Dolce far niente, Marge Piercy, Louis Couperus, Nikki Giovanni

 

Dolce far niente

 

Gorse and Wild Roses, Sannox door Nancy Turnbull, z.j.

 

More Than Enough

The first lily of June opens its red mouth.
All over the sand road where we walk
multiflora rose climbs trees cascading
white or pink blossoms, simple, intense
the scene drifting like colored mist.

The arrowhead is spreading its creamy
clumps of flower and the blackberries
are blooming in the thickets. Season of
joy for the bee. The green will never
again be so green, so purely and lushly

new, grass lifting its wheaty seedheads
into the wind. Rich fresh wine
of June, we stagger into you smeared
with pollen, overcome as the turtle
laying her eggs in roadside sand.

 

Marge Piercy (Detroit, 31 maart 1936)
Zomers tafereel in Detroit

 

De Nederlandse schrijver Louis Couperus werd op 10 juni 1863 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Louis Couperus op dit blog.

Uit De lof der luiheid

“Maar slapen is het onbewuste! Wat ik wil, is bewust te rusten, bewust rustig te zijn, lui te zijn zonder geheimzinnige, pijnlijke zenuwwroeging; lang, als Orlando, lui te kunnen neêrliggen, zonder dadelijk te denken: ja, nu rust ik…. maar wat zal ik straks doen?
Wat ik heerlijk vind, is wakker te worden en dan nog lang na te liggen. Maar meestal word ik te laat wakker, als dezen morgen, en klopt Salvatore en komt met scheerwater binnen, en zegt:
– De signore is al naar zee, en heeft gevraagd of de signorino ook gauw kwam, zoodra hij wakker was. De signore heeft den signorino niet wakker willen maken.
De signorino, dat ben ik. Hoewel ik ouder ben dan Orlando, blijf ik voor de bedienden, de signorino. Let wel, dat ze nooit Orlando den signorino hebben genoemd – misschien, toen zijn vader nog leefde. Maar ik heb dien tijd nooit gekend. Ik ben echter dadelijk de signorino geweest en zal dien blijven, al wordt ik zestig jaar. Nu is het ook om verschil te maken, dat zij mij zoo noemen, en dan ook nog uit sympathie. Het woord beteekent zoo wel meneertje als jongenheer.
Orlando heeft gevraagd of ik dadelijk kwam, maar daar ik scheerwater heb gekregen, scheer ik mij even. Dat is het eenige toilet, dat ik maak. In pyama haast ik naar buiten, de brokkelsteenen trap af, naar de zee, langs agave en cypres. De morgen is nog koel, al heb ik ook de eerste parelen frischheid voorbij laten gaan.
Daar zie ik Orlando! Hij zwemt al. Hij zwemt met de rustige gratie, waarmeê hij alles doet, geheel naakt: dit is zijn strand, niemand stoort hem hier. Zoo als hij zwemt, is het als of hij, zwemmende, rust; als of hij zwemmende lui is. Of het hem nooit vermoeien zal, of het zijn natuur is te zwemmen: zóo zijn armen te bewegen en beenen, is hem nauwlijks krachtinspanning, schijnt het, – is even kalm wat spelen in het water. Als ik de lof der luiheid wil zingen, moet ik een indruk geven kunnen van het zwemmen van Orlando. Het is niet zwemmen: het is harmonisch zich in het water bewegen, met de beweging vereischt aan dat element. Als ik flaneer langs de straat, kan ik wel tegelijkertijd lui zijn, niet waar? Nu, zoo flaneert Orlando al zwemmende.
O, zoo zal ik nooit zwemmen. Nu ben ik naakt in de zee geloopen, maar ik spat, ik plas, ik sla met mijn armen, ik trap met mijn beenen, ik proest. Dat alles vermoeit, na een pooze. Toch heb ik Orlando bereikt, en wij drijven naast elkaar, op den rug. Ik kijk in den hemel, en voel mij, naast hem, kalm worden.”

 

Louis Couperus (10 juni 1863 – 16 juli 1923)
Standbeeld op het Lange Voorhout in Den Haag.

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

 

Knoxville Tennessee

Van de zomer hou ik altijd
Het meest
Je kunt verse maïs eten
Uit papa’s tuin
En okra
En groenten
En kool
En veel
Barbecue
En karnemelk
En zelfgemaakt ijs
Bij de picknick van de kerk
En luisteren naar
Gospelmuziek
Buiten
Op de wijdingsdag
Van de kerk
En naar de bergen gaan met
Je grootmoeder
En op blote voeten lopen
En het warm hebben
Altijd
Niet alleen als je naar bed gaat
En slaapt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e juni ook mijn blog van 10 juni 2020 en eveneens blog van 10 juni 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Maarten Doorman, Marie Howe

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus en filosoof Maarten Doorman werd geboren op 9 juni 1957 in Medina Sidonia (Spanje). Zie ook alle tags voor Maarten Doorman op dit blog.

 

Sevilla

Virgen con miriñaque,
virgen de la Soledad,
abierta como un inmenso
tulipán.
En tu barco de luces
vas
por la alta marea
de la ciudad

(Federico García Lorca)

Maandag

Ik kwam te laat, een dag
en de verwachte palmen stonden grotesk
in gaten in het trottoir.
De nauwelijks uitgeslapen stad
lag weinig pittoresk afgewend
van het station, maar de okselwarmte
van Guadalquivir en Darsenas
dreef mij van hier
haar drogere lawaai in.

’s Nachts in de trein had ik
gewaakt en zoals zo vaak na zulke uren
klonk verward geschreeuw op straat
als klinkklare muziek.
Bij de kathedraal zag ik een flard
van een processie, een beeld op een stapel
bloemen. Verder was in alle herrie
van de heilige week
nog weinig te bekennen.

Ik hoorde het noeste bonken op de rails
’s middags weer
in een omfloerste trom.
Adieu had ik gezegd, ik kom terug
en ik had mijn liefde stom op het perron
laten staan: de trein reed me weg.

In het gangpad verhaalde een jezuïet
mij in smedige taal
hoe hij van wondvocht leefde.
Hij omgordde zich ook met mijn verdriet
en vanaf toen vreesde ik
dat je alleen verlaten kunt worden,
niet zelf
weg kunt gaan.

Het geluid van de trom
duwde een stoet voor zich uit
van paarse wezens, puntgemutst
en kaarsen in de hand.
Een beeld in vol ornaat
werd in de schokkerge trant
van een verschuivende wolk muggen voorbij-
gedragen. Kleine trompetten
schetterden verkouden tegen de gele huizen
en ik ontdekte dat ook triangels
kunnen klagen, dat sommige trommels
huilen als ze rond worden gedragen.

Dinsdag

Vandaag door Marcus gesticht
rukken de puntmutsen massaal
vanaf de Plaza de Toros, langs de
Casa de Pilatos en van de haven op
naar de kathedraal.
Een vertraagde herhaling van romeinse cohorten
brengt in Trajanus’ stad
jaarlijks weer legioenen samen.

Optochten schurken zich door nauwe straten
en schorten hun pas op
voor elkaar en voor zichzelf.
Ze schilderen couleur locale van een cent
tot een fel kabaal van lila en rood:
aan godsdienstig sentiment
stelt zich hier bloot wie slechts kuise schamelheid
van majorettes is gewend.

Terug had ik gezegd
aan het begin van deze omgedraaide thuisreis.
Terug als de beelden en hun praal
die na hun bezoek aan de kathedraal
naar hun parochie keren, op hun plaats
worden gezet.

 

Maarten Doorman (Medina Sidonia, 9 juni 1957)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

Wat de levenden doen

Johnny, de gootsteen is al dagen verstopt, er is waarschijnlijk een stuk gereedschap in gevallen.
En de ontstopper werkt niet, maar ruikt gevaarlijk, en de aangekoekte borden hebben zich opgestapeld

en wachten op de loodgieter die ik nog steeds niet heb gebeld. Dit is het alledaagse waarover we spraken.
Het is weer winter: de lucht is diep, eigenzinnig blauw en het zonlicht komt door

de open woonkamerramen omdat de verwarming hier te hoog staat en ik hem niet uit kan zetten.
Al weken lang nu, als ik reed, of een zak met boodschappen op straat liet vallen, en de zak scheurde,

dacht ik: dit is wat de levenden doen. En gisteren, toen ik me haastte over die
wiebelende stenen in het trottoir van Cambridge, en mijn koffie over mijn pols en mouw morste,

dacht ik het nog een keer, en later nog een keer, toen ik een haarborstel kocht: dit is het.
Toen ik parkeerde. De autodeur dichtsloeg in de kou. Wat jij die hunkering noemde.

Wat je uiteindelijk opgaf. We willen dat de lente komt en de winter voorbijgaat. Wij willen
dat wie dan ook opbelt of niet, een brief, een kus – we willen er meer en meer van en dan nog meer.

Maar er zijn momenten, als ik loop, dat ik een glimp van mezelf opvang in het vensterglas,
zeg maar, van de etalage van de videotheek op de hoek, en ik word gegrepen door een zo’n diep, warm gevoel

voor mijn eigen opwaaiende haar, schrale gezicht en losgeknoopte jas dat ik sprakeloos ben:
Ik leef. Ik herken jou.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juni ook mijn blog van 9 juni 2020 en eveneens mijn blog van 9 juni 2019 en ook mijn blog van 9 juni 2018 deel 2.

Marguerite Yourcenar, Marie Howe

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“Such indifference to contemporary fashion kept them from many an error in taste, and especially from falling into turgid rhetoric. Hellenism and the Orient were unknown, or at best regarded frowningly from afar; there was not, I believe, a single good Greek statue in the whole peninsula. Thrift went hand in hand with wealth, and a certain rusticity was always present in our love of pompous ceremony. My sister Paulina was grave, silent, and sullen; she was married young to an old man. The standard of honesty was rigorous, but we were harsh to slaves. There was no curiosity about anything whatsoever; one was careful to think on all subjects what becomes a citizen of Rome. Of these many virtues, if virtues they be, I shall have been the squanderer.
Officially a Roman emperor is said to be born in Rome, but it was in Italica that I was born; it was upon that dry but fertile country that I later superposed so many regions of the world. The official fiction has some merit: it proves that decisions of the mind and of the will do prevail over circumstance. The true birthplace is that wherein for the first time one looks intelligently upon oneself; my first homelands have been books, and to a lesser degree schools. The schools of Spain had suffered from the effects of provincial leisure. Terentius Scaurus’ school, in Rome, gave mediocre instruction in the philosophers and the poets but afforded rather good preparation for the vicissitudes of human existence: teachers exercised a tyranny over pupils which it would shame me to impose upon men; enclosed within the narrow limits of his own learning, each one despised his colleagues, who, in turn, had equally narrow knowledge of something else. These pedants made themselves hoarse in mere verbal disputes. The quarrels over precedence, the intrigues and calumnies, gave me acquaintance with what I was to encounter thereafter in every society in which I have lived, and to such experiences was added the brutality of all childhood. And nevertheless I have loved certain of my masters, and those strangely intimate though elusive relations existing between student and teacher, and the Sirens singing somewhere within the cracked voice of him who is first to reveal to you a masterpiece, or to unveil for you a new idea. The greatest seducer was not Alcibiades, after all; it was Socrates.”

 

Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)
Portret door Cathérine Petré, z.j.

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

De jongen

Mijn oudere broer loopt over het trottoir de zomernacht in de buitenwijk in:
wit T-shirt, blauwe jeans – naar het veld aan het einde van de straat.

Hangers Schuilplaats noemden de jongens het, een onontwikkeld perceel, een kuil, overwoekerd
met onkruid, wat oude meubels die daar neergegooid zijn,

en enkele metalen hangers die in de bomen rinkelen als windgong.
Hij loopt van huis weg omdat onze vader zijn haar wil knippen.

En over nog twee dagen zal onze vader me ervan overtuigen naar hem toe te gaan – jij weet
waar hij is – en met hem te praten: geen represailles. Beloofde hij. Een kleine parade van kinderen

in voetenpyjama’s zullen me vergezellen, hun stemmen als de eerste kuikens
in de lente.
En mijn broer zal voor ons uit naar huis lopen, en mijn vader

zal zijn hoofd kaal scheren, en mijn broer zal met niemand meer praten
de komende maand, geen woord, geen melk doorgeven, niets.

Wat er in ons huis gebeurde, leerde mijn broers hoe ze moesten vertrekken, hoe ze over een trottoir moesten lopen zonder om te kijken.

Ik was het meisje. Wat er gebeurde, leerde me hem te volgen, wie hij ook was,
en om zijn naam te roepen en te roepen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2020 en eveneens mijn blog van 8 juni 2019 en ook mijn blog van 8 juni 2018 en eveneens mijn blog van 8 juni 2017.

In Memoriam A. L. Snijders

In Memoriam A.L. Snijders

De Nederlandse schrijver A.L. Snijders is vandaag onverwacht overleden. A.L. Snijders is bedenker van het zogeheten Zeer Korte Verhaal (zkv) en debuteerde in 2006 met “Ik leef aan de rand van de wereld”.  A.L. Snijders (pseudoniem van Peter Cornelis Müller) werd geboren op 24 september 1937 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor A.L. Snijders op dit blog.

GELUIDLOZE STRIJD

Jules Renard schrijft op 14 november 1900 in zijn dag-boek:1k lees bladzijden uit dit Dagboek: het is toch het beste en het nuttigste wat ik in mijn leven zal hebben geschreven: Op 22 december schrijft hij: ‘Mijn broer is al even ver weg als mijn vader. Al verder weg zelfs. De geluidloze strijd van de doden in onze herinnering. Ze staan elkaar niet naar het leven. Ze schuiven elkaar geluidloos terzijde, met een onweerstaanbare kracht: Op dezelfde dag schrijft hij: `De helft van de schors van een boom weet van het bestaan van de noordenwind niet af: Op i januari i9oi: ‘Dit Dagboek holt me uit. Het is geen oeuvre. Op dezelfde manier is iedere dag de liefde bedrijven geen liefde:

De vaste plaats van de boom is een van de aangrijpendste natuurverschijnselen. De boom is een levend wezen, vergelijkbaar met een olifant, hij zou zich moeten kunnen bewegen van de ene plaats naar de andere. Door Jules Renard realiseer ik me dat het nog erger is, de boom kan zich zelfs niet omdraaien.

 

A. L. Snijders (24 september 1937 – 7 juni 2021)

Orhan Pamuk, Nikki Giovanni

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: De vrouw met het rode haar (Vertaald door Hanneke van der Heijden)

“Niet drie maar vijf volle dagen later kwam meneer Hayri met zijn kleine vrachtwagen langs. Hij wist dat we nog steeds geen water hadden gevonden, maar hij deed alsof het hem niet uitmaakte. Hij had ook zijn vrouw meegenomen en zijn zoon, die een paar jaar jonger was dan ik. Wandelend over het terrein liet hij ze zien waar de werkplaatsen voor het verven en wassen van textiel zouden komen als er eenmaal water gevonden was. Kijkend op de tekeningen en de afstanden met zijn passen metend wees hij vervolgens de plek aan waar de toekomstige opslagloods zou komen, waar het directiekantoor en waar de kantine voor het personeel. Zijn zoon stond met nieuwe voetbalschoenen aan zijn voeten en onder zijn arm de plastic voetbal die hij uit de wagen had gehaald, naar zijn vader te luisteren.
Wat later trapten vader en zoon in een hoek van het terrein een balletje, met een paar stenen hadden ze de plaats van een doel gemarkeerd, nu namen ze om de beurt strafschoppen. De moeder spreidde onder mijn walnotenboom een kleed uit en begon daarop het voedsel uit te stallen dat ze in een mand had meegebracht. Ze stuurde Ali naar ons om te zeggen dat we allemaal voor het middageten werden verwacht, wat mijn baas een ongemakkelijk gevoel gaf. Hij besefte dat deze pontificale en onnodige picknick de plechtigheid was die meneer Hayri eerder bedacht had om te vieren dat er water was. Meneer Hayri had duidelijk veel over die dag gefantaseerd. Mijn baas kwam met tegenzin met ons mee, ging aan de rand van het kleed zitten en nam van ieder gerecht, de hardgekookte eieren, de tomatensalade met ui, de gevulde pastei, één klein hapje.
Na het eten ging de zoon van meneer Hayri naast zijn moeder liggen en viel in slaap. De dikke, sterke en goedlachse vrouw stak een sigaret op en las de krant Goedemorgen, het krantenpapier ritselde in de wind.
Ik zag dat mijn baas meneer Hayri nog eens meenam naar de plek waar wij het zand stortten, en liep naar hen toe. Al die tijd is er geen water in de put gekomen, stond op het droeve gezicht van de eigenaar van het terrein te lezen, op korte termijn zal dat ook niet gebeuren, misschien komt dat water wel nooit.
‘Meneer Hayri, met permissie, geef ons nog drie dagen…’ zei mijn baas.
Hij had het heel deemoedig en zachtjes gezegd. Ik geneerde me er getuige van te zijn dat mijn baas in deze situatie was beland, ik werd kwaad op meneer Hayri. De textielondernemer liep terug naar de walnotenboom, overlegde even met zijn vrouw en zoon en kwam toen terug.”

 

Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

 

De wetten van beweging

(voor Harlem Magic)

De wetten van de wetenschap leren ons dat een pond goud evenveel weegt als
als een pond meel maar dat als je het in de natuurlijke staat
van een onbepaalde hoogte laat vallen het ene
de bodem zou bereiken en het andere zou wegwaaien

Bewegingswetten vertellen ons dat je een inert object moeilijker kunt
voortstuwen dan dat je een object, dat in de verkeerde richting gaat,
kunt laten omkeren. Beweging is energie – traagheid – apathie.
Apathie staat gelijk aan vijandigheid. Vijandigheid – geweld. Geweld,
zijnde energie, is zijn eigen deugd. Bewegingswetten leren ons dat

Zwarte mensen niet minder in de war zijn vanwege onze
Zwartheid dan wij verstrooid zijn vanwege onze
machteloosheid. De mens, zo wordt ons verteld, is het enige dier dat
lacht met zijn lippen. De ogen zijn echter de spiegel van
de ziel

Het probleem met liefde is niet wat we voelen, maar wat we
hadden willen voelen toen we begonnen te voelen dat we iets zouden moeten
voelen. Net zoals publiciteit geen productie is: verleiding
is niet verleidelijk

Als ik een wens mocht doen, zou ik alle kennis van de wereld
wensen. Zwart is misschien mooi zegt Professor Micheau,
maar kennis is macht. Elk gewenst object werd
gekocht en verkocht – elk verwaarloosd object daalt in waarde.
Het is tegen de aard van de mens om in een van beide categorieën te zitten

Als wit Zwart definieert en goed het kwaad definieert, dan definiëren
mannen vrouwen of definiëren vrouwen wetenschappelijk gesproken
mannen. Als zoet het tegenovergestelde is van zuur en hitte de
afwezigheid van kou dan is liefde de tegenstelling van pijn en
schoonheid is in het oog van de toeschouwer.

Soms wil ik je aanraken en aangeraakt worden
op mijn beurt. Maar jij denkt dat ik naar je grijp en ik denk dat jij
me ontwijkt en mama zei altijd om uit te kijken voor mannen zoals jij

Dus ik ga de straat op met mijn lippen rood geverfd en mijn
ogen zorgvuldig afgeschermd om de wereld te verleiden mijn onwillige
minnaar

En jij zoekt met een goed gevoel het gezelschap van je mannen op
doet je voor als een man omdat je weet dat zolang je heel
heel stil zit de bewegingswetten van kracht zullen zijn

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juni ook mijn blog van 7 juni 2020 en eveneens mijn blog van 7 juni 2019 en ook mijn blog van 7 juni 2015 deel 2.

Thomas Mann, Nikki Giovanni

De Duitse schrijver Thomas Mann werd geboren in Lübeck op 6 juni 1875. Zie ook alle tags voor Thomas Mann op dit blog.

Uit: Der Tod in Venedig

„Ob er nun aus dem Innern der Halle durch das bronzene Tor hervorgetreten oder von außen unversehens heran und hinauf gelangt war, blieb ungewiß. Aschenbach, ohne sich sonderlich in die Frage zu vertiefen, neigte zur ersteren Annahme. Mäßig hochgewachsen, mager, bartlos und auffallend stumpfnäsig, gehörte der Mann zum rothaarigen Typ und besaß dessen milchige und sommersprossige Haut. Offenbar war er durchaus nicht bajuwarischen Schlages: wie denn wenigstens der breit und gerade gerandete Basthut, der ihm den Kopf bedeckte, seinem Aussehen ein Gepräge des Fremdländischen und Weitherkommenden verlieh. Freilich trug er dazu den landesüblichen Rucksack um die Schultern geschnallt, einen gelblichen Gurtanzug aus Lodenstoff, wie es schien, einen grauen Wetterkragen über dem linken Unterarm, den er in die Weiche gestützt hielt, und in der Rechten einen mit eiserner Spitze versehenen Stock, welchen er schräg gegen den Boden stemmte und auf dessen Krücke er, bei gekreuzten Füßen, die Hüfte lehnte. Erhobenen Hauptes, so daß an seinem hager dem losen Sporthemd entwachsenden Halse der Adamsapfel stark und nackt hervortrat, blickte er mit farblosen, rot bewimperten Augen, zwischen denen, sonderbar genug zu seiner kurz aufgeworfenen Nase passend, zwei senkrechte, energische Furchen standen, scharf spähend ins Weite. So – und vielleicht trug sein erhöhter und erhöhender Standort zu diesem Eindruck bei – hatte seine Haltung etwas herrisch Überschauendes, Kühnes oder selbst Wildes; denn sei es, daß er, geblendet, gegen die untergehende Sonne grimassierte oder daß es sich um eine dauernde physiognomische Entstellung handelte: seine Lippen schienen zu kurz, sie waren völlig von den Zähnen zurückgezogen, dergestalt, daß diese, bis zum Zahnfleisch bloßgelegt, weiß und lang dazwischen hervorbleckten.
Wohl möglich, daß Aschenbach es bei seiner halb zerstreuten, halb inquisitiven Musterung des Fremden an Rücksicht hatte fehlen lassen; denn plötzlich ward er gewahr, daß jener seinen Blick erwiderte und zwar so kriegerisch, so gerade ins Auge hinein, so offenkundig gesonnen, die Sache aufs Äußerste zu treiben und den Blick des andern zum Abzug zu zwingen, daß Aschenbach, peinlich berührt, sich abwandte und einen Gang die Zäune entlang begann, mit dem beiläufigen Entschluß, des Menschen nicht weiter achtzuhaben. Er hatte ihn in der nächsten Minute vergessen. Mochte nun aber das Wandererhafte in der Erscheinung des Fremden auf seine Einbildungskraft gewirkt haben oder sonst irgendein physischer oder seelischer Einfluß im Spiele sein: eine seltsame Ausweitung seines Innern ward ihm ganz überraschend bewußt, eine Art schweifender Unruhe, ein jugendlich durstiges Verlangen in die Ferne, ein Gefühl, so lebhaft, so neu oder doch so längst entwöhnt und verlernt, daß er, die Hände auf dem Rücken und den Blick am Boden, gefesselt stehen blieb, um die Empfindung auf Wesen und Ziel zu prüfen.“

 

Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

 

Suikerspin op een regenachtige dag

Nu niet kijken
ik vervaag langzaam
in het grijs van mijn ochtenden
Of het blauw van elke nacht
Komt het doordat mijn nagels
blijven breken
Of misschien door de likdoorn
op mijn tweede kleine teen
Er ploffen steeds dingen open
op mijn gezicht of uit mijn leven
Het lijkt niet uit te maken wat
ik ook probeer ik word moeilijker
te houden
Ik ben geen gemakkelijke vrouw
om te willen
Ze hebben gevraagd
aan de psychiaters. . . psychologen. . .
politici en maatschappelijk werkers
waar dit decennium om bekend
zal staan.
Het lijdt geen twijfel . . . het is
eenzaamheid

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e juni ook mijn blog van 6 juni 2020 en eveneens mijn blog van 6 juni 2019 en ook mijn blog van 6 juni 2015 deel 2.

Federico García Lorca, Elizabeth Alexander

De Spaanse dichter en toneelschrijver Federico Garcia Lorca werd geboren op 5 juni 1898 in Fuente Vaqueros, Granada. Zie ook alle tags voor Federico Garcia Lorca op dit blog.

 

The Unfaithful Housewife

For Mary Peace

Then I led her to the river
certain she was still a virgin
though she had a husband.
The fourth Friday in July,
as good as on a promise.
The street lights were vanishing
and the crickets flaring up.
Last bend out of town
I brushed her sleepy breasts.
They blossomed of a sudden
like the tips of hyacinths
and the starch of her petticoat
bustled in my ear like silk
slit by a dozen blades.
The pines, minus their halo
of silver, grew huger
and the horizon of dogs
howled a long way from the river.

Past the blackberry bushes,
the rushes and whitethorn,
beneath her thatch of hair,
I made a dip in the sand.
I took off my neckerchief.
She unstrapped her dress.
Me my gun and holster,
she her layers of slips…
Not tuberose, not shell,
has skin as half as smooth
nor does mirror glass
have half the shimmer.
Her hips flitted from me
like a pair of startled tench:
the one full of fire,
the other full of cold.
That night I might
as well have ridden
the pick of the roads
on a mother-of-pearl mare
without bridle or stirrups.
Gentleman that I am,
I won’t say back the scraps
she whispered to me.
It dawned out there
to leave my lip bitten.
Filthy with soil and kisses,
I led her from the river
and the spears of lilies
battled in the air.

I behaved only the way
a blackguard like me behaves.
I offered her a big creel
of hay-colored satins.
I had no wish to fall for her.
She has a husband after all,
though she was still a virgin
when I led her to the river.

 

Vertaald door Conor O’Callaghan

 

Federico García Lorca (5 juni 1898 – 19 augustus 1936)
Portret door Mick Rooney, 1990-95

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Alexander werd geboren op 30 mei 1962 in New York. Zie ook alle tags voor Elizabeth Alexander op dit blog.

 

Stravinsky in L.A.

In witte geplooide broek, turend door groene
zonneschermen, op zoek naar de wijze waarop de zon rood
geluid is , hoe sprinkhanen sissen om de zon na te bootsen.
Wat is het visuele equivalent
van syncopering? Rijen aangebraden palmen rimpelen
in de hittegolven door groen glas. Sproeiers
tik, tik, tik. De Watts Towers beogen
de lucht in chroma te splitsen, torenspitsen betegeld met natuursteen
niets minder dan ambitie. ik verliet
minaretten voor zon en syncopering,

zevenenzestig tinten groen die ik heb
geteld, om te beginnen: palmbladeren, voor- en achterkant,
augurk bij de lunch, flessenglas, et cetera.
Op een dag zal ik de verschillende gradaties
van rood begrijpen. Op die dag zal ik deze mensen
begrijpen, ritmes, jazz, Simon Rodia,
Watts, Los Angeles, ambitie.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elizabeth Alexander (New York, 30 mei 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e juni ook mijn blog van 5 juni 2020 en eveneens mijn blog van 5 juni 2019 en ook mijn blog van 5 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Ralf Thenior

De Duitse dichter en schrijver Ralf Thenior werd geboren op 4 juni 1945 in Bad Kudowa. Zie ook alle tags voor Ralf Thenior op dit blog.

Uit: Die Nachtbotaniker (Prosa)

„I
Es war einer von diesen Augusttagen, dessen Licht sogar die Glenchecks in den Städten aufleuchten lässt. Hier draußen, nördlich der Appel-Apfel-Linie – das große Stück Himmel über dem Kopf – verschmierte die Sonne alles mit einem geelen Sirup, der die Bewegungen träge machte und selbst die Geräusche des Nachmittags in ihrer Ausbreitung und gegenseitigen Durchdringung verlangsamte.
Ohne Bewegung das Ried um den See.
An den trockenen Wassergräben flackerndes Blühen zur Frucht. Knisternde, platzende Samengehäuse. Bienen, Wespen – Kriechtiere und Insekten auf Nektar – Rispen, Dolden, Ampeln. Pagoden. Gewimmel, verzweigtes, zur Seite sich neigendes, aufwärts steigendes sich ausbreitendes, zum Licht sich drängendes Gewimmel zur Frucht hin, zum Samen.
Die Lichtung lag am Ende eines Trampelpfades, der durch ein verwildertes Grundstück führte – ein Obstgarten früher, von dem nur ein paar verwachsenen Apfelbäume übrig geblieben waren, verstreut inmitten von Rainfarn, Beifuß, Brennnessel und all dem anderen, das das Land mit einem dichten Gestrüpp überzogen hatte; ein Gras bewachsener Flecken, eingefasst von Holunder, Hagebuttensträuchern und einem verkrüppelten Apfelbaum, dem Wohnraum eines Grünfinkenschwarms.
Hier, wo das meckernde Lachen der Faune durch die Luft zischte, wo die Stimmen der Elementargeister in ihren Ohren klangen, trafen sich die Nachtbotaniker zum Volksmondfest. Selbstverständlich waren sich alle klar darüber, dass sie nie genau wissen würden, ob es wirklich Geisterstimmen waren oder nur zufällige Zusammenklänge verschiedener Töne, die sich im Rauschen des Windes mischten und sich in ihren Köpfen mit Wesen begabten.

II
Roister Doister kam zu Fuß auf der Straße Es war so heiß, dass er den Kopf nicht heben mochte. Er ging am Rand und sah vor seine Sandalen. Der rechte Fuß auf dem Pflaster, der linke ging im Sand. Gräser, Löwenzahn und Spitzwegerich. Es lebe der Straßenrand, dachte er. Und Spitzweg, der vielleicht in einer geheimen Verbindung mit dem Spitzwegerich steht. Was zu beweisen war. Er drehte den Kopf etwas nach links und sah die Kaliberge. Sie waren schneeweiß, grellweiß.
Er schloss die Augen. Dieses Phänomen stand auch noch zur Untersuchung an. Wieso sich die Oberfläche der Kaliberge mit dem Wetter färbte, sodass man sogar Regen vorhersagen konnte. Dann waren sie dumpf und dunkelgrau. Ob die Quarks bei Schlechtwetter ihre Rückseiten zeigten?
Er dachte an Gallimafré und Minaretta, die mit den Fahrrädern aus Wustrow kamen, die Flaschen mit dem selbstgebrauten 3-D-Pils klappernd in den Körben auf den Gepäckträgern. Hoffentlich achteten sie auf die Dogge, wenn sie am alten Gutshaus vorbeikamen. Er war einmal fast vom Rad gefallen, als sich der Mistköter bellend gegen den Maschendraht warf.
Weit hinten sah Roister das Hemd in den Farben des Kiebitzes. Grimmbart kam über die Wiesen. Senfkorn und Lamadieter lagen bestimmt schon im Gras. Schöner Klang war mit dem Fahrrad aus Köhlen unterwegs. Und Erdmann würde plötzlich unter ihnen sein, ohne dass jemand bemerkt hätte, woher er gekommen war.
Eine Libelle flog an ihm vorbei am Grabenrand entlang. Was, bei der Hitze noch draußen, sagte Roister und ging eine Weile hinter ihr her. Er schwitzte. Seine Gedanken waren eine träge, gasförmige Masse, die sich langsam in den Nachmittag verströmte.
Und so kam er erst wieder zu sich, als er den heiligen Hain schon betreten hatte. Sie waren alle da. Roister ließ sich ins Gras fallen. Nein, einer fehlte noch.
Da kam Vasco da Gummi angepanthert. Sein nachtblaues Flanellhemd war mit roten Blitzen übersät. Hallo, keuchte er und warf sich auf den Boden.“

 

Uit: Het Bulgaarse gevoel

15
“Wat een groezelige stad!” zei de Nederlandse vrouw, ik
was het niet met haar eens, had het anders gezien; eerst, misschien,
op het tweede gezicht wordt men zich bewust van de schoonheid van deze stad,
van de bleke kleuren in de kromme straten, waar een zacht verdriet
doorheen waait, de overlijdensberichten aan de gevels, mensen met
serieuze gezichten kopen brood, stoppen, praten en vervolgen
hun weg, en dan het kleine draaimolentje bij de Djumaya-moskee,
soms draait het, maar meestal staat het stil.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ralf Thenior (Bad Kudowa, 4 juni 1945)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e juni ook mijn blog van 4 juni 2020 en eveneens mijn blog van 4 juni 2019 en ook mijn blog van 4 juni 2018 en ook mijn blog van 4 juni 2017 deel 2.

Fronleichnam (Fritz Lemmermayer), Maarten van Buuren, Ralf Thenior, Liesbeth Lagemaat

 

Bij Sacramentsdag

 

Fronleichnam in Oberösterreich door Wilhelm Richter (1824 – 18920)

 

Fronleichnam

Hoch vom Himmel strahlt die Sonne
Nieder auf den grünen Hag,
Freudig quellen alle Herzen,
Heute ist Fronleichnamstag!

Weithin tönt vom Turm die Glocke,
Feierlich, mit Macht und Klang,
Weckt im sinnenden Gemüte
Süßer Sehnsucht tiefen Drang.

Und das Herz will sich erheben
Über Kleinmut, Angst und Not,
Sich zu blauen Höhen schwingen,
Fürchtend Leben nicht und Tod!

Hätten wir die Kraft des Glaubens,
Wie Kristall so fest und rein,
Leichter trüge sich des Lebens
Armer, trügerischer Schein.

Doch wir wandeln trüb und trüber
Durch das dunkle Erdental,
Statt uns innig zu bereiten
Für ein göttlich Abendmahl.

In des Lebens eitlem Kampfe
Wird uns in der Seele dumpf
Und im stolzen Flug des Geistes
Werden bald die Flügel stumpf. . –

Sei, was muss! Doch einmal lasst uns
Freien, reinen Herzens sein;
Wie zum Beten, glockentönend,
Steigre sich das innre Sein!

Bringt an Blumen, was ihr findet!
Sommergolden glänzt der Hag —
Schmückt euch mit dem Gold der Freude:
Heute ist Fronleichnamstag!

 

Fritz Lemmermayer (26 maart 1857 – 11 september 1932)
Franz von Assisi kerk in Wenen, de geboorteplaats van Fritz Lemmermayer

 

De Nederlandse schrijver en letterkundige Maarten van Buuren werd geboren op 3 juni 1948 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten van Buuren op dit blog.

Uit: Kikker gaat fietsen!

“Op 17januari 2000ontspoorde mijn leven. Op die dag kwam de stuurgroep van De Nederlandse cultuur in Europese context bijeen voor een niet al te moeilijke vergadering. Ik was als redacteur bij dit encyclopedische project betrokken. Het werk was verzet, de manuscripten waren klaar. De stuurgroep vergaderde over bijkomstig -heden zoals spelling, de onderschriften bij de illustraties. Napraten eigenlijk. Er was een kamer gereserveerd op het bureau van d eLetterenfaculteit in de binnenstad van Utrecht. Pal tegenover mijneigen instituut en werkkamer. Een thuiswedstrijd. We kwamen om half tien bij elkaar in de grote vergaderzaal van het faculteitsbureau. Ik liep naar binnen, begroette mijn collega’s en bleef drentelen bij het hoofdeinde van de ovalen tafel waarop thermoskannen koffie, thee en, voor de gelegenheid, koekjes waren neergezet. De secre-taresse van het project die bezig was kopjes op schotels te zetten, vroeg of ik koffie wilde. Ja graag, wilde ik zeggen, terwijl ik in haarrichting probeerde te kijken. Maar dat kijken lukte niet. Ik snakte naar een kop koffie en wilde degene die me de koffie aanbood aankijken om te zeggen dat ik dat graag wilde. Ik kneep mijn ogen samen en stuurde ze met alle macht in de richting van de hare, maar net als wanneer je tuurt naar iets wat zich pal in de buurt vande zon bevindt, kon ik niet verder doordringen dan tot de ruime omtrek van een kring waarvan haar ogen het centrum moesten vormen. Ik raakte in verwarring, mompelde iets, nam met afgewend gezicht mijn kop koffie aan en raakte nog meer in verwarring toen ik ontdekte dat het me evenmin lukte mijn collega’s aan te kijken. Ik begon druk te bladeren in mijn papieren, de vergadering werd geopend, het moment kwam snel naderbij dat ik iets moestzeggen. Ik fluisterde tegen mijn mederedacteur dat ik me niet lekker voelde, liep de zaal uit en vluchtte naar huis. Daar verschanste ik me de volgende dagen. Ik ging alleen het huis uit om boodschappen te doen bij de Albert Heijn om de hoek, bang om iemand tegen te komen die ik kende en die iets tegen me zou zeggen. De ontsporing had zich aangekondigd in een reeks moeilijkheden waarmee ik het halve jaar voorafgaand aan de vergadering te kampen had gehad, maar waartussen ik tot dan toe geen verband had gelegd.Zo was ik extreem vermoeid geweest na de reorganisatie vanmijn boekenkast in de nazomer van 1999. Een alleszins uitvoerbare klus, naar ik aanvankelijk had gedacht. De ruimte op elk van devijftig planken in mijn huiskamer was gevuld met rijen achter elkaar staande boeken. Stapels ongeplaatste boeken bedekten de bovenkanten van de kasten, de vrije ruimte boven de andere boeken, de ruimtes tussen de boekenkasten en de meubels, het bureau, deeettafel, de slaapkamer en sinds kort ook de bank en de stoelen. Ik besloot me extra boekenruimte te verschaffen door een boekenkastuit de wand te laten springen waar mijn kasten gewoontegetrouw tegenaan staan. Een uitspringende kast dus, naar het voorbeeld van opstellingen zoals die ook in bibliotheken worden gebruikt, maar met dit verschil dat bibliotheekkasten uitermate breed en stevig zijn gebouwd om ze als vrijstaande kasten naast elkaar op te stellen, terwijl mijn Lundia-stellingen daar niet op zijn berekend.”

 

Maarten van Buuren (Maassluis, 3 juni 1948)

 

De Duitse dichter en schrijver Ralf Thenior werd geboren op 4 juni 1945 in Bad Kudowa. Zie ook alle tags voor Ralf Thenior op dit blog.

 

Uit: Het Bulgaarse gevoel

13
Vlinders, grote gele vlinders fladderen om het stenen
machinegeweer van het veertien meter hoge soldatenmonument op
de hoogste heuvel boven de stad; Ik zie de voet van het Rodopegebergte,
zonnevlekken op de bergkammen, een hoop stippen, dorpen misschien,
(moet de verrekijker meenemen!); sigarettenpauze bij het monument voor
de Russische tsaar Alexander II.; de afdaling zal makkelijk zijn met de
gedachten bij ‘Don Quichot’, de avondvoorstelling in het poppentheater.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ralf Thenior (Bad Kudowa, 4 juni 1945)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichteres Liesbeth Lagemaat werd geboren in Bergen op Zoom in 1962.  Lagemaat studeerde Nederlands en Taal- en Literatuurwetenschap. Naast haar dichterschap heeft zij gewerkt als journalist, actrice, reclametekstschrijver, accountmanager en docent NT2. Ze publiceerde regelmatig gedichten in De Tweede Ronde en Maatstaf. Haar debuutbundel “Een grimwoud in mijn keel” werd tijdens Poetry International gekozen tot Beste Poëziedebuut van 2005.

 

Afscheid

Het roze aderwerk: de lijnen met een dun penseel gezet,
en hoe het aan de slapen marmert. Ledematen
die in steen verstomden- de vingertoppen broos, in kringen
heeft de tijd korstmossen, algen afgezet op schouderblad, een

borstbeen dat, nog niet gebarsten, lijkt te spreken-
nee, alles is stil nu. Je staat in de post van de
deur. Geen negatief ontwaakt. Erosie aan de randen van het
beeld: tijd breekt de tijden in zich af.

Zij was degene naar wie elke naam steeds
terug zou komen, kinderen dansten de keerkring
rond haar sokkel- niemand zag de tekening op
deze vloeren- tegels die geen voetstappen verdroegen zonder

aanwijzing van deze heerseres. Men schikte zich,
als anderen. Sprak lof en vleide en aanbad volgens de
regels van haar spel. ‘Tarantula? Ach kom. Ik ben
gewoon die ben. En bovendien: wie kan bestaan zonder zijn

dampkring? Ze zijn mijn sterrenstelsels, magische cirkels.
Elk kind een parel in mijn kroon.’
Haar oog- topaas, desnoods. Graniet: pupil en iris rood.
‘Maar alles blijft zoals het is: ik ben de Moeder en men

heeft mij lief.’
De deurpost, jaren later. Ook nu geen veiligheid, maar een
vergissing in het perspectief, een ander oculair:
een fout is zo gemaakt, en dat gebarsten borstbeen: een scheur
zo dun als een haar.

 

Liesbeth Lagemaat (Bergen op Zoom, 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e juni ook mijn blog van 3 juni 2020 en ook mijn blog van 3 juni 2018 en ook mijn blog van 3 juni 2018 deel 2.

Eckhart Nickel

De Duitse schrijver en journalist Eckhart Nickel werd geboren op 2 juni 1966) in Frankfurt am Main. Na zijn studie kunstgeschiedenis en literatuur in Heidelberg en New York City werkte hij bij verschillende media, waaronder het Duitse lifestyle-tijdschrift Tempo, Arte Television in Straatsburg en Architectural Digest. Zijn werk werd gepubliceerd in de weekendedities van de Süddeutsche Zeitung en Frankfurter Allgemeine Zeitung. Hij was ook hoofdredacteur van het veelgeprezen literaire tijdschrift Der Freund, een samenwerking met de Zwitserse schrijver Christian Kracht (de uitgever van het tijdschrift), dat werd opgericht in Kathmandu en werd gepubliceerd van september 2004 tot juni 2006. Van januari tot oktober 2007 was hij verantwoordelijk voor het schrijven over lifestyle voor de zaterdagbijlage van de Süddeutsche Zeitung. Hij woont in Sonoma County, Californië. Aan het begin van zijn carrière werd Nickel ingedeeld bij de Duitse “popliteratuur”, Zijn werk gaat vooral over het lot van de moderne mens die in opstand komt. In 2019 ontving Nickel de Friedrich-Hölderlin-Förderpreis van de stad Bad Homburg. In 2021 bracht Nickel “Von unterwegs” uit, een bundel reisverhalen en reportages, waarvan sommige teksten eerder in dagbladen en tijdschriften verschenen. De roman “Spitzweg” volgde in 2022.

Uit: Spitzweg

„Ich habe mir nie viel aus Kunst gemacht. Die meisten Bilder, die ich zu Gesicht bekam, fand ich entweder unansehnlich oder nichtssagend. Bisweilen auch beides zugleich. Wie kamen Künstler nur auf die Idee, die Welt habe sich dafür zu interessieren, was sie zu Papier bringen? Gemälde an sich. wozu sind sie gut? Bevor ich eine Landschaft an die Wand hänge, blicke ich doch lieber durch ein Fenster auf sie hin-aus. Und wenn mir danach sein sollte, einen Menschen zu sehen, bringe ich genau dort einen Spiegel an. Kunst versucht oft, beides zu sein, Fenster wie Spiegel, und kann doch weder das eine noch das andere ersetzen. Gerade, wenn sie versucht, das Leben wirklichkeitsgetreu abzubilden. zeigt sich das Ausmaß ihres Scheiterns besonders deutlich. Das hat mir eine unerhörte Begebenheit in der Schule vor Augen geführt, und es brauchte die Überzeugungskraft einer einzig und allein aus der Kunst abgeleiteten Existenz, um mich vom Gegenteil zu überzeugen: dem Wunder der Kunst. eine Vision der Wahrheit in ästhetischer Form anschaulich verdichten zu können. So gesehen kann ich den Umstand, dass Carl erst kurz vor dem Tag, da die Geschichte sich ereignete, bei uns aufgetaucht war, kaum als Zufall deuten. Die Kunstlehrerin gab uns ein Selbstporträt als Aufgabe, und wie stets stellte die Mehrheit, mich eingeschlossen, wie-der einmal nur stümperhaft ihre Unfähigkeit unter Beweis.
Während also alle verzweifelt über den Zeichenblock gebeugt versuchten, wenigstens die Umrisse ihrer Gesichter halbwegs ordentlich hinzubekommen, schlich Frau Hügel, wie wir es gewohnt waren. mit hinter dem Rücken verschränkten Händen von Tisch zu Tisch. Ihr strenges schwarzes Kostüm. tun dem sie nur selten abwich, bestand aus einem feinmaschigen Rollkragenpullover zum Faltenrock. Die ölig dunklen Haare waren zur Seite weg gebunden, aber immer fiel eine glänzende Strähne nach vorne, wenn sie sich über die Schulter eines Schülers beugte, um sein Werk genauer zu begutachten. So auch bei Kirsten, dem einzigen Talent unter uns. Sie musterte betont genau die bereits nahezu vollendete Zeichnung. räusperte sich dann gedehnt und sprach schließlich mit tonloser Stimme ihr Urteil: -Ausgesprochen gelungen, Respekt: Mut zur Hässlichkeit!-Kirsten schluckte in die unmittelbar eingetretene Stille hinein. Nach einer ins Unerträgliche gedehnten Pause, in der alle wie gelähmt auf sie starrten, stand sie auf und rannte mit vor die Augen geschlagenen Händen nach hinten aus dem Kunstraum in das steinerne Treppenhaus. Und obwohl Kirsten ihre zerbrechlich hoch kieksende Stimme nicht erhoben hatte, höre ich den stummen Schrei bis heute, wie er sich über das immer weiter entfernt hallende Klicken ihrer Schuhe im Flur legte. Frau Hügel starrte wie alle anderen völlig gebannt der verschwundenen Kirsten hinterher. Weil ich als Einziger direkt in der Reihe vor ihr saß, bekam niemand sonst das Unglaubliche mit, was währenddessen geschah: Carl, der in Kunst seinen Platz neben Kirsten hatte, blickte zwar genau wie die anderen Schüler Richtung Tür.“

 

Eckhart Nickel (Frankfurt am Main, 2 juni 1966)