steht man vor α entweder an, oder ω fährt über eine wartende schlange.

β gibt γ zwei äpfel,

γ gibt β seine später auszulösende tätigkeitsbereitschaft 2δ. α gibt β die sternschnuppe,

β gibt α 1δ, ω gibt β die zärtlichste

hand, zum abspritzen, β gibt ω 1δ. γ nennt sich

hier zentrale notenbank,

und ε

die produktion von transportern durch β, welche die strecken zurücklegen, sogar zwischen

anderen, fernen ländern.

COÖPERATION est KOÖRDINATION

 

 
Daniel Falb (Kassel, 11 oktober 1977)
Op de Lyrikmarkt in Berlijn 2016

Lees verder “Daniel Falb, Conrad Ferdinand Meyer, Christoph Peters, Han Resink, Gertrud von Le Fort, François Mauriac, Pierre Jean Jouve, Boris Pilnjak, Hans Schiebelhuth”

Menno Wigman, Jonathan Littell, Ferdinand Bordewijk, Mercè Rodoreda, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan, Eugen Egner, Claude Simon

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Menno Wigman op dit blog.

 

Oneindig wakker
                    Rühmen, das ists! – Rilke

Mooie dingen, allemaal mooie dingen:
je hand die voor het eerst een kattenvacht streelt,
je moeder die bezorgd je knie verbindt,
zes moegedraafde paarden in de zon,
het onweer waar augustus mee begon,
Diana’s hand die naar je broek afgleed,
haar lichaam waar je blind de weg in vond,
de kleur van een kwatrijn van J.C. Bloem,
Nick Cave die dwars door Paradiso zong,
een woord als moerbei, huisraad, ravelijn,
de vondst van een nog net niet schurftig rijm:—
mooie dingen, allemaal mooie dingen
zoals de treinen waarop ik gezoend heb,
het zachte golven van een dranklokaal,
een meisjeskamer die naar adel geurt,
het wonder dat geen dag zich ooit herhaalt,
o mooie dingen en mijn mond benoemt het
voor ik me met het domme zwart verzoend heb.

 

Binnenbrand

Beelden, beelden, zo helder en geheim
dat ik op slag verstijfde – elke boom,
het hele bos keek mee. Ik schrok niet eens,
ik viel meteen twee dijen in toen ik
het vond. Pas later kreeg het een verhaal.

Zoals vandaag. Wie graaft mijn glimlach op?
Wie engelt me het bed in? De meisjes
onder mijn matras, die zijn zo snel,
die bliksemen op mijn bevel hun kleren uit,
die heten niet, die leven niet, die zijn

zo weggelegd. Maar ’s avonds zie ik soms
dat bos waar ik mijn eerste boekje vond:
een stronk met dijen, schaamgras, lillend licht,
mijn ogen smeulen en de hemel kleurt.
Die middag als een open wond.

 

 Tot besluit

Ik ken de droefenis van copyrettes,
van holle mannen met vergeelde kranten,
bebrilde moeders met verhuisberichten,

de geur van briefpapieren, bankafschriften,
belastingformulieren, huurcontracten,
die inkt van niks die zegt dat we bestaan.

En ik zag Vinexwijken, pril en doods,
waar mensen roemloos mensen willen lijken,
de straat haast vlekkeloos een straat nabootst.

Wie kopiëren ze? Wie kopieer
ik zelf? Vader, moeder, wereld, DNA,
daar sta je met je stralend eigen naam,

je hoofd vol snugger afgekeken hoop
op rust, promotie, kroost en bankbiljetten.
En ik, die keffend in mijn canto’s woon,

had ik maar iets nieuws, iets nieuws te zeggen.
Licht. Hemel. Liefde. Ziekte. Dood.
Ik ken de droefenis van copyrettes.

 

 
Menno Wigman (Beverwijk, 10 oktober 1966)

Lees verder “Menno Wigman, Jonathan Littell, Ferdinand Bordewijk, Mercè Rodoreda, Harold Pinter, Boeli van Leeuwen, R. K. Narayan, Eugen Egner, Claude Simon”

Arne Rautenberg

De Duitse schrijver en kunstenaar Arne Rautenberg werd geboren op 10 oktober 1967 in Kiel. Na zijn studie kunstgeschiedenis, Nieuwere Duitse literatuur en folklore aan de Universiteit van Kiel werkt Rautenberg sinds 2000 als schrijver en kunstenaar in zijn geboorteplaats. Hij schrijft poëzie, essays, korte verhalen, romans en levert bijdragen aan diverse tijdschriften; zijn voornaamste literaire werkterrein is de poëzie. Gedichten zijn verschenen in meerdere bundels als ook in tal van bloemlezingen (Reclams boek van de Duitse poëzie, Jaarboek van de Poëzie) en tijdschriften (FAZ, Die Zeit, Akzente). Daarnaast zijn veel van zijn gedichten zijn opgenomen in schoolboeken. Rautenberg werkt op het gebied van de beeldende kunst met collages en groot-lettertype installaties in ruimtes, die zijn getoond op verschillende tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Sinds 2006 is hij docent aan de Muthesius Kunsthochschule in Kiel.

 

die klarheit verrückter sprechpuppen

verrückte sprechpuppe die beim anschalten sagt
du musst mich anschalten
und die beim ausschalten sagt
du musst mich anschalten

ich bewundere die falter die nachts
zu hunderten trotz des harten gewitterregens
um die straßenlaterne flattern

verrückte sprechpuppe die beim anschalten sagt
du musst mich ausschalten
und die beim ausschalten sagt
du musst mich ausschalten

ich verachte die falter die nachts
zu hunderten trotz des harten gewitterregens
um die straßenlaterne flattern

 

wenn zwei riesen renngiraffen

wenn zwei
riesen renngiraffen
gerne mal
nach hinten gaffen
während sie
durch steppen rennen
dabei manchmal
auch noch pennen
wenn sie dann
von beiden seiten
sich auch noch
entgegenreiten
denkt man nur
was wäre wenn
jetzt die langen
hälse – – denn
nah und näher
komm´n sie sich
gleich wird´s rappeln
fürchterlich!
niemand ruft:
halt! stop! verboten!
um gottes willen!!
das gibt nen knoten!!!

 
Arne Rautenberg (Kiel, 10 oktober 1967)

 

Liliana Corobca

De Roemeense schrijfster Liliana Corobca werd geboren op 10 oktober 1975, in het dorp Săseni, raion Călărași, Sovjet Socialistische Republiek Moldavië. Zij studeerde in de periode 1992 – 1997 letteren aan de Staatsuniversiteit in Chișinău en promoveerde in 2001 aan de Universiteit van Boekarest tot doctor in de letteren. Zij was wetenschappelijk onderzoekster aan het Instituut voor Geschiedenis en Literaire Theorie “G. Calinescu” in Boekarest (2002-2011). Corobca debuteerde met de roman “Negrissimo” in 2003, die werd bekroond met de Literara Prometheus-prijs voor literaire debuten in Roemenië en met een prijs van de Moldavische Schrijversunie. Haar proefschrift “The Character in de Romanian Inter War Novel” werd in 2003 gepubliceerd door de Universiteit van Boekarest. Haar roman “Un an în Paradis” (“Een jaar in het paradijs”) uit 2005 is vertaald in het Italiaans en het Duits. Haar roman “Kinderland” uit 2013 werd vertaald in het Duits en het Sloveens en was een bestseller op de Bookfest Book Fair 2013 en werd eveneens met prijzen bekroond.. Zij schreef een theatrale monoloog in drie akten: “Censorship for Beginners” (2014) en publiceerde wetenschappelijke publicaties over censuur tijdens de communistische periode. In 2014 vertegenwoordigde zij Roemenië op het Internationaal Literair Festival van Slovenië, het Internationaal Literatuurfestival in Leukerbad en de Frankfurter Buchmesse. In 2015 verscheen de roman “Imperiul fetelor batrine” (“Het rijk van oude meisjes”)

Uit: The Empire of Old Maids (Vertaald door Alistair Ian Blyth)

“There are countless ways of winning yourself a man. Mariana liked Sergiu and kept turning up in his room, cooking for him, letting her hair ripple, strategically unfastening the top two buttons of her dressing gown (the usual attire in our student halls of residence), on the off chance that a glimpse of breast might arouse him. It would be because she needed a deeper basin : we haven’t bought one yet, or : would you happen to have a long handled broom ? And I saw a big frying pan—is that yours or did you borrow it ? I only need it for half an hour. We’ve got a brand new iron : if you need it, I’ll lend you it. Mariana suspected that our neighbour had a girlfriend. She kept a close watch on him and one day, just as Serge, dressed to the nines, was going out of the front door of the hall of residence, Mariana filled a plastic bag with water, to which she had added some chopped dill, and from the window she dropped it on top of his head. The poor lad had to walk ten paces beside the wall of the building. You had to be very skilled to hit a moving target like that. But after a few rehearsals, Mariana had become an expert.
The method was in widespread use as a token of revenge or to prevent somebody reaching their destination. One of the few lads who possessed a suit refused to lend it to anybody, and so his friends lay in wait for him, with plastic bags and basins, to give him a soaking : that would teach him not to be so selfish ! Underhand enemies poured dishwater, but that happened only rarely ; it was more complicated. Soakings were common in the first few months of the university year, when the newly arrived students had not yet learned to avoid the dangerous ten metre stretch. Looking up above, seldom did you see the perpetrator’s face. Once, one lad glimpsed his trusty roommate, went back upstairs and beat him black and blue. It is said that he was joined by some female victims, who had been soaked on various occasions and now had an opportunity to slake their thirst for revenge. It was a real spectacle, according to the girls. The room was narrow and only a few of them were able to get inside. They were meticulously pulling his hair, while the others yelled at him indignantly in the doorway. One of them ripped his shirt : You ruined my dress, you piece of dirt ! You couldn’t just pour water on me like everybody else : you had to pour dishwater with dill and cooking oil ! It was true, water dried, but in their cruelty, the enemies went so far as to ruin your clothes, irreparably. The country was in the middle of an unprecedented economic crisis, people didn’t receive their wages for months on end, and for some it was very hard to cope.”

 
Liliana Corobca (Săseni, 10 oktober 1975)

Deutscher Buchpreis 2017 voor Robert Menasse

Deutscher Buchpreis 2017 voor Robert Menasse

De Oostenrijkse schrijver Robert Menasse ontvangt de Duitse Boekprijs 2017 voor de roman “Die Hauptstadt”. Dit werd op maandagavond in Frankfurt door de Börsenverein der Deutschen Buchhandels bij de opening van de Frankfurter Buchmesse bekendgemaakt. In de roman staat een hoge EU-ambtenaar voor de taak om het imago van de Commissie te verbeteren. Het feit dat dit uitstekend in Auschwitz moet gebeuren, is een van de vele curieuze wendingen in deze roman, waarin de Brusselse bureaucratie op de korrel wordt genomen. Robert Menasse werd geboren op 21 juni 1954 in Wenen. Zie ook alle tags voor Robert Menasse op dit blog.

Uit: Die Hauptstadt

„Da läuft ein Schwein! David de Vriend sah es, als er ein Fenster des Wohnzimmers öffnete, um noch ein letztes Mal den Blick über den Platz schweifen zu lassen, bevor er dieseWohnung für immer verließ. Er war kein sentimentaler Mensch. Er hatte sechzig Jahre hier gewohnt, sechzig Jahre lang auf diesen Platz geschaut, und jetzt schloss er damit ab. Das war alles. Das war sein Lieblingssatz – wann immer er etwas erzählen, berichten, bezeugen sollte, sagte er zwei oder drei Sätze und dann: »Das war alles.« Dieser Satz war für ihn die einzig legitime Zusammenfassung von jedem Moment oder Abschnitt seines Lebens. Die Umzugsfirma hatte die paar Habseligkeiten abgeholt, die er an die neue Adresse mitnahm.
Habseligkeiten – ein merkwürdiges Wort, das aber keine Wirkung auf ihn hatte. Dann sind die Männer von der Entrümpelungsfirma gekommen, um alles Übrige wegzuschaffen, nicht nur was nicht niet- und nagelfest war, sondern auch die Nieten und Nägel, sie rissen heraus, zerlegten, transportierten ab, bis die Wohnung »besenrein« war, wie man das nannte. De Vriend hatte sich einen Kaffee gemacht, solange der Herd noch da war und seine Espressomaschine da stand, den Männern zugeschaut, darauf achtend, ihnen nicht imWeg zu stehen, noch lange hatte er die leere Kaffeetasse in der Hand gehalten, sie schließlich in einen Müllsack fallen lassen. Dann waren die Männer fort, die Wohnung leer. Besenrein. Das war alles. Noch ein letzter Blick aus dem Fenster. Es gab da unten nichts, was er nicht kannte, und nun musste er ausziehen, weil eine andere Zeit gekommen war – und jetzt sah er … tatsächlich: Da unten war ein Schwein! Mitten in Brüssel, in Sainte-Catherine. Es musste von der Rue de la Braie gekommen sein, lief den Bauzaun vor dem Haus entlang, de Vriend beugte sich aus dem Fenster und sah, wie das Schwein nun rechts an der Ecke zur Rue du VieuxMarché aux Grains, einigen Passanten ausweichend, beinahe vor ein Taxi lief.
Kai-Uwe Frigge, von der Notbremsung nach vorn geworfen, fiel in den Sitz zurück. Er verzog das Gesicht. Er kamzu spät. Er war genervt.Was war jetzt wieder los? Er war nicht wirklich zu spät, es war nur so, dass er bei einem Treffen immer Wert darauf legte, zehn Minuten vor der vereinbarten Zeit da zu sein, vor allem an Regentagen, um sich auf der Toilette noch schnell wieder in Ordnung zu bringen, das regennasse Haar, die beschlagene Brille, bevor die Person kam, mit der er verabredet war –„

 
Robert Menasse (Wenen, 21 juni 1954)

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva, Elaine Goodale Eastman, Léopold Senghor, Holger Drachmann

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: Poppy en Eddie en Manon en Roy Harper

“M’n bril is de mooiste van Gent.  Hij staat op m’n gezicht alsof hij nooit eerder ergens anders gestaan heeft. Hij past zodanig goed bij de kleur van m’n haar dat vrouwen  in zwijm vallen. Soms vallen ze al in zwijm nog voor ze m’n schoenen  gekust hebben. Een van die vrouwen, een bloemenverkoopstertje met het achtereind van een varken, kwam na het in zwijm vallen niet meer bij, hoezeer ik ook water in haar gezicht plensde, en daarna limonade, en vervolgens koffie, thee en urine, die ik betrok uit een aanpalend restaurant.
Nee, die vrouw bleef simpelweg in zwijm. Ik vroeg aan m’n bodyguard, Jerry Nüttbaum, een joodse wereldkampioen in de Japanse vechtsport Bukota, om de ambulance te bellen. Bij Bukota mag je je tegenstander niet raken, behalve met een gifslang. Ik hoorde Jerry zeggen: ‘Een vrouw, in zwijm, en snel wat. Ter hoogte van Graslei nummer twaalf. Of nee, dertien. Ik zat er eentje naast. Of ze nog ademt? Dat zul je haar straks zelf moeten vragen, ik houd me met dat soort dingen niet bezig.’
Ondertussen stond ik een beetje te praten met een man die me had aangesproken en die me vroeg wat ik van de huidige politieke situatie vond. ‘Een situatie zou ik het niet noemen,’ zei ik, ‘en daar houdt het niet bij op. Dus dat komt niet goed. Het anti protestantse fascisme rukt op. Als je een antiprotestant als buur hebt, sla hem dan maar meteen dood, voor het te laat is.’ De man luisterde ademloos naar mij, wat ik gewend ben. Na het bellen van de ambulance stond Jerry z’n haar te kammen. Daarvoor had hij m’n toestemming, ik ben niet het type dat een jood verbiedt om z’n haar te kammen. ‘Baas,’ zei hij tegen mij, ‘ben ik kaal aan het worden?’ ‘Ja,’ zei ik. Jerry pinkte een traantje weg. Hij is gevoelig. De man die met me had gepraat kreeg een inzinking en ging heen. Daar had je de ambulance. Ik wachtte z’n definitieve komst niet af, en samen met Jerry zette ik m’n weg voort naar café De Intrinsiek, ongeveer ter hoogte van de winkel waar je pruimensap kunt bestellen, en dat sap wordt dan twee dagen later per internet aan huis geleverd, als het al geleverd wordt.
In De Intrinsiek zou ik een interview hebben over m’n oeuvre, met de journalist Tanguy De Roovere, van het nieuwe roddelblad Rochel. Er was mij gezegd dat het een van de laatste interviews van De Roovere zou worden, vanwege z’n hersentumor zo groot als een discobol. Naar het schijnt kon je, als je in De Rooveres neusgaten keek, die tumor zien zitten. Ik was niet van plan om in De Rooveres neusgaten te kijken, en ik zou nog liever in de anus van een paard kijken om te zien of zich daar veel bindweefsel bevindt. Als ik het had gewild, ik had dierenarts kunnen worden voor je tot drie kunt tellen. De gaven en talenten die ik heb, die kun je niet in een ruimte krijgen met de afmetingen van Oceanië. Dierenarts werd ik niet, en ook niet econoom, loodgieter, filosoof, trambestuurder, veehandelaar, drummer, piloot, luitenant-generaal, pooier, ontwikkelaar of mathematicus, omdat ik tenslotte al snel de beste schrijver van Vlaanderen wenste te worden, en daarin slaagde voordat bij wijze van spreken de wind ging liggen en vervolgens opnieuw begon te waaien.”

 

 
Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

Lees verder “Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz, Mário de Andrade, Colin Clark, Victor Klemperer, Marína Tsvetájeva, Elaine Goodale Eastman, Léopold Senghor, Holger Drachmann”

Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, John Cowper Powys, Sergei Efron, André Theuriet, Nikolaus Becker, Atticus Lish

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook alle tags voor Alexis de Roode op dit blog.

 

Winterwende

Verder en verder
de stad uit,
naar de onverlichte landen
wandelt hij,
de oude buitenslaper,
tranen kwijlend in zijn baard.
In het donker moet hij zoeken
naar wat niet
tussen mensen bestaat.
Oorzaakloos
flakkert in de lege kamer
een kaars.
Tijd likt onze handen,
trouwe hond die stinkt
en ouder wordt. Daarom
moeten wij vuren branden,
en alsmaar luisteren naar Bach.

Waar de nacht wit is
en schitterend van vorst,
keert hij om
en strompelt naar de stad terug
als een koning
met sterren bestrooid.
Samen met de ochtend
nadert hij, de ijspegels
aan zijn baard half ontdooid.
Gooi het joelblok in de haard.
Vouw cirkels tot slingers
en kroon de boom
rood wit rood.
Drie vonken stijgen
in de nacht:
een voor jezelf,
een voor je familie,
een voor de wereld.

 

Bosrand

Op een herfst zonder geloof
ging ik naar de hoeders van gene zijde.
Het was toen oktober
en mijn haar kleurde rood.
Ik ging uit de tijd,
dat wil zeggen,
ik ging uit de wereld.
Sprak tot een omgevallen boom
en zong voor één stervend blad.
Ik zag dat het denken
een lelijk huis was:
een vierkante woondoos
die ongenadig oprees uit de polders.
Sloopkogels!
Maar had alleen een BIC M10.

Langs een slootje schrijf ik dit,
bij dalend licht,
met uitzicht op een bosrand.
Tussen de stammen,
waar de nacht al begonnen is,
fluit een vogel de aarde stil.

 

 
Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

Lees verder “Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, John Cowper Powys, Sergei Efron, André Theuriet, Nikolaus Becker, Atticus Lish”