Karl Krolow, Willem Claassen

De Duitse dichter en schrijver Karl Krolow werd geboren op 11 maart 1915 in Hannover. Zie ook alle tags voor Karl Krolow op dit blog.

 

Aussicht

Aussicht auf wenig, es sei denn,
man nähme das ernst,
was an Kleidern hängen bleibt,
Staubschrift in möblierten Zimmern
und das solide Altern eines Kinderdrachens
in einer Baumkrone
seit letzten Herbst.
Eine Person verschwindet hinter
einer Baumhütte.
Du winkst ab. Du kennst das schon,
die Wiederholung von einigem,
das nicht weiterkommen,
wie diese Aussicht auf nichts.

 

Selbstbildnis mit der Rumflasche

Trügerisches Bild aus diesen Jahren,
Antlitz, das sich durch die Flasche dehnt
Und ertrinkt im tiefen, wunderbaren
Geisterwasser! Das mit Aschenhaaren,
Schwarzen Zähnen nach dem Mond sich sehnt,
An die Nacht gelehnt!

Ach, ich bin es, und ich schlucke Feuer,
Das mir duftend meinen Gaumen sengt:
Augen, blaugerändert, nicht geheuer,
Und das Kinn umschattet schon ein neuer
Stoppelbart, in dem der Staub sich fängt,
Gelber Zucker hängt.

Und ich zieh den Atem ein und kaue
Ruhelos im Mund den süßen Rum.
Was ich sann, verwuchs mit meiner Braue.
Und das Nichts — behaarte Teufelsklaue —
Spür ich, biegt mir meinen Nacken um,
Zwängt den Rücken krumm.

Trügerisches Bild! Die dunkle Flasche
Fährt als seliges Schiff mir scheitelhin,
Wächst mir aus der Hand, schlüpft durch die Masche
Meines Traums, drin ich gefangen bin.
Und sie streift den fremden Tropenhimmel,
Negerlippen und Jamaika,
Löst sich auf im sphärischen Gewimmel
Mir zu Häupten und dem Jenseits nah.

 

Sommerwald

O, nichts als Grün! Mit tausend Flammen schlägt
Es aus Gebüschen, lodert und verbrennt
Zum grünen Himmel. Nur die Echse kennt
Den Ton der Stille, grün und unerregt,

Ein Kraut vielleicht, das duftet und verdirbt,
Der trock’ne Ast, der knapp vom Baume bricht,
Die Orgel wilder Bienen und das Licht,
Das um das Rot des Tollkirschstrauches wirbt.

Sonst Grün und Grün. Die dunklen Wälder drohn,
Der Ammernruf, der Beerenduft, der würzt,
Die Blattmusik, daraus der Sommer stürzt,
Vergehen vor der grünen Hitze Ton.

 

Zeegezicht

Daar hengelt niemand
naar schelvis,
vanwege niets dan kust!
Verschillende stoomboten
varen voorbij, door elkaar,
als was er overal water
dat tot op de bodem
nat is. Het oppervlak
blijft bevaarbaar en blauw,
een ansichtkaart lang,
die men vanaf boord schrijft.
Gevoel voor nautiek
heeft niemand, zo lang
hij niet aan land staat
en zwaait.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karl Krolow (11 maart 1915 – 21 juni 1999)
Portret door Eberhard Schlotter, 1980

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Nederlandse schrijver Willem Claassen werd geboren in Beuningen in 1982. Zie ook alle tags voor Willem Claassen op dit blog.

Uit: Contouren (Vlieg)

“We hebben een vlieg in de auto. Hij moet zijn meegekomen van de boerderij van mijn ouders. Mijn jongste heeft hem als eerste opgemerkt. Ze gilt. Dat is niet gek. Ze gilt wel vaker om een vlieg. Het gillen houdt aan. De vlieg laat zich niet kennen. Ik draai de ramen open, maar hij duikt naar achter, verdwijnt in de achterbak, keert terug, cirkelt om mijn dochters, harder gegil, schiet voorbij de voorstoelen, langs een open raam, maar hij laat zich niet verleiden. Ik wapper met mijn vrije hand en even voel ik hem. Zo klein, zo licht. Hij kriebelt. Maar de vlieg is niet van slag. Opnieuw zoekt hij alle hoeken van de wagen op. Het gillen van de jongste neemt af. Ze wil nog wel doorgaan, maar dat lukt haar niet meer zo goed. Ze hoest. Ze wordt schor. De oudste heeft zo haar eigen methodes. Ze fluistert: ‘Vliegje. Vliegje.’
Het is een vlieg die op koeienruggen heeft gezeten en daar zwiepende staarten heeft ontweken, maar ook op de rand van een emmer, op een weidepaaltje, op schrikdraad en op stront misschien. Op het platteland wreef hij rustig zijn pootjes tegen elkaar. Daar heeft hij nu geen tijd voor. Hij maakt nog maar eens een rondje. De jongste is stil. Alleen haar gezicht gilt nog.
Als we thuis zijn en uitstappen, wil de vlieg niet meteen mee. De oudste houdt de deur open.
‘Kom,’ fluistert ze.
Hij neemt afscheid van onze auto en vliegt dan weg. Over de straat, over de huizen en de tuinen, de stad in. Op de stoep kij- ken we hem na. Ik denk hem nog te zien, maar ik weet het niet zeker. Het kan ook een vlekje voor mijn ogen zijn.
‘Komt-ie nog terug?’ vraagt de jongste.
‘Misschien,’ zegt de oudste.
Ik sla een arm om de jongste en laat mijn neus even op haar hoofd rusten. Ze ruikt naar boerderij.”

 

Willem Claassen (Beuningen, 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e maart ook mijn blog van 11 maart 2020 en eveneens mijn blog van 11 maart 2019 en ook mijn blog van 11 maart 2018 deel 3.

John Rechy, Naomi Shihab Nye

De Amerikaanse schrijver John Rechy werd geboren op 10 maart 1934 in El Paso, Texas. Zie ook alle tags voor John Rechy op dit blog.

Uit: About My Life and the Kept Woman

“I was twelve, and my sister was about to marry her football-captain sweetheart. She was sixteen, he was seventeen, and the approaching union was fraught with dangers whose effects, many years later, would multiply and spread into the core of San Francisco society and would, more years later, help to define my life. But now it was 1945 in El Paso, Texas, and plans for my sister’s wedding had aroused the wrath of the groom’s father. A sprig of a man, Seftor Antonio Gunman, referred to only as “Senor: “Sir,”—bedridden for years and partially paralyzed—had sworn to stop the wedding “by whatever means may become necessary” His anger was meant to punish his son, who had, he declared, “strayed beyond decent bounds by intending to many so young, a breach of decorum I will not condone.” Being underage, the teenagers required permission of their respective parents. They had my parents’ for a reason that Seftor did not know. Now, to understand the enormity of Seftor’s wrath at his son, and my mother and father’s escalating anxiety that my sister’s wedding proceed immediately, one must know that these implications of danger were swirling on the border of two juxtaposed cities—Juirez in Mexico and El Paso in Texas—cities separated only by a stretch of the Rio Grande, most often a bed of dry sand along whose banks lazy spiders spun their webs. That geographical proximity had created in Texas a class of unique immigrants—men and women of education and means who had fled Mexico during the revolution of 1910, when Porfirio Diaz, the president turned dictator, was forced
into exile, throwing the country into a chaos of shifting factions and loyalties. That class of formerly privileged Mexican immigrants often claimed ancestral lineage to “someone noble in Spain.” Displaced and impoverished by the revolution, they were drained once again by the Great Depression. They grasped onto a societal hierarchy, disdaining those Mexicans of Indian ancestry, a fact revealed, they staunchly claimed, by darker skin, by their “chicanismos”—crude mannerisms, the designation “chicano” being relegated then to a lower class of Mexicans—and by coarse down-tilted eyelashes. Not until years later did I understand why my mother so diligently and gently guided me, five or six years old at the time, to lie on her lap while we sat during stifling Texas nights on the unscreened porch of our dilapidated house as she curled my already curly long eyelashes with a saliva-moistened finger.”

 

John Rechy (El Paso, 10 maart 1934)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Naomi Shihab Nye werd geboren op 12 maart 1952 in St. Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor Naomi Shihab Nye op dit blog.

 

De kunst van het verdwijnen

Als ze zeggen Ken ik jou niet?
zeg nee.

Wanneer ze je uitnodigen voor de party
onthoud hoe party’s zijn
voordat je antwoord geeft.
Iemand die jou met luide stem vertelt
dat ze ooit een gedicht schreven.
Vettige gehaktballetjes op een papieren bord.
Geef dan antwoord.

Als ze zeggen we moeten eens afspreken
zeg waarom?

Het is niet dat je niet meer van ze houdt.
Je probeert je iets te herinneren
te belangrijk om te vergeten.
Bomen. De kloosterklok bij schemering.
Vertel ze dat je een nieuw project hebt.
Het zal nooit af zijn.

Wanneer iemand je herkent in een supermarkt
knik kort en word een kool.
Als iemand die je al tien jaar niet meer hebt gezien
aan de deur verschijnt,
begin niet al je nieuwe liedjes voor hem te zingen.
Jullie zullen nooit bijpraten.

Loop rond en voel je als een blad.
Weet dat je elk moment kunt tuimelen.
Bepaal vervolgens wat je met je tijd gaat doen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Naomi Shihab Nye (St. Louis, 12 maart 1952

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e maart ook mijn blog van 10 maart 2020 en eveneens mijn blog van  10 maart 2019 deel 1 en ook deel 2.

Koen Peeters, Naomi Shihab Nye

De Vlaamse schrijver Koen Peeters werd geboren in Turnhout, 9 maart 1959. Zie ook alle tags voor Koen Peeters op dit blog.

Uit: De minzamen

“In het Groot Begijnhof, in de Sint-Jan-de-Doperkerk, op de eenvoudige kist liggen de professorale toga’s van de universiteiten van Leuven en Kinshasa. De kist wordt naar voren gedragen en in het midden neergezet op de katafalk.
De priester begint.
Hoor, zo stel ik mij nu voor.
Hoor ’s hoe Remi stil in de kist naar ons ligt te luisteren, onder de hoge witte heiligenbeelden. Hoor hoe hij alle gefluister en muziek capteert, inclusief het voetengeschuifel, het kuchen en ademen. De fijne elektriciteit van onze gedachten tast hij af. Ook de blikken, zelfs het kleinste ogengeknipper van de kinderen zullen hem niet ontgaan. Eindelijk kan hij binnenkijken in de hoofden, via de ogen, de zielenspiegels waarin alles te lezen is. Het vrouwenkoor zingt z’n toonladders. Willem Vermandere weemoedig op de hobo.
Remi herkent al direct het geluid van de Westhoek.
Het is mooi wat vooraan wordt verteld. In de kerk galmen de woorden nogal hol, maar in de kist is de akoestiek perfect. Eindelijk droomt hij weer. Godzijdank, Remi, je droomt weer. In de laatste droom wordt niets meer vermomd. Geen ingewikkelde symbolen of metaforen. Er is alleen dat beeld van de volle kerk, met het genereuze, gouden zonlicht dat op de koppen van de kerkgangers valt. Remi’s ziel zindert. Zijn pijn is weg.
Eindelijk rust.
Remi herkent de mensen.
Die. En die, en die. En tiens, is die hier ook? Maar dat is lang geleden.
De familie, de proffen en de mensen van het dorp, de vrienden en collega’s, opvallend veel oudstudenten ook.
Enfin, dit is het dan, denkt hij. Hij ligt daar rustig, hoeft niets meer te noteren.
Dat het is wat het is, dat zal het zijn.
Is er iets hierna? Wie zal het zeggen? Er zijn daaromtrent veel beloftes, mededelingen van hogerhand, maar zijn dat niet vooral manieren om nog liefdevol over een overledene te kunnen spreken? De geliefden terugzien? Welja, hier zitten ze. Anna zit tussen haar kinderen, schoonkinderen en kleinkinderen.”

 

Koen Peeters (Turnhout, 9 maart 1959)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Naomi Shihab Nye werd geboren op 12 maart 1952 in St. Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor Naomi Shihab Nye op dit blog.

 

Twee landen

Huid onthoudt hoe lang de jaren worden
wanneer de huid niet wordt aangeraakt, een grijze tunnel
van single zijn, veer verloren van de staart
van een vogel die op een trede dwarrelt,
weggeveegd door iemand die nooit gezien heeft
dat het een veer was. Huid at, liep,
sliep alleen, wist hoe hij een tot ziens hand
moest opsteken. Maar huid voelde
dat hij nooit gezien werd, nooit gekend als
een land op de kaart, geur als een stad,
hip als een stad, glanzende koepel van de moskee
en de honderd galerijen van kaneel en touw.

De huid had hoop, dat is wat de huid doet.
Geneest over de littekens, baant zich een weg.
Liefde betekent dat je ademt in twee landen.
En de huid herinnert zich – zijde, stekelig gras,
diep in de zak die het geheim van de huid is.
Zelfs nu, wanneer huid niet alleen is,
herinnert hij zich dat hij alleen was en bedankt iets groters
dat er reizigers zijn, dat mensen naar plaatsen gaan
groter dan zijzelf.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Naomi Shihab Nye (St. Louis, 12 maart 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e maart ook mijn blog van 9 maart 2021 en ook mijn blog van 9 maart 2020 en eveneens mijn romenu blog van 9 maart 2019 deel 1 en ook deel 2.

Walter Jens, Rolf Jacobsen

De Duitse schrijver, classicus, literair historicus, criticus en vertaler Walter Jens werd geboren op 8 maart 1923 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Walter Jens op dit blog.

Uit: Frau Thomas Mann

«Erzogen» wurden sie in der Tat; aber eben nicht abgerichtet oder mit Lernstoff vollgestopft. Sie erhielten Angebote und durften wählen. Noch ehe die Kinder zur Schule gingen, begann die Mutter, ihnen französischen Unterricht zu geben, sodass der offenbar auch dynastisch durchaus bewanderte Älteste bei der Beobachtung des Leichenzuges König Ludwigs seiner Skepsis in Bezug auf den Nachfolger gegenüber der im Hause tätigen Bonne in verfremdendem Französisch Ausdruck geben konnte: «Madame nous avons de nouveau un fou.» Wen wundert es, dass die jüngeren Geschwister sich bemühten, es ihm gleichzutun, und die fünfjährige Kati, während eines Urlaubs in Kreuth, «das französische garcon) treu übersetzend», alle Kellner als « Buben » titulierte? Sprachliche Transpositionskünste blieben, über die Jahre und Jahrzehnte hinweg, die besondere Force von Katharina Pringsheim, deren Stil sich stets durch das schlaglichtartig erhellend Direkte und Genaue auszeichnet: «Die Kinder unterhalten sich darüber, warum der Mensch etwas anständiges, das Mensch ein gemeines Schimpfwort sei. Katja: <ich weiß schon, mit das Mensch wird man doch so verdingt und versacht>. » Kein Zweifel, die Definition ist für ein elfjähriges Mädchen ebenso intelligent wie originell. Sprach die Mutter anders? Vermutlich nicht. Die Freude, mit der Hedwig Pringsheim, penibel und stolz zugleich, die Bonmots ihrer gescheiten Tochter notierte, macht deutlich, dass die Damen des Hauses Pringsheim aus gleichem Holz geschnitzt waren. Ein Eintrag vom Januar 1898 zum Beispiel zeigt, welchen Spaß die Mutter an Katias eigenwilligen Übersetzungsbemühungen hatte: «Die Kinder finden mein Kleid sehr ausgeschnitten», heißt es da. «Katja: <Na, Gottseidank doch noch nicht bis auf die Schamteile.> Allgemeines Entsetzen. Ich frage, was sie meint. <Ja, im Homer kam vor, [der Held] ginge nur so weit, daß er sich kaum die Schamteile netzte, ins Wasser. Im Diktionär fand ich <Schamteile, aber der Röckl [ihr Griechisch-lehrer] übersetzte in der Stunde: <daß er sich die Brust kaum netzte> — und da dachte ich eben, <Schamteile hieße <Brust>. Und tags darauf erzählte sie, es sei schon wieder etwas von Brustwarzen, Schenkeln und Bauchknopf vorgekommen, aber sie übersetze jetzt einfach alles mit <Brust>.» Kein Wunder, dass sich neben der Mutter auch die Brüder über Katias sprachliche Kapriolen «diebisch freuten» und sie schon als Klein-kind an ihren französischen und lateinischen Sprachübungen teilnehmen ließen. Überhaupt scheint das Verhältnis der Jungen zur einzigen Schwester ungeachtet von Katias Bestrebungen, nicht als Mädchen zu gelten, im Zeichen größter Bewunderung gestanden zu haben. «Die Buben beten Kati an», notierte die Mutter im Mai 1885. «Sie küssen ihr die Füße und stritten um die Ehre, wer sie morgens im Bett empfangen darf.» Nirgendwo ist vermerkt, dass Kati diese oder spätere Bekundungen von Huldigung und Aufmerksamkeit als unangenehm empfand. Sie kamen ihr, wie sie meinte, selbstverständlich zu. Liest man die mütterlichen Notate, so fällt —wenn man die Zeit bedenkt, in der sie niedergeschrieben sind — nicht zuletzt die große Liberalität und Natürlichkeit auf, die das Verhältnis sowohl zwischen Eltern und Kindern als auch zwischen den Geschlechtern betrifft.“

 

Walter Jens (8 maart 1923 – 9 juni 2013)
Katia en Thomas Mann in het midden, om hen heen gegroepeerd hun kinderen Monika, Michael, Golo, Elisabeth, Erika en Klaus. (Foto uit 1927)

 

De Noorse dichter en journalist Rolf Jacobsen werd geboren op 8 maart 1907 in Kristiania. Zie ook alle tags voor Rolf Jacobsen op dit blog.

 

De bussen verlangen naar huis

De bussen verlangen naar huis.
Ze staan in het gelid bij de halte en verlangen naar huis
naar Lualalambo, N’Kangsamba en naar Calabar
en naar het krijsen van flamingo’s in de schemering.

Want als het regent in de straten
regent het ook in Lualalambo, N’Kangsamba en in Calabar,
niet op paraplu’s, maar op de
langbeenooievaar en de nijlpaardwijfjes
onder de peperboom.

Als ze aan komen waggelen door de stroomgeul van de straat,
ondergespoten door het slik,
hebben ze ’t naar hun zin, maar het moet wel
lauwe regen zijn, fris gulpend
en, vervloeiend op de ruiten, het waterlandschap
van Lualalambo, N’Kangsamba en in Calabar,
en de nijlpaardwijfjes slapend onder de peperboom.

(Geschreven in de tijd dat de Noorse bussen op nijlpaarden leken)

 

Vertaald door Amy van Marken

 

Rolf Jacobsen (8 maart 1907 – 20 februari 1994)
Borstbeeld bij zijn voormalige woonhuis in Hamar

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e maart ook mijn blog van 8 maart 2021 en ook mijn blog van 8 maart 2020 en eveneens mijn blog van 8 maart 2019 en ook mijn blog van 8 maart 2015 deel 2.

Robert Harris, Günter Kunert

De Britse schrijver en journalist Robert Dennis Harris werd geboren op 7 maart 1957 in Nottingham. Zie ook alle tags voor Robert Harris op dit blog.

Uit: De tweede slaap (Vertaald door Rogier van Kappel)

“Laat op dinsdagmiddag 9 april van het Jaar Onzes Herrezen Heren 1468 was in dat oeroude gebied in het zuidwesten van Engeland dat al sinds de Saksische tijd bekendstaat als Wessex, een eenzame reiziger te zien die zich te paard een weg zocht over de woeste heide. Mocht er een zorgelijke blik in zijn ogen liggen, dan kunnen we hem nageven dat hij daar goede redenen toe had. Er was al meer dan een uur verstreken sinds hij voor het laatst een levende ziel had gezien. De zonsondergang zou niet lang meer op zich laten wachten en als hij na de avondklok buitenshuis werd aangetroffen, riskeerde hij een nacht in de cel. In het marktplaatsje Axford had hij halt gehouden om de weg te vragen. Voor een herberg had een groepje ongure mannen zitten drinken onder een uithangbord met een geschilderde zwaan erop. Nadat ze onderling wat hadden zitten ginnegappen over zijn rare accent en de spot met hem hadden gedreven omdat hij zo deftig praatte, hadden ze hem verzekerd dat hij om zijn bestemming te bereiken alleen maar rechtdoor hoefde te rijden, de ondergaande zon tegemoet. Maar nu begon hij te vermoeden dat ze een flauwe grap met hem hadden uitgehaald, want zodra hij de hoge muren van de stadsgevangenis was gepasseerd, waar drie geëxecuteerde misdadigers rottend in een ijzeren kooi hingen, en hij de rivier was overgestoken en het open land was binnengereden, waren er zware wolken komen opzetten aan de westelijke hemel, die de ondergaande zon volkomen aan het oog onttrokken. Achter hem was de hoge spits van de kerktoren van Axford allang weggezakt achter de horizon. Voor zich zag hij hoe de weg zich met vele bochten en glooiingen tussen de donkere, verlaten boshellingen en met gele brem doorschoten heidevelden door kronkelde en uiteindelijk verloren ging in de sombere duisternis. En toen werd het plotseling doodstil, op de manier die in deze contreien vaak voorafging aan een weersomslag. Alle vogels zwegen, ook de wouwen die hem met hun hoge gekrijs, dat zo slecht bij deze grote rode vogels leek te passen, mijlenver hadden achtervolgd. Kille, grauwe mistflarden kwamen aanzweven over de verlaten heide en wikkelden zich om hem heen, en voor het eerst sinds hij die ochtend op pad was gegaan, voelde hij de behoefte om te bidden tot de heilige van zijn naamdag, die met het kindje Jezus op zijn rug het water was overgestoken. Een tijdje later liep de weg een boshelling op. Terwijl hij steeds verder omhoog reed, ging de weg over in iets wat nauwelijks meer was dan een karrenspoor — een paar bruine voren in de aarde, met wat lukraak eroverheen gesmeten scherven blauwe leisteen en geel grind, aan alle kanten omspoeld door het wegstromende regenwater. Van de steile helling aan weerszijden van het pad rees de geur op van wilde kruiden — longkruid, citroenmelisse, look zonder look — en de takken hingen zo laag over de weg dat hij zich moest bukken en ze met zijn arm van zich af moest houden, waardoor er nog meer koud water op zijn hoofd plensde en in zijn mouw droop.”

 

Robert Harris (Nottingham, 7 maart 1957)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Kunert werd geboren op 6 maart 1929 in Berlijn. Zie ookalle tags voor Günter Kunert op dit blog.

 

Zondagmorgen

Een fazant rent opgewonden
door de tuin, met een boodschap
voor zijn soortgenoten wellicht: Pas op
voor de jager! Maar die
kent de voortvluchtige en zijn
hulpeloos fladderende signalen, zijn
disharmonische laatste roep voor
de laatste metamorfose
hem inhaalt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Günter Kunert (6 maart 1929 – 21 september 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e maart ook mijn blog van 7 maart 2021 en ook mijn blog van 7 maart 2019 en ook mijn blog van 7 maart 2016 en ook mijn blog van 7 maart 2015 deel 2.

Jeremy Reed, Günter Kunert

De Engelse dichter en schrijver Jeremy Reed werd geboren op 6 maart 1951 op Jersey. Zie ook alle tags voor Jeremy Reed op dit blog.

 

Book Catalogue

Rain, and the sound’s like reading Baudelaire
on empty Sundays. No. 260.
‘Shakespeare, William. The Sonnets. CUP
(1966), rept. 1981. Wrps, 274pp.
Derek Jarman’s heavily annotated working copy…’
Tea and orange polenta cake
punctuating domestic agendas:
my neighbour sits watching Godard
in a white studio, gentian T-shirt,
her face a pink carnation with red lips.
I watch her like a movie, push her hair
to platinum sculptures, then pour it back.
‘Used in preparation for “The Angelic Conversation”
(1985), his film based on Shakespeare’s sonnets.
In this preliminary selection…’
Rain nurtures my potted fritillaries,
revives memories of clueless Sundays
in Amsterdam’s American Hotel
spent reading Baudelaire to reprised rain;
me shaking from withdrawal. The harbour in the sky.
‘The filmmaker’s made annotations in two different
colour inks alongside sonnets on 22 pages,
varying from a simple asterisk
to suggestions…’
I play the Coil soundtrack,
and watch the rain pull out. My snake-headed
fritillaries have purple python skin:
my neighbour’s doing costume changes for the mirror.
A diluted orange sun
fires up my decision to buy the book,
signed ‘for Coil, Derek Jarman
Phoenix House, December 1981.’

 

WENLOCK ARMS

A summer there in sticky warehouse heat,
our fuzzy light-polluted sweat-drenched thrust
to monetize a dead friend’s books
boxed into dusty architectural blocks,
dealers categorising firsts and states
Red Snapper partners itchy for hot cash
both of us maintaining dandified looks
in repurposed high-end Shoreditch,
its rogue outtake the Wenlock Arms
looking like a Krays’ gang operation,
peeling green walls, purple frontage —
I’d knock at 10am for Aaron’s flaky need
to stabilize, a drinks top-up
kicking the pineal with a sugared boot.
12 handpumps, a stripped-down defiant room
yeasty with real ale, I stepped into
a throwback parallel space-time
scrutinized for my beret and paste rings
crowding in starburst clusters at the bar —
an edgy glitter, a moody lagoon.
She never spoke, just handed me the glass.
Two months, two hours a day deconstructing
solid book tons as physicals, we sold
into profit — I kept a CA shelf
of Robert Duncan, orange sunshine
stored in the pages, had a last drink there
like flipping back to 1958.

Got all my times wrong, bussed back into town.
Knowing I’d be too early, or too late.

 

Jeremy Reed (Jersey, 6 maart 1951)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Kunert werd geboren op 6 maart 1929 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Günter Kunert op dit blog.

 

Google Earth

Overweldigend groen omringt mij:
Bescherming tegen het boze oog
van de Erinyen. Hier vind mij
geen van hen. Op een smal bankje
liggend belichaam ik
het onopvallende deel
van de tuin. Boven mij
fijn geweven wolken, veel blauw,
daarin cirkelt een havik
en een satelliet.
Die stuurt me een foto,
een rechthoekig afbeelding
van mijn residu te midden van
uitgestrekte gebieden. Klein. Maat vingernagel.
Zodat ik ook verder
onherkenbaar blijf.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Günter Kunert (6 maart 1929 – 21 september 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e maart ook mijn blog van 6 maart 2022 en ook mijn blog van 6 maart 2020 en ook mijn blog van 6 maart 2019 en ook mijn blog van 6 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Koos van Zomeren, Pier Paolo Pasolini

De Nederlandse schrijver, columnist en dichter Koos van Zomeren werd geboren in Velp op 5 maart 1946. Zie ook alle tags voor Koos van Zomeren op dit blog.

Uit: Alptraum

“Hexensee
Van Grosse Scheidegg, 1961 m, liepen we naar een plek die op de kaart ‘Wart’ wordt genoemd, 2706 m. Veel sneeuw. Bij vlagen ingesloten door wolken. Een passerende steenarend werd uitgefloten door alpen-marmotten. We wilden langs de meertjes, die daar doorgaans bevroren tegen een noordwand liggen. Meteen bij Wart al maakte de mist het lastig het pad te vinden. Later zeiden we: toen hadden we moeten omkeren. Nu we zo duidelijk overleefd hebben, zijn we geneigd deze conclusie te matigen. We leren van onze fouten, maar liever niet te veel. We bereikten de Hexensee, aten brood, dronken water en zeiden: moet je horen hoe stil het hier is. Sneeuw bedekte de markeringen langs de route, mist verborg alle andere aanknopingspunten. Hier en daar suggereerden sneeuw en mist samen een zodanige leegte, dat je geen stap meer zou durven doen. Na verloop van tijd doemde aan onze linkerhand een wand op die er niet hoorde. We begonnen af te dalen over een paadje dat mogelijk een mensenpaadje was. Opeens keken we, halve engelen, vanuit onze wolk neer op de aarde: een paradijselijk groen veldje in een web van aan alle kanten neersuizend smeltwater. Er mankeerde aan dit veldje maar één ding: je moest je ongeveer een halve kilometer laten vallen om er te komen. Dit is het niet,' zei Daan.Nee,’ zei ik, ‘dit is het niet.’
Oude ambachten
Kil en roerloos, raadselachtig was de wereld. We klommen terug en verdwenen in de mist, waar we werden opgewacht door een vaag omlijnd dier, welbeschouwd een gems, een mannetje. Hij stond dwars op onze richting, maar had zijn kop al naar ons toegedraaid en keek. Het algemene beeld van gemzen berust op foto’s, films en boeken en bestaat hoofdzakelijk uit doodsverachting; dieren die zich in onmogelijk terrein van alles kunnen veroorloven omdat ze niet weten wat vallen
is.
Wat in werkelijkheid bij deze dieren frappeert is hun allesoverheersende bedachtzaamheid. Wat ze doen, doen ze weloverwogen. In hun motoriek ligt een altijd elegante aandacht voor houvast besloten. Zelfs in hun sprongen zit een moment van traagheid: eerst de gedachte, dan de beweging. Gemzen beoefenen het leven in de bergen als een ambacht. Wat de timmerman wist van hout, de smid van ijzer, dat weten gemzen van bergen.
Ze weten precies wat vallen is, daarom vallen ze niet. Ze hebben respect voor de dood, althans respect voor zichzelf. We werden rustig door die ene gems bekeken en hé, dacht hij, jullie had ik niet verwacht vandaag. Hij deed een stap en nog een stap en weg.”

 

Koos van Zomeren (Velp, 5 maart 1946)

 

De Italiaanse filmregisseur, dichter en schrijver Pier Paolo Pasolini werd geboren in Bologna op 5 maart 1922. Zie ook alle tags voor Pier Paolo Pasolini op dit blog.

 

Uit: Zeven gedichten voor Ninetto

3/
Die Freud die je graag leest maakt niet
duidelijk wat ik verlang. Jij kwam hier,
en ik herhaal – Niets bindt je aan mij.
Toch besluit je te blijven.

De man die bidt en geen schaamte voelt, die verlangt
naar zijn moeders nest voor troost, zal een vals leven leiden.
Een troosteloos leven. Je zult dit ontkennen.
Maar onthoud dat zijn huilen niet om jou is.
Het is om zijn eigen kont.
Je kwam me dingen leren die ik nog niet eerder wist
maar de engel verschijnt en je bent weer stil.
Hij is snel weg. En toch ben je onrustig.

Plezier schort mijn angst op.
Maar ik weet achteraf dat spijt onze fragiele vrede zal verbrijzelen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Pier Paolo Pasolini (5 maart 1922 – 2 november 1975)
Giovanni “Ninetto” Davoli en Pier Paolo Pasolini

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e maart ook mijn blog van 5 maart 2020 en eveneens mijn blog van 5 maart 2019 en ook mijn blog van 5 maart 2018 deel 1 en ook mijn blog van 5 maart 2017 deel 1 en ook deel 2.

Robert Kleindienst

De Oostenrijkse dichter en schrijver Robert Kleindienst werd geboren op 4 maart 1975 in Salzburg. Zie ook alle tags voor Robert Kleindienst op dit blog.

 

gegenläufige Ansichten

wieder ein Baum,
der durchs Fenster wächst
und nichts Neues.

nichts Neues mehr
als ein einziger Baum
vor dem Fenster,
dem die Zweige zu Kopf stehen
seit Jahren.

seit Jahren nichts
als ein einziges Blatt,
das es noch zu schreiben gilt
vor dem Fall

 

die Nacht bricht auf

Der andre flieht, sobald ich nach ihm fasse; Und wenn ich ruf, wird er nicht Antwort wissen; Je mehr ich such, je mehr muss ich ihn missen. (Giordano Bruno)

die Nacht bricht auf
ich bin nur ein Schwimmer
ich schwimme für dich
durch Helles
Erdachtes

liegend, dem Fährmann näher,
als du denkst,
bin ich Fleisch oder Herz

ich geh dir nicht nach
nicht länger auf Händen
kam auch der Tag
als du gingst

 

fast unverschämt

was soll man sagen
es regnet zuweilen auch nachts
durch Träume und Regen rinnt aus
der Traufe

ein Mensch taucht unter
Wasser hört man wen sagen
taucht unter und auf
nicht mehr als würde ein Stein
in der Lunge liegen wie
im Märchen
hört man wen sagen

 

ik weet wat het betekent om gelukkig te zijn

wij tweeën staan hier dus met zijn drieën en
houd onze handen steviger vast. zo veel groen als ons
de lente schenkt, verrast ons dan
toch, dat hadden we slechts in dromen
gedacht. niet in een droom echter spiegelen we
ons in de vijver, kijken eendenkuikens
na, die sporen trekken in het water.
aan de horizon glanzen bergen wit, wij
wachten nog een poosje, zwemmen
verder, richting oever

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Robert Kleindienst (Salzburg, 4 maart 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e maart ook mijn blog van 4 maart 2019 en ook mijn blog van 4 maart 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Abbas Khider, James Merrill, Elisabeth Borchers

De Duits-Iraakse schrijver Abbas Khider werd geboren op 3 maart 1973 in Bagdad. Zie ook alle tags voor Abbas Khider op dit blog.

Uit: Ohrfeige

„Stumm und starr vor Angst hockt sie in ihrem Drehstuhl, als hätte die Ohrfeige sie betäubt.
»Sie ruhig sind und bleiben still!«
Ich greife nach dem Packband in meiner Jackentasche, fessle ihre Hände an die Armlehnen und die Fußgelenke an die Stuhlbeine. Mit mehreren Streifen klebe ich ihren rot geschminkten Mund zu.
»Nix ich will hören!«
So langsam beginne ich, mich zu entspannen. Ich setze mich ihr gegenüber auf den Besucherstuhl, nehme mir ein Blatt Papier von ihrem Schreibtisch, mische etwas Hasch in meinen Tabak und drehe mir eine Zigarette. Ich zünde sie an und atme tief ein. Ganz genüsslich.
Das Papier schmeckt verbrannt und im ersten Moment will ich würgen, aber ich zwinge mich dazu, diese besondere Zigarette zu genießen. Ich ziehe daran, als wolle ich sie aussaugen, inhaliere den Rauch bis tief in meine Lungen und freue mich über den leicht brennenden Schmerz in meiner Brust. Ich fühle mich so lebendig wie schon lange nicht mehr.
Ich stehe auf, beuge mich zu ihr, gehe ganz dicht an sie heran und puste ihr den Rauch mehrmals mitten ins Gesicht. Da ihr Mund zugeklebt ist, muss sie den Qualm durch die Nase einatmen. Sie versucht den Kopf wegzudrehen und muss so sehr röcheln, dass sich das Klebeband auf und ab wölbt. In einer Behörde zu kiffen, das fühlt sich irrsinnig gut an.
»Frau Schulz, wir reden zusammen. Ich wollte immer, und Sie haben keine Zeit oder Wille für mich, wenn ich vor Ihrem Zimmer warten. Jetzt endlich ist so weit! Ob Sie wollen oder nicht, wir reden. Aber Deutsch ist schwer für mich und will ich viele Sachen erzählen. Ich muss Arabisch mit Ihnen reden, so ich kann frei reden. Leider!«
Ich will mich nicht länger durch die deutsche Sprache quälen, durch diesen Dschungel aus Fällen und Artikeln, die man sich nie merken kann. Es ist natürlich Quatsch, jetzt mit ihr Arabisch zu sprechen, aber was soll’s. Auch wenn Arabisch ihre Muttersprache wäre, würde sie mich nicht verstehen. Sie stammt aus einer ganz anderen Welt als ich. Ein Erdling spricht gerade mit einem Marsianer.
Oder umgekehrt.
Das hier ist für mich eher wie die christliche Beichte, die ich mir einmal habe erklären lassen. Dabei sitzt man auch auf einem Stuhl in einem viel zu kleinen Raum. Auf jeden Fall kann ich mir jetzt meine Sorgen von der Seele reden.
Also, meine erste Frage: Wie lautet Ihr Vorname?“

 

Abbas Khider (Bagdad, 3 maart 1973)

 

De Amerikaanse dichter James Merrill werd geboren op 3 maart 1926 in New York. Zie ook alle tags voor James Merrill op dit blog.

 

THE GREENHOUSE

So many girls vague in the yielding orchard,
None at my pausing but had seemed therefore
To grow a little, to have put forth a tentative
Frond, touch my arm and, as we went,
Trailingly inquire, but smilingly, of the greenhouse —
One had heard so much, was it never to be seen?
So that it would always have appeared possible
To be distinguished under glass
Down femed-faint-steaming alleys of lady-slipper,
Camellia, browning at the finger-tip,
Yet always to find oneself, with a trace of humor,
In perhaps the least impressive room.
It was hotter here than elsewhere, being shadowed
Only by bare panes overhead,
And here the seedlings had been set to breeding
Their small green tedium of need:
Each plant alike, each plaintively devouring
One form, meek sprout atremble in the glare
Of the ideal condition. So many women
Oval under overburdened limbs,
And such vague wants, each witlessly becoming
Desire, individual blossom
Inhaled but to enhance the fiercer fading
Of as yet nobody’s beauty—
Tell me (I said ) Among these thousands which you are!
And I will lead you backwards where the wrench
Of rifling fingers snaps the branch,
And all loves less than the proud love fastened on
Suffer themselves to be rotted clean out of conscience
By human neglect, by the naked sun,
So none shall tempt, when she is gone.

 

POEM IN SPRING

Being born of earth, we’ve come to sit
On fecund ground and fondle it —
A filial diversion this.
Then brother-sisterly we kiss

Who cannot tell one branch for buds
Nor see, for trees, the April woods
Cloudy with green nor, amorous,
Think autumn looks askance at us.

 

ITALIAN LESSON

It will not do Luigi
You in this fireless room
Tirelessly expounding
The sense of so much sound

As if to speak were rathcr
Those promenades in Rome
Where each cool eye plays moth
To flames largely its own

Than the resounding Latin
Catacomb or labyrinth
Corinthian overgrown
With French sphinx or the heated tones

Of all these quenched at nightfall
Yet sparkling on a lip
At whose mute call I turn
To certain other lessons hard to learn.

 

James Merrill (3 maart 1926 – 6 februari 1995) 

 

De Duitse schrijfster en dichteres Elisabeth Borchers werd geboren in Homberg op 27 februari 1926. Zie ook alle tags voor Elisabeth Borchers op dit blog.

 

September

Er komt een tijd
dan heeft de zon
al het werk gedaan
De appels zijn rood
De peren zijn geel
en de marktvrouwen roepen
pruimen mooie pruimen
Er komt een tijd
dan wordt de zon moe
en steeds kleiner
Zo klein als een sinaasappel

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elisabeth Borchers (27 februari 1926 – 25 september 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e maart ook mijn blog van 3 maart 2020 en ook mijn blog van 3 maart 2019 en ook mijn blog van 3 maart 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Godfried Bomans, Michael Salinger

De Nederlandse schrijver Godfried Bomans werd geboren in Den Haag op 2 maart 1913. Zie ook alle tags voor Godfried Bomans op dit blog.

Uit: 25.000 Boeken. Enige richtlijnen voor de liefhebber

“Mijnheer!
Uw onbescheiden vraag of ik een eigen boekerij bezit, kan ik tot mijn genoegen bevestigend beantwoorden. Ik heb zo vreselijk veel boeken en woon daarbij in zo’n verschrikkelijk klein huisje, dat het vandaag of morgen nog eens uit elkaar zal barsten. Een man van de verzekering, die onlangs vruchteloze pogingen deed mij tegen inbraak te verzekeren, schatte het aantal boeken, dat bij mij gestolen kan worden op ruim 25.000. Hij heeft mij toen niet verzekerd, inziende dat dit voor elke inbreker onbegonnen werk moet zijn.
Een klein gedeelte hiervan staat op planken tegen de wanden, van de vloer tot aan het plafond. Ook op de badkamer en zelfs op de W.C. is dit het geval. Vanzelfsprekend bevinden zich daar de minder belangrijke werken, zoals mijn eigen boeken, of die banden, die tegen schadelijke atmospherische invloeden bestand zijn. De rest staat eenvoudig op de grond.
Het is opmerkelijk, hoeveel bergruimte een vloer biedt. Ten eerste zijn daar de beduidende oppervlakten onder de bedden, die in de meeste huisgezinnen niet efficiënt besteed worden, doch bij enig nadenken een uitnemende gelegenheid bieden om die werken, die men toch nooit van plan is te lezen, afdoende aan het oog te onttrekken. Ik zal geen namen noemen. Het is de bedoeling van dit stukje niet, om iemand te kwetsen. Maar hoor nu verder.
Hebt U er wel eens over nagedacht, hoeveel onnodige vloerruimte een kamer eigenlijk wel bevat? Neem bijvoorbeeld Uw studeervertrek. Als men daar pas huist, meent men waarlijk het gehele oppervlak nodig te hebben om zich daar behaaglijk te gevoelen. Van die kinderachtige opvatting geneest men spoedig. Ras ziet men in, dat slechts de lijn benut wordt, die door de twee punten: Uw bureau-stoel en de deur, bepaald is. Welnu, maak daar een gangetje en vul de rest met boeken. Doe ook zo met de overige kamers. Handel insgelijks met de zolder, de kelder en de gangen. Spoedig zult gij bemerken, dat ge niet alleen al Uw boeken kunt bergen, maar dat Uw bewegingen door het huis ook uiterst sober worden en zich tot strikt noodzakelijke bepalen.

Het kan niet uitblijven of onder Uw huisgenoten zullen er zijn, die zich tegen deze opvatting gaan verzetten. Ga niet op hun onnozele bezwaren in. Stel hen eenvoudig voor de vraag: waar wilt ge er dan mee heen? Wacht niet op het antwoord, maar keer U om en laat hen met dit probleem alleen, oog in oog. Dit is geheel voldoende. Van tijd tot tijd echter zal de tegenstand vastere vormen aannemen. Ge zult aan het ontbijt woorden horen als: orde in de rotzooi, het mes er in, en dergelijke. Er zal zelfs een werkster komen. Er zullen twee werksters komen. Verontrust U niet. Dit alles gaat voorbij. Laat hen een week lang worstelen met Uw 25.000 boeken. Er komt een ogenblik, dat zij dit opgeven. De dag breekt aan, dat zij ineen zijgen. Ge hoeft daarbij niets te doen. Uw boeken worstelen voor U.”

 

Godfried Bomans (2 maart 1913 – 22 december 1971)

 

De Amerikaanse dichter en performer Michael Salinger werd geboren op 2 maart 1962 in Cleveland, Ohio. Zie ook alle tags voor Michael Salinger op dit blog.

 

Vespula vulgaris (gewone wesp)

De jongen schonk geen speciale aandacht aan
de perenboom waar hij zich achter verstopte
uitgestrekte takken
gedraaid boven zijn hoofd
of het legioen van
geel-gejaste wespen
zoemend in dronken cirkels
rond gevallen
fermenterend zomerfruit
die bruin werden op de grond
hij nam ook niet de moeite om na te denken over
de ruwe reptielenschors die onder
plukjes gras gleed en wortel-
zenuwrank werd die de aarde vastgreep
als houten bliksemflitsen
bevroren in de tijd
het feit dat hij
de kin van zijn vader had, de humor van zijn grootvader
de amandelogen van zijn moeder,
het Zwitserse zakmes van zijn broer,
illegaal in zijn zak,
en de familiehouding,
schouders afgezakt als onder een last,
was nooit in hem opgekomen
de jongen merkte de stofwolk niet op
van achter auto vandaan geschopt
op weg naar de horizon
de bestuurster in gele zomerjurk
vastbesloten om te ontsnappen
en deze keer nooit meer terug te komen
of het fluitje van de loopjongen
opgeschrikt door het passeren van de auto
een volle maan
gesneden uit doorschijnend weefsel
nog steeds zichtbaar aan de hemel overdag
verdween evenzeer ongezien
de flits van gladde gebruinde huid
van zwartharig
buurmeisje
dat naakt zwom
was het hele universum geworden

voor hem

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Salinger (Cleveland, 2 maart 1962)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e maart ook mijn blog van 2 maart 2020 en ook mijn blog van 2 maart 2019 en ook mijn blog van 2 maart 2018 en ook mijn blog van 2 maart 2014 deel 2.