Heat (Denis Johnson), Andre Dubus,Wolf Wondratschek

 

 

Woman at Summer Window door Brendan Kramp, 2020

 

Heat

Here in the electric dusk your naked lover
tips the glass high and the ice cubes fall against her teeth.
It’s beautiful Susan, her hair sticky with gin,
Our Lady of Wet Glass-Rings on the Album Cover,
streaming with hatred in the heat
as the record falls and the snake-band chords begin
to break like terrible news from the Rolling Stones,
and such a last light—full of spheres and zones.
August,
…………….you’re just an erotic hallucination,
just so much feverishly produced kazoo music,
are you serious?—this large oven impersonating night,
this exhaustion mutilated to resemble passion,
the bogus moon of tenderness and magic
you hold out to each prisoner like a cup of light?

 

Denis Johnson (München, 1 juli 1949)
Der Englische Garten in München op een warme zomerdag

 

De Amerikaanse schrijver en essayist Andre Dubus werd geboren op 11 augustus 1936 in Lake Charles, Louisiana. Zie ook alle tags voor Andre Dubus op dit blog.

Uit: The Cross Country Runner (Voices from The Moon)

“IT’S  DIVORCE THAT DID IT, his father had said last night. Those were the first words Richie Stowe remembered when he woke in the summer morning, ten minutes before the six-forty-five that his clock-radio was set for; but the words did not come to him as in memory, as something spoken even in the past of one night, but like other words that so often, in his twelve years, had seemed to wait above his sleeping face so that when he first opened his eyes he would see them like a banner predicting his day: Today is the math test; Howie is going to get you after school…. It’s divorce that did it, and he turned off the switch so the radio wouldn’t start, and lay in the breeze of the oscillating fan, a lean suntanned boy in under-pants, neither tall nor short, and felt the opening of wounds he had believed were healed, felt again the deep and helpless sorrow, and the anger too because he was twelve and too young for it and had done nothing at all to cause it. Then he got up, dressed in jeans and tee shirt and running shoes, went to his bathroom where a poster of Jim Rice hung behind the toilet, gazed at it while he urinated, studying the strong thighs and arms (in the poster Rice had swung his bat, and was looking up and toward left field), and Richie saw again that moment when Rice had broken his bat without hit-ting the ball: had checked his swing, and the bat had continued its forward motion, flown out toward first base, leaving Rice holding the handle. This was on television, and Richie had not believed what he had seen until he saw it again, the replay in slow motion. His bicycle was in his room. He pushed it down the hall, at whose end, opposite his room, was the closed door leading to his father’s bathroom and bedroom. He went out the front door and off the slab of concrete in front of it, mounted, and rode down the blacktop street under a long arch of the green branches of trees. As he pedaled and shifted gears he prayed for his anger to leave him, and for his brother Larry, and Brenda, and his father, but as he prayed he saw them: Larry and Brenda when they were married, sitting at the kitchen table with him and his father, Brenda’s dark skin darker still from summer, her black hair separating at her shoulders, so that some of it rested on the bare flesh above her breasts. The men were watching her: slender and graceful Larry, who acted and danced, his taut face of angles and edges at the jaw and cheekbones, and a point at the nose; and Richie’s father, with Larry’s body twenty-two years older, wiry and quick, the face not rounded but softened over the bones. Then he was at the church, and he locked his bicycle to a utility pole in front of it and went in, early for the seven o’clock Mass, genuflected then kneeled in an empty pew, and gazed at the crucifix, at the suffering head of Christ, but could not stop seeing what he had not seen last night but imagined as he lay in bed while his father and Larry sat and stood and paced on his ceiling, the floor of the living room. He shut his eyes, saw Larry’s blanched face looking at his father, and saying Marry her? Marry her? and saw his father and Brenda naked in her bed in the apartment she had lived in since the divorce, saw them as he had seen lovemaking in movies, his father on top and Brenda’s dark face, her moans, her cries, seeming more in pain than pleasure.”

 

Andre Dubus (11 augustus 1936 –  24 februari 1999)
Andre Dubus en zijn zoon Andre Dubus III

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Eindpunt
 

Ik stond bij de bushalte
te wachten;
en toen de bus kwam, stapte ik in
en stond weer te wachten.
Voor me hield een meisje zich bezig met haar vrijer
en omdat ik niks had te doen, keek ik toe
hoe ze om zijn nek hing en soms achterom
keek naar mij, die vooruit keek naar haar.
Ik stond in de bus,
balanseerde op mijn benen de straten door
en dacht helemaal nergens aan;
op een gegeven moment stapte ik uit, ging naar huis
en dacht
‘Er is niets wat een man eenzamer maakt
dan het zachtjes lachen in het oor van een ander.’

 

Vertaald door S. Lapinski en Martin Reints

 

Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers ook mijn blog van 11 augustus 2023 en ook mijn blog van 11 augustus 2021 en ook mijn blog van 11 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 11 augustus 2016 en ook mijn blog van 11 augustus 2011 deel 2.

Kees van Kooten, Mark Doty

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Kees van Kooten op dit blog.

Uit: Veertig

“Gérardmer, 28 augustus 1981
Hier begint het. Ik kan kiezen tussen: ‘Zijn vrouw had hem’ en ‘Mijn vrouw heeft
mij’. Onderweg heb ik besloten dat het ‘mijn vrouw heeft mij’ moet zijn.
Mijn vrouw heeft mij, ter gelegenheid van mijn veertigste verjaardag, een ontzagwekkend cadeau gegeven: ik mag twee weken lang alleen in dit Hotel zitten met een blauw-wit gestreept lichtgewicht colbertje van Daniel Hechter aan, om een kort verhaal te schrijven. ‘Thuis komt daar immers niets van. Ik wou dat ik eens twee weken achter elkaar ongestoord kon schrijven!' riep ik op 9 augustus vanonderuit de aanrechtruimte in ons nieuwe keukengebeuren naar mijn vrouw omhoog. Wat moet je dan schrijven?' vroeg ze, kokend water op het koffiefilter gietend.Twee weken maar!’ riep ik, terwijl ik met een hamer, waaromheen een washandje, de verstopte zwanehals probeerde te ontproppen, ’twee weken zonder al dit gezeur aan mijn kop!’ De volgende morgen werd ik, in een bed vol kussen, wakker als Veertigjarige. Er was drop van de kinderen, er waren twee te grote onderbroeken namens de honden en uit handen van mijn vrouw ontving ik dit colbert en een geschenk onder couvert. De drop, grotendeels op, ligt hier voor me; de onderbroeken heb ik aan en in haar enveloppe zat dit hotel: Grand Hètel du Bragard. Het staat in Gérardmer, een helder, middeltuttig frans toeristenstadje in de Vogezen.
We waren hier al eens met ons vieren, op doorreis. Vorig jaar was dat, 7 juli; de verjaardag van mijn vrouw. Ter viering voeren we een uur lang in de gutsende regen over het Grand Lac, de kinderen om
beurten ruziënd aan het stuur van een onwaarschijnlijk traag elektries bootje, dat je hier kunt huren, per half uur. Het grote Lac is zo rechthoekig, dat men niets anders kan verzinnen dan naar de overkant te varen. En als we daar dan zijn pap?'Nou, dan varen we gezellig weer terug.’ Na een half uur waren we nog niet op de helft en hing mijn vrouw haar feesthaar in verwijtende slierten rond de boothals van haar enkele truitje. Leuke verjaardag,' zei ze.Ja hoor is!’ schalde ik terug. (Dit is mijn vaste loze kefje, als ik klem zit: ‘Ja hoor is!’ Gelukkig zal ik hier, behalve in mijzelf, veertien dagen lang geen nederlands hoeven spreken; kan ik tegelijk mijn stoplappen opruimen. Hoe dan ook, afgezien van, zonder meer. Ik dacht dat, ik zeg maar wat.
Mag ik even weten? Een soort van. Niet dan? Het moet in deze rust en luxe toch mogelijk zijn mijn hele veertigjarige plaatje helder te krijgen? Ja toch?) Ons bootje kostte tien francs per dertig minuten, maar omdat wij ten slotte de enige pleziervaarders op het verlaten meer waren, terwijl in de verte de man van de kassa stond te stampvoeten op de aanlegsteiger, zijn hoed al op en zijn jas al aan, hongerig om naar huis te gaan, moest ik voor anderhalf uur dobberen zestig nouveaux francs betalen; ik dacht dat het een soort van boete was.”

 

Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)
De schrijver als veertigjarige

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Mark Doty op dit blog.

 

In de sportschool

Deze zoutvlek
markeert de plek waar mannen
hun hoofd neerleggen,
met hun rug op de bank,

en niets
optillen
dat getild hoeft te worden
maar een last die ze deze keer
hebben uitgekozen: meer herhalingen,

meer gewicht, het omhoog duwen
ervan, achterlatend, collectief,
dit teken van waar we zijn geweest:
sluiervlek, negatief

blinkend op het vinyl
waar we iets
onbuigzaams de lucht in duwen,
en enige macht krijgen

althans over vlees,
dat prikkelt van verlangen,
en voor zwakte terugschrikt.
Wie kan zeggen wie

zijn hitte heeft toegevoegd aan de glorie
van onze intentie, hier waar
we onszelf scheppen:
iets moeilijks

opgetild, gedrukt of opgerold,
macht over schoonheid,
macht over macht!
Hoewel er iets

tederder is, onder onze ijdelheid,
onze wil om objecten
van verlangen te worden: we zweten het merkteken
van onze aanwezigheid op de stof.

Hier is iets van een stralenkrans
die de levenden samen hebben gemaakt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e augustus ook mijn blog van 10 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 10 augustus 2017 en ook mijn blog van 10 augustus 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

Kanker

I
God, herstel deze vrouw, zij is nog niet
voltooid, zij moet mij nog ten grave dragen.
o, leg haar straks, al stijf van ouderdom,
met beide borsten in een kist.

ik weet dat u soms voorkomt in het wild
naast aasgier, lynx en tijgerkat:
fouilleer haar niet tot op het bot
of daar nog ergens kanker zat.

ook ik lijd honger aan haar lijf.
wees niet bekommerd om uw maal:
ik wil een ander kwijt in ruil voor haar.
ik wil een ander kwijt, of minstens mij.

II
zo bijna kwijt was je me nog het liefst
en ver van mij kreeg je een lijf
dat leed in de verleden tijd.
en dicht bij mij raakte je zoek.

je lijf leert me geschiedenis
en hoe het allemaal begon,
hoe – met de ziel maar op een kier –
het tochten kon tot in het vlees.

van kanker krijg je steeds gelijk.
voor al je angsten ben ik bang,
maar ik verbied je heel zelfzuchtig
je sjofelste, je ziekste zelf

voorgoed van mij te jatten.
ik wil geen ander kwijt dan mij,
nooit ziek, maar ongeneselijk,
zo weinig jaren in altijd.

 

Een handelaar in handen

ik ben de handelaar in handen.
ik slijt mijn waar van deur tot deur,
omdat ik streef naar een bestaan
dank zij de handen van een ander.

ik colporteer ook met gebaren
als strelen, smeken, bidden, slaan,
in alle maten en varianten.
slaat u de deur niet voor mij dicht:
ik ben een god die moe met schepping leurt.

handen kunnen beter wenen dan ogen
met vingers, binnenrijmen van de pijn.
gemerkt met eelt, gekromd van jicht
zijn zij deskundig in herinnering.
alleen met handen kan men vliegen.
men is alleen met handen mens.

de knuisten van een moordenaar
zijn mijn teerste handelswaar.
zo streelziek dat zij moesten wurgen,
zijn zij gekneusd door wrede vrouwenhalzen.

kom, past u eens de polsen van een dichter
met lenige gedachten om bij stil te staan,
of doet u eens de vingers van een drinker aan.
zij trillen van een weldoend gif.

maar blijf van mijn Gisèle af.
haar eeuwig ranselende klauwen
verraden heel haar dievenziel,
de farce in haar onderkeurs:
ik legde ééns mijn handen in de hare
en kreeg ze nooit, nooit meer terug.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

BRUILOFTSWIND

Mijn huwelijksdag lang woei de wind,
En mijn huwelijksnacht was de hooswinden nacht;
En een staldeur stoorde steeds maar met zijn gebonk;
Hij moest die dus gaan sluiten, mij in versuffing
Latend bij kaarslicht onder regenklank;
Ik zag mijn hoofd in de gekrulde kandelaar,
Maar zag toch niets meer. Weer terug noemde hij
De paarden onrustig, en zelf was ik bedroefd
Dat mens noch dier een aandeel had die nacht
In dit geluk van mij.

Nu overdag,
Bij zon, is door de loeiwind alles gehavend.
Hij kijkt naar wat is overstroomd, en ik
Draag een rietmand naar de kippenren,
Zet hem neer, en staar. Alles is wind,
Gierend door bos en wolken, jagend
Langs mijn schort en het wasgoed aan de lijn.
Is dit te dragen, zo’n belichaming door wind
Van vreugde waar mijn werk om draait, als ’n draad
Die kralen rijgt? Zal men mij laten slapen
Nu deze eeuwige ochtend mijn bed deelt?
Droogt zelfs de dood ooit nog
Dit nieuw heerlijk meer; eindigt hij
Ons knielen als vee aan al-voedende wateren?

 

Vertaald door  Cornelis W. Schoneveld

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Klaus Ebner, Philip Larkin

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Klaus Ebner werd geboren op 8 augustus 1964 in Wenen. Zie ook alle tags voor Klaus Ebner op dit blog.

Uit: Die Freiheit ist eine Funzel

„Der Freiheit ihren Sinn, vielfach verwoben, unter klagendem Geraunze, das ist unsereins nur recht und billig, liefert Zündstoff für Debatten, die am schönsten wohl auf Kanapee und Läufer zu genießen sind, obwohl doch nur eines wirklich auf den Teppich kommt: die Lust zu fabulieren. Die Frage nach der Freiheit ist so alt wie die Menschheit selbst und erst kürzlich endete ein sonst eher mittelmäßiger Science-Fiction-Streifen mit der Maxime, der Wunsch nach Freiheit sei einer der stärksten überhaupt, ein strahlendes Leuchten inmitten eines riesigen, dunklen Ozeans.
Es gäbe kaum so viele Diskurse und Abhandlungen, wenn es sich um etwas Eindeutiges handelte, um einen Begriff, der allen auf simple Art erklärt werden könnte, damit eine gemeinsame Auffassung die Basis der Reflexion darstellte. Die Vorstellungen reichen indes vom freien Athener der Antike über die Freiheit, den christlichen Glauben zu verbreiten oder im Rahmen einer säkular überwachten Religionsfreiheit wieder zurechtzustutzen, über freie Berufs- und Partnerwahl bis hin zur Freiheit, seinem Leben ein Ende zu setzen. Und das kratzt bestenfalls an der Oberfläche, denn so wie man gern witzelt, wenn drei Juristen fachsimpelten, kämen mindestens drei unterschiedliche Meinungen heraus, so verhält es sich ganz gewiss auch mit der Freiheit. Nicht nur, dass jeder Einzelne seine ganz persönliche Vorstellung davon hat, müssen wir uns mit politischen und gesellschaftlichen Freiheiten herumschlagen und fühlen uns spätestens in dem Moment bar aller Worte, wo wir erkennen, dass die unterschiedlichen Zivilisationen und Kulturen dieses Planeten in der Regel klar divergierende Auffassungen pflegen – da ist es schon eine Kunst, nicht den Anschluss zu verlieren. Sind demnach ein absoluter Freiheitsbegriff und dessen Akzeptanz in allen Kulturen inhärent miteinander unverträglich? Besteht überhaupt ein Anrecht auf einen absoluten Freiheitsbegriff?
Da hilft es kaum weiter, dass die – zumindest der abendländischen Welt vererbte – florentinussche Definition von einer natürlichen Möglichkeit ausgeht, all das zu tun, was nicht durch Gewalt oder Recht verhindert wird (woran ich bemerkenswert finde, wie früh in der Geschichte auf die Verbindung zur Gewalt verwiesen wurde!). Angesichts der zahlreichen Konflikte, in denen alles, was wir so unter Freiheit verstehen, unter Soldatenfüßen zertreten wird, befällt einen der Wunsch, eine Vermisstenanzeige aufzugeben. Schließlich will sie wiedergefunden werden, die Freiheit. Immerhin hält niemand sich für frei, wenn sein Land im wahrsten Sinne des Wortes verheert, wenn sein Heimatort von einer fremden oder der eigenen Armee überrannt wird, ganz im Gegenteil, die dermaßen geprüften Menschen empfinden ihr Dasein als unterdrückt und geknechtet, als gegeißelt und aufs Schärfste bedroht.“

 

Klaus Ebner (Wenen, 8 augustus 1964)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

Thuis is zo Treurig
.
Thuis is zo treurig. het blijft zoals men het achterliet,
Gericht op het gerief van die het laatst zijn weggegaan
Alsof het ze terug wil winnen. het gaat echter teniet,
Beroofd van iemand om te behagen, terwijl het aan
Moed ontbreekt om zich de diefstal niet

.
Aan te trekken en terug te keren tot hoe het begon, als
Een speelse gooi naar wat het eigenlijk wezen moet,
Reeds lang buiten spel. Je kunt zie hoe het was:
Kijk naar de schilderijen en het serviesgoed.
De muziek in de pianokruk. Die vaas.

 

Vertaald door Harry G. de Vries

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Robert Seethaler, Philip Larkin

De Oostenrijkse schrijver en acteur Robert Seethaler werd geboren op 7 augustus 1966 in Wenen. Zie ook alle tags voor Robert Seethaler op dit blog.

Uit: Der letzte Satz

„Den Kopf gesenkt, den Körper in eine warme Wolldecke gewickelt, saß Gustav Mahler auf dem eigens für ihn abgetrennten Teil des Sonnendecks der Amerika und wartete auf den Schiffsjungen. Das Meer lag grau und träge im Morgenlicht. Nichts war zu sehen außer dem Tang, der in schlierigen Inseln an der Oberfläche schwamm, und einem überaus merkwürdigen Schimmern am Horizont, das aber, wie ihm der Kapitän versichert hatte, absolut nichts bedeutete. Er saß auf einer Kiste aus Stahl, mit dem Rücken an die Wand eines Deckcontainers gelehnt, und spürte das dumpfe, gleichmäßige Hämmern der Schiffsmotoren unter sich.
Auf der Kiste lag eine Rolle Tau, aus der ein Eisenhaken ragte. Der Haken war an der Spitze angerostet, das Tau ausgefranst und schwarz vom Öl. Jemand hatte ihm vom Duft des Meeres erzählt, aber es roch nach nichts.
Hier draußen gab es nur den Geruch von Stahl und Maschinenöl und den Wind, der von Norden kam und sich nie zu drehen schien. Mahler mochte den Wind. Er hatte den Eindruck, er wehe ihm dumme Gedanken aus dem Kopf.
Vom Hinterdeck kam der Junge mit dem Tee. Er balancierte das Tablett auf einer Hand und ließ die andere über die Reling gleiten. Mahler sah zu, wie er Kanne und Tasse, beide aus feinem, weißblauem Porzellan, sowie einen Zuckerstreuer und ein Silbertellerchen mit Keksen auf der Kiste drapierte. Die Bewegungen des Jungen waren steif und verhalten wie die eines alten Mannes, doch sein Gesicht war kindlich und glatt.
»Wie lange fährst du schon zur See?«, fragte Mahler.
»Es ist mein erstes Jahr, Herr Direktor«, antwortete der Junge.
»Ich bin kein Direktor, also lass das«, sagte Mahler.
»Und nimm die Kekse wieder mit!«
Der Junge nickte.
»Wenn Sie mich jetzt nicht mehr brauchen.«
Mahler schüttelte den Kopf, und der Junge ging. In der Kanne schwammen winzige dunkle Blättchen, dabei hatte er russischen Weißen bestellt. Irgendjemand hatte ihm erzählt, dass weißer Tee die Seele beruhigt. Das war natürlich Unsinn, doch manchmal war es nützlich, an solche Dinge zu glauben.
Der Tee war heiß und er trank langsam. Das war das Einzige, was er heute zu sich nehmen würde. Er fühlte schon lange keinen Hunger mehr, vielleicht würde er morgen wieder essen.“

 

Robert Seethaler (Wenen, 7 augustus 1966)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

MCMXIV

Deze lange rommelige rijen,
Wat staan ze daar geduldig
Alsof ze een lange keten vormen
Voor een cricket- of voetbalstadion,
De hoeden als kronen, de zon
Op besnorde archaïsche koppen
Lachend alsof er een luchtig
Vakantie-uitje begon;

En de geblindeerde winkels, verbleekte
Bekende namen op zonweringen,
De duiten en gouden tientjes,
De spelende jeugd, in stemmig gewaad,
Vernoemd naar vorsten en vorstinnen,
De advertenties op blikken
Voor cacao en wolgaren, een kroeg
Die altijd open staat;

En het zorgeloze platteland:
De plaatsnamen geheel omsluierd
Met bloeiende grassen, en akkers
Vol tarwe die in de deinende stilte
Zich voegen naar eeuwenoude kadasters;
De anders-geklede bedienden
Met kleine kamers in enorme huizen,
Het stof achter limousines;

Nooit zag je zulke onschuld,
Nooit eerder, nooit later,
Alsof deze zwijgend aan zichzelf
Voorbijging – de mannen die vlug
Hun nette tuintjes achterlieten,
De duizenden huwelijken,
Die het nog wel eventjes volhielden:
Nooit keert deze onschuld terug.

 

Vertaald door Arie Sonneveld

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e augustus ook mijn blog van 7 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 7 augustus 2017 en ook mijn blog van 7 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2.

Kjell Westö, Philip Larkin

De Finse schrijver Kjell Westö werd geboren op 6 augustus 1961 in Helsinki. Zie ook alle tags voor Kjell Westö op dit blog.

Uit: De woensdagclub (Vertaald door Clementine Luijten)

“(woensdag r6 november)
TOEN MEVROUW WIIK die ochtend niet op haar werk verscheen, raakte hij eerst geïrriteerd. Misschien zat er nog een restje irritatie in hem na de mislukte rit naar Kopparbäck gisteravond. Hij had zijn gedachten voor zich gehouden om Jary niet te kwetsen, had vervolgens de hele nacht liggen piekeren en was bijna twee uur eerder naar kantoor gegaan dan anders. Hij was uitgeput, zo simpel was het. De clubbijeenkomst vanavond voelde als een beproeving en het werk stapelde zich op. Drie nieuwe cliënten in twee weken, een lastige zaak in de plaatselijke rechtbank, onbetaalde rekeningen, onduidelijkheden rond het vertrek van Rolle, brieven die gedicteerd, getypt en verzonden moesten worden: zonder mevrouw Wiik was hij nergens. Hij was om half acht al op kantoor. Anders kwam hij zelden voor negenen, hij werkte liever tot laat in de avond. Maar hij wist dat mevrouw Wiik er elke dag stipt om acht uur was, ook op zaterdag. Terwijl hij wachtte tot ze zou verschijnen, bleef de irritatie hangen en die zeurde nog steeds in hem toen het half negen werd en hij bedacht dat hij haar misschien thuis moest bellen om zich ervan te verzekeren dat ze geen gebroken been had, of keelontsteking en haar stem kwijt was of iets dergelijks. Toen hij het nummer de eerste keer draaide, was hij ongeconcentreerd. Terwijl hij wachtte tot ze zou opnemen, dacht hij aan de bijeenkomst van vanavond en aan dingen die hij onder vier ogen met de andere clubleden wilde bespreken. Hij zou Arelius vragen tegenover zijn moeder Esther geen kritiek meer te leveren op zijn politieke de andere clubleden wilde bespreken. Hij zou Arelius vragen tegenover zijn moeder Esther geen kritiek meer te leveren op zijn politieke opvattingen. En hij moest het met Lindemark vooral over Jogi Jary hebben: er moest toch iéts zijn wat ze konden doen. Toen mevrouw Wiik niet opnam, bedacht hij dat ze vast en zeker onderweg naar kantoor was. Hij kon nu elk moment haar voetstappen op de trap verwachten en de sleutel in het slot horen steken. Maar ze kwam niet. En toen hij drie keer had opgebeld en er nog niet werd opgenomen, werd hij ongerust.
Ze was de stiptheid zelve. En ze vroeg hem altijd om toestemming als ze een langere lunchpauze wilde nemen of ’s ochtends later wilde komen. Het was nog voor negenen, maar hij besloot naar haar huis in Telt te gaan en aan te bellen. Toen hij dat besluit eenmaal had genomen, handelde hij snel. Hij trok zijn ulster en handschoenen aan, pakte zijn hoed van de hoedenplank, nam de trap naar beneden en liep op een drafje naar de tramhalte. Pas toen hij al in de tram zat, realiseerde hij zich hoe dom hij was geweest. De auto stond nota bene op het plein Kaserntorget. Waarom had hij die niet gepakt om linea recta naar de Mechelingatan te rijden? Dat was veel sneller geweest.”

 

Kjell Westö (Helsinki, 6 augustus 1961)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

Geld

Elk kwartaal of zo maakt het geld mij een verwijt:
‘Waarom laat je mij hier in ledigheid?
Ik ben wat jij nooit hebt gehad, mooie dingen en seks.
Die zou je nog steeds kunnen krijgen, schrijf maar wat cheques.’

Dus kijk ik naar een ander, wat die ermee doet:
Die bergt het heus niet tussen het linnengoed.
Ze hebben een tweede huis en auto en vrouw:
De band tussen leven en geld lijkt tamelijk nauw.

Ze hebben zelfs veel gemeen, als je navraag gaat doen:
Jong zijn kun je niet uitstellen tot je pensioen,
En hoe je je poen ook belegt, het geld dat je spaart
Is aan het eind van de rit geen sikkepit waard.

Ik hoor het geld zingen. Het is of je uitzicht had
Van een hoog balkon op een provinciestad,
De sloppen, de gracht, gekke kerken in vol ornaat
Bij avondzon. Uitermate desolaat.

 

Vertaald door Wiebe Hagendoorn

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor de schrijvers van de 6e augustus ook mijn blog van 6 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 6 augustus 2019 en ook mijn blog van 6 augustus 2017 en mijn blog van 6 augustus 2016 en ook mijn blog van 6 augustus 2015 en ook mijn blog van 6 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

Martin Piekar, Conrad Aiken

De Duits-Poolse dichter Martin Piekar werd geboren op 5 augustus 1990 in Bad Soden am Taunus. Zie ook alle tags voor Martin Piekar op dit blog.

 

Die Stille von Schnee

Die Stille von Schnee rauscht als Echo von Staub
Wenn wir mit dem Telephon zwischen uns
Sitzend nichts sagen
Ja hörst du ihn nicht? Knistern.

Wenn der Staub mich im Headset
Zu kryptomeren Partikeln abtrüge;
Hörtest du dann mehr als
Meinen Schneefall?

Ich suche im Bett
Wie die Nadel eines Kompasses
Wie die Nadel
Eines Kompasses, der einfach vergisst
Wo sein Norden ist

Ich fühle mich so Funkturm.
Ein Sog aus dem Hörer.
Mein Atem zeigt,
Dass ich erreichbar bin,
Mein Funktionieren ist erwünscht.

Die Zeit wetzt die Stille ab.
Wie wir auch verschweigen, wir erodieren alle
Dabei wissen wir seit Monaten, was zu sagen ist.
Nicht, dass es uns irgendwie anhalten könnte,
Wenn wir etwas sagten, aber die Stille weist auf

Krüge in mir, voll hochprozentigen Unwissens
Versuche sie zu leeren –
Aber das lässt sich so schwer schlucken –.

Damit die Stille mich nicht abwetzt
Schreie ich:
I can´t get no sleep
I can´t get no
I can´t get no sleep
Ich balanciere durchs Telephon
Auf Funkwellenschlägen
Wir wissen doch beide schon
Wem die Stille schlägt
Faithless Insomnia

 

Behoefte aan jou en kersenbloesems

III

De floristische periode van lente tot herfst
Is een regenboog
Als fuiken
Vallen kersenbloesems naar ons toe
Het zijn de eerste bloemen
De sokkel van de zon
En een schijfje van de maan zijn nog
Over van het ontbijt – wil jij ze?
Of zal ik? In hagen
Verdichten zich schuilplaatsen, maar wij twee
Willen ons niet verschansen
Waar je nog voorouders hebt en studies
Waar de bomen niet groener zijn
De bedden niet zachter zijn, niet opgemaakter
Waar de horizonten
Van ons
Zijn gescheiden
Mijn bloemen, jouw trein, een kus
Mijn koptelefoonmuziek
Wordt alles
Kapot getikt door mijn systole

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Martin Piekar (Bad Soden am Taunus, 5 augustus 1990)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

Rood is de kleur van bloed

Rood is de kleur van bloed, en ik zal het zoeken:
Ik heb het gezocht in het gras.
Het is de kleur van de steile zon die je door de oogleden ziet.

Het is verborgen onder het zachte vlees van vrouwen–
Stroomt daar, stroomt rustig.
Het stijgt van het hart naar de slapen, de zingende mond–
Zoals koud sap naar de roos klimt.
Ik ben verward in webben en knopen van scharlaken
Gesponnen uit de duisternis;
Of heen en weer geslingerd uit de monden van dorstige spinnen.

Waanzin voor rood! Ik verslind de bladeren van de herfst.
Ik ben moe van het groen van de wereld.
Ik ben zelf een mond voor bloed …

Hier, in de gouden waas van de late schuine zon,
Laten we lopen, met het licht in onze ogen,
Naar een enkele bank die vanaf het begin vooraf is bepaald.
Kijk: er zijn meeuwen in deze stadsluchten,
Aangestoken tegen het blauw.
Maar ik denk niet aan de meeuwen, ik denk aan jou.

Je ogen, met de late zon erin,
Zijn als blauwe poelen verblind door gele bloemblaadjes.
Dit lichtgroen staat ze goed.

Hier is je vinger, met een smaragd eraan:
Degene die ik je gaf. Ik zeg deze dingen beleefd–
Maar wat ik ondertussen denk, wie zal het zeggen?

Want ik denk aan jou, gekreukt tegen een witheid;
Gevild en gescheurd, met een dof gezicht.
Ik denk aan jou, schrijvend, een ding van scharlaken,
En aan mezelf, rood oprijzend uit die omhelzing.

De novemberzon is zonlicht dat door honing wordt gegoten:
Oude dingen, in zo’n licht, worden subtiel en fijn.
Kale eiken zijn als stil vuur.
Praat tegen me: nu drinken we de avondwijn.
Kijk, hoe onze schaduwen langs het graf kruipen!–
En kijk hier, hoe het grind begint te schijnen!

Dit is de tijd van de dag voor herinneringen,
Voor sentimentele spijt, schuine toespelingen,
Rozenbladeren, verschrompeld in een muffe pot.
Strooi ze in de wind! Er komen stormen aan.
Het is donker, met een winderige ster.

Als menselijke monden echt rozen waren, mijn liefste,–
(Waarom moeten we dingen zo met elkaar verbinden? –)
Ik zou jouw bloemblaadje voor bloemblaadje in een trage moord verscheuren.
Ik zou de meeldraden, de stampers plukken,
Het goud en het groen,–
De subtiele zoetheid verspreiden die jouw adem was
Op een koude golf van de dood….

Laten we nu langzaam teruglopen, zoals we gekomen zijn.
We zullen de kamer verlichten met kaarsen; ze mogen schijnen
Als rijen gele ogen.
Je haar is als gesponnen vuur, bij een kaarsvlam.
Je lacht naar me – zeg niets. Je bent wijs.

Want ik denk aan jou, neergeworpen brute duisternis;
Verpletterd en rood, met bleek gezicht.
Ik denk aan jou, met je haar in de war en druipend.
En aan mezelf, rood oprijzend uit die omhelzing.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e augustus ook mijn blog van 5 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 5 augustus 2018 en ook mijn blog van augustus 2017 en ook mijn 2 blogs van 5 augustus 2011.

Rutger Kopland, Martin Piekar

De Nederlandse dichter en schrijver Rutger Kopland (eig. Rutger Hendrik van den Hoofdakker) werd geboren in Goor op 4 augustus 1934. Zie ook mijn blog van 4 augustus 2010 en ook alle tags voor Rutger Kopland op dit blog.

 

De drie mogelijkheden van het menselijk denken

Op de fiets gaat alles wel langzaam
maar toch nog behoorlijk hard.

Wie heel goed luistert aan een stilstaand
horloge hoort een zacht tikken.

Waar blijft de tijd? Om daar over na
te denken hebben wij het zwerk.

 

Bericht van het eiland Chaos

Hoelang zijn we hier nu al vrienden,
het was ooit bedoeld als vakantie,
maar wat het nu is –

We zagen de folder: Chaos, dames en heren,
Uw eiland; de glanzende foto’s,
de helblauwe Chaotisch baai,
het krijtwitte vissersdorp Krisis.

We lazen dat het eiland wordt geprezen
om zijn zeer diepe rust,
de laatste bewoners worden zelfs
gelukkig genoemd onder hun plataan.

Wij dachten dat het een grap was
en gingen er heen, maar of het zo is –
we zitten op de kade
iedere dag

en aan onze voeten ligt een van de honden
iedere dag, bang dat wij weggaan.

Wij zien hoe de Hagia Katastrophi
daar voor anker ligt, langzaam
helemaal wordt bescheten door de meeuwen,
ligt te wachten op passagiers.

Hoe lang al, onze geschiedenis wordt
hoe langer hoe vreemder.

Mocht dit bericht jullie ooit bereiken
of mocht dit niet zo zijn.

 

Eva, zandsteen, twaalfde eeuw

Voor de steenhouwer was zij de eerste vrouw
op aarde – alsof je iets ziet van zijn deemoed
in de vrouw die hij schiep, zo trots is ze

haar ogen kijken langs ons weg, terug naar
wat achter haar ligt, al een mensheid ver

ze lijkt te denken aan hoe het begon, hoe ze
met Adam het paradijs verliet en ze samen
de eerste mensen moesten zijn

haar huid, haar mond waren nog glad en zacht
ze was geschapen om te worden bemind
en om kinderen te koesteren

maar de zon, de regen, de wind waarin ze leefde
hebben haar verweerd en de materie blootgelegd
waarin ze werd gemaakt – de steen

de steen die er al was, een eeuwigheid
voordat ze zelf bestond

het geeft haar gezicht iets zeer nadenkends
een niet te peilen afstand

 

Rutger Kopland (4 augustus 1934 – 11 juli 2012)

 

De Duits-Poolse dichter Martin Piekar werd geboren op 5 augustus 1990 in Bad Soden am Taunus. Zie ook alle tags voor Martin Piekar op dit blog.

 

CyberSlaapstoornis

Laat de Ghost in de Shell
Hij moet broeden
Vanaf de maan in Jupiter in de livestream
Van een niet-slaap,
Want de slaap ontvlucht mij
Door de nacht
Chat ik mij
Als je een revolutie wilt
Bestel haar via Amazon Prime
Verzekerde verzending vermindert risico’s
In verstoorde eenzaamheid
Trek ik mijn beste pyjama aan
In het duister gedwongen te waken
Ik hou duisternis niet dromend uit
Share me, share me, share me with you applephone
En laten we dubbelgangers ruilen
Toevallig zijn zij als foetalisten
En springen van USB
naar USB-poort te woelen helpt
Niet om rust bij te wonen
Ik heb het contact met de slaap verloren
En probeer via oude tags
Wie de verveling zoekt
Blijft onvindbaar
Je kunt niet zomaar
Je relatiestatus veranderen zonder
Jezelf te veranderen
Ik heb een boekaanbeveling voor je
Schrijf er een
Trommel een paar servers op en
Vind mijn lijden keer op keer
Verdomde netwerkwederkerigheid
Ik heb een ineenstorting nodig
Ik ghost geen SleepStream
Ik blaas de Wifi-verbinding uit
En doe een wens

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Martin Piekar (Bad Soden am Taunus, 5 augustus 1990)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e augustus ook mijn blog van 4 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 4 augustus 2019 en ook mijn blog van 4 augustus 2017 en ook mijn blog van 4 augustus 2013 en mijn drie blogs van 4 augustus 2011 en mijn blog over Robert Beck.

Marica Bodrozić, Mirko Wenig

De Duitse dichteres en schrijfster Marica Bodrozić werd geboren op 3 augustus 1973 in Zadvarje in het toenmalige Joegoslavië. Zie ook alle tags voor Marica Bodrozić op dit blog.

Uit: Mystische Fauna. Von der Liebe der Tiere

Die Tiere sind dort, wo die Menschen nicht sind. Ihre Erde ist unsere Erinnerung geworden. Die Gegenwart übt deshalb in mir die Sehnsucht nach Verbindung. Das überzeitliche Gedächtnis, jenes hoch in die Träume aufschwingende Gebiet der Bilder, hat mich nicht vergessen. Es webt mich gemeinsam in die Schichten, Falten und Täler des Lebens ein.
Im kostbaren Verbund mit den Tieren erzählt es mir damit auch mein eigenes Sein und zeigt, dass ich als Landschaft in Landschaft eingebett¬et bin, vielfach geschichtetes Gewebe von Zeit und Raum. In einer lauter werdenden Welt reduziert sich unsere kollektive Wahrnehmung von Leben mehr und mehr auf einen kühlen Singular. Doch die verflochtenen Beziehungen aller Lebewesen sind nie aus der Welt verschwunden, sie haben nur keinen Platz mehr in unserem Kopf. Das Leid der Tiere erinnert mich am schmerzlichsten daran, dass nichts voneinander getrennt ist. In einem durchgetakteten Alltag, der ein auf Effizienz ausgerichtetes Denken aufzeigt, erscheint in unserer Kultur die künstlich von den Tieren und der Natur abgetrennte Wirklichkeit als die einzig mögliche. So aber machen wir uns selbst zu Handlangern unserer gekaperten Empfindungswelt, die, dieserart geleugnet, nicht mehr in unsere Sprache vordringen kann, um einem mehrspurigen Fühlen und Denken zuzuarbeiten. Die Tiere meines Lebens haben in mir das überzeitliche und in Verbindungslinien aufgebaute Gedächtnis vor dem Vergessen beschützt. Pferde, Esel und Kühe, Katzen, Hunde und Schafe haben mich mit der Wärme ihres Atems und mit ihrer bedingungslosen Anwesenheit auf der Seite des Lebens gehalten, als die nächsten Menschen mich im Stich gelassen haben.
Ich wuchs bis zu meinem neunten Lebensjahr ohne Eltern auf. War ich allein? Nein, ich hatte erwachsene Menschen an meiner Seite, aber sie waren nicht auf die Weise der Tiere von Anfang an bei mir. Schon seit vielen Jahren drängen die Tiere deshalb in meine Sprache und wollen als »Behältnisse des Vergessenen«, so eine Formulierung von Walter Benjamin, aus dem Schatt¬en der Welt heraus- treten und in meine Gegenwart hineinsprechen. Das Unendliche denkt in Verbindungslinien. Die Tiere haben für mich darin einen festen Platz. Ich bin bereit, mitzudenken, ins Offene zu gehen, dem Unendlichen ein Boot zu bauen.
Die Tiere sind Anwesenheit im Zeitlosen. Sie sind Teil einer universalen, keiner beliebig manipulierbaren Kraft, und mit Ehrfurcht schaue ich an dieser Quelle des Lebens entlang zurück in meine Kinderzeit, hinein ins Jetzt und nach vorne in eine Zukunft, die mich kennt, ohne mir gleich zu erzählen, wer ich einmal gewesen sein werde, wenn ich diese Reise ins innerste Reich der Tiere und in mein eigenes Zentrum vollzogen habe.”

 

Marica Bodrozić (Zadvarje, 3 augustus 1973)

 

De Duitse dichter Mirko Wenig werd geboren op 3 augustus 1977 in Gera. Zie ook alle tags voor Mirko Wenig op dit blog.

 

In haar kamer grazen 20 ezels,

let wel, gemaakt van pluche.
& de grootste, lang uitgerekt
op het hoekige bed,
draagt een pleister
op de wang.

Buiten is het winter daar
kan ik niets aan doen. Niet
aan het ruziënde stel, dat
op de helling staat,

niet aan de man die
die nu nog sneeuwt schept,
het is 23.00 uur,
het is kersttijd,
en zijn vrouw kwam
niet naar huis.

Op het balkon staat een kind
& laat zijn oren hangen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mirko Wenig (Gera, 3 augustus 1977)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e augustus ook mijn blog van 3 augustus 2023 en ook mijn blog van 3 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 3 augustus 2016 en mijn blog van 3 augustus 2015 en eveneens van 3 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Jussi Adler-Olsen, Conrad Aiken

De Deense schrijver Carl Henry Valdemar Jussi Adler-Olsen werd geboren op 2 augustus 1950 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jussi Adler-Olsen op dit blog.

Uit: Het Alfabethuis (Vertaald door Erica Weeda)

“Het weer was niet al te best. Een koude wind en slecht zicht. Ongebruikelijk guur voor een Engelse januaridag. De Amerikaanse bemanning zat al een tijdje op de landingsbaan toen de lange Engelsman op de groep afkwam. Hij was nog niet helemaal wakker. Achter de voorste groep kwam een gedaante half overeind en zwaaide naar hem. De Engelsman zwaaide terug en geeuwde luid. Na een lange periode met alleen maar nachtvluchten was het moeilijk om het ritme van dag en nacht weer om te keren. Het zou een lange dag worden. In de verte taxieden de machines langzaam naar het zuidelijke deel van de startbanen. Dat betekende dat ze spoedig de lucht zouden vullen. De stemming was levendig en tegelijk beklemmend.
Het bericht aangaande de missie kwam van generaal-majoor Lewis H. Breretons kantoor in Sunning Hill Park. Daarin verzocht hij de opperbevelhebber van de RAF, luchtmaarschalk Harris, om Britse assistentie. De Amerikanen waren nog steeds erg onder de indruk van de Britse Mosquito’s. In november hadden ze bij een nachtelijke aanval op Berlijn het best bewaarde geheim van de Duitsers onthuld: de fabriek van v-1 bommen in Zemplin. De keuze van de manschappen liet men over aan luitenant-kolonel Hadley-Jones, die de praktische werkzaamheden toevertrouwde aan zijn medewerker John Wood. Zijn opdracht was de twaalf Britse bemanningen te selecteren. Acht groepen instructeurs en vier hulpmanschappen met een speciaal observatiedoel onder de 8e en 9e Amerikaanse luchtvloot. Voor die taak werden tweezits P-51D Mustang jachtvliegtuigen uitgerust met Meddo-apparatuur en gevoelige optische instrumenten.
Nog maar twee weken geleden waren James Teasdale en Bryan Young aangewezen als de eerste bemanning die dit materiaal onder zogenaamde  normale omstandigheden' zouden testen. Kortom, ze konden ervan uitgaan dat ze weer in een gevecht verwikkeld zouden raken. De aanval was gepland op 11 januari 1944. Doel van het konvooi bommenwerpers waren de vliegtuigfabrieken in Oschersleben, Braunschweig, Maagdenburg en Halberstadt. Beiden hadden geprotesteerd dat hun kerstverlof werd ingetrokken. Ze waren nog steeds oorlogsmoe.Veertien dagen om je te verdiepen in die klerekist!’ Bryan zuchtte. ‘Ik weet helemaal niets van al die apparatuur. Waarom kan Uncle Sam niet z’n eigen rotzooi bemannen?’ John Wood stond met zijn rug naar hen toegekeerd, gebogen over zijn aktemappen. ‘Omdat ze jullie willen hebben!’ Dat is toch geen argument?'Jullie kunnen voldoen aan de verwachtingen van de Amerikanen en bovendien levend terugkomen.’ Kunnen ze ons dat garanderen?'Ja!’ `Zeg iets, James!’ Bryan keerde zich om naar zijn vriend. James greep naar zijn halsdoek en haalde zijn schouders op. Bryan plofte neer.”

 

Jussi Adler-Olsen (Kopenhagen, 2 augustus 1950)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

Improvisaties: Licht en sneeuw: 04

Op de dag dat mijn oom en ik naar de begraafplaats reden,
Ratelde de regen op het dak van de koets;
En pratend over ditjes en datjes
Waakten we ervoor om naar de kist van het kind op de stoel voor ons te kijken.
Toen we de begraafplaats bereikten
Ontdekten we dat de dunne sneeuw op het gras
Al doorzichtig was van de regen;
En er waren planken op gelegd
Zodat we konden lopen zonder onze voeten nat te maken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e augustus ook mijn blog van 2 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 2 augustus 2018 en ook mijn blog van 2 augustus 2017 en ook mijn blog van 2 augustus 2011 deel 2.