Prijs der Nederlandse Letteren voor Judith Herzberg

Prijs der Nederlandse Letteren voor Judith Herzberg

De Nederlandse dichteres en schrijfster Judith Herzberg krijgt dit jaar de Prijs der Nederlandse Letteren, een driejaarlijkse oeuvreprijs voor een auteur die een belangrijke plaats inneemt in de Nederlandstalige literatuur. Dat heeft het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie besloten. De prijs, waaraan een geldbedrag van 40 duizend euro is verbonden, wordt afwisselend uitgereikt door de Nederlandse en de Belgische koning. In november krijgt de 83-jarige Herzberg de onderscheiding uit handen van koning Willem-Alexander. Judith Herzberg werd geboren op 4 november 1934 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 4 november 2010 en eveneens alle tags voor Judith Herzberg op dit blog.

Wat zij wilde schilderen

Zij schildert wat zij niet kan eten
niet kan bezitten niet beschrijven.
Zij schildert wat niet stil blijft
zitten niet gelijk blijft niet
verandert. Zij schildert wat zij
niet kan kweken niet kan vangen
niet vergeten. Zij schildert
wat zij niet kan raden pakken
of begrijpen. Wat ze niet
omhelzen kan verwennen
of verwijten. Verwaarlozen,
laten verwilderen. Omhakken,
verscheuren. Verbranden.
Betreuren. Zij schildert
waar zij niet van slapen kan
wat ze zich niet herinnert,
niet in kleur. Wat zij niet zingen
kan niet juichen.
Het onomlijnde blijft.
onomlijnbaar lokken.

 

Trillingsgetal

Je telefoonnummer dreunt in mijn hoofd
licht trappelende dreun. Het volgt me
onder alles door, drukt zich terwijl ik lees
zet zich onder de woorden voort terwijl
ik schrijf.

En laat ik het heel even los
dan rent het naar de telefoon en draait
zodat er in jouw lege huis een rinkel
klinkt die niemand hoort. Misschien
trilt er een kopje mee als in de toon
haar hoogte even wordt geraakt.
Hoogstens knapt er een vaas.

 

Hij is zo dik en zij zo klein

Hij is zo dik en zij zo klein
hoe zou ze hem omhelzen.
Hij is zo moe en zij zo klein
hoe zou ze hem begrijpen.
Hij loopt zo slecht en zij zo klein
hoe staan ze samen stil.
Hij is zo grijs en zij zo klein
hoe. Hij wenste iemand, onbesmet
door zo’n onhebbelijk verleden als het zijne
en zij is zo klein.

 

 
Judith Herzberg (Amsterdam, 4 november 1934)

Martinus Nijhoff, Jan Cremer, Jean Pierre Rawie, Marieke Lucas Rijneveld, Sebastian Faulks, Jozef Deleu, Steve Erickson, Arto Paasilinna, Michel Leiris

De Nederlandse dichter, toneelschrijver en essayist Martinus Nijhoff werd geboren in Den Haag op 20 april 1894. Zie ook alle tags voor Martinus Nijhoff op dit blog.

 

Het uur U (Fragment)

toen daar dit hels accoord
in de hete lucht in het rond
trilde, zodat wie daar stond
hetzelfde zou hebben gedaan
– hetgeen zeggen wil: heengegaan –
als de man die zijn schop vergat,
die kuilen gegraven had
maar de bomen niet geplant, –
toen daar dan die dissonant
schrille spiralen schreef
naar een schuldeloos wolkje dat dreef
in een onbewogen zee, –
bracht de muziek met zich mee,
– want zo is muziek: zij speelt –
terwijl inmiddels het beeld
van de schrijdende vreemdeling
langs de huizen verder ging,
dat ieder sterveling daar
een visioen werd gewaar
van schier hemelse euphorie.

De dokter, bijvoorbeeld, die
in de straat als huisdokter pas
een praktijk begonnen was
sinds hij als jong assistent
een ver strekkend experiment
had opgegeven omdat
hij er hoogstens droog brood van at, –
hem bracht de wilde muziek
terug in een stille kliniek:
hij zag zichzelf daar staan,
witte jas, rubber handschoenen aan:
in een kast langs de muur
spraken dingen van glazuur,
email, glas en metaal,
een tintelende taal
van een achter alle kwaad
verrijzende dageraad. –

Novalis

Zijn ogen waren onnatuurlijk groot,
De bleke handen te roerloos voor daden –
Zoals een bloem uitbloeit met open bladen,
Droomde zijn leven open naar de dood.

Zijn zwakheid glimlachte als een kind glimlacht,
Wanneer zijn tuin bevroren is van winter –
Hij stond voor ’t raam en, glimlachend naar ginder,
Zong hij zijn zachte liefde door de nacht.

Er hingen – wonderlijk – over het paars
Behangsel schaduwen van vreemde dingen –
Hij kon zijn angst niet dempen door te zingen,
Het leven droeg iets stils, dood-stils en zwaars.

Hij zat voor ’t instrument en speelde een wijs
Die meedreef met het drijven van zijn dromen,
En zei eenvoudig: ‘Nu zal wellicht komen
Hij met de zandloper, viool en zeis.’

 


Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)
Affiche voor een lezing in 1993

 

De Nederlandse schrijver en beeldend kunstenaar Jan Cremer werd geboren in Enschede op 20 april 1940. Zie ook alle tags voor Jan Cremer op dit blog.

 

Nachtstube

in het aardedonker zoek ik mijn weg
langs dreigend schrikdraad opgejaagd
brekende takken omringd door verstoord wild
een laatste zware last als afscheid
over gladde paden door zompige modder
radio’s uit de parochiezaal van gronau

het everzwijn schiet voor mijn voeten weg
de verduisterde stormlamp weerkaatst in schors
prikkelende rook van virginia-sigaretten
fluisterende stemmen hijgend onderhandelen
hitsige deernen verscholen achter stammen
ranzige make-up en vlagen eau-de-cologne

nachtstube am grenze gehuld in zwak schijnsel
lang verlangde warmte in de illegale spelonk
en jij staat achter de bar mijn liefde
sonja ziemann in doorschijnend rode baby-doll
de smokkelkoning kneedt jouw borsten
de toog is jouw vrijheid en hun biechtstoel

geweerschoten weerklinken het krijgsrumoer gefilterd
glazen breken het bier houdt op te schuimen
hab’ kein angst kommiezen losse flodders
de grenspatrouille is in aantocht
de lichten worden gedoofd de dag breekt door de mist
liefde is een mijnenveld

 

 
Jan Cremer (Enschede, 20 april 1940)
Cover

 

De Nederlandse dichter en vertaler Jean Pierre Rawie werd geboren op 20 april 1951 in Scheveningen. Zie ook alle tags voor Jean Pierre Rawie op dit blog.

 

Zo’n dag

Aan wie ik ook maar dacht vandaag was dood,
terwijl de landerijen en de steden
gestaag langs het beslagen treinraam gleden
en het om beurten miezerde en goot.

Al menig lief is langer overleden
dan dat ze mij verdriet of vreugde bood.
Ik reis alleen en mis mijn reisgenoot,
met wie ik elke windstreek heb doorsneden.

Zo’n dag. Ik deed het niet met opzet, maar
ik zag zelfs het gezicht van vaag bekenden,
wier naam mij bij hun leven reeds ontschoot.

Ik zag mijn vader in elk handgebaar.
Het regende. Waar ik mij keerde of wendde,
aan wie ik ook maar dacht vandaag was dood.

 

Ten geleide

Wij, die in weerwil van de tijd
het onverdraaglijkste verdroegen,
vanaf dat wij de weg insloegen
die naar voorbij de einder leidt,

beseffend dat wij, juist omdat
wij haakten naar het allerhoogste
wat is gezaaid niet zullen oogsten,
wij gaan het ongeweten pad

tot aan het ongeweten eind,
en vragen niet dan ten geleide
het licht dat soms van gene zijde
voor onze voeten schijnt.

 

Kwatrijnen

Het ijzelt, en de struiken zijn van glas.
Wij lopen samen door het witte gras.
Er zijn van die momenten dat ik wilde
dat alles nu maar bleef zoals het was.

 

 
Jean Pierre Rawie (Scheveningen, 20 april 1951)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marieke Lucas Rijneveld werd geboren in Nieuwendijk op 20 april 1991. Zie ook alle tags voor Marieke Lucas Rijneveld op dit blog.

 

Luizenmoeders

Het feest gaat sneller als we af en toe de gasten als bierglazen
naar het randje duwen en niet meer in staat om de balans nog op

te maken of juist staande te houden om de versmelting van drank
en weemoed te onderzoeken, we laten de meubels sokken dragen
tegen krassen in het linoleum zodat niemand het feest terug kan vinden

totdat de schuimkragen uit zoveel lucht bestaan dat er wel iets zwaars
op gegooid moet worden: iemand zegt dat weemoed net als een luizenmoeder

is en hoezeer we daarnaar terugverlangen: het moment van het kriebelen
van vreemde vingers door je haar die zoveel bedachtzamer hun weg
zochten dan die van je eigen moeder, alsof ze zocht naar een reden om het

gemis eruit te kammen, je later terug te laten denken maar nu met een
puberbrein in plaats van een kinderlijke angst datje later een briefje
in je jaszak vond met de mededeling: luis gesignaleerd, morgen vier uur

achter het fietsenhok, dat het jeuken nog geen tekort was maar een teveel
aan koppen bij elkaar steken onder de deknaam Annemaria Koekoek in de
hoop dat dichterbij komen vanzelf over zou slaan. Moeder die deze
schooldag je goedbedoelde pogingen in de wasmachine stopte.

Er waren vrienden die onbekende meisjes door hun haren streelden
sommige dansten alsof het jeuken een uitweg zocht in hun ledematen en
iemand zei dat dit haar gelukkig maakte, dit feest op deze datum, het

verschuiven van de uren; luizenmoeders die als onderwerpen in een
dichtgeknoopte zak gestopt werden om nooit meer tevoorschijn te halen, een teveel
aan schoonheid je een hoofd vol zorgen kan geven en al die verlangens die door

je moeder gladgestreken op de traptreden lagen, de zomer net als toen weer op
openbarsten staat, morgen worden we wakker met het onweer in onze koppen.

 

 
Marieke Lucas Rijneveld  (Nieuwendijk, 20 april 1991)

 

De Britse schrijver en journalist Sebastian Faulks werd geboren op 20 april 1953 in Newbury. Zie ook alle tags voor Sebastian Faulks op dit blog.

Uit: Where My Heart Used to Beat ·

“With its free peanuts and anonymity, the airline lounge is somewhere I can usually feel at home; but on this occasion I was in too much of a panic to enjoy its self-importance. It had been hard work getting there. The queues at Kennedy were backed up to the terminal doors; the migrants heaving trunks onto the check-in scales made New York look like Lagos.
I had done a bad thing and wanted to escape the city. Staying in an Upper West Side apartment belonging to my friend Jonas Hoffman, I had ordered in a call girl. I got the number from a phone booth on Columbus. It seemed to me important to get the sex act into perspective, to laugh at myself in the way you laugh at other people for their choice of mates. A true view of myself and my concerns: that was what I needed.
I suppose I’d say I was a voluptuary, someone who had seen it all, yet when the super called to say there was a young lady on her way up, it struck me that I was nervous. The front door buzzed. I took a pull of iced gin and went to open it. It was eleven in the morning. She wore an overcoat of olive green and carried a serviceable handbag with a clasp; for a moment I thought there was a mistake and that she must be Hoffman’s cleaner. Only the high heels and lipstick suggested something more frolicsome. I offered her a drink.
“No, thanks, mister. Maybe a glass of water.”
In so far as I’d imagined what she might be like, I’d pictured a pinup—or a tart with platinum hair and rouge. But this woman was of indeterminate nationality, possibly Puerto Rican. She was not ugly in any way, yet neither was she beautiful. She looked like someone’s thirty-eight-year-old sister; like the person who might be in charge of the Laundromat or work behind the desk of a Midtown travel agent.
I brought back the water and sat beside her in Hoffman’s huge, book-lined living room. She had taken off her coat and was wearing an incongruous cocktail dress. It was hard not to think of her family: brother, parents … children. I put my hand on her knee and felt the coarse nylon. Was I meant to kiss her? It seemed too intimate; we’d only just met.… But I tried anyway and found a world of fatigue in her response.
It brought a flash-recall of Paula Wood, a sixteen-year-old girl I’d kissed in a village hall a lifetime ago, before I’d discovered the awfulness of desire. Kissing this hooker was like kissing a mannequin: it was like a repetition, or a memory, not like a kiss at all. I went to the kitchen and poured another half tumbler of gin with ice cubes and two slices of lemon.”

 

 
Sebastian Faulks (Newbury, 20 april 1953)
Cover

 

De Vlaamse dichter en schrijver Jozef Hugo Maria Deleu werd geboren in Roeselare op 20 april 1937. Zie ook alle tags voor Jozef Deleu op dit blog.

 

De eik

Breek de eikel stuk
en laat de boom
ontspringen in de hand,
de schaduw valt allicht
zover over ’t gezicht
dat niemand nog de groeven
van de onrust vindt.

Word hoog en breed
over de eigen grenzen,
tot de wind je vreest
de vogels vluchten uit de kruin,
het leven wordt het knaaggeluid
totdat de eik ter aarde stuikt.

 

Landschap

Kijken
hoe het licht
wandelt

over het land
met de schaduw
aan de hand

hoe de ruimte
vorm krijgt

van zien

 

 
Jozef Deleu (Roeselare, 20 april 1937)

 

De Amerikaanse schrijver, essayist en criticus Steven Michael Erickson werd geboren op 20 april 1950 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Steven Erickson op dit blog.

Uit: The Sea Came in at Midnight

“Now in the years of the New York City zombielife, with the great punksurge of the late Seventies fading into the embalmed aftermath, all the girls in the clubs who reminded Louise of Marie from Minneapolis, every one of whom Louise believed she had betrayed, had the look of chaos in their eyes. They had been serviced by the chaos of the age. When Louise ran into Maxxi Maraschino down at Bleecker and Bowery, just a year or so before the “accident” that killed her, Louise could only hope the look of chaos in Maxxi’s eyes wasn’t answered by a look of murder in her own. Maxxi said a very strange thing to Louise. I’m the twentieth of November 1978, she said. I’m a thousand people desperate for salvation, poison Kool-Aid on our lips, dying together in the jungles of Guyana. As it happened—the universe having a strange sense of humor—Louise did find Marie from Minneapolis, long after she ever expected to. When she finally got a card from Billy it was from a little town out west Louise had never heard of, and so after Mitch’s death she set out on the bus to Sacramento, where she caught a couple of rides up to the delta. Billy was running a small bar he had taken over in a deserted Chinatown on an island that could be reached only by ferry—about as much distance as he could put between himself and the stoned bonhomie of his early years now flooded by drink and a growing, uncomprehending terror for his mortal soul; in Davenhall he spent his time drinking up the profits he never made, and trying to forget what he had once been so awfully and complicitly part of, back when he was making movies with names like Virgin Black with his sister and his best friend. Louise got to Davenhall, walked into the bar, and found Marie from Minneapolis behind the counter drying whisky glasses. The girl appeared not the least surprised, as if she had been expecting her. Then Louise went into the bathroom and threw up, not because she had finally found Marie but because she had been throwing up since a month or so after that last night she slept with Mitch, who presumably, even if he hadn’t lost his head in New York traffic, still wouldn’t have been ready to be a father. “God, I hate surprises,” she muttered deep into the toilet of Billy’s bar.”

 

 
Steve Erickson (Los Angeles, 20 april 1950)

 

De Finse schrijver Arto Paasilinna werd geboren op 20 april 1942 in Kittilä in Lapland. Zie ook alle tags voor Arto Paasilinna op dit blog.

Uit: Helse eendjes (Vertaald door Annemarie Raas)

“Daar was-ie dan! Rechercheur Jalmari Jyllänketo van de Finse veiligheidsdienst staarde naar het statige gebouw dat in de jaren vijftig op de Finse kolchoz in het dorp Turtola in de provincie Lapland was neergezet. Het hoofdgebouw van landgoed Peuravuoma had twee verdiepingen, was dertig meter lang en bijna vijftien meter breed. Het was roodgeschilderd, als het kantoor van een arbeidersvereniging. De kozijnen en kozijnafdekkingen waren wit, de deuren zwart.
Het gebouw stond op een lage zandheuvel en werd omgeven door een dichtbegroeid dennenbos. Aan de andere kant van het erf bevonden zich zo te zien nog een paar andere gebouwen: een aantal grote hallen en een huizenblok. Op het onverharde erf naast het hoofdgebouw stond een rood hondenhok, met op het dak een zwarte Karelische berenhond, die woest blafte. Tussendoor sprong hij vanaf zijn uitkijkpost op de grond en deed een nijdige schijnaanval in de richting van de bezoeker; het enige wat hem tegenhield was de looplijn, die de uiterste grens van zijn revier bepaalde.
Jalmari Jyllänketo was een politieagent met een lange carrière achter de rug; hij was een jaar of veertig oud, een meter achtenzeventig lang en negentig kilo zwaar. Hij had blond haar en zag eruit als een doodgewone Fin, wat goed van pas komt als je voor de geheime politie werkzaam bent. Zijn karakter paste vrij goed bij zijn werk als rechercheur: hij hield ervan de omgeving, het leven, mensen te observeren. Hij aarzelde niet als er iemand in de kraag moest worden gegrepen. Hij vond het wel wat hebben om tegen een vermeende landverrader te zeggen: ‘Deze kant op graag.’ Aangrijpend, in zekere zin.
Jyllänketo was van Helsinki naar Turtola gereisd om onderzoek te doen naar het landgoed Peuravuoma, waar biologische kruiden werden gekweekt. De Finse veiligheidsdienst waren in de loop der jaren uiteenlopende geruchten ter ore gekomen. Spionnen meldden dat er mensen waren verdwenen op Peuravuoma.
Jyllänketo bekeek het landschap dat zich voor hem uitstrekte. De eindeloze akkerlanden werden omzoomd door donkere dennenbossen. Het was een mooie dag, en er zeilden vederwolken door de lucht. Het gulzige gezang van duizenden trekvogels weerklonk. De kruiden begonnen al groene blaadjes te krijgen, ook al was het pas begin juni. De wind die over de akkers waaide bracht aromatische geuren met zich mee.”

 

 
Arto Paasilinna (Kittilä, 20 april 1942)

 

De Franse dichter, schrijver en etholoog Michel Leiris werd geboren in Parijs op 20 april 1901. Zie ook alle tags voor Michel Leiris op dit blog.

Uit: Nights as Day, Days as Night (Vertaald door Richard Sieburth)

“December 17–18, 1924
In his studio Giorgio de Chirico shows me an album containing reproductions of his paintings. Each of these reproductions is accompanied by a handwritten note indicating the theme of the work, providing either a succinct description of the painting in question or a statement of what the artist intended when undertaking it. Read in sequence, these texts turn out to be a series of brief poems.
Upon waking, only a fragment of one of these texts will stick in my mind: “ . . . épeurés et apeurés” [frighted and affrighted] – which is not a mere phonetic nicety; rather, the nuance implied by the difference of the initial vowels puts into play a number of distant meanings.
One of the paintings is entitled Jupiter’s Finger Passing through the Partition. The canvas depicts an empty room, dark, with receding walls. From the right wall there emerges an enormous finger, an index finger (probably) or else a middle or ring finger. No clear distinction between this room that is painted more or less as a trompe-l’oeil and the room that I’m actually in.
In another dream (which I had years ago but am unable to date even approximately because I didn’t note it down anywhere), I was looking at a cubist still life hanging in a museum or some other exhibition. Suddenly it seemed to me that my entire person was about to become part of the painting, as if my very being had been projected into it by my gaze, and I was seized with fright: if the world is really that way, a world without perspective, how go about inhabiting it?”

 

 
Michel Leiris (20 april 1901 – 30 september 1990)
Il Dioscuri in Riva door Giorgio de Chirico, 1934

 

Zie voor nog meer schrijves van de 20e april ook mijn blog van 20 april 2014 deel 2 en ook deel 3.

Martin Michael Driessen, Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Pierre-Jean de Béranger, Gudrun Reinboth, Werner Rohner

De Nederlandse schrijver, vertaler en regisseur Martin Michael Driessen werd geboren op 19 april 1954 in Bloemendaal. Zie ook alle tags voor Martin Michael Driessen op dit blog.

Uit: Vader van God

“In den beginne was alles en het universum was statisch en ondoordringbaar; tot God zijn marlpriem nam en de tijd ontvlocht.
Hij richtte zijn blik op de plaats die later Stonehenge zou gaan heten, om te zien wat er gebeurde. Voorlopig was het enig opmerkelijke aan de plek, dat er heinde en verre geen kei te bekennen viel.
Onberekenbare valwinden doorkamden het steppegras dat het toenmalige Europa bedekte, of drukten het plat tot kruinen en tonsuren; de volksverhuizingen vonden plaats in de luchten, waar vogels en zwevende zaadjes van het ene continent naar het andere werden geblazen.
Het was een lege en onrustige wereld. De aarde was nog geen schijf. Heuvelruggen kromden zich, eilanden doken op of gingen onder, en niemand kon er zeker van zijn dat een nieuwe dag niet ook een nieuwe aarde zou betekenen.
Diffuse wolken kolkten door het zwerk, gelaagd als de schillen van een ui, en de twee zonnen die aan de hemel stonden deden de aarde dampen. Nevelslierten wervelden over de monocultuur van gras en nog eens gras.
Toen naderden er vijf druïden met wapperende gewaden uit het oosten.
‘Hier dan maar,’ sprak de oudste, en hij stak zijn staf in het gras. De overige vier tuurden elk in een andere windrichting, hoewel dit begrip nog niet bestond in hun vormeloze wereld, die geen polen kende en waarin de wind alomtegenwoordig was.
‘Dit is het Begin,’ sprak de oude druïde en ging op zijn hurken zitten, omhoogturend langs zijn opgerichte staf.
De vier jongere druïden hurkten en tuurden eveneens omhoog. De tweevoudige schaduw die de staf wierp werd langer en langer; na elkander zonken de zonnen onder de hellende horizon. De aarde zwabberde als een pannenkoek die nog in zijn pan moet terugvallen, en geen mens wist of zij haar laatste wenteling reeds had volvoerd, of dat de kiem van het leven weer zou worden verpletterd in het sissende Braadvet.
Nadat zij lang gehurkt hadden zonder enige regelmaat te hebben ontdekt in de schots en scheve dans der planeten rond de top van de staf, waagde de jongste van hen de vraag: ‘Het begin waarvan?” 

 


Martin Michael Driessen (Bloemendaal, 19 april 1954)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Hoop en Vlijt

De onmetelijkheid van het heelal is te verdragen
op een mooie lentedag in de Beemster,
thuis op deze eenzame planeet vol tulpen
en stolpen ‘Gladde akker’, ‘Hoop en Vlijt’.
Geen zwarte ruimte maar stralende zon
langs de vaart een grutto zonder weet
van leegte tussen manen, sterren, stelsels.
Een zwaan broedt plechtig het leven uit,
bestaat, weet niet wat de vraag is, vreest niet
dat geen oog, geen vaderhand haar nu nog leidt
dat zij en de dotters, kikkers linden
er alleen staan voor de onverschillige kosmos.
Ook wij, doelloos op weg naar Graft
geloven nergens in en vertrouwen toch
op aankomst, desnoods door niemand behouden.
Zorgeloos DNA, op pootjes vol levenslust.

 

Midden in het leven

In duinpan en weiland regent het beloftes
van lucht en gras, water weet dat je bent
als de melk uit de kan en als de schenkster.
Op de fiets wil je de wereld inademen
landschap verslinden, volhouden:
dit ben ik, kastanje, wilgen, koe en dijk
mijn lichaam een appel aan de boom
mijn ziel een zilvermeeuw boven het wad.

En niet denken, weer middag, hoe lang nog
houdt de zon halt boven de bungalows
gaat niets voorbij in de tuin met vetplanten
staat de straat vol onvermurwbaar licht.
In het museum van Madame Tussaud zit ik
voor altijd achter het raam, uitzicht op dahlia’s.

 

 
Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

 

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Zie ook alle tags voor Manuel Bandeira op dit blog.

 

Theme and Return

But why is there
so much suffering
if in the sky,
is the slow glide of the night?

But why is there
so much suffering
if the wind
is a song in the night?

But why is there
so much suffering
if now with the dew,
the flower gives fragrance to night?

But why is there
so much suffering,
if my thoughts
are free in the night?

 

Vertaald door Peteskid

 

Dead Bull

I feel half drowned
Among the wreckage of the present
Divided, subdivided
As if in muddy flood waters
Where the dead bull rolls, huge
Dead bull, dead bull, dead bull
Trees of the quiet landscape
With you — tall, so marginal! —
The soul remains, the startled soul
Startled for evermore
While the body goes with the dead bull
Dead bull, dead bull, dead bull
Dead bull, immoderately big
Bull astoundingly bull
Dead, without form or sense
Or meaning. No one knows
What you were. Now a dead bull
Dead Bull, dead bull, dead bull

 

Fact and Image

The skyscraper rises in the pure air
Washed by the rain
To come down reflected in the muddy
Pool of the yard
Between fact and image
On the immediate dry ground
Four pigeons are walking

 

Vertaald door A. B. M. Cadaxa

 

 
Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)
Cover

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook alle tags voor norbert c. kaser op dit blog.

 

feld bei rimini

feld bei rimini am morgen weckten mich
kaelte, nebel und naesse
es war finster ein die sich ueber das feld
bißchen ging wind hergemacht hatten da
haeuser zogen zum erhob sich fuenf schritt
meer hin muecken von mir die melonen
landeinwaerts das große sonne aus dem klee
licht meiner lampe ich stand auf hinterließ
bot den insekten ein rechteck zerdrueckten
freude und glueck klees im feld und ging
und halt bis ich davon mit einem gesicht
im feuchten klee das den huegeln von san
meinen schlafsack marino glich weil die
ausbreitete mich muecken um meine lampe
verkroch das licht gewußt hatten
loeschte da wußten
sie mich
genießbar

mein atem verlor
sich ueber dem feld
der klee schlug ueber
meinem schlaf zusammen
ein bißchen wind ein
bißchen angst weil
die haeuser alle zum
meer hin traumgewan
delt waren einmal
schrak ich auf weil ich ging aus dem feld
ich glaubte zu hause ein bißchen ging wind
zu sein ich ging

 

 
n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)
Cover

 

De Russische schrijver Veniamin Kaverin werd geboren op 19 april 1902 in Pskov. Zie ook alle tags voor Veniamin Kaverin op dit blog.

Uit: Two captains (Vertaald door Bernard Isaacs)

“The children are upset too,” Aunt Dasha said with a sigh when I had stopped, thinking I had made myself clear, and looked at Mother.
“It isn’t that. He wants to tell me something. Is there something you know, Sanya?”
Oh, if only I could speak! I started again, describing what I had seen.
Mother understood me better than anyone else, but this time I saw with despair that she did not understand a word. How could she? How far removed from that scene on the pontoon bridge were the attempts of that thin, dark little boy to describe it, as he flung himself about the room, clad in nothing but his shirt. At one moment he threw himself upon the bed to show how soundly his father had slept that night, the next he jumped on to a chair and raised tightly clenched fists over a puzzled-looking Aunt Dasha.
After a while she made the sign of the cross over me. “The boys must have been beating him.”
I shook my head vigorously.
“He’s telling how they arrested his father,” said Mother. “How the policeman threatened him. Isn’t that right, Sanya?”
I started to cry, my face buried in her lap. She carried me to the bed and I lay there for a long time, listening to them talking and thinking how to communicate to them my amazing secret.
I am sure that in the long run I would have managed it somehow, if Mother hadn’t taken ill the next morning. She had always seemed a bit queer to me, but I had never seen her so queer before.
Previously, when she would suddenly start standing at the window for hours on end, or jumping up in the middle of the night and sitting at the table in her nightdress until the morning. Father would take her back to the home village for a few days, and she would come back recovered.”

 

           
Veniamin Kaverin (19 april 1902 – 4 mei 1989)
Cover Russische uitgave

 

De Franse schrijver Louis Amédée Achard werd geboren op 19 april 1814 in Marseille Zie ook alle tags voor Louis Amédée Achard op dit blog.

Uit: Récits d’un soldat

“Au moment oů nous allions quitter Paris, nous avions eu la nouvelle de ces défaites, sitôt suivies d’irréparables désastres. Maintenant j’avais sous les yeux le témoignage sanglant et mutilé de ces chocs terribles au-devant desquels on avait couru d’un cour si léger. Mon ardeur n’en était pas diminuée ; mais la pitié me prenait à la gorge à la vue de ces malheureux, dont plusieurs attendaient encore un premier pansement. Quoi ! tant de misčres et si peu de secours !
Le chemin de fer établi pour le service du camp emmena les mobiles au Petit-Mourmelon, d’oů une première étape les conduisit à leur campement, le sac au dos. Pour un garçon qui, la veille encore, voyageait à Paris en voiture et n’avait fatigué ses pieds que sur l’asphalte du boulevard, la transition était brusque. Ce ne fut donc pas sans un certain sentiment de bonheur que j’aperçus la tente dans laquelle je devais prendre gîte, moi seizičme. L’espace n’était pas immense, et quelques vents coulis, qui avaient, quoique au cour de l’été, des fraîcheurs de novembre, passaient bien par les fentes de la toile et les interstices laissés au ras du sol ; mais il y avait de la paille, et, serrés les uns contre les autres, se servant mutuellement de calorifčres, les mobiles, la fatigue aidant, dormirent comme des soldats.
Aux premičres lueurs du jour, un coup de canon retentit : c’était le réveil. Comme des abeilles sortent des ruches, des milliers de mobiles s’échappaient des tentes, en s’étirant. L’un avait le bras endolori, l’autre la jambe engourdie. Le concert des plaintes commença. L’élément comique s’y męlait à haute dose ; quelques-uns s’étonnčrent qu’on les eűt réveillés si tôt, d’autres se plaignirent de n’avoir pas de café à la crème. Au nombre de ces conscrits de quelques jours si méticuleux sur la question du confortable, j’en avais remarqué un qui, la veille au soir, avait paru surpris de ne point trouver de souper dressé sous la tente.
A quoi songe-t-on ? s’était-il écrié.
Les yeux ouverts, sa surprise devint de l’indignation. Le déjeuner n’arrivait pas.
Si c’est comme cela qu’on nous traite, murmura-t-il, que sera-ce en campagne?”

 

 
Louis Amédée Achard (19 april 1814 – 24 maart 1875)
Cover

 

De Franse dichter en schrijver van liedteksten Pierre-Jean de Béranger werd geboren op 19 april 1780 in Parijs. Zie ook alle tags voor Pierre-Jean de Béranger op dit blog.

 

Le petit homme gris

Il est un petit homme,
Tout habillé de gris,
Dans Paris ;
Joufflu comme une pomme,
Qui, sans un sou comptant,
Vit content,
Et dit : Moi, je m’en…
Et dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

A courir les fillettes,
A boire sans compter,
A chanter,
Il s’est couvert de dettes ;
Mais quant aux créanciers,
Aux huissiers,
Il dit : Moi, je m’en…
Il dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai [bis),
Le petit homme gris !

Qu’il pleuve dans sa chambre,
Qu’il s’y couche le soir
Sans y voir ;
Qu’il lui faille en décembre
Souffler, faute de bois,
Dans ses doigts ;
Il dit : Moi, je m’en…
Il dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

Sa femme, assez gentille,
Fait payer ses atours
Aux amours :
Aussi plus elle brille,
Plus on le montre du doigt.
Il le voit,
Et dit : Moi, je m’en…
Et dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

Quand la goutte l’accable
Sur un lit délabré,
Le curé,
De la mort et du diable
Parle à ce moribond,
Qui répond :
Ma foi, moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

 

 
Pierre-Jean de Béranger (19 april 1780 – 16 juli 1857)
Borstbeeld naar David d’Angers, 1834

 

De Duitse schrijfster en dichteres Gudrun Reinboth werd geboren op 19 april 1943 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Gudrun Reinboth op dit blog.

 

stiller fluss

in sanften mäandern
träumt sich
der fluss durchs land
umarmt die brücken
leckt die wurzeln
der trauerweiden
löscht an den ufern
die spuren der rehe
vorm auge des jägers
kreist still um netz und kahn
leiht seinen spiegel
rot segelnden wolken
trägt fernhin sein gold
in den brennenden abend
sehnt sich nach endlichkeit
nach meer und schlaf
das meer liegt still
es wartet

 

brave bürger

als zeugen gerufen
tauchen sie ab
sehen nicht hören nicht
haben das alles
doch nicht gewusst gewollt

wenn es vorbei ist
legen sie die augenbinde ab
ordentlich gefaltet

 

 
Gudrun Reinboth (Berlijn, 19 april 1943)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Zwitserse schrijver Werner Rohner werd in 1975 geboren in Zürich. Zie ook alle tags voor Werner Rohner op dit blog.

Uit: Lektionen im Größenwahn

„Andererseits, gäbe es wirklich mehrere Jesus (im Zeitalter des Klonens und der großen Anzahl gut erhaltener Jesushaare ist das gar nicht so unwahrscheinlich), so wäre es nicht auszuschließen, dass sie sich bloß gegenseitig taub predigen, die Schuld aus den Schuhen schieben oder gar bekriegen würden, wie man das von anderen Größenwahnsinnigen kennt. Aber genau um diesen Größenwahn geht es: Er ist unabdingbar fürs Schreiben. Man muss sich schon selbst Flügel verleihen, wenn man fliegen will. (Und wenn sie gegen innen wachsen, legt man sich einfach auf die Erdstrahlung, denn auch die trägt – das habe ich letzthin geträumt – und man muss nicht mehr albern mit den Armen flattern.) Den einen oder anderen Absturz wird man zwar nicht überleben (zum Beispiel, wenn man plötzlich nicht mehr unterscheiden kann zwischen dem Geschriebenen und der Erinnerung; oder wenn man Jahre an einem Manuskript arbeitet, um es am Ende nicht einmal mehr gut genug für die Schublade zu finden), aber für Kinder Gottes sollte das mit der Auferstehung kein allzu großes Problem darstellen. (Und es ist ja kein Geheimnis, dass Gott die Welt nach Jesus’ Tod den Schriftstellern überlassen hat, seinen eigentlichen Söhnen und Töchtern.) Und auch Jesus ist doch nur so bekannt, weil er sich nach der Krise am Kreuz wieder aufgerappelt hat. Weil er glaubte, es würde ihm sein Leiden erleichtern, wenn er es teilen, mitteilen könnte, damit die Menschen begreifen, wie schwer er wirklich trägt; er war einfach sehr einsam. Einsamkeit und Größenwahn. Und vielleicht noch die Welt (mit der eigenen Erfindung) verändern wollen und glauben, man richte damit nicht nur Schaden an. Das sind nicht die schlechtesten Voraussetzungen zum Schreiben.Wenn man sich nicht selbst zum Gott erklärt, tut es niemand.“

 

 
Werner Rohner (Zürich, 1975)
Zürich

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e april ook mijn blog van 19 april 2015 deel 2.

Hans Böhm

De Duitse dichter, schrijver en letterkundige Hans Böhm werd geboren op 18 april 1876 in Keulen. Nadat hij van 1895 tot 1906 in zijn geboortestad het gymnasium had afgemaakt werkte Hans Böhm eerst als zakenman. Daarna studeerde hij filosofie, germanistiek en geschiedenis aan universiteiten in Berlijn, München en Bonn. In 1910 promoveerde hij aan de Universiteit van Bonn met een proefschrift over Simon Dach tot doctor in de wijsbegeerte. Van 1913 tot 1938 werkte hij als leraar aan de Bismarck-hogeschool in Berlijn-Wilmersdorf. Van 1938 tot 1939 verbleef hij in Italië. De laatste jaren van zijn leven bracht Böhm door in het Oberbayernse Dießen. Hans Böhm schreef naast werken over Walther von der Vogelweide en Goethe, gedichten, literaire studies en werkte als uitgever van poëziebloemlezingen en als vertaler.

Der heilige Antonius

Wies doch von höllischem Fleische
Wimmelt, je mehr ich mich geißle!
O mich umheult es unendlich –
Wird denn die Wüste lebendig?

Zwar mit den Teufeln noch läßt sichs.
Wenn sie mich oft auch zu sechzig
Prellen und trillen und zwacken
Immer noch hielt ich mich wacker.

Wahr und wahrhaftig ich wollt gern:
Möchten die immer mich foltern!
Aber aus untersten Pfuhlen
Locken und suchen die Buhlen.

O wie sie tanzen und hersehn
Schamlos mit Weibergebärden!
Ob auch das Auge mir ausfiel
Ewig doch säh ich das Schauspiel.

Kräftiger schwenkt ich das Kreuz nun
Brünstiger muß ich noch Reu tun –
Aber je mehr ich mich geißle
Wimmelts von höllischem Fleische.

 

Mädchenlied

 Die weißen Flocken stieben
Den ganzen Tag.
Den einen muß ich lieben
Der mich nicht mag.

Und hielt’ ich seine Hände
Noch würd es gut!
Keiner denkt es zu Ende
Wie weh das tut.

 


Hans Böhm (18 april 1876 – 12 december 1946)
Keulen, gezicht op de Leystapel in het oude Keulen door Carl Rüdell, 19e eeuw
(Geen portret beschikbaar)

Wam de Moor, Bas Belleman, Roos van Rijswijk, Hanane Aad, Clara Eggink, Kathy Acker, Joy Davidman, Henry Kendall, Katharina Schwanbeck

De Nederlandse schrijver, dichter, neerlandicus en literatuurcriticus Willem Anton Marie (Wam) de Moor werd geboren in Zevenaar op 18 april 1936. Zie ook alle tags voor Wam de Moor op dit blog.

 

Allemanswicht

Ach jij, je rechterpink verlegen aan je mond,
je mandje aan de linkerarm, hoe je
daar stond, Mariken, mooie verloren meid.

Hoe je daar staat en kijkt naar
wat voorheen niet voor je was te zien,
winkels rechts, kroegen links,
de heksenwaag vooraan, en door
de Stevenspoort het zonlicht
achter je, licht van de ondergang.

Wij hebben ons jou toegeëigend,
bezit van je genomen zonder vragen,
we moesten wel, je was zo onweerstaanbaar

allemanswicht.

 

Nog even dan

Toe, heb mij lief, nog even dan,
voordat de horden uit het zuiden,
als eigen land is leeggemoord,
jouw lieve lijf verkrachten
en dit, mijn lichaam, slachten.
Toe, nu het nog kan, bemin me.

Toe, heb mij lief, nog even dan,
voor onze dagen zijn geteld
als door het onbekommerd vragen
naar meer en mateloos bejagen
van lijf en goed de poolkap smelt.
Ach lief, nog even maar, bemin me.

Toe, heb me lief, nog even vóór
lid en hart en hersens het begeven
een wervelwind van ziekten
door dit lichaam raast. Heb lief
zoals het moet: niet geil of
gulzig; gretig, grauw noch gauw;
maar gestadig, ongenadig zoet.

Heb ons nog even overdadig lief!

 


Wam de Moor (18 april 1936 – 12 januari 2015)
In 1983

 

De Nederlandse dichter en vertaler Bas Belleman werd in Alkmaar geboren “op een heldere ochtend in april” (Rottend Staal) van het jaar 1978. Zie ook alle tags voor Bas Belleman op dit blog.

 

Misleidingen

En Leentje zei: ‘Word jij een vijver, dan word ik de eend die erin zwemt’
Grimm, Vondevogel

1
waar is de tijd dat de bossen nog wouden waren?
nu zijn ze kromgegroeid, woonwijken.
dat achtervolgt niet lekker.
ze zien me rennen.

zo’n zigzag dat meisje.
ik snoei ze recht achterna, dwars door de auto’s, de speelpleintjes.
de jongen sleurt haar mee, maar haar hielen zijn te zacht.
drie stappen en ik heb ze.

waar zijn ze?
hier ligt alleen een dobbelsteen zijn toeval te bewaken.

 

Uit: Sonnetten voor de Donkere Dame

Sonnet nr. 130

Mijn liefje heeft geen ogen als de zon;
Veel roder dan haar lippen is koraal;
En sneeuw is wit? Dan zijn haar borsten vaal;
Zijn haren goud? ’t Is zwart goud dat zij spon.
En ik ken rozen, roze, wit en rood,
Maar zulke rozen sieren niet haar wangen;
Ook zijn er geurtjes waar ik meer van genoot;
Dan die er in mijn liefjes adem hangen.
Ik die graag hoor praten moet beamen
Dat ik muziek vaak aangenamer vond;
Nooit zag ik hoe godinnen nader kwamen,
als zij loopt, stampt mijn liefje op de grond.

En toch, mijn hemel, mijn lief kan meer bekoren
Dan al die vrouwen vervalst in metaforen.

 

 
Bas Belleman (Alkmaar, april 1978)

 

De Nederlandse schrijfster Roos van Rijswijk werd geboren in Amsterdam op 18 april 1985. Zie ook alle tags voor Roos van Rijswijk op dit blog.

Uit: De olifant van de bovenbuurman

‘Vroeger,’ moppert de bovenbuurman, ‘stond iedereen gewoon om halfzes op.’
Kangoeroe draait zich nog eens om in haar mandje bij de verwarming.
‘Vroeger,’ gaat hij verder, ‘wisten mensen tenminste nog wat arbeid was!’
Kreunend komt Kangoeroe overeind.
‘bovendien!’ schreeuwt de bovenbuurman. ‘normen waarden gezin hoeksteen gezellig traditie papieren boeken hutspot respect!’
De olifant van de bovenbuurman stommelt verbaasd de woonkamer binnen terwijl ze een laatste krulspeld van haar hoofd haalt.
‘Ssst!’ doet Kangoeroe, die wenste dat ze in haar eigen buidel kon verdwijnen, en wijst angstig naar de bovenbuurman. ‘Hij is geloof ik niet goed geworden.
‘De jeugd buitenlanders internet de elite popmuziek porno videogames!’ briest de bovenbuurman.
Met haar slurf wrijft de olifant de slaap uit haar ogen, flappert even met haar oren. Kangoeroe is nieuw, die kon het ook niet weten: de bovenbuurman kan niet tegen vakantie.
‘ledigheid is des duivels oork–’
‘Lieve schat,’ breekt Olifant in, ‘vroeger hadden vrouwen geen stemrecht en was jij op je dertiende overleden aan een blindedarmontsteking.’
‘Het enige recht van een vr–’
‘PEP!’ doet Olifant. ‘Wat hadden we afgesproken?’
De bovenbuurman kijkt bedroefd naar zijn lege handen: ‘Ik weet niet wat ik met mezelf aan moet,’ jammert hij.
Poot over het hart, denkt Olifant, en iets met de kerstgedachte. Ze geeft de bovenbuurman zijn kleinste boormachientje.
‘Maar je weet het, hè,’ bijt ze hem toe. ‘Voor halfnegen zachtjes boren.’

 


Roos van Rijswijk (Amsterdam, 18 april 1985)

 

De Libanese dichteres, journaliste en vertaalster Hanane Aad werd geboren op 18 april 1965 in Beiroet. Zie ook alle tags voor Hanane Aad op dit blog.

 

Wie koopt mij zekerheid?

Ik ben de eeuwige onrust
wie koopt mij zekerheid
waar wordt rust stilte
wie bouwt voor mij een koninkrijk van stilte
waar overwin ik het labyrint
ik ben de eeuwige onrust
elke morgen roep ik mijzelf
uit werelden van slaap
van de uiterste grens
naar de oceaan van de hartenklop
mijn hartslag is die van de onrust
hoe bereid ik voor mijn ooglid
de zegening van de slaap
in mij is eeuwige onrust
hoe breng ik mijzelf
naar de jasmijn- en lavendelvelden
wie leent mij het geduldelixer
hoe bereik ik de haven
zal ik erin slagen
naar de grotten van de weldadige lach te klimmen
ik ben de eeuwige onrust
wanneer zal ik de duisternis van het bestaan verjagen
wanneer zal ik de geest
naar de tuinen van de geest brengen
wanneer zal de eeuwigheid voor mij
het lied der liederen zingen
tot in alle eeuwigheid.

 

Vertaald door Cees Nijland

 

Wunsch

Der Staub riecht nach ewiger Ruhe.
Das Lied duftet nach Freiheit.
Hoffentlich rieche ich meine Freiheit
vor dem Tod.
Hoffentlich kann ich mein Lied singen,
bevor der Staub mich verschlingt.

 

Vertaald door Andrea Heuser

 

 
Hanane Aad (Beiroet, 18 april 1965)

 

De Nederlands dichteres en schrijfster Clara Eggink werd geboren in Utrecht op 18 april 1906. Zie ook alle tags voor Clara Eggink op dit blog.

 

Geluk en hart

Geluk en hart zijn niet te binden.
Het hart wil vangen en behouden.
Geluk is damp en bij vertrouwde
Dingen is het toch niet te vinden.

Geluk is plotseling en snel.
Het hart is taai en wil volharden
Wanneer die tijdelijke wel,
Na eene hooge straal, verstarde.

Het hart blijft zwaar en dorstig achter.
Het zoekt in weer gesloten steenen
Het water eens door zon beschenen.
’t Geluk is in een wolk verdwenen.

 

De pauw

De pauw, op korte grijze zuilen
Dom en aandachtig het gekroonde hoofd
Zal achteloos zijn kleed bevuilen
En haalt zijn voedsel uit het stof.
Maar eensklaps spreidt hij zonder doel of reden
Het siergewaad van een barok verleden
En tooit zich als een afgezet prelaat
En schreeuwt om ’s werelds ijdelheden.

 

 
Clara Eggink (18 april 1906 – 3 maart 1991)
Utrecht

 

De Amerikaanse schrijfster, essayiste en feministe Kathy Acker werd op 18 april 1947 in New York geboren als Karen Alexander. Zie ook alle tags voor Kathy Acker op dit blog.

Uit: Portrait of an Eye

„One day the palace was upside-down. Orders are given in a high voice. The valet runs up and down the stairs. The win-dows are opened; grand rooms aired; slipcovers dropped; gilded marbles uncovered. Someone wakes me early in the morning. I’m six years old. All day carriages come and go. In the exterior courts, brief commandments resound, companies present arms to fifes and tambours. They find me: I go downstairs. The hall was full of the world: dames in high fashion and decorated officers. All is splendor! Suddenly silver trumpets sound across the fields! A carriage pulls up to my stone entrance steps. An old man steps out, then a little girl. Someone shoves me against them. I said hello to the little girl. She hid her face behind her flowers; I saw only her eyes full of tears. I took her hand. The old general bleating guided us. Immediately a cortege formed around the chateau’s chapel. The ceremony unfolded itself. Kneeling on the same cushion, enveloped in the same veil, bound by the same ribbons whose ends the maids-of-honor held, we took the same vow. As the pope said, “I do,” the girl smiled through her tears.
We were one. The pretty princess Rita was my wife. We’re standing under the ceiling of white roses. We’re alone at a table heaped with delicacies. The general crops up, takes her away. As she leaves, I see myself crying alone in the immense, chandelier upon chandelier, wedding salon. “I’m sick of ideas,” I said. “They bore me to shit. The thing is to find out what doesn’t bore me to shit.” Rita’s my first friend. I think more and more of the actuality of the new world. I suppose I dream. I wander around the empty silent house I prowl like a hungry deserted cat I become aware of my body. I’m not just a mind behind two eyes: I have thoughts in every part of my body all fighting each other all dying to get out. I needed outlets as much as input. I had radios constantly going to drown out the incoming information. Only the heavy furniture pitied me, and crashed to the floor. I was frightened. In the back of some black corridor, or at the bottom of a staircase a breast plate on duty made a half-turn the noise of spurs. That noise transported me to the grand day of the fete. I heard the trumpets the tambours clatter. Artillery sa-lutes. Bells. Organs played, Princess Rita’s open carriage like a rocket crossed my sky and was about to crash in the meadow. The old general fell head to his feet, like a clown, gesticulated his arms and legs, signaled me. He told me to come, to come join them, the princess awaited me, she was there, in the meadow. My friend. The air was the flesh-colored perfume of clover. I wished to penetrate the meadow. The cops stopped me.”

 


Kathy Acker (18 april 1947 – 30 november 1997)
Cover

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Joy Davidman werd geboren op 18 april 1915 in New York. Zie ook alle tags voor Joy Davidman op dit blog.

 

Resurrection

Pain cannot contrive for you
Humility beyond your own,
Stripped of your body to the bone.
Passion will not phrase anew
A fabric more than skeletal
To veil the candor of your skull.

Fire and anger let you rest ;
The wind comes where your lips are mute,
Blowing a labyrinthine flute
Out of the caverns of your breast.
Fire and agony depart
From fallen ashes of a heart.

This is the kingdom that you find
When the brave empty eye-holes stare
Impartially against the air;
A little universe defined
By infinite white ribs for bars
Against the struggles of the stars.

This is the power that you hold
Over these worlds of splintered sand:
Your crystal framework of a hand
Can crumple space in hollow cold,
And your small broken fingers roll
The seven heavens in a scroll.

This is the glory that you have:
A broad sun standing overhead
To shape a halo for your head;
Skies wheel and laugh above a grave
To worship, in the fields of breath,
Inviolable lovely Death.

Symbols for the celebrant
Are your sharp and silver feet,
Syllables he shall repeat;
So your light bones lie aslant
The mystical and sacred sun —
Infinity in skeleton.

 

 
Joy Davidman (18 april 1915 – 13 juli 1960)
Hier met dichter en schrijver C. S. Lewis

 

De Australische dichter Henry Kendall werd geboren op 18 april 1839 in Milton. Zie ook alle tags voor Henry Kendall op dit blog.

Uit: The Austral Months

 

October

Where fountains sing and many waters meet,
October comes with blossom-trammelled feet.
She sheds green glory by the wayside rills,
And clothes with grace the haughty-featured hills.
This is the queen of all the year. She brings
The pure chief beauty of our Southern springs.
Fair lady of the yellow hair.
Her breath
Starts flowers to life, and shames the storm to death.
Through tender nights and days of generous sun,
By prospering woods her clear strong torrents run.
In far deep forests, where all life is mute,
Of leaf and bough she makes a touching lute,
Her life is lovely. Stream and wind and bird
Have seen her face — her marvellous voice have heard;
And, in strange tracts of wildwood all day long,
They tell the story in surpassing song.

November

Now beats the first warm pulse of Summer —
now There shines great glory on the mountain’s brow.
The face of heaven in the western sky,
When falls the sun, is filled with Deity!
And while the first light floods the lake and lea,
The morning makes a marvel of the sea;
The strong leaves sing; and in the deep green zones
Of rock-bound glens the streams have many tones;
And where the evening-coloured waters pass,
Now glides November down fair falls of grass.
She is the wonder with the golden wings,
Who lays one hand in Summer’s — one in Spring’s;
About her hair a sunset radiance glows;
Her mouth is sister of the dewy rose;
And all the beauty of the pure blue skies
Has lent its lustre to her soft bright eyes.

 
Henry Kendall (18 april 1839 – 1 augustus 1882)
Cover biografie

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Duitse schrijfster Katharina Schwanbeck werd geboren in 1979 in Rostock. Zie ook alle tags voor Katharina Schwanbeck op dit blog.

Uit: Golden City

„Ich hatte meinen Vater nicht gekannt. Und das war das Puzzle­stück, was fehlte, um zu wissen wer ich war. Ich irrte wie ein Irrlicht durch die Welt. Und davon hatte ich irgend­wann genug.
Ich begann, Nach­forschungen über ihn anzu­stellen. Natürlich hatte ich meine Mut­ter gefragt, denn die musste es ja schließlich wissen. Doch alles, was sie äußer­te war, dass sie an einem Abend im Mai 1978 sagte: Jurotschka, lass das! und es gar nicht so meinte und was er auch gar nicht ver­stand, denn er war der deutschen Spra­che kaum mäch­tig. Es stellte sich heraus, dass Jurotschka für einen fah­renden Ver­gnügungs­park arbei­tete, (er half die Fahr­geschäfte auf- und wieder abzu­bauen) und dass dieser eines Tages durch das Dorf meiner Mutter gekommen war und für fünf Tage blieb.
Er sah gut aus, sagte sie und der Schleier verschwand von den Augen meiner traurigen Mutter und plötz­lich wurden sie ganz hell die Augen, wie schon seit Jahren nicht mehr. Er war zwar nicht groß, aber kräftig und er besaß eine Narbe über dem linken Auge, was ihn noch männlicher aussehen ließ. Sie liebte die russische Sprache immer schon und als sie ihn fragte, mit Händen und Füßen, wo er herkam und er sagte „Odessa“, war es um sie geschehen. Odessa, dachte sie, die Perle des Schwarzen Meeres und dann brannte sie lichterloh. Es kam wie es kommen musste: Jurotschkas Spermien gelang­ten nach einer zärt­lichen Ver­eini­gung, wie meine Mutter sagt: in der Gondel einer Berg- und Tal­bahn, in ihren Unter­leib. Statis­tisch gesehen ist es wahr­scheinlich, dass dabei ein Gr
oßteil seiner Spermien schon außerhalb ihrer Vagina zugrunde gingen.“

 

 
Katharina Schwanbeck (Rostock, 1979)
Rostock, Neuer Markt

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e april ook mijn blog van 18 april 2017 en ook mijn blog van 18 april 2015 deel 2.

Antoon Coolen, Vincent Corjanus, Nick Hornby, Ida Boy-Ed, Thornton Wilder, David Wagner, R.J. Pineiro, Helen Meier, Karen Blixen

De Nederlandse schrijver Antoon Coolen werd geboren in Wijlre in Zuid-Limburg op 17 april 1897. Zie ook alle tags voor Antoon Coolen op dit blog.

Uit: Het donkere licht

“Toen Simon Wijnands zag, dat het donkeravond begost te worre over de peel, toen lee hij zijn tuig aan den kant. Hij stond in de laagte van de afgraving en kwam mee ’t bovenlijf uit boven den rand waar den klot niet gesteken was. Hij kwamp tegen dien zwarten wand van klot en tuschlagen staan en lee zijn twee armen op den grond voor hem in de ruigte die er woekerde. Hij zag de grif witte striep aan den boord, die tusschen hemel en aarde is. Daar konde ge in kijken naar verre en hoogere werelden, waar wij ver af zijn. Maar daar houdt eenen peelwerker zijn eigen niet mee bezig. Boven die witte striep groeide het lichte donker van den zomernacht. Aan een vloer van mijlen hoog in een blauw van klaar water stond een ster te blinken. Er stak een wind op over de peel. Toen hief Simon Wijnands zijn eigen op zijn armen uit den kuil en hij stond vervolgens overeind voor den hemel. Hij stond er gekomen uit den peelgrond en hij zag rontelom naar alle einders verspreid dichtbij en ver de hooge en lage, de korte en lange klotmijten. Het leken hutten. Het leken ook dieren, die heel stil stonden. Stil aan den komenden nacht. Ergens in een van de gegraven slooten lag dezelfde striep, die in den hemel was aan den boord van de aarde gindswijd. Maar eenen peelwerker houdt zijn eigen daarmee niet bezig. Simon Wijnands loopt voorzichtig den klot langs, zijnen klot die-t-ie hier heeft gezet om te drogen, een heel rij, drie turven hoog, elken turf los van den ander, zoodat de wind vrij tochten kan door al die turfbreede openingen. Dan gaat Simon naar een stapeltje opgemijten klot. Hij heeft stukken baalzak om zijn beenen gebonden, want hij heeft beneden in de vochtigheid gestaan. Het slijk en het klotgemul zitten tegen zijn bokspijpen geklonterd. Simon Wijnands vat bij het stapeltje klot, dat te drogen is gezet, zijnen jas, dien hij daar had neergelegd, hij doet zijnen jas aan. Dan vat hij zijnen knik en zijn drinkenskruik, gooit die aaneengebonden over zijnen schouder, en gaat naar huis.
Simon loopt over den weeken, drabbigen grond. Hij neemt zijnen sprong over den loop, hij loopt over een wankei drijvend bruggetje en komt op den pad naar zijn huis. Nu loopt hij en komt langs een peelvlooske, wit van het vlokkige bloeiende pluimgras, en ziet in ’t water de klaarte der vloeiing van het licht. Eenen vogel vliegt er mee ‘nen korten schreeuw laag overheen. Simon Wijnands loopt mee stevige stappen en de verre nacht komt hem tegemoet, langs de wondere klaarte van den hemel. De peel heeft haar stem. Het gegons van de stilte, het ontstaan van de dooltochten van den wind door het klagende halmgras en de hei, de wind die stroomt, stroomt als koel water. Simon Wijnands houdt den kop gebogen.”

 

 
Antoon Coolen (17 april 1897 – 9 november 1961)
In 1959

 

De Nederlandse dichter Vincent Daniel Corjanus werd geboren op 17 april 1995 in Zwolle. Zie ook alle tags voor Vincent Corjanus op dit blog.

 

Mijn lief ging uit fietsen

Je weet
het huis wacht.
Geef me.
Geef me
nog even warmte voor ik ga.
Voor de reis naar de stad
van dromen.
Lief,
mijn mooie, schone lief.
Je weet
ik kom altijd veilig thuis
voor jou,
bij mij.

 

Draaideur-romantiek

Hoe hij het
omschreef.
Een meesterlijk plan
onvoltooid.
Kramp van het lachen naar
bushokjesdames.
Even was er
een interactie voorbij.

 


Vincent Corjanus (Zwolle, 17 april 1995)

 

De Engelse schrijver Nick Hornby werd geboren op 17 april 1957 in Redhill. Zie ook alle tags voor Nick Hornby op dit blog.

Uit: Funny Girl

“She didn’t want to be a beauty queen, but as luck would have it, she was about to become one.
There were a few aimless minutes between the parade and the announcement, so friends and family gathered round the girls to offer congratulations and crossed fingers. The little groups that formed reminded Barbara of licorice Catherine wheels: a girl in a sugary bright pink or blue bathing suit at the center, a swirl of dark brown or black raincoats around the outside. It was a cold, wet July day at the South Shore Baths, and the contestants had mottled,
bumpy arms and legs. They looked like turkeys hanging in a butcher’s window. Only in Blackpool, Barbara thought, could you win a beauty competition looking like this.
Barbara hadn’t invited any friends, and her father was refusing to come over and join her, so she was stuck on her own. He just sat there in a deck chair, pretending to read the Daily Express. The two of them would have made a tatty, half-eaten Catherine wheel, but even so, she would have appreciated the company. In the end, she went over to him. Leaving the rest of the girls behind made her feel half naked and awkward, rather than glamorous and poised, and she had to walk past a lot of wolf-whistling spectators. When she reached her father’s spot at the shallow end, she was probably fiercer than she wanted to be.
“What are you doing, Dad?” she hissed.
The people sitting near him, bored, mostly elderly holidaymakers, suddenly went rigid with excitement. One of the girls! Right in front of them! Telling her father off !
“Oh, hello, love.”
“Why wouldn’t you come and see me?”
He stared at her as if she’d asked him to name the mayor of Timbuktu.
“Didn’t you see whateveryone else was doing?”
“I did. But it didn’t seem right. Not for me.”
“What makes you so different?”
“A single man, running . . . amok in the middle of a lot of pretty girls wearing not very much. I’d get locked up.”
George Parker was forty-seven, fat, and old before he had any right to be. He had been single for over ten years, ever since Barbara’s mother had left him for her manager at the tax office, and she could see that if he went anywhere near the other girls he’d feel all of these states acutely.”

 

 
Nick Hornby (Redhill, 17 april 1957) 

 

De Duitse schrijfster Ida Boy-Ed werd geboren op 17 april 1852 in Bergedorf (Hamburg). Zie ook alle tags voor Ida Boy-Ed op dit blog.

Uit: Thomas Mann: Betrachtungen eines Unpolitischen

“Es gibt Bücher, über die man lange schweigen möchte, um sich mit ihnen immer wieder prüfend, genießend, erhoben, zweifelnd zu beschäftigen, ehe man ihr Dasein laut ausruft. Ein solches Buch, den Leser auf das dringlichste in Anspruch nehmend, ist das neue Werk von Thomas Mann, das den Titel führt, der über diesen Zeilen steht. Das Inventarium einer Seele, die durch den Krieg Offenbarungen in sich erlebte und (fast unvermutete) neue Zusammengesetztheiten in sich entdeckte, die nun dargelegt werden mit jener ergründenden psychologischen Analyse, die immer in genialster Genauigkeit auch das erfassende Wort findet – wie es eben nur Thomas Mann, dem unerbittlichen Selbstbeobachter und unerhörten Sprachkünstler, möglich ist. – Aber es eilt mir, dies Buch anzuzeigen, denn es erscheint zu einer Stunde, wo es manchem Nachdenklichen und unsicher Tastenden helfen kann, auch in sich hineinzuleuchten. Dies Werk ist im höchsten Grade »aktuell«. Das klingt paradox, wenn ich hinzufüge, daß es sich gegen Politisierung und Demokratisierung des deutschen Volkes, als seiner Art und Bestimmung nicht gemäß, wendet. Indes, wer Geschichte kennt, weiß auch, daß die demokratische Welle, an deren Ufersaum Jean-Jacques Rousseaus »Du contrat social« lag, eines Tages wieder abebben muß. – Die Gezeiten der Weltgeschichte freilich brauchen für ihre Flut und Ebbe Jahrhunderte. Und wer kann wissen, ob nicht abermals ein Buch, Thomas Manns »Betrachtungen eines Unpolitischen«, einst als Markierung am Strome der Entwicklung der Bolschewikismus beweisen, was in intellektuell konstruierter Staatsform alles möglich ist.
Es gereicht mir zur Genugtuung, daß auch ich in meinem Aufsatz über die Münchener Oper (April, in Velhagen & Klasings Monatsheften) es ebenfalls aussprach, daß das politische Leben bedrohlich für unsere Kultur werden kann, ich zitierte Nietzsche: »Notwendig gerät ein Volk von der unbedingten Geltung der politischen Triebe aus in die Bahn äußerster Verweltlichung usw.
Thomas Mann sagt: »Ich bekenne mich tief überzeugt, daß das deutsche Volk die politische Demokratie niemals wird lieben können«, er ist sicher, »daß der vielverschriene ›Obrigkeitsstaat‹ die dem deutschen Volk angemessene, zukömmliche und von ihm im Grunde gewollte Staatsform ist und bleibt. Dieser Überzeugung Ausdruck zu geben, dazu gehört heute ein gewisser Mut.“
erkannt werden wird? Schon die Gegenwart drängt brutale Lehren auf: der Autokrat Wilson einerseits und andererseits und andererseits der Bolschewikismus beweisen, was in intellektuell konstruierter Staatsform alles möglich ist.”

 

 
Ida Boy-Ed (17 april 1852 – 13 mei 1928)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver Thornton Niven Wilder werd geboren op 17 april 1897 in Madison, Wisconsin. Zie ook alle tags voor Thornton Wilder op dit blog.

Uit: The Angel That Troubled the Waters

“The Pool – A vast gray hall with a hole in the ceiling open to the sky. Broad stone steps lead up from the water on its four sides. The water is continuously restless and throws blue reflections upon the walls. The sick, the blind and the malformed are lying on the steps.The long stretches of silence and despair are broken from time to time when one or another groans and turns in his rags, or raises a fretful wail or a sudden cry of exasperation at long continued pain. A door leads out upon the porch where the attendants of the sick are playing at dice, waiting for the call to fling their masters into the water when the angelof healing stirs the pool. Beyond the porch there is a glimpse of the fierce sunlight and the empty streets of an oriental noonday.
Suddenly the ANGEL appears upon the top step. His face and robe shine with a colour that is both silver and gold, and the wings of blue and green, tipped with rose, shimmer in the tremulous light. He walks slowly down among the shapeless sleepers and stands gazing into the water that already trembles in anticipation of its virtue.
(A new invalid enters.)
THE NEWCOMER
Come, long-expected love. Come, long-expected love. Let the sacred finger and the sacred breath stir up the pool. Here on the lowest step I wait with festerin limbs, with my heart in pain. Free me, long-expected love, from this old burden. Since I cannot stay, since I must return into the city, come now, renewal, come, release.”

 


Thornton Wilder (17 april 1897 – 7 december 1975)

 

De Duitse schrijver David Wagner werd geboren op 17 april 1971 in Andernach. Zie ook alle tags voor David Wagner op dit blog.

Uit: Drüben und drüben (Samen met Jochen Schmidt)

„Spielzeug lag nicht nur in meinem Zimmer, Spielzeug sammelte sich auch im Keller, Spielkeller genannt. Wir hatten viel gekauft, vererbt, geschenkt bekommen: Bauklötze, Lego,
Spielzeugsoldaten, -cowboys und -indianer sowie ein Kasperletheater mit Handpuppen aus Kunststoff und älteren, holzgeschnitzten Puppen – wir besaßen zwei Krokodile und zwei Wachtmeister, die gegeneinander antreten konnten, einer der Wachtmeister hieß immer Dimpflmoser. Ich hatte Play-BIG-Figuren, die etwas größer waren als Playmobil-Figuren und ihre Füße bewegen konnten, außerdem frühe Playmobil-Figuren und ein Playmobil-Polizeiauto, die Playmobil-Welt war noch schlicht, sie war erst dabei, sich zu entwickeln, Playmobil gab es noch nicht lange, seit 1974 erst. Für meine älteste Schwester blieb Playmo, wie wir es schon bald abkürzten, «Spielen wir Playmo?», immer das neue Spielzeug, ihr gefiel Lego besser. Sie baute sich Lego-Puppenhäuser und ließ die batteriebetriebene Lego-Eisenbahn fahren, auf blauen Lego-Schienen, die mit Lego-Schwellen zusammengesetzt werden mussten.
Die Legosteine, alte und neue gemischt, steckten zusammen in großen Tonnen, sie verteilten sich in meinem Zimmer auf dem Boden, im Esszimmer und im Wohnzimmer, die Schiffe, Flugzeuge und Flugzeugträger, die ich konstruierte, mussten ja durchs ganze Haus. Es gab das Lego-Geräusch, das Lego-Rasseln, wenn wir in den Tonnen wühlten oder die Steine auskippten, in meinem Zimmer versuchte ich jedoch immer, einen Pfad von meinem Bett bis zur Tür freizuhalten, ich wusste ja, wie weh es tat, nachts barfuß auf dem Weg ins Bad auf einen Legostein zu treten.
Ich hatte viel und wünschte mir immer mehr, Spielzeug hatte ich nie genug. Ich wünschte mir mehr Piraten und das Wikingerschiff von Play-BIG, mehr Ritter für die Ritterburg
und Weichen, Waggons, Signale und Lokomotiven für die LGB, meine Eisenbahn, Spurweite fünfundvierzig Millimeter. Die LGB war eine große Modellbahn, eine Groß-Bahn, zu Weihnachten und zum Geburtstag bekam ich Gleise und Waggons. Das erste Paket hatte ich ebenfalls zu Weihnachten bekommen, es war ein Starter-Paket und bestand aus einem Schienenkreis, einige Geraden gab es extra. Später kamen Weichen, Signale und eine Kreuzung hinzu.”

 

 
David Wagner (Andernach, 17 april 1971)
Wager (links) en Jochen Schmidt

 

De Amerikaanse schrijver R.J. Pineiro werd geboren op 17 april 1961 in Havana. Zie ook alle tags voor R. J. Pineiro op dit blog.

Uit: Cyberterror

“Karen Frost regards me while holding a drink in her hands. Her voice is on the raspy side, and she’s wearing black leather cowboy boots with her black jeans. But what puts her over the top isn’t her slim figure or the full breasts beneath that silk blouse, or the brown eyes, or the high cheekbones, or the voice, or her confident but feminine stance. What turns my insides into mush is the tiny freckle hovering just above her upper lip, near the right corner of her mouth.
Man, such beauty marks should be illegal.
Now, don’t get me wrong here. I’m no pervert, just a guy who doesn’t get laid enough, mostly because up until six months ago, I had moved around too damned much, which left little room to develop a relationship. Of course, just as I was actually beginning to enjoy my first sedentary stretch in years at Langley, where I was hoping to meet someone and have a shot at a normal relationship, I was kidnapped by this nomadic tribe. That, of course, means no sex in the foreseeable future, especially since I’m a firm believer in not paying for it.
“Tom? Anybody home?”
Karen is still looking at me, expecting a response. At her inquisitive glare I wink and say, “Ah, well … I could tell you, boss, but then I’d have to kill you.”
“Remember our agreement,” she warns, crossing her legs while narrowing her eyes in that you’d-better-keep-no-secrets-from-me look that she has already shot me a couple of times since I was assigned to be a hired hand in this task force.
I reply, “You ever heard the one where the FBI, the CIA, and the NYPD are all trying to prove that they are the best at catching terrorists?”
Karen sighs in resignation before sipping her soda. Two young agents in the row in front of ours, both also new CCTF recruits, but from the FBI, turn their heads, obviously interested. The big one is a borderline albino with ash-blond hair, hazel eyes, and chiseled features. The other, about half his size, has a complexion as dark as his hair, brown eyes, and a neatly-trimmed mustache. One’s named Paul and the other Joe.
“No, Tom,” Karen finally says, “but I get the feeling that I’m about to.”

 

 
R.J. Pineiro (Havana, 17 april 1961)
Havanna

 

De Zwitserse schrijfster Helen Meier werd geboren op 17 april 1929 in Mels, Kanton St. Gallen. Zie ook alle tags voor Helen Meier op dit blog.

Uit: Kleine Beweise der Freundschaft

„Er ist am Schaufeln einer Grube. Statt aufzuhören, macht er weiter. Aufhören ist schwer. Schaufeln ist leichter. Leicht ist das Gefühl, die Anzahl seiner Jahre seien weggewischt. Er könnte wieder einmal Goethe lesen. Jeder sehe zu, wie er’s treibe. Zusehen, wie’s der getrieben hat, mit achtzig noch an seinem Hauptwerk, ist schwerer als schwer. Er schaufelt. Das ist besser als Nichtstun. Nichtstun macht ihn depressiv. Sein Lebensmut wird erschüttert. Früher hat er sich mit gut Essen und Trinken noch aufgeheitert. Das geht nicht mehr. Sein Appetit hat nachgelassen. Hat die Bedeutung, die er sich selbst gegeben hat, nachgelassen? Die Bedeutung, die die Welt ihm schuldete und auch gab. Den Blick auf die Folge seiner Werke an der Wand im Zimmer mit Sicht auf den See meidet er. Er will keine Beunruhigung. Er könnte versucht sein, eines der Bücher herabzunehmen, und die Seiten wären mit irgendwas Falschem gefüllt. Das ihn nichts angeht. Das nicht sein Wort ist. Kann Lebensarbeit verschwinden? Nicht nur das Nicht-mehr-verlangt-gekauft-geschätzt-Werden ist es, das Vergrabensein in Bibliotheken, tief in den hintersten Ablagerungen, platzmangelhaft entsorgt, digitalisiert, in Behälter gesperrt, nicht nur das mit Bits und Bites der Vergessenheit Anheimgefallene ist es, was ihn beunruhigt. Nicht solch zermürbende Folgerichtigkeit ist es, die ihn treffen wird, die auch alle andern, unter seinem Rang, getroffen hat. Es ist das Gelöschtsein im Hirn seiner ehemaligen Bewunderer, mehr noch der Bewunderinnen, nebst all den unvermeidlichen Kränkungen der Vergänglichkeit, was ihn verletzt, ängstigt und zwingt, weiterzumachen. Um den beschleunigten Verschleiss der Schriftsteller weiss er, hochgelobt und alsbald niedergeschmettert werden die meisten, aber ihm geschieht das nicht, ihm nicht.“

 

 
Helen Meier (Mels, 17 april 1929)

 

De Deense schrijfster Karen Blixen (eig. barones von Blixen-Finecke) werd geboren op 17 april 1885 te Rungsted. Zie ook alle tags voor Karen Blixen op dit blog.

Uit: Last Tales (The Cardinal’s Last Tale, onder pseudoniem Isak Dinesen)

“Who are you?” the lady in black asked Cardinal Salviati. The Cardinal looked up, met the gaze of her wide-open eyes and smiled very gently. “Who am I?” he repeated. “Verily, Madame, you are the first of my penitents who has ever asked me that question—the first, indeed, who has ever seemed to presume that I might have an identity of my own to confess to. I was not prepared for your question.” The lady remained standing up straight before him; with-out taking her eyes off his face, she mechanically pulled on her long gloves. “Men and women,” the Cardinal went on, “in the course of time have come to me and have asked my advice. Many of them have come in deep distress . . .”
“As I myself!” she exclaimed. “In deep distress and anguish,” he continued, “which, however, have never been deeper than my compassion with each of them—and have put their problems before me in all kinds of terms. Madame, the multitude of statements and arguments have been but so many variations of one single cry of the heart, of one single question: ‘Who am I?’ If I could but answer that question, if I could but solve that riddle for them, my consultants would be saved.” “As I myself!” she cried out for the third time. “When I first told you of the horrible conflict, of the cruel dilemma which was rending my heart, I put before you, I know, a number of details, in themselves unconnected and contra-dictory, and so jarring that I had to stop the ears of my mind to them. In the course of our talks together all these fragments have been united into a whole. Oh, not into an idyll—I am well aware that I am in for a furioso—-but into a harmony without a discordant note to it. You have shown me myself! I might tell you that you had created me, and that I had come to life under your hands, and surely it would have been both happiness and pain to have been thus created. But it is not so; my happiness and my pain are greater still, for you have made me see that I was already created—aye, created by the Lord God Himself and issued from His hands. From this hour, what on earth or in heaven can harm me? To the eyes of the world, it is true, I am standing at the edge of an abyss, or walking in a blizzard in wild mountains, but the abyss and the blizzard are the work of God and are infinitely and magnificently beautiful!” She closed her eyes, then after a second looked up again. “Yet,” she said, her voice soft, like the voice of a violin, “I shall be asking one more favor from you. I beg you to answer my question. Who are you?”

 


Karen Blixen (17 april 1885 – 7 september 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e april ook mijn blog van 17 april 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

Sarah Kirsch, Thomas Olde Heuvelt, Kingsley Amis, Patricia De Martelaere, Tristan Tzara, Ewald Vanvugt, Sibylle Lewitscharoff, Jan Luyken, Anatole France

De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.

 

Der Wels ein Fisch der am Grund lebt

Der Wels ein Fisch der am Grund lebt
Hat einen gewölbten Rücken der Kopf ist stumpf
Der Bauch flach er paßt sich dem Sand an
Der von den Wellen des Wassers gewalzt ist
Von dieser Gestalt wähn ich mein Flugzeug
Das hoch über der Erde steht, aus seinem Fischbauch
Ins Riesge gewachsen laden noch Flügel
Stumpfwinklig in windzerblasene Wolken
Unter mir Wälder Nadel- und Laubgehölz
Leicht unterscheidbar von hier
Der Herbst ist sichtbar dumpfes Braun bei den
Buchen Eichen und Lärchen, die Winterbäume
Haben ihr Grünes zu zeigen, mehr noch
Rufen die Straßen Flüsse und Städte mich an
Schön liegt das Land die Seen wie Spiegel
Taschenspiegel Spiegelscherben
Das ist meine Erde, da
Werden Demonstrationen gemacht weiß
Werden die Transparente getragen mit schwarzer Schrift
Gegen Schlächterei Ungleichheit Dummheit
Es schwimmen Kinder auf Gummischwänen es schlafen
Immer noch Alte auf Bänken an Flüssen, Straßenfeger
Holn jeden Morgen den Abfall zusamm
Erde die ich überflieg auf die Regen und Schnee fällt
Nicht mehr so unschuldig wie eh wie der Schatten des Flugzeugs
Ich höre Bach und Josephine Baker das ist ein Paar

 

 

Dann werden wir kein Feuer brauchen

Dann werden wir kein Feuer brauchen
Es wird die Erde vollWärme sein
Der Wald muß dampfen, die Meere
Springen – Wolken die milchigen Tiere
Drängen sich: ein mächtiger Wolkenbaum
Die Sonne ist blaß in all dem Glänzen
Greifbar die Luft ich halte sie fest
Ein hochtönender Wind
Treibts in die Augen da weine ich nicht
Wir gehn bloßen Leibs
Durch Wohnungen türenlos schattenlos
Sind wir allein weil keiner uns folgt niemand
Das Lager versagt: stumm
Sind die Hunde sie wehren nicht
Den Schritt mir zur Seite: ihre Zungen
Aufgebläht ohne Ton sind taub
Nur Himmel umgibt uns und schaumiger Regen Kälte
Wird nie mehr sein, die Steine
Die ledernen Blumen unsere Körper wie Seide
dazwischen
Strahln Wärme aus Helligkeit
Ist in uns wir sind silbernen Leibs
Morgen wirst du im Paradies mit mir sein

 

 
Sarah Kirsch (16 april 1935 – 5 mei 2013)

 

De Nederlandse schrijver Thomas Baudelet Olde Heuvelt werd geboren in Nijmegen op 16 april 1983. Zie ook alle tags voor Thomas Olde Heuvelt op dit blog.

Uit: HEX

“Na het douchen kwam hij beneden en trof Jolanda aan de eettafel. Ze klapte haar laptop dicht en met het subtiele lachje om haar lippen waar hij drieëntwintig jaar geleden verliefd op was geworden en dat ze, ondanks de toenemende rimpels en de wallen onder haar ogen (veertigpluszalfjes, noemde ze die) waarschijnlijk tot haar dood zou behouden, zei ze: `Zo. Mijn minnaars hebben genoeg aandacht gehad. Nu is mijn man aan de beurt: Stefan glimlachte. ‘Hoe heet hij ook alweer? Ratel, toch?’ ‘Ja. En Roger. Met Novak heb Ik het uitgemaakt: Ze stond op en liet haar handen om zijn middel glijden. ‘Hoe was het?’ `Uitputtend. Vijf uur achter elkaar college, met twintig minuten pauze. Ik ga Jacques vragen om het rooster om te gooien, of een accu met elektroplugs achter de katheder te plaatsen: Wat ben je toch zielig: zei ze en ze kuste hem op zijn mond. ‘Ik moet je er wel even op wijzen dat we bezoek hebben, zielige uitslover: Stefan week van haar terug en trok een wenkbrauw op. ‘Oma: zei ze. ‘Oma?’ Terwijl ze hem weer tegen zich aan drukte, draaiden ze rond en ze knikte over haar schouder. Stefan volgde haar blik door de openstaande puideuren naar de zitkamer. In de hoek tussen de bank en de haard vlak naast de spelende stereo-installatie – Jolanda noemde het altijd haar verdomhoekje, omdat ze nooit wist wat ze er wilde neerzetten – stond ze Inderdaad: een kleine, gedrongen vrom broodmager en roerloos. Ze zag eruit als iets wat niet paste in het heldergele namiddaglicht: donker, vuil, iets van de nacht. Jolanda had een oude vaatdoek over haar hoofd gehangen zodat je haar gezicht niet kon zien. ‘Oma: zei Stefan peinzend. Hij begon te lachen, hij kon het niet helpen: met die vaatdoek bood ze een onbeholpen, bespottelijke aanblik Jolanda kreeg een kleur. le weet dat ik er kriegelig van word als ze je zo aankijkt. Ik weet wel dat ze blind is, maar soms heb lk het gevoel dat het geen verschil maakt: ‘Maar hoe lang staat ze er dan al? Want ik zag haar net nog in het dorp: ‘Nog geen twintig minuten, ze verscheen vlak voordat jij thuiskwam: Dat is ook toevallig, ik zag haar net op het parkeerterrein bij Nico de Witt. Ze hadden een van hun nieuwe speeltjes over haar heen gezet, een heus draaiorgel Blijkbaar stond de muziek haar toch niet zo aan: Jolanda glimlachte en tuitte haar lippen. ‘Nou, ik hoop maar dat ze van Guus Meeuwis houdt, want die cd zat in de speler en ik durfde alleen langs haar heen te reiken om op PLAY te drukken: Dat was een dappere actie van u, mevrouw: Stefan stak zijn vingers in het haar boven haar nek en kuste haar opnieuw.”

 

 
Thomas Olde Heuvelt (Nijmegen, 16 april 1983)

 

De Engelse schrijver Kingsley Amis werd geboren op 16 april 1922 in Londen. Zie ook alle tags voor Kingsley Amis op dit blog.

Uit: The Green Man

“The locals, with some assistance from the various hearty young men who came in to dine, got through plenty of beer, as much as a couple of dozen tens of bitter a week in the summer. Whatever might be said about its prices, the wine too went quickly enough. Refusing, as I have always done, to offer any but fresh meat, vegetables and fruit, poses a daily transport problem. All this, together with keeping up stocks of salt and metal-polish, flowers and toothpicks, takes a good deal of arranging. One way and another, I used to spend a good two or three hours of almost every day out of my house. But this could be less than a hardship to a man with a newish second wife, a teenaged daughter by a first marriage, and an ancient and decrepit father (apart from a staff of nine) to be variously coped with.
Last summer, in particular, would have taxed a more hardened and versatile coper than me. As if in the service of some underground anti-hotelier organization, successive guests tried to rape the chambermaid, called for a priest at 3 a.m., wanted a room to take girlie photographs in, were found dead in bed. A party of sociology students from  Cambridge, rebuked for exchanging obscenities at protest-meeting volume, poured beer over young David Palmer, my trainee assistant, and then staged a sit-in. After nearly a year of no worse than average conduct, the Spanish kitchen porter went into a heavy bout of Peeping Tom behaviour, notably but not at all exclusively at the grille outside the ladies’ lavatory, attracted the attention of the police and was finally deported. The deep-fat fryer caught fire twice, once during a session of the South Hertfordshire branch of the Wine and Food Society. My wife seemed lethargic, my daughter withdrawn. My father, now in his eightieth year, had another stroke, his third, not serious in itself but not propitious. I felt rather strung up, and was on a bottle of Scotch a day, though this had been standard for twenty years.
One Wednesday about the middle of August reached a new level. In the morning there had been trouble with the repatriated voyeur’s successor, Ramon, who had refused to pile and burn the rubbish on the grounds that he had already had to do the breakfast dishes. Then, while I was picking up the tea, coffee and such at the dry-goods warehouse in Baldock, the ice-maker had broken down. It never performed with much conviction in hot weather, and the temperature most of that week was in the upper seventies. An electrician had to be found and fetched. Three sets of hotel guests with four young children between them, no doubt under orders from anti-hotelier HQ, turned up from nowhere between 5.30 and 5.40. My wife succeeded almost totally in blaming this on me.

 

 
Kingsley Amis (16 april 1922 – 22 oktober 1995)
Gefotografeerd door Rollie McKenna, 1957

 

De Vlaamse dichteres, schrijfster, filosofe, hoogleraar en essayiste Patricia De Martelaere werd geboren in Zottegem op 16 april 1957. Zie ook alle tags voor Patricia de Martelaere op dit blog.

Uit: Een verlangen naar ontroostbaarheid

“Keren wij nu terug naar onze zelfmoordenaar. Misschien zouden wij hem, naar analogie met de schrijver, kunnen typeren als iemand die ook liever zou ‘hebben geleefd’ in plaats van te leven. Alleen is dat niet mogelijk. Allerlei dingen kan men van zichzelf, met voldoening of met spijt, in de verleden tijd zeggen: dat men heeft bemind, gewerkt of gestreden, maar niet dat men ‘heeft geleefd’. You cannot eat your cake and have it – daar zijn we weer. En nochtans doet het bestaan van het spreekwoord vermoeden dat het precies dát is wat wij eigenlijk zouden willen. Volgens Freud is het een van onze grote onbewuste verlangens – dat zich dan ook veelvuldig uit in dromen – dat wij bij onze eigen begrafenis aanwezig zouden kunnen zijn. Dit getuigt niet noodzakelijk van levensmoeheid of van zelfdestructieve tendensen, maar eerder, aldus Freud, en op veel subtielere wijze, van een primair narcisme en het verlangen om ánderen met de eigen dood te treffen. Maar er is, dunkt mij, een nog dieper verlangen mee gemoeid, dat buiten de categorieën van narcisme of altruïsme, sadisme of masochisme valt, en dat misschien niet zozeer van morele aard is, maar eerder naar het esthetische neigt. Het is het verlangen naar volledigheid, naar voltooiing, naar afwerking van het eigen leven, om het, eindelijk, als eindprodukt te kunnen voorleggen aan de overlevenden, en zelf stiekem vanuit het graf mee te kunnen kijken. Een van de vervelende dingen van het leven is namelijk dat het maar niet af raakt. Het ene ogenblik hebben we alles wat we zouden willen hebben, het andere ogenblik verliezen we iets, of willen we weer wat anders. Het ene ogenblik voelen we ons goed, gezond en geliefd, het andere ogenblik zijn we weer misnoegd, misselijk of misprezen. Dit bestendige op-en-neer is natuurlijk ook wat het leven boeiend maakt, wat de spanning erin houdt, wat ons aan de gang doet blijven. Maar wat betekent uiteindelijk ‘spanning’ in een verhaal dat geen einde neemt, of waarvan we althans nooit het einde zullen kennen?”

 

 
Patricia De Martelaere (16 april 1957 – 4 maart 2009)
Cover

 

De Franse dichter, dadaïst en surrealist Tristan Tzara werd op 16 april 1896 in de Roemeense plaats Moinesti geboren als Samuel Rosenstock. Zie ook alle tags voor Tristan Tzara op dit blog.

 

Chanson dada

II

la chanson d’un dadaïste
qui n’était ni gai ni triste
et aimait une bicycliste
qui n’était ni gaie ni triste
mais l’époux le jour de l’an
savait tout et dans une crise
envoya au vatican
leurs deux corps en trois valises

ni amant
ni cycliste
n’étaient plus ni gais ni tristes

mangez de bons cerveaux
lavez votre soldat
dada
dada
buvez de l’eau

 

 
Tristan Tzara (16 april 1896 – 24 december 1963)
“Dreaming of Dadaists 1: Tristan Tzara” door Niklas Nenzén

 

De Nederlandse schrijver Ewald Vanvugt werd geboren op 16 april 1943 in ‘s-Hertogenbosch. Zie ook alle tags voor Ewald Vanvugt op dit blog.

Uit: Roofgoed

“De kolossale tentoonstelling van souvenirs van Europese veroveringsoorlogen is ingericht volgens de chronologie van hun komst naar Europa. Aan de hand van deze materiële – en soms immateriële – rijkdommen volgt de expositie de tijdlijn van niet minder dan 2500 jaar. Sommige bezoekers rennen in een paar uur van de prehistorie naar het heden, andere verlaten al onderweg verzadigd door daarvoor bedoelde zijuitgangen het gebouw – om nog een keer of vaker terug te komen. Hier heerst geen dwang. Dwalen is deel van de wandeling.
Het museum laat op een onderhoudende manier zien hoe verreweg de meeste Europeanen gedurende deze hele periode elkaar zegenden met de geruststellende overtuiging dat het voor sterken een natuurrecht is om zwakkeren te plunderen. De meeste Europeanen wilden er liefst zo weinig mogelijk van weten of over horen dat hun welvaart is gestolen van mensen met honger.
Maar niet allen. Al vijfhonderd jaar geleden herinnerde een criticus van het Europese optreden overzee aan de woorden uit een deuterocanoniek Bijbelboek: `De armen leven van bedelaarsbrood, wie het van hen steelt vergiet hun bloed. Wie een ander zijn levensonderhoud ontneemt is een moordenaar, wie een dagloner van zijn loon berooft is iemand die bloed vergiet.’ (Wijsheid van Jezus Sirach 34:25-27.)
Het Europees Museum stelt voorzichtig en duidelijk dat het enige onderscheid tussen Europeanen en de bewoners van andere werelddelen misschien hun traditie van kritiek is. Net als veel andere culturen is de Europese cultuur gebouwd op slavernij en roofgoed; tegelijk ontwikkelden Europeanen een tegenbeweging die bezwaar maakte en opriep om het uitbuiten te matigen en zelfs om het welzijn van de anderen overzee te bevorderen.”

 

 
Ewald Vanvugt (’s-Hertogenbosch, 16 april 1943)
Adriaan van Dis met een exemplaar van “Roofstaat” bij DWDD

 

De Duitse schrijfster Sibylle Lewitscharoff werd geboren op 16 april 1954 in Stuttgart als dochter van een Bulgaarse vader en een Duitse moeder. Zie ook alle tags voor Sibylle Lewitscharoff op dit blog.

Uit: Das Pfingstwunder

„In meinen tumultreichen Pubertätsjahren, schwankend zwischen Hochgefühlen, die weit über das hinauszielten, was meinen Fähigkeiten zuzutrauen war – siehe Kalaschnikow –, und einem morosen Kleinmut, der mich tagelang als pickelbesäten düsteren Burschen durch die Gegend schleichen ließ, wußte ich natürlich nicht, wie es um mich stand, was meine Person im Innersten zusammenhielt und was davon nach außen hin vielleicht wirken mochte. Ich wußte rein gar nichts über mich, nur daß ich in meinen Tagträumen der tapfere Retter war und ziemlich groß geraten bin, wovon schon meine Schuhe Zeugnis ablegen, denn ich trage Größe 46. Einmal hat man mir gesagt, meine Augen seien kornblumenblau.
Heute lagert die Kalaschnikow in einer Spinnwebkammer mottenzerfressener Träume, und das Wissen über mich selbst ist wieder auf einige ziemlich unerhebliche Fakten zusammengeschrumpft.
No sports lautet meine einzige Devise, frei nach Churchill, den ich verehre. Jetzt ist alles anders.Was davor geschah, wer ich davor gewesen sein mag, hat keine Be- deutung mehr. Der bisherige Gang meines Lebens erscheint mir so fade und unbedeutend, als hätte ich nie wirklich existiert.
Natürlich kenne ich meinen Namen, weiß, daß ich den Beruf eines Universitätsprofessors ausübe, der es als Dante-Gelehrter zu einigem Ansehen gebracht hat, allerdings innerhalb
einer sehr überschaubaren Gemeinde. Ich weiß auch, wo ich wohne, und ich kann mich erinnern, daß ich sechs Jahre verheiratet gewesen bin, Jahre, auf die ich mit gemischten Gefühlen zurückblicke. Aufgewachsen in Stuttgart-Sillenbuch, ansässig in Frankfurt, verheiratet von 1982 bis 1988, geschieden, keine Kinder, so der Status, wie er in meinen staatsbürgerlichen Urkunden ausgewiesen ist. Gottlieb heiße ich, ein Name, der mir immer etwas peinlich war. In meiner Generation gibt es ihn selten.“

 

 
Sibylle Lewitscharoff (Stuttgart, 16 april 1954)

 

De Nederlandse dichter en etser Jan Luyken werd geboren in Amsterdam op 16 april 1649. Zie ook alle tags voor Jan Luyken op dit blog.

 

De schilder

De Kunst stelt ons een Schijn te voren,
Hoe ’t in het wezen staat beschoren,
Gelijk de grote Schilderij,
Van ’t Al der zienelijke dingen,
Die door de wijsheid stand ontvingen,
Vertoont wat in de Oorsprong zij.

 

De Vleeshouwer

Onbedacht, Slaat geen acht.

Het Beest treedt in zijn makkers bloed
En weet van schrikken noch van mijden,
Gelijk het onbedacht gemoed;
Al sterft zijn naasten aan zijn zijde,
En dat hij ziet een kwade vrucht,
Noch geeft hij zich niet op de vlucht.

 

De Dokter

God is de medicijn
Voor doodlijk hels venijn.

Is ’t leven machteloos en krank
Men neemt een vieze of bit’re drank,
Of ’t lichaam weder mocht genezen:
Waarom dan voor een korte tijd,
Niet aangevaard wat bitterheid,
Om eeuwiglijk gezond te wezen.

 

 
Jan Luyken (16 april 1649 – 5 april 1712)
Illustratie bij „De dokter“

 

De Franse dichter en schrijver Anatole France werd geboren in Parijs op 16 april 1844. Zie ook alle tags voor Anatole France op dit blog.

 

L’autographe
À Étienne Charavay.

Cette feuille soupire une étrange élégie,
Car la reine d’Écosse aux lèvres de carmin
Qui récitait Ronsard et le Missel romain,
A mis là pour jamais un peu de sa magie.

La Reine blonde avec sa débile énergie
Signa Marie au bas de ce vieux parchemin,
Et le feuillet pensif a tiédi sous sa main
Que bleuissait un sang fier et prompt à l’orgie.

Là de merveilleux doigts de femme sont passés
Tout empreints du parfum des cheveux caressés
Dans le royal orgueil d’un sanglant adultère.

J’y retrouve l’odeur et les reflets rosés
De ces doigts aujourd’hui muets, décomposés,
Changés peut-être en fleurs dans un champ solitaire.

 

La Perdrix

Hélas ! celle qui, jeune en la belle saison,
Causa dans les blés verts une ardente querelle
Et suivit le vainqueur ensanglanté pour elle,
La compagne au bon cœur qui bâtit la maison

Et nourrit les petits aux jours de la moisson,
Vois : les chiens ont forcé sa retraite infidèle.
C’est en vain qu’elle fuit dans l’air à tire-d’aile,
Le plomb fait dans sa chair passer le grand frisson.

Son sang pur de couveuse à la chaleur divine
Sur son corps déchiré mouille sa plume fine.
Elle tournoie et tombe entre les joncs épais.

Dans les joncs, à l’abri de l’épagneul qui flaire,
Triste, s’enveloppant de silence et de paix,
Ayant fini d’aimer, elle meurt sans colère.


Anatole France (16 april 1844 – 12 oktober 1924)
Portret door T. A. Steinlein, 1920

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e april ook mijn blog van 16 april 2017 deel 2.

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 16 april 2007 en ook mijn blog van 16 april 2008 en eveneens mijn blog van 16 april 2009.

Emmaüs (Felix Timmermans)

Bij de tweede zondag na Pasen

 

 
De Emmaüsgangers door Abraham Bloemaert, 1622

 

Emmaüs

‘Heer blijf bij ons, de zon gaat onder.’
Wij boden dan het avondbrood
de vreemde man, die langs de baan
met ons was meegegaan.
En wijl hij, ‘t zegenend, de ogen sloot,
gebeurde het: Zijn aangezicht
verklaarde in een hemels licht,
waarin Hij plotseling verdween…
Dit was het wonder.
Wij stonden weer alleen,
doch vouwden blij onz’ handen.
Het was alsof Hij door ons heen verdween
en ‘t licht in ons is blijven branden.
Blijf zo in ons, o Heer, de zon gaat onder!

 

 
Felix Timmermans (5 juli 1886 – 24 januari 1947)
De Sint-Gummarus kerk in Lier, de geboorteplaats van Felix Timmermans

 

Zie voor de schrijvers van de 15e april ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Tomas Tranströmer, Daniël Samkalden, Jérôme Lambert, Patrick Bernauw, Benjamin Zephaniah, Henry James, Wilhelm Busch, Ina Boudier-Bakker

De Zweedse dichter en schrijver Tomas Tranströmer werd geboren in Stockholm op 15 april 1931. Zie ook alle tags voor Tomas Tranströmer op dit blog.

 

November in the Former DDR

The almighty cyclop’s-eye clouded over
and the grass shook itself in the coal dust.

Beaten black and blue by the night’s dreams
we board the train
that stops at every station
and lays eggs.

Almost silent.
The clang of the church bells’ buckets
fetching water.
And someone’s inexorable cough
scolding everything and everyone.

A stone idol moves its lips:
it’s the city.
Ruled by iron-hard misunderstandings
among kiosk attendants butchers
metal-workers naval officers
iron-hard misunderstandings, academics!

How sore my eyes are!
They’ve been reading by the faint glimmer of the glow-worm lamps.

November offers caramels of granite.
Unpredictable!
Like world history
laughing at the wrong place.

But we hear the clang
of the church bells’ buckets fetching water
every Wednesday
– is it Wednesday? –
so much for our Sundays!

 

Vertaald door Robin Fulton

 

The Stones

The stones we have thrown I hear
fall, glass-clear through the year. In the valley
confused actions of the moment
fly howling from tree-top
to tree-top, quieting
in air thinner than now’s, gliding
like swallows from mountain-top
to mountain-top till they
reach the furthest plateaus
along the edge of existence. Where
all our deeds fall
glass-clear
to no ending
except ourselves.

 

Vertaald door Patty Crane

 

 
Tomas Tranströmer (15 april 1931 – 26 maart 2015)
Bij de uitreiking van de Nobelprijs voor literatuur in 2011

 

De Nederlandse schrijver, columnist, kleinkunstenaar en zanger Daniël Samkalden werd geboren op 15 april 1979 in Naarden. Zie ook alle tags voor Daniël Samkalden op dit blog.

Uit: Ik zou deze jetlag voorgoed in mij gevangen willen houden (Column, november 2012)

“Toen tussen kwart over twaalf en half één in de verschillende hoeken op de verschillende zenders Barack Obama werd uitgeroepen tot winnaar van de verkiezingen, bleven de aanwezige Amerikanen vrij onaangedaan, maar vierden wij dat euforisch, als een Nederlandse zege. Ik had onze ingedutte seniorengroep steeds graag belachelijk gemaakt, maar toen men jassen aantrok om in taxi’s naar het Witte Huis te gaan waar een feest was losgebarsten, was ik degene die zich te moe voelde om aan te haken.
‘Dan missen we de toespraak,’ zei mijn vader. Ik knikte dankbaar. Op onze kamer in onze kingsize bedden wachtten wij op het spreken van Obama. De afstandsbediening in mijn hand. CNN herhaalde de uitslagen. Ik herinner me dat ik wakker werd. Dat Obama aan het praten was. Dat mijn vader sliep. Dat dit toch het grote moment van onze reis was. Dat ik moeite had me te concentreren. Dat ik me afvroeg of ik mijn vader wakker moest maken. En vervolgens dat er een felle zonnestraal de kamer in viel.
Ik zou deze jetlag voorgoed in mij gevangen willen houden. Het is precies de correctie die mijn systeem nodig heeft. De overweldigende moeheid die zich rond negen uur ’s avonds al aankondigt, als de wereld langzamer lijkt te gaan draaien en de willekeur zich trechtert tot een punt van onwrikbare rust. En dan de wakkerheid waarmee ik de ochtend in word gekatapulteerd. Mijn ogen die openspringen nog voor de wekker gaat. Zonder dat ik ze weer dicht laat vallen. Kraakhelder uitgeslapen, zoals ik dat al jaren vergeefs najaag. De avond, een punt. De ochtend, een hoofdletter. Ik zou mij in westelijke richting over de wereld moeten blijven bewegen. Het zou me een eenduidig, betrouwbaar en tevreden mens maken.”

 

 
Daniël Samkalden (Naarden, 15 april 1979)

 

De Franse schrijver Jérôme Lambert werd geboren op 15 april 1975 in Nantes. Zie ook alle tags voor Jérôme Lambert op dit blog.

Uit Chambre simple; refaire l’amour

“J’ai repris conscience sur le brancard d’une ambulance ou d’une voiture de pompiers, je ne sais plus.
Comment vous appelez-vous Vous savez où vous êtes Quelle heure est-il Ça vous est déjà arrivé Quel âge avez-vous Restez avec nous s’il vous plaît, Ne vous endormez pas Vous habitez loin d’ici Quel jour sommes-nous Prenez ma main (je serre sa main, je garde sa main, j’écrase sa main) D’accord, mais en quelle année Pouvez-vous me dire – et ils répétaient mon nom – en quelle année nous sommes ?
J’avais bon à tout et j’ai flanché sur l’année.
Peut-être par épuisement puisque tout m’épuisait.
Peut-être parce que leur harcèlement m’agaçait.
Peut-être qu’un neurone n’a pas fait son boulot.
Vous avez deux ans de retard, a dit le grand type à la main large assis à ma droite, un détail (laisse ta main sur la mienne comme une amarre de chair et de pulpe). Il a réglé mon cas d’une croix sur son écriteau de plastique rouge en souriant. Un clin d’œil quand il me recolle le masque sur le bas du visage, l’odeur du caoutchouc neuf qui envahit mes narines, l’oxygène qui fonce droit au cerveau.
J’étais trop calme, mais je n’avais ni le choix, ni la force ni l’envie de lutter.
Après je ne sais pas.
Après c’est l’hôpital.
« Il y a des antécédents dans votre famille ? »
Ce n’est plus un test, c’est une vraie question de docteur. Terminé le chaos de l’ambulance, je suis en consultation, allongé dans le calme étourdissant d’un hôpital où on me réclame une information.”

 

 
Jérôme Lambert (Nantes,15 april 1975)

 

De Vlaamse schrijver, cenarist, acteur en regisseur Patrick Bernauw werd geboren op 15 april 1962 in Aalst. Zie ook alle tags voor Patrick Bernauw op dit blog.

Uit: Het Bloed van het Lam

“En dat zeg je nù pas!?’ barst Lena uit. ‘Waarom laat je mij dit allemaal vertellen als je het al wéét!?’
Maarten haalt de schouders op. ‘Laten we zeggen dat ik je graag bezig hoor, Lena.’
‘Je gelooft me niet, hé?’
‘Waarom zou ik je niet geloven?’
‘Je vertrouwt me niet, Maarten!’
‘Vertrouw jij mij dan, Lena? Vertrouw jij mij dan voldoende om me de waarheid en niets anders dan de waarheid te vertellen? Ik krijg zo stilaan genoeg van je geheimdoenerij en néé, niet van je leugens, maar van de dingen die je voor me verzwijgt! En probeer me nu asjeblief niet wéér wijs te maken dat Lena is afgeleid van Helena! Wat heeft het nog voor zin als je al zo ver gekomen bent? Je hebt al a gezegd, Lena!… Je hebt het uitgeschreeuwd!… Aààh!… En nu wordt het de hoogste tijd om ook b te zeggen, denk je niet?’
Ze krimpt in elkaar. ‘Sorry,’ fluistert ze. ‘Het spijt me. Ik dacht… Je zou me verslijten voor… voor een gek… Je zou mijn verhaal met dat vooroordeel beluisteren en dan… Dan zou ik verloren zijn.’
Maarten neemt haar in zijn armen – ze beeft op haar benen – en veegt de tranen uit haar donkere ogen. Hij streelt haar weerbarstige zwarte krullen, strijkt met een vinger voorzichtig over haar schattig en licht gebogen joodse neusje.
‘Het is niets,’ mompelt hij. ‘Het is niets…’
Jezus Christus was een rechtstreekse afstammeling van de joodse koningen Salomon en David. De Messias moest niet in de eerste plaats beschouwd worden als een symbolische, vergeestelijkte koning der joden, maar als de echte en legitieme monarch. Hij huwde met Maria Magdalena en kreeg kindjes. Sommigen hielden zelfs vol dat de gebeurtenissen op Golgotha alleen maar een mise-en-scène waren geweest; in werkelijkheid was hij niet aan het kruis gestorven. Vandaar dat diverse vroegchristelijke secten de kruisdood verwierpen. Zij vonden gehoor bij de katharen, die hun naam zouden lenen aan al wat ketters was, en bij de orde der Tempeliers.”

 

 
Patrick Bernauw (Aalst, 15 april 1962)
Aalst

 

De Engelse dichter en schrijver Benjamin Zephaniah werd geboren op 15 april 1958 in Handsworth, Birmingham. Zie ook alle tags voor Benjamin Zephania op dit blog.

 

White Comedy

I waz whitemailed
By a white witch,
Wid white magic
An white lies,
Branded by a white sheep
I slaved as a whitesmith
Near a white spot
Where I suffered whitewater fever.
Whitelisted as a whiteleg
I waz in de white book
As a master of white art,
It waz like white death.

People called me white jack
Some hailed me as a white wog,
So I joined de white watch
Trained as a white guard
Lived off the white economy.
Caught and beaten by de whiteshirts
I waz condemned to a white mass,
Don’t worry,
I shall be writing to de Black House.

 

Wot A Pair

I waz walking down Wyefront street
When me trousers ran away,
I waz feeling incomplete
But still me trousers would not stay,
When I found where they had gone
De pair addressed me rather blunt,
And they told me they were sick of being put on
Back to front.

I told dem I would treat dem good
And wear dem back to back,
I promised dem protection
From a friend who is a mac,
Me trousers did not believe a single word I had to say,
And me underpants were laughing
When me trousers ran away.

 

 
Benjamin Zephaniah (Handsworth, 15 april 1958)

 

De Amerikaanse schrijver Henry James werd geboren in New York op 15 april 1843. Zie ook alle tags voor Henry James op dit blog.

Uit: Washington Square

“The fact of his having married a rich woman made no difference in the line he had traced for himself, and he cultivated his profession with as definite a purpose as if he still had no other resources than his fraction of the modest patrimony which on his father’s death he had shared with his brothers and sisters. This purpose had not been preponderantly to make money- -it had been rather to learn something and to do something. To learn something interesting, and to do something useful–this was, roughly speaking, the programme he had sketched, and of which the accident of his wife having an income appeared to him in no degree to modify the validity. He was fond of his practice, and of exercising a skill of which he was agreeably conscious, and it was so patent a truth that if he were not a doctor there was nothing else he could be, that a doctor he persisted in being, in the best possible conditions. Of course his easy domestic situation saved him a good deal of drudgery, and his wife’s affiliation to the “best people” brought him a good many of those patients whose symptoms are, if not more interesting in themselves than those of the lower orders, at least more consistently displayed. He desired experience, and in the course of twenty years he got a great deal. It must be added that it came to him in some forms which, whatever might have been their intrinsic value, made it the reverse of welcome. His first child, a little boy of extraordinary promise, as the Doctor, who was not addicted to easy enthusiasms, firmly believed, died at three years of age, in spite of everything that the mother’s tenderness and the father’s science could invent to save him. Two years later Mrs. Sloper gave birth to a second infant–an infant of a sex which rendered the poor child, to the Doctor’s sense, an inadequate substitute for his lamented first- born, of whom he had promised himself to make an admirable man. The little girl was a disappointment; but this was not the worst. A week after her birth the young mother, who, as the phrase is, had been doing well, suddenly betrayed alarming symptoms, and before another week had elapsed Austin Sloper was a widower.
For a man whose trade was to keep people alive, he had certainly done poorly in his own family; and a bright doctor who within three years loses his wife and his little boy should perhaps be prepared to see either his skill or his affection impugned. Our friend, however, escaped criticism: that is, he escaped all criticism but his own, which was much the most competent and most formidable.”

 

 
Henry James (15 april 1843 – 28 februari 1916)
Cover

 

De Duitse dichter en tekenaar Wilhelm Busch werd geboren in Wiedensahl op 15 april 1832. Zie ook alle tags voor Wilhelm Busch op dit blog.

 

Uit: Max und Moritz

Zweiter Streich

Als die gute Witwe Bolte
Sich von ihrem Schmerz erholte,
Dachte sie so hin und her,
Daß es wohl das beste wär’,
Die Verstorbnen, die hienieden
Schon so frühe abgeschieden,
Ganz im stillen und in Ehren
Gut gebraten zu verzehren.
Freilich war die Trauer groß,
Als sie nun so nackt und bloß
Abgerupft am Herde lagen,

 

 

Sie, die einst in schönen Tagen
Bald im Hofe, bald im Garten
Lebensfroh im Sande scharrten. –

Ach, Frau Bolte weint aufs neu,
Und der Spitz steht auch dabei.
Max und Moritz rochen dieses.
»Schnell aufs Dach gekrochen!« hieß es.

Durch den Schornstein mit Vergnügen
Sehen sie die Hühner liegen,
Die schon ohne Kopf und Gurgeln
Lieblich in der Pfanne schmurgeln.

 

 
Wilhelm Busch (15 april 1832 – 9 januari 1908)
Museum Wilhelm-Busch-Haus in in Mechtshausen

 

De Nederlandse schrijfster Ina Boudier-Bakker werd geboren in Amsterdam op 15 april 1875. Zie ook alle tags voor Ina Boudier-Bakker op dit blog.

Uit: De klop op de deur

“Ze huppelde op straat ineens van een diepe blijdschap om zooveel heerlijkheid. En zij deed een sprongetje van geluk naar zijn lengte, ver boven haar. Hij moest stilstaan en midden op straat zich een zoen laten geven.
Hij zei niets – hij was geen man van woorden – gesloten, nuchter, ernstig en stroef. Maar dit ontroerde hem, en hij hield haar wollen handje vaster in zijn buitengewoon groote magere hand.
‘Gaan we het poortje onderdoor?’ vroeg ze toen ze bij het Beurspleintje waren.
‘Goed.’
Ze trippelde in een zwijgende vreugde ook deze vermakelijkheid door. En hij dacht, dat hij eigenlijk nooit met zijn kind wandelde. Hij werkte altijd. Alleen als het heel slecht weer was, reed hij zijn visites, en nam haar dan soms mee. Dan zat zij tegenover hem op den langen tocht met haar poppen bij zich, haar nieuwsgierige helder bruine oogjes door de raampjes kijkend.
Maar hij kon nog niet aldoor rijden. Over een paar jaar hoopte hij zijn praktijk genoeg te hebben opgewerkt. Als Fransje maar wat zuiniger was. Maar in zijn huis ging niets zuinig.
Hij verschoof even zijn hoogen hoed die hem drukte – zijn jas ook was te zwaar. Het leek een voorjaarsdag.
Hij ging daar door het Amsterdam dier dagen, een bekrompen, eerlijk levend man, met zeer weinig behoeften voor zichzelf, behalve dien sterksten drang: naar den uitersten karigsten eenvoud. In nauwgezette plichtsbetrachting zich gevend aan zijn patiënten, maar dor en stroef, en geen andere vreugde eruit puttend dan het kalm bewustzijn in zijn stad een erkend goed medicus te zijn. Een man, zooals de meeste mannen van zijn tijd, nauwelijks wetend en volkomen zonder begrip van wat buiten Holland in de groote landen van Europa sinds de late veertiger jaren gistte en groeide, en bezig was de oude maatschappij te ondergraven.”

 

 
Ina Boudier-Bakker (15 april 1875 – 26 december 1966)
Scene uit de gelijknamige tv-serie uit 1970-71

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e april ook mijn vorige blog van vandaag.

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 15 april 2007 en ook mijn blog van 15 april 2008 en eveneens mijn blog van 15 april 2009.

Bliss Carman, Beate Morgenstern, Jeffrey Archer, Bernhard Lassahn, Erich Arendt, Pol De Mont, Staf Weyts, Hans Egon Holthusen

De Canadese dichter Bliss Carman werd geboren in Fredericton, in de provicincie New Brunswick op 15 april 1861. Zie ook alle tags voor Bliss Carman op dit blog.

 

A Vagabond Song

There is something in the autumn that is native to my blood—
Touch of manner, hint of mood;
And my heart is like a rhyme,
With the yellow and the purple and the crimson keeping time.

The scarlet of the maples can shake me like a cry
Of bugles going by.
And my lonely spirit thrills
To see the frosty asters like a smoke upon the hills.

There is something in October sets the gypsy blood astir;
We must rise and follow her,
When from every hill of flame
She calls and calls each vagabond by name.

 

At Sunrise

Now the stars have faded
In the purple chill,
Lo, the sun is kindling
On the eastern hill.
Tree by tree the forest
Takes the golden tinge,
As the shafts of glory
Pierce the summit’s fringe.
Rock by rock the ledges
Take the rosy sheen,
As the tide of splendor
Floods the dark ravine.
Like a shining angel
At my cabin door,
Shod with hope and silence,
Day is come once more.
Then, as if in sorrow
That you are not here,
All his magic beauties
Gray and disappear.

 

 
Bliss Carman (15 april 1861 – 8 juni 1929)

 

De Duitse schrijfster Beate Morgenstern werd geboren op 15 april 1946 in Cuxhaven. Zie ook alle tags voor Beate Morgenstern op dit blog.

Uit: Küsse für Butzemännchen

„Ein Schlag wie ein Stromstoß, ausgelöst von einem Namen, in der Aktuellen Kamera genannt, den Halb-acht-Uhr-Nachrichten des Fernsehens der DDR. Fünfeichen, hatte der Gutsbesitzer Dressel damals gesagt, hatte – den eigenen nahen Tod vor Augen – nicht geschwiegen, Nachricht gegeben vom Weg, den er gemeinsam mit dem Vater von Anfang an gegangen war, Bautzen, eine polnische Domäne, Graudentz, zuletzt Fünfeichen, ein kleines Lager des NKWD und das nördlichste der dreizehn in der sowjetischen Besatzungszone. Die Mutter und Susanne wussten von nun an, wann der Vater an Hunger und Entkräftung gestorben war und wo. 43 Jahre tot. An einem Märzabend 1990 wiedererstanden: Kameraschwenks über ein Waldstück. Eichen, noch nicht so kräftig, ein Anemonenfeld. Gräben durch dieses Feld gezogen, menschliche Skelette freigelegt. Bekannt die Bilder, mit denen war man aufgewachsen. Sie hatten das Volk der DDR warnen sollen: Nie wieder! Die Bilder betrafen Konzentrationslager der Nazis, Massengräber der von ihnen Hingerichteten. Es durfte nicht laut werden, dass in denselben Lagern auch nach 45 gestorben wurde. Leute, die abgeholt worden waren. Nazigrößen weniger, die waren in der Regel westwärts geflohen. Über Schuld mehr oder minder befand kein Gericht. Ein Hinweis genügte, von einem missgünstigen Nachbarn zum Beispiel, von einem, der seine eigene Haut retten wollte. Das war bis 45 so, das war danach nicht anders. Ein Leben lang Schweigen. Andeutungen nur zu Freunden. Dann Rechtfertigungszwang. In der NSDAP sei er wohl gewesen. Doch von der Verwandtschaft gedrängt wegen des Geschäfts. Alle Inhaber großer Geschäfte im Ort waren eingetreten. Und nur vier Wochen Zellenleiter. Obwohl schon 38 Jahre alt und ohne militärischen Rang, wurde er gleich am Anfang des Krieges einberufen, als habe man ihn weg haben wollen, als hätte er Feinde im Ort gehabt, wie die Mutter vermutete. Übrigens sei er trotz eines für eine Offizierslaufbahn ausreichenden Bildungsgrades bis zuletzt Gefreiter geblieben. Schreibstubenhengst. Und hätte ein Nazi wohl ein Mädchen jüdischen Namens adoptiert? Genaues über ihre Herkunft könne sie nicht nachweisen. Die Mutter hätte dem Vater alles überlassen oder absichtlich vergessen.“

 
Beate Morgenstern (Cuxhaven, 15 april 1946)
Cover

 

De Britse schrijver Jeffrey (Howard) Archer, Baron Archer of Weston-super-Mare, werd geboren op 15 april 1940 in Londen. Zie ook alle tags voor Jeffrey Archer op dit blog.

Uit: To Cut a Long Story Short

‘Damn good drive,’ said Toby, as he watched his opponent’s ball sail through the air. ‘Must be every inch of 230, perhaps even 250yards,’ he added, as he held up his hand to his forehead to shield his eyes from the sun, and continued to watch the ball bouncing down the middle of the fairway.’Thank you,’ said Harry.’What did you have for breakfast this morning, Harry?’ Toby
asked when the ball finally came to a halt.’A row with my wife,’ came back his opponent’s immediate reply. ‘She wanted me to go shopping with her this morning.”I’d be tempted to get married if I thought it would improve my golf that much,’ said Toby as he addressed his ball. ‘Damn,’ he added a moment later, as he watched his feeble effort squirt towards the heavy rough no more than a hundred yards from where he stood.Toby’s game did not improve on the back nine, and when they headed for the clubhouse just before lunch, he warned his opponent,
‘I shall have to take my revenge in court next week.”I do hope not,’ said Harry, with a laugh.’Why’s that?’ asked Toby as they entered the clubhouse.’Because I’m appearing as an expert witness on your side,’
Harry replied as they sat down for lunch.’Funny,’ Toby said. ‘I could have sworn you were against me.’Sir Toby Gray QC and Professor Harry Bamford were not always on the same side when they met up in court.’ All manner of persons who have anything to do before My Lords the Queen’s Justices draw near and give your attendance.’The Leeds Crown Court was now sitting. Mr. Justice Fenton presided. Sir Toby eyed the elderly judge. A decent and fair man, he considered, though his summings-up, could be a trifle long-winded. Mr Justice Fenton nodded down from the bench. »

 
Jeffrey Archer (Londen, 15 april 1940)

 

De Duitse schrijver Bernhard Lassahn werd op 15 april 1951 in Coswig / Anhalt geboren. Zie ook alle tags voor Bernhard Lassahn op dit blog.

Uit: Liebe Frauen! (Briefe)

“Ein möglicher Titel für das Buch, der lange zur Diskussion stand, war zum Beispiel: Die Friedenspiraten. So sahen sich die Aktivisten nämlich selber: als Piraten für den Frieden.
Was hatten sie vor? Sie wollten auf Segelschiffen verbotene Bücher nach Afrika bringen. Es sollte eine künstlerische und zugleich politische Aktion sein; eine Aktion, die symbolisch und zugleich konkret ist. Sie wollten damit Frieden nach Afrika bringen.
Ja, tatsächlich: Bücher bringen Frieden. Das haben sie wirklich gedacht. Es ist gar nicht so naiv, wie es auf den ersten Blick erscheint. Bücher können Türen zu anderen Welten öffnen, sie können Verständnis für das, was man noch nicht kennt, ermöglichen. Bücher können die Leser in der Kunst einüben, sich dem anderen anzunähern und über den Tellerrand der Ichbezogenheit hinauszugucken.
Diese Idee stand auch hinter dem Programm, das mich einst als Austauschschüler nach Michigan gebracht hat. Entstanden waren solche Programme aus den Erfahrungen des letzten Krieges. Die neue Jugend sollte sich nicht in Organisationen wie der Hitler-Jugend austoben, vielmehr sollte sie sich mit anderen Lebensweisen in anderen Gesellschaften auseinandersetzen und versuchen, in der Fremde wie unter Freunden zu leben.
Solche Jugendlichen würden sich nicht mehr so leicht in einen Krieg schicken lassen. Denn Verständnis und Wertschätzung für den anderen immunisiert gegen Hetze und Propaganda und arbeitet damit auch gegen den Krieg. So konnte man noch in den 70er Jahren argumentieren, wenn man begründen wollte – und das musste man auch –, warum man den Kriegsdienst mit der Waffe verweigern wollte. Das habe ich getan. Ich denke im Grunde immer noch so, und es gefällt mir, was in dem Briefwechsel von Albert Einstein an Sigmund Freud steht, da heißt es: „Alles, was der Kunst dient, arbeitet auch gegen den Krieg.“
Auch Malala Yousafzai, die mit 18 die bisher jüngste Friedensnobelpreisträgerin ist, fragt in aller Unschuld: „Wieso ist es so leicht, Waffen zu geben, aber so schwer, Bücher zu geben? Wieso ist es so einfach Panzer zu bauen, aber so schwer Schulen zu errichten?“ Auch sie teilt diesen zerbrechlichen Traum: „Ein Kind, ein Lehrer, ein Buch und Stift können die Welt verändern.“


Bernhard Lassahn (Coswig 15, april 1951)

 

De Duitse dichter en schrijver Erich Arendt werd geboren op 15 april 1903 in Neuruppin. Zie ook alle tags voor Erich Arendt op dit blog.

 

Nach dem Prozeß Sokrates

Steingrauer Tag,
der sein Lid senkt.
Knie nicht
in den Schatten!

Spreu
schleifen die Stunden,
Spreu, abermillion, die
halt nicht machen

vor deiner Stirn
− Trauerschafott −,
schneller und
schneller, ohne
Geheimnis, und −
kein blutender Kern.

Verzweifelt die
chimärischen Fahnen,
sie blichen im jäh
verdämmernden
Rot,

Gleichgeschaltet
mit abwaschbaren
Handschuhn
gleichgeschaltet durch die
gezeichneten Finger
das erschöpfte
tausendströmige Herz.

                                   Die da
handeln, an Tischen,
mit deiner Hinfälligkeit,
allwissenden Ohrs,
ledernen
Herzens ihr Gott, sie
haben das Wort:

                           Worte,

gedreht und
gedroschen: Hülsen
gedroschen, der
zusammengekehrte Rest.

Gehend im Kreis
der erschoßnen Gedanken
− wie war
doch der Atem groß −
halt versiegelt den Mund, daß
der Knoten
Blut
nicht Zeugnis ablege!

Wo Freude und Recht
gemeuchelt lag,
an der Wand
der Geschichte
stets noch: Du!

Gehend im Kreis – doch
der Meteor
Verfinsterung jagt
am ummauerten Himmel:
nie nicht –

Blutwimper, schwarz
das Jahrhundert

 

 
Erich Arendt (15 april 1903 – 25 september 1984)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Pol De Mont werd geboren in Wambeek op 15 april 1857. Zie ook alle tags voor Pol de Mont op dit blog.

 

Als Jezus zou slapen

Als Jezus zou slapen, avond spâ,
volgden Hem steeds elf engelen na,
en hielden heel hoog — en lichtten Hem voor
veel sterren, zilverzacht van gloor.
En als Hij nu in zijn bedje lag,
traden zij nader, vol heilig ontzag,
en namen elkaar heel stil bij de hand
ten reidans om zijn ledikant,
en zongen liedekens, wonderzacht,
gelijk nachtegalen bij lentenacht .
Vielen dan ’s Kindjes oogelijns dicht,
dan doofden zij gauw hun sterrenlicht
en ieder koos zich, zonder geluid,
voor heel de nacht een plekje uit .
Twee zetten zich, groen als de zee die deint,
aan zijn hoofd- en aan zijn voeteneind.
Rechts en links, op de spondeplank,
zaten twee andre, als sneeuw zoo blank.
Twee deden niets dan ’t Kindje dekken
die waren azuur als de zomernacht.
Twee moesten Het, kussend, des morgens wekken
die waren gedost in morgenpracht.
Twee hielden hun opgevouwen wieken
als een levende hemel over het Wicht
hun kleed geleek op het morgenkrieken
en van hun aanzicht straalde licht.
En ieder op zijn hoofdje droeg
een vonkelend rode rozenhoed.
Eén enkele stond ter zij, alléén,
en waagde het niet vooruit te treên,
en zag met ogen vol getraan
van ver het slapend Kindje aan
die droeg op ’t hoofd een doornenhoed,
zijn handen en voeten dropen van bloed …

 
Pol De Mont (15 april 1857 – 29 juni 1931)
Cover biografie

 

De Vlaamse dichter en schrijver Staf Weyts werd geboren op 15 april 1909 in Mechelen. Zie ook alle tags voor Staf Weyts op dit blog.

Vers

Laat ons vertrekken nog met deze late boot,
Eenzaam over dees somber water in den nacht.
Misschien dat ginds, waar die sirene floot,
Het schrijnend heimwee van ons beider hart verzacht.

Want morgen wieken hier weer witte vogels rond;
– Al jaren lang en altijd lijk vandaag –
Zien we de grijze lucht boven den grauwen grond,
En boven ’t water dat omhoog gaat en omlaag.

En wordt het oude weerom nieuw, en al het nieuwe weerom oud
Komen dezelfde droomen voor een korten tijd;
En lijk het weder warm wordt en daarna weer koud,
In ons dezelfde vreugde en dezelfde triestigheid.

Want aan den slenter van ons leven zijn we vastgebonden;
We treuren en we hopen,
Alle dagen doen wij dezelfde zonden
En ’s avonds onze oogen toe en ’s morgens open.

 
Staf Weyts (15 april 1909 – 12 januari 1985)

 

De Duitse dichter, essayist, criticus en literatuurwetenschapper Hans Egon Holthusen werd geboren op 15 april 1913 in Rendsburg. Zie ook Zie ook alle tags voor Hans Egon Holthusen op dit blog.

Uit: Rainer Maria Rilke: A Study of His Later Poetry

“I doubt whether belief proper enters into the activity of a great poet, qua poet’, says Mr Eliot in his essay on Shakespeare and the Stoicism of Seneca . ‘That is, Dante qua poet did not believe or disbelieve the Thomist cosmology or theory of the soul: he merely made use of it, or a fusion took place between his initial emotional impulses and a theory, for the purpose of making poetry.’ The emphasis here is on what Mr Eliot calls ’the emotional’: for it is, he says, ‘[the poet’s] business to express the greatest emotional intensity of his time, based on whatever his time [happens] to think.’ This is indeed an essential and profound insight; nevertheless, it is only one half of the truth of the matter. For the rest, it is important to realize that there is no such thing as ‘pure poetry’ from which all non-poetic intentions are excluded. The poet too is part of the human order of things, he too is involved in the moral, religious and intellectual discourse or strife of the world; hence it is clear that such a spiritual and intellectual decision as a poem is influenced by non-aesthetic considerations too. Mallarmé’s ‘absolute work of art’ is an illusion. The poet desires not only to create beauty but also to expound the truth. Thus it is Klopstock aim in the Messias to declare his Christian faith; Lessing in his Nathan the Wise to express his faith in the doctrine of enlightened toleration; and Goethe too, in his Gott und Welt poems, is concerned with presenting a very specific view of the world. Now the truth which a poet expounds has no significance if it does not also appear in a beautiful form, if the bare, theoretical, conceptual truth has failed to issue into an ‘artistically true’ formulation. And only where it is the expression and formulation of the true can the beautiful be said to be artistically significant. ‘Only that is beautiful’, says Grillparzer, ‘which, while wholly satisfying the sensuous, lifts up the soul at the same time.”

 
Hans Egon Holthusen (15 april 1913 – 21 januari 1997)
Cover van een monografie over Rilke door Hans Egon Holthusen

 

 

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 15 april 2007 en ook mijn blog van 15 april 2008 en eveneens mijn blog van 15 april 2009.