Anton Korteweg, Günter Eich

De Nederlands dichter en neerlandicus Anton Korteweg werd geboren in Zevenbergen op 31 januari 1944. Zie ook alle tags voor Anton Korteweg op dit blog.

 

Brasserie Streek, Culemborg

Een eersteklaswagon van voor de Grote Oorlog;
een afgeplatte Mahlerkop is de patron.
Hij runt de zaak met voorschoot en op sneakers.

Het dagmenu is duif vooraf, dan hert of kabeljauw;
in Streek te Culemborg doen ze niet flauw.
Gekrijt op een zwart bord geven twee glazen wijn
te kennen liever vol dan leeg te zijn.

Voor een geniepig drempeltje bij het toilet
word je attent gewaarschuwd: ‘Mind your steps’.

Een mollig manneke met zwarte krullenbol
in rode trui waarop een blauwe vlinder
holt langs de tafeltjes. ’t Is lang niet vol.

Als gast krijg je, of je er zin in hebt of niet,
een flinke kaars in een lantaarntje op je tafel.
Dat is, aldus de ober, voor de romantiek.

Links voor me zit een heerachtige man
met zorgelijke blik en naast zijn toetje
een soort pamflet: ‘Wij artsen zeggen nee’
– viermaal herhaald, in rood – ‘tegen 5g.’
Hij pakt zijn pen en tekent op de achterkant
een nijlpaard, neushoorn en een olifant.

Achter een waterval van ongewassen haar
tracht zich een meisje, even verderop,
schokkerig en onstuimig append te verschuilen.
Ik wist niet of ik om haar lachen moest
of toch voor alle zekerheid een beetje huilen.

 

De schrijn van Hagestein

Boven mijn afgematte lijf een vlucht
ganzen in v-vorm, snaterend als gekken.
Links, ver nog weg, de Culemborgse brug,
een reuzenbadmuts glinsterend in de Lek en

tussen twee bankjes op de dijk voorbij de stuw
bij Hagestein een houten schrijn, waarop geschreven:
‘Een gastenboek voor U. Wie schrijft, die blijft.’
Ik had het koud. Ik hield het maar bij lezen.

Een greep: ‘Hier aan het wandelen met Sjoerd, mijn hond.
Wat heeft God de natuur toch schitterend gemaakt!
Zijn zegen toegewenst.’ Getekend: Sjaak.

‘Een mooie plek voor bier en de natuur
is ook al mooi hier. Proost voor alle geile mensen.’
De schrijver onbekend. De tijd: ’s morgens acht uur.

Dan had je nog Corine. Zij deelt ons mee
dat ze hier maar wat graag zou willen wonen,
maar woont al lang in Krommenie. Dus nee

Gelaafd aan deze brandstof klom ik welgemoed
weer op mijn tamelijk uitgeruste fiets.
Wind tegen, regen, rare bochten? Deed me niets.

Voor de avond nog was ’k waar ik wilde zijn.
In Culemborg. Terug ging ik met de trein.

 

Jong talent

Veertien jaar ouder dan Perk,
Lodeizen tien jaar voorbij,
De Genestet ruim gepasseerd.

Jaarlijks één jaar méér te oud
om jong, veelbelovend te sterven.

Haar groeit thans uit de neus.
Oren moeten geknipt.

 


Anton Korteweg (Zevenbergen, 31 januari 1944)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Eich werd geboren op 1 februari 1907 in Lebus an der Oder. Zie ook alle tags voor Günter Eich op dit blog.

 

Filologisch

Ik dacht, dat ik voor twee schreef.
Maar dat verduvelde,
aan naaldhouttakken hangende schrift!

Je moet een examen doen
en je medestudenten
blijven na een paar colleges weg.

Ik wacht, want ik heb medelijden met de docent.
Hij hurkt eenzaam te midden van zijn smakgeluiden,
rilt bij de gedachte aan sneeuw.

               

Vertaald door Jan Gielkens

 


Günter Eich (1 februari 1907 – 20 december 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e januari ook mijn blog van 31 januari 2024 en ook mijn blog van 31 januari 2019 en ook mijn blog van 31 januari 2017 en ook mijn blog van 31 januari 2016 deel 2.

Bernard Dewulf, Günter Eich

De Vlaamse dichter, schrijver en journalist Bernard Dewulf werd op 30 januari 1960 in Brussel geboren. Zie ook alle tags voor Bernard Dewulf op dit blog. Bernard Dewulf is op 23 december 2021 overleden.

 

Véronique

1
dit huis, waar zonlicht licht verrast
de kasten raakt, en hout verrassend
kraakt, waar vroegten één voor één
verzameld liggen in een bed, dat niets
doet dan wat bergen,

kent haar goed, en weet hoe vloeibaar
zij zich wist te leggen op een blad
nog zonder regels,

hoe zij ongehoord op tafel staat,
de haren langs getande rand, geel al
van de jaren licht,

en wie zij was: het diertje dat van gras
ras wolken dacht, en onverwacht kon
sterven, met zoiets als welgeteld

de vlucht van nimfen, of de lach van
pijnlijk fijne proevers.

 

2
soms bleef ze heel alleen in zalen
achter, waar zonet nog walsen gaande
waren, en de weelde voor het rapen lag,

soms wou ze doodgewoonweg leven met
wat lange haren uitgerekend langs
een hals, en verre minnaars bij de hand,

soms kon ze ook verrassend stil in
tuinen staan: zie toch al die
horizonten, zei ze dan, en haag na haag

begreep ik meer en meer waarom ze ’s avonds
dikwijls bij de ramen stond, de vingers op
de ruiten, en het licht dat ongezien vertrok,

ze zag het en ze zweeg verbeten.

 

3
soms wou ze enkel soms zijn, en soms
zoveel meer: ze liep dan langs

bekende lanen – haren hopeloos gezwind –
en dacht aan reizen in de hoven vol
seringen en de wind erin,

ze ging met minnaars aan de haal, en streelde
urenlang verdriet: een kwestie van
wat weelde, deed ze teken, met
de glimlach listig in het water,

eens zelfs werd het haar te veel:
ze speelde licht en zou pas jaren later
hier zijn, in een vroegte, want
ze kwam van ver,

ze heeft het nooit begrepen: dat ze toen
te sterven stond in veel te prille sneeuw,
nog ongemerkt, dat wel, maar minder weggeborgen
toch dan in haar roze lakens.

 


Bernard Dewulf (30 januari 1960 – 23 december 2021)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Eich werd geboren op 1 februari 1907 in Lebus an der Oder. Zie ook alle tags voor Günter Eich op dit blog.

 

Rand van de stad

Nieuwe huizen, ongeboren
kamers, na tien uur
stilte in de doodskist a.u.b.

Het zout, het brood
voor de alleenstaande onderhuurders –
leg het maar neer, de kakkerlakken
hebben meer geduld en
zullen troost
in je wittebrood fluisteren.

 

Vertaald door Jan Gielkens

 


Günter Eich (1 februari 1907 – 20 december 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e januari ook mijn blog van 30 januari 2019 en ook mijn blog van 30 januari 2016 deel 2.

Tonio Schachinger, Günter Eich

De Oostenrijkse schrijver Antonio “Tonio” Schachinger werd geboren op 29 januari 1992 in New Delhi, India. Zie ook alle tags voor Tonio Schachinger op dit blog.

Uit: Nicht wie ihr

„Die Türen gehen wieder auf, ein Kind kommt her aus und stellt sich neben den Mann. Es schreit sofort auf, als es das Auto sieht, möchte näherkommen, aber der Vater hält es zurück, mit einem verächtlichen Ausdruck im Gesicht und diesem dummen, seitlichen Grinser. Der Vater deutet mit seinem Arm zum Merkur und Ivo spürt eine Körperspannung, einen Impuls, den Mann niederzuschlagen, vor seinem Sohn und irgendwie auch für seinen Sohn, ihn mit nur einem präzisen Schlag auszuknocken, als eine lächelnde Frau den Merkur verlässt, auf den Mann und das Kind zugeht und schon in dem Moment, bevor Ivo sie erkennt, hebt ihn dieses eine Gefühl, das sich immer wieder neu anfühlen kann, aus seinem Sitz. Er sieht Mirna und es ist wie früher am Admiralsturm im Prater, in dem Moment, wo man ganz nach oben geschossen worden ist und noch Energie übrig
bleibt, die einen weitertreibt, obwohl die Plattform schon eingerastet ist. Dann ruht kurz das ganze Panorama der Stadt und nur die Bügel an den Schultern verhindern, dass man weiter hinausfliegt. Warum fliegt man nicht einfach weiter? Ivo sieht Mirna zu, wie sie lächelt, wie sie sich bewegt, und sie schaut in seine Richtung, ohne dass sich ihre Blicke treffen. Ivo verlässt seinen Körper und sein Auto und schlittert in ein Flashback von Mirnas geschürzten Lippen in einer der Gassen hinter der Neuen Donau, vor über zehn Jahren, durch verschiedene Bilder, die an ihm vorbei rasen, und er glaubt kurz einen Ständer zu kriegen, so unvermittelt, wie er sie damals bekommen hat, aber
es ist nicht sein Schwanz, der hart wird, sondern seine Brust oder sein Herz.
Als die Beifahrertür aufgeht und die Hitze, der wütende Schrei seiner Frau und das Licht gemeinsam in sein Auto eindringen, zuckt er zusammen.
»Ich hab dir gesagt, du sollst nicht mit dem Bugatti kommen!«
Der Bugatti hat keinen Kofferraum und keine Rückbank, also muss Jessy sich mit 20 Knoblauchbaguettes und Lena auf den Beifahrersitz quetschen, und Ivo darf auf dem kurzen Weg über die Nordbrücke nach Floridsdorf nicht einen Stundenkilometer schneller fahren als erlaubt. Jessy schimpft über seine Gedankenlosigkeit und das Fahren ohne Kindersitz, und Ivo antwortet, um sie nicht noch mehr gegen sich aufzubringen, stellt ihr ein paar Fragen, verstummt dann aber immer mehr.“

 


Tonio Schachinger (New Dehli, 29 januari 1992)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Eich werd geboren op 1 februari 1907 in Lebus an der Oder. Zie ook alle tags voor Günter Eich op dit blog.

 

Noordelijke zucht

Links een straat naar de haven. Niet de inwoners,
de topografieën zijn doorslaggevend.
De gereformeerde kerkgang, roodwitte
meetroeden vormen het godsbegrip.
Zoals de straat een bocht maakt bij een dierenwinkel,
de ontvanger van mijn brieftelegrammen zou het liefde kunnen noemen.

Je reist niet naar Venetië of Kyoto. In kleine hoekjes
speelt de wereld zich af

Vooral geen sporen achterlaten.

 

Vertaald door Jan Gielkens

 


Günter Eich (1 februari 1907 – 20 december 1972)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e februari ook mijn blog van 2 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Ramsey Nasr, Hasso Krull

De Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook alle tags voor Ramsey Nasr op dit blog.

 

Radicaal intiem

2.
Mijn eerste keer was een inbraak van vlees.
Daar kwam hij reeds, de reus die licht gaf
meest onontkoombare van allen.
Onder mijn kleren stak hij zijn vele handen uit
hij streelde mijn neus en mijn mond en mijn haar
en ’t was op een dinsdag en ‘k zat in de klas, maar
mijn hals werd sneeuw, mijn ogen kristallijn.
Plots was daar iemand die mij wilde zijn.
En hij meende het, toonde me handvlammen in het donker
haalde lachmuntjes uit kokers tevoorschijn
luchtgeluidjes die nergens toe dienden
honderden stukjes kolengeflonker
en zo ging het maar door, tot hij zelf liep te wenen in zijn verzen
en met zesentwintig smeltende letters
op me inbeukte als op het leven.
Titanen, ooit hadden ze kansels omvergeblazen.
Zij bezaten de kelen van schemering
en nu was ook ik totaal overgeleverd.
Daar, uitzwermend aan de hemel, in tintellichtluchten
met engelen fluks in wevegoudwaden
daar vloog nu het wolkevolk langs, zwaaiend naar beneden
waar ik al lezend een broodje kaas zat te eten
om dan vanuit al hun navels kanonnen af te vuren
vol ether en vrolijk windgezang
ze lieten niet af. Lam, uitgeput gaf ik op
liet de strofen in clusters over mij dalen
zag de woorden der tederheid in me schroeien
sissend en fluisterend tot op het bot.
Heel mijn pose in puin.
Op de grond aan mijn voeten
lag gezandstraald en nieuw
een voorgoed verzonnen ziel
klaar en bereid om te passen.

Op goudmuiltjes tuimelde ik in de deemster naar huis
onwennig flakkerend.

3.
Het waren de ongenaakbare dagen
van zuiver pijpen en gouden vlâ.
Elke titaan had zijn eigen walhalla.

De meesten woonden in een grot
gevuld met rook en tonnetjes wijn.
Terwijl hun verzen de wereld bestookten
zaten zij in geleende fauteuils
hun navels te likken en door te zuipen.

Een onleefbare plek is het nu
geurend naar muffe ongewassen muzen
de muren beklad met oude runen
zonder verband: Plato, Wodan, Omar Khayyam
Cheops, Balder, de zonen van Usnach…
Elke titaan moet hier ooit zijn goden
met eigen hand hebben ingekrast.

Tot mijn verbazing zit in het duister, tegen de wand
een groep reuzen gehurkt naast elkaar
driedelig pak, viezige knevel, verwaarloosde baard
stil op een rij. Geen wijn, geen sigaren.
Alles is leeg in de wachtkamer.

Wat is dat?

‘De kosmos.’

Dan toch een hoogst persoonlijke kosmos
twintig verschillende door elkaar.
Ze knikken wat en kijken ernaar.

‘Die is van mij.’
Een schim wijst naar boven.

Ik knik.
Kinderen
het zijn net kinderen.

Starend naar boven
naar de Keltische, Griekse, Germaanse namen
naar het Zelf, de Ik-heid, de Liefde, de Mei
vraag ik me af hoeveel mist in een hoofd past.

Zet alle titanen tezamen
en dat is wat je krijgt:
de Grote Kaleidoscoop van het Ware.

Ze zitten voor me
schuifelend en stom.

Wilt u niet weten waar ik vandaan kom?

Stilte.

Volstrekt wereldvreemd.
Nu en dan wenen ze onder elkaar.

 


Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

 

De Estse dichter Hasso Krull werd geboren op 31 januari 1964 in Tallinn. Zie ook alle tags voor Hasso Krull op dit blog.

 

‘Ai!’ ‘Neem me niet kwalijk’

‘Ai!’ ‘Neem me niet kwalijk’
‘Ai! ‘Neem me niet kwalijk.’ ‘Ai!’
‘Neem me niet kwalijk.’ ‘Waarvoor?’
‘Neem me niet kwalijk, dat ik je gebeten heb.’

‘Ai, neem me niet kwalijk!’ ‘Ai!’
‘Neem me niet kwalijk!’ ‘Ai!’
‘Neem me niet kwalijk, dat ik je gebeten heb,
toen je ai zei.’

‘Neem me niet kwalijk.’ ‘Waarvoor?’ ‘Neem me niet kwalijk.’
‘Neem me niet kwalijk, ai!’ ‘Waarvoor?’
‘Neem me niet kwalijk, dat ik ai zei,
toen je mij beet.’

‘Ai!’ ‘Asjeblief!’ ‘Neem me niet kwalijk!’ ‘Ai!’
‘Waarvoor?’ ‘Neem me niet kwalijk, ai!’ ‘Neem me niet kwalijk,
dat ik je vroeg mij niet kwalijk te nemen,
toen je ai zei.’

 

Vertaald door Iris Réthy en Jan Sleumer

 


Hasso Krull (Tallinn, 31 januari 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e januari ook mijn blog van 28 januari 2024 en ook mijn blog van 28 januari 2019 en ook mijn blog van 28 januari 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Paolo Cognetti, Harvey Shapiro

De Italiaanse schrijver Paolo Cognetti werd geboren in Milaan op 27 januari 1978. Zie ook alle tags voor Paolo Cognetti op dit blog.

Uit: Beneden in het dal (Vertaald door Yond Boeke en Patty Krone)

“Het teefje was nog geen twee winters oud en kende nog geen andere wereld dan de garage langs de provinciale weg. Achter de werkplaats speelde ze in haar eentje met een reep van een oude autoband — ze kauwde erop, slingerde hem steeds opnieuw weg en holde er dan achteraan —, toen ze merkte dat ze toeschouwers had. Uit de belendende grindgroeve was een grijze hond aan komen lopen, die haar gadesloeg. Aan die kant stroomde ook een rivier, maar in de herfst stond het water zo laag dat het niet moeilijk was hem over te steken. Ze liet het stuk band vallen om de lucht af te speuren naar de geur van die reu, maar toen ze haar snuit ophief, zag ze er vanachter de schroothoop nog drie tevoorschijn komen. Drie herdershonden met een modderige vacht en een bel aan hun halsband, en die kende ze wél. Overdag hoedden ze de schapen die de stoppels in de velden en het gras rond de schuren afgraasden, en ’s avonds zwierven ze rond op zoek naar iets te snaaien. Maar nu kwamen ze niet voor iets eetbaars, ze kwamen voor haar. En het teefje had wel een vermoeden waarvoor ze precies waren gekomen. De plotselinge belangstelling die de mannetjes voor haar, net een jaar oud, aan de dag legden, maakte deel uit van de dingen die ze razendsnel leerde, opwindende en gevaarlijke dingen, zoals de vuurtjes die de jongens ’s zomers stookten, of de sterke stroom van de rivier die haar op een keer bijna had meegesleurd. Tegen de muur van de garage stond een aftandse autostoel waar ze op wegkroop. Een stoel waarop generaties honden véér haar al hadden gelegen. Een stukje verderop zakte de arm van een graafmachine in de rivierbedding en haalde een grijper vol zand en grind naar boven, en op dat moment bewoog de grijze hond zich in haar richting. De onderlinge rangorde van de drie herders werd meteen duidelijk: de oudste en grootste hoefde alleen maar te grommen en even zijn tanden te laten zien of de tweede gaf het op en droop jankend af, terwijl de derde er al vandoor was gegaan. Vervolgens kwam de leider met kleine stapjes dichterbij, volgens een vast ritueel dat het teefje kende. Dreigen, grommen, de tanden laten zien, dat was de manier waarop de honden in het dal vochten, maar de grijze hond kwam ergens vandaan waar hij anders was opgevoed, door de mens of door liet leven. Toen de herder zijn haren overeind zette en stokstijf bleef staan om de grijze angst aan te jagen, vloog die hem onverhoeds aan. Hij was het magerst van de twee, maar door de botsing belandde de herder op zijn rug; daarna hield hij hem met een poot tegen de grond gedrukt en boorde zijn tanden in zijn keel”

 


Paolo Cognetti (Milaan, 27 januari 1978)

 

De Amerikaanse dichter Harvey Shapiro werd op 27 januari 1924 in Chicago geboren in een joodse familie uit Kiev. Zie ook alle tags voor Harvey Shapiro op dit blog.

 

Nachten

Dronken en huilend. Het is weer een avond
in de live-in opera, en ik denk
dat het slecht voor me gaat aflopen.
De doden van hiernaast accepteren hun groeten,
hun zoute noten, het langgerekte geweeklaag.
Wij, de levenden, moeten dekking zoeken,
ik bedoel mezelf. Sterfelijkheid is het ABC ervan,
en daarna komt wellust en liegen.
En, oh, hoe een leven samen te stellen
uit dit schandaal en deze verwarring, alsof
de goden ons bewonen of met ons
samenleven, alleen voor de muziek.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Harvey Shapiro (27 januari 1924 – 7 januari 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e januari ook mijn blog van 27 januari 2024 en ook mijn blog van 27 januari 2019 en ook mijn blog van 27 januari 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Nora Gomringer, Jos van Daanen, Martijn den Ouden

De Zwitsers-Duitse dichteres Nora Gomringer werd geboren op 26 januari 1980 in Neunkirchen an der Saar. Zie ook alle tags voor Nora Gomringer op dit blog.

 

Kleines schwarzes etwas

Kleidest alle, die angetan mit deinem Fell.
Gott, die Natur ist ein launischer Mann
Mit einer Pelztierfarm.
Käfige voller Narren.
Oder wie nennt die Mutter die,
die nicht fortliefen, sondern dem Futter zu?
Wenn einer hinter Gittern geboren wird,
hat er ein Muster im Blick.
Und die Freiheit ist wilde Spekulation
fiebernder Neuzugänge.
In der Nacht, wenn die Natur schläft,
nagen die eigenen Träume.
Darin nehmen vier Läufe den Waldboden
unter die zarten Ballen. Am Tag dann
zerrt die Nacht am Schwanz,
die Natur zieht Schläfern das Fell über die Öhrchen.
Träumerschicksal steht über den Läden,
in denen Ablass vom schlechten Gewissen
erkauft wird.
Sagt selten einer,
das wäre das alles nicht wert.
Das kleine Schwarze hängt nun am Kragen.
Ein Schatten, ein Schmeichler. Willenlos.
Für die alle gibt’s einen Namen,
der zergeht ganz maurisch und bitter,
spricht sich seit Ewigkeiten auf den Zungen,
angeschlagen mit kolonialem Kolorit:

Sklaven.

 

Scham

Neben Martin
sah ich auf den Hang
vom Rosengarten aus
Meine Sandalenfüße
Warm von Urin
Keine Rose
wollt mich erstechen

 

Herpeswaltz

Ich küss dich
Du küsst mich
So kommt’s auf uns

Ich spür dich
Du spürst mich
So bleibt’s in uns

Es juckt mich
Es juckt dich
Was tun wir jetzt

Ich schreib dir
“du bleibst mir”

das war’s mit uns

 

Monoloog

Ik heb diamanten in je rokzoom genaaid
zodat je brood kunt kopen
Ik heb je knuffel in je rugzak gestopt en
ook een pot jam, maar ssssst
Ik heb je onderrokken in het laken gerold,
die moet je snel uitpakken
Ik heb de papieren helemaal onderin deze tas
gestopt, zodat niet ook, je weet wel
Ik heb een beetje geld in je jas gestikt,
misschien kun je dan
Ik heb opa’s horloge in de vaas bij het raam, ze
mogen je niet tegenhouden
Ik heb een pen in deze envelop gestopt met een brief
erbij voor je oom, geef die aan hem
Ik heb de ster van je jas getornd, het is
beter zo
Ik heb de sterren allemaal verbrand, nu is elke nacht
zwart
Volgens mij heb ik al mijn adviezen uitgesproken,
nu heb ik er geen meer
Ik heb diamanten in je rokzoom genaaid,
maar ssssst

 

Vertaald door Elbert Besaris

 


Nora Gomringer (Neunkirchen an der Saar, 26 januari 1980)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jos van Daanen werd geboren op 26 januari 1959 in Kerkrade. Zie ook alle tags voor Jos van Daanen op dit blog.

 

Herenschuld

Dat hij onmachtig is
de barenspijn te dragen

dat hij niet uit zijn vlees
te eten geeft

dat hij een god, vermomd als verlosser
niet heeft herkend

niet zag hoe deze een bleke streng
van vermicelli brak

dat hij nooit goed kon maken
het leed van vrouw en kind

dat hij al eeuwen poogt
dat te vergeten.

 

Foto

Straks ben ik net zo oud
als jij en verwar ik oude foto’s
met die waarop je aan je einde bent.

Dan kijk ik in mijn spiegel
in jouw ogen en wen mijzelf
aan de rimpels in mijn hoofd,

en heb ik weer een grens verlegd
voor die man die aan mijn ziekbed zit,
wiens gezicht ik almaar niet herken.

 


Jos van Daanen (26 januari 1959 – 31 augustus 2022)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichter en beeldend kunstenaar Martijn den Ouden werd geboren in Nieuw-Lekkerland in 1983.Zie ook alle tags voor Martijn den Ouden op dit blog.

 

hermetisch
kut
raam

het geeft niet dat je scheef kijkt
blauwe ballonnen in de hemel geven altijd prijs in Duitsland

tijger je lijf door je huis poe
blijf naakt en laag
– een kat mag graag naar zakkend water in de plantenbakken luisteren

blaas meel van je klauwen
zeem je tegelmuur
soldeer verhalen

je bent al bij hoofdstuk 11

 


Martijn den Ouden (Nieuw-Lekkerland, 1983)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e januari ook mijn blog van 26 januari 2019 en ook mijn blog van 26 jauari 2016 en mijn blog van 26 januari 2014 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Lisa Weeda, John Donne

De Nederlandse schrijfster Lisa Weeda werd geboren in Dordrecht op 25 januari 1989. Zie ook alle tags voor Lisa Weeda op dit blog.

Uit: Dans dans revolutie

“WIJKEN ALS DEZE kosten de meeste tijd: het duurt minstens een kwartier tot iemand een hek opent of in een auto met geblindeerde ramen haar kant op komt. Toni voelt dat ze kijken; ze turen naar haar wagen, waar met donkerblauwe letters BODY-PICK-UP-SERVICE op staat. In de vrijstaande huizen, verscholen achter lange opritten en nutteloos vaak bewaterde gazons, gluren mensen vanachter hun gordijnen naar haar wagen: Wie van ons heeft er een liggen?’ Toni drukt haar voet op de pedaal en laat het voertuig langzaam de heuvelachtige wijk in rollen. Tussen twee grote huizen houdt ze stil. Ze pakt haar verrekijker — gekregen van haar moeder om vogels te spotten toen zij hier op visite was: ‘Je hield zo van vogels kijken bij ons thuis in het dorp: Toni had het ding een tijd op het dressoir in de woonkamer laten staan, en daarna, omdat het stof stond te vangen, ergens in een la gegooid. Onlangs vond ze het terug, nu komt het goed van pas. Met een hand nog aan het stuur stelt ze scherp op een wit huis met blauwe kozijnen, nummer acht, de woning waar ze een dode Besuliaan op moet halen. Toni zoomt in op de ramen van de eerste verdieping, een vinger met een titanium ring schuift de roomwitte vitrage een paar centimeter opzij. `Mensen, mensen, wat een ongemak,’ mompelt ze chagrijnig, ‘jullie zijn niet uniek. Rijke buitenwijk, buurt met stapels vuilniszakken op de stoep, penthouse midden in de stad — het maakt de lijken geen reet uit: Toni’s moeder verschijnt op de bijrijdersstoel, tuurt ook naar buiten. Haar borsten hangen naar voren, haar tepels drukken door haar bh en bebloemde blouse zwaar tegen het zwarte nepleer van het dashboardkastje. `Het maakt voor het dansen ook niet uit, trouwens. Of je rijk bent of niet; zegt haar moeder, ‘dansen kan iedereen, hier vinden ze het blijkbaar iets om je voor te schamen: `Mam, ik ben aan het werk: `En, dus?’ Toni gromt en bijt op de binnenkant van haar wang, zoals ze al doet sinds haar kindertijd. `Ik kies de momenten niet, meisje; zegt haar moeder met een gemaakte zucht, ‘de dood doet wat-ie wil. Je weet hoe het is: `Als je maar je mond houdt als ik dit lichaam ophaal. Ik heb geen idee of die doden jou nou wel of niet zien: Haar moeder leunt achterover en slaat haar armen theatraal over elkaar. Toni duwt haar ellebogen op het stuur, de verrekijker nog steeds tegen haar hoofd gedrukt. `Kom op; zegt ze zacht, ‘ik heb niet de hele dag de tijd, ik ben moe.”

 


Lisa Weeda (Dordrecht, 25 januari 1989)

 

De Engelse dichter John Donne werd ergens tussen 24 januari en 19 juni 1572 geboren in Londen. Zie ook alle tags voor John Donne op dit blog.

 

Holy Sonnets

IV

Nu, zwarte ziel, komt ziekte en kommernis,
Komt Doods heraut, die rekenschap verlangt.
Gij zijt een pelgrim, die de angst bevangt,
Niet terug kan vanwaar hij gekomen is,
Ofwel een dief, die voor het doodvonnis
Diep in de kerker naar vrijheid verlangt,
Maar die, veroordeeld, en vlak voor hij hangt,
Graag terug zou gaan naar die gevangenis.
Genade krijgt wie in berouw zich hult;
Maar wie geeft u wat tot vergeving leidt?
O, maak uw hart zwart en betreur uw schuld,
Maak het rood van schaamte, daar gij zondig zijt;
Of was u in Christus’ bloed: want dat bezit
Zo’n macht, het kleurt de rode ziel weer wit.

 

Vertaald door Jan Jonk

 


John Donne (24 januari 1572 – 31 maart 1631)
Anoniem portret, ca. 1595

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e januari ook mijn blog van 25 januari 2021 en ook mijn blog van 25 januari 2019 en ook mijn blog van 25 januari 2017 en ook mijn blog van 25 januari 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Anthony Staring, Derek Walcott

De Nederlandse dichter, landbouwkundige en landheer Anthony Christiaan Winand Staring werd geboren in Gendringen op 24 januari 1767. Zie ook alle tags voor Anthony Staring op dit blog.

 

In een vriendenrol.
1823.

Elk zoekt Geluk; maar talloos zijn de paden,
Waarlangs wij zoekend grafwaarts gaan.
De zucht naar Goud, naar Weeld’, naar Magt, naar Lauwerbladen
Kiest onderscheiden baan.

Op ónzen weg zweeft, lokkend, voor ons henen
Der Kunsten en der Muzen Koor.
Met ons kwam Liefde zich, als togtgenoot, vereenen –
Houdt Vriendschap ’t eigen spoor.

In milden glans ontluikt voor onze treden
Een bloei, des nijvren plukkers waard,
Wiens oog niet, afgedwaald, voorbij ’t Genoeg van Heden
Op ’t Veel van Morgen staart.

Dat zóó – mijn Vriend! – dat zóó ons heil moog’ duren!
Dat ons erkentlijk offer geur’;
Tot eens de jongste koom’ van de ons bescheiden Uren,
En de aardsche voorhang scheur’!

 

Het geluk.

Wat baat den stervling al zijn zwoegen?
Wat noopt de waan hem vroeg en spaâ?
Wat klimt hij ’t lokkend schijngenoegen,
Van rots tot rots, aamechtig na?
In ’t eind op hachlijk steil verheven,
O arme vreugd! hij staart in ’t rond,
Om fluks weêr naar een kruin te streven,
Gezien van breeder horizont.

Een Dwaze hang’, met gierige oogen,
Aan roem, of magt, of goud, of eer;
Tevreên, in ’t lot haar toegewogen,
Knielt stille Wijsheid dankend neêr.

’t Geluk is veil voor zweet noch zorgen;
’t Ontvlugt hem, die naar hooger staat;
Maar toeft, in ’t schuilend dal verborgen,
Als huisgenoot, bij Middelmaat.

 

De winterroos.

Versliept gij ’t zoet der Lentedagen,
Traag Roosje, dat gij nu nog waakt?
Uw Zusters toefde, in hof en hagen,
Een rust, die gij alleen niet smaakt!

Moge u de storm ten Zefir wezen,
Arm Bloemtje, spreek, wat wint ge er bij?
’t Genot der vreugd, hoe uitgelezen.
Is, ongedeeld, van geen waardij.

 


Anthony Staring (24 januari 1767 – 18 augustus 1840)
Standbeeld in Vorden

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

V

Hij kon de honden horen in de verte, en hun gekef
leidde hem naar het kerkje dat oprees naast de weg,
maar hij ging niet naar binnen. Dit was te min voor gebed
en de zwarte honden waren slechts zijn gedachten in nachten van vrees
door de strakke en lonende bossen van Santa Cruz;
zijn hart hobbelt, bubbelend bloed als bessen op zijn spoor,
drie of vier palmen heffen hun kroon en de gekke papegaaienkreten
zijn als het gekletter van getuigen in een obsceen proces,
maar ze doorkruisen een roze hemel en vervagen en er komt soelaas.
In de hete, holle middag gaat er een schreeuw door het dal,
er zweeft een havik en achter de vlam van de immortelle brandt een heuvel
met een kolom van blauwe rook; dit is alles wat er is aan waarde.
O bladeren, vermenigvuldig de dagen van mijn afwezigheid en trek ze af
van de vernedering der bestraffing, de hinderlaag van schande
om wat ze zijn: excrement, onwaardig voor elk thema,
niet de knoest en de houding van een ceder of het buigzaam gras,
alleen de hoon van onverschilligheid, van beschimping doorstaan
als de lenige duik van takken die zwiepen met de gratie
van het verduren, buigend onder de manier waarop de bamboe
de horizontale vlagen van de regen gehoorzaamt, geen martelaarschap
maar natuurlijke meegaandheid; er was een huis beneden hem
waar hij zonder een wond meer dan welkom was,
en vriendelijke honden kwamen zich bij de poort verdringen om zijn stem.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)
Borstbeeld in Castries, Saint Lucia

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e januari ook mijn blog van 24 januari 2024 en ook mijn blog van 24 januari 2021 en ook mijn blog van 24 januari 2019 en ook mijn blog van 24 januari 2017 en ook mijn blog van 24 januari 2016 deel 2.

In Memoriam Esther Jansma

In Memoriam Esther Jansma

De Nederlandse dichteres, schrijfster en archeologe Esther Jansma is gisteren op 66-jarige leeftijd overleden. Esther Jansma werd op 24 december 1958 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Esther Jansma op dit blog.

 

Archeologie

Als we ons dan toch moeten kleden,
tegen kou bijvoorbeeld, of in naam van iets,
in resten van dit of dat verleden,
verhalen en geheugensteuntjes die niets

vertellen dan dat we er al waren
in de tijd die bestond voor dit heden –
als wij onszelf alleen in het nu kunnen bewaren
door onszelf voortduren uit te vinden in het nu

dan liefst eenvoudig, aan de hand van kleding.
Je zit aan tafel. Opeens zie je hoe iemand
ijs overstak, hoe hem de kou beving

of een ander einde en je zegt: kijk,
hier heb je zijn schoenen, leren mantel, wanten.
‘Waar is de tijd? Hier is de tijd.’

 

Dit hier

Je loopt op het strand: de zee, de einder,
het geluid dat de kom van de wereld
tot de rand toe vult – nee, kleiner.

Je zet je schoenen in het zand: koeienhuid,
geërodeerde bergen, het een laat
een afdruk na in het ander – nee, anders.

Je bent ergens, het doet er niet toe
waar, altijd aan een rand, dit keer tussen
land en water, het gaat over nu – nee

je ligt op je buik. Zand zingt zich voort
zoals water, geribd. Je kiest de kleinste rib.
Berg. Je kiest de kleinste korrel. Aarde.

 

Schaduw

We hebben geen doden, we zijn alleen
denkende weefsels in het heden die zich denkende
weefsels herinneren, vertalingen maken zoals
u bent nu tien jaar dood – tien jaar

dood zijn bestaat niet. Wie herdacht wordt verdween
vanuit het eigen perspectief dat er niets is
tegelijk een miljard jaar en een seconde geleden.
Verdween totaal. Er is dus geen u die iets is.

Wij bestaan in de schaduw, het geraas van
een golf die voor altijd zojuist begon aan zijn
val – al dat schuim, als dat verdwijnen
in onze hoofden van wie er niet zijn.

 


Esther Jansma (24 december 1958 – 23 januari 2025)

Wouter van Heiningen, Derek Walcott

De Nederlandse dichter Wouter van Heiningen werd geboren op 23 januari 1963 in Leidschendam. Zie ook alle tags voor Wouter van Heiningen op dit blog.

 

Warme woorden

Veel kunnen het er zijn, slechts enkele
halen de lijst van waaruit selectie

plaats vindt. Losgezongen van inhoud,
klinkers of medeklinkers of waardering

door deze of gene. Slechts zij die aan de
criteria voldoen mogen zich verheugen.

Ballotage noch voorverkiezing wegen mee,
uiteindelijk bepalen betekenis en klank

waar warme woorden aan voldoen. Zo is
parelmoer een mooi voorbeeld.

 

 

Berekenend

Waarom een rentetabel mij fascineert,
een opsomming van dode cijfers.

Rangschikking mag dan belangrijk zijn,
het afronden van getallen na de komma

doet het voor me. Lees in cijfers de
berekening van daden en verwachtingen.

Nacalculatie is als voorspel zoals het
Klaarzetten van reeksen. En dat dan

logisch gestructureerd met een aanhef
tot het laatste isgelijkteken.

 

 

Dat wat er is

Ik hoef mij er niet van te vergewissen
dat ook op de lege dagen, in de stille uren,
ik jou steeds opnieuw zal missen

dat ik nimmer zal vergeten
hoe je naar me keek en hoe je
genoot van de gebeurtenissen

We hoeven wie we zijn niet
te bemeten aan onze naam en onze
functie, noch hoeven we te beslissen

of dat wat is, er wel mag zijn, we laten
ons niet dirigeren, negeren deze
hindernissen, ons denken is niet ingesleten

 


Wouter van Heiningen (Leidschendam, 23 januari 1963

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

IV

Hij zat een vagevuur-november uit, maar dan een zonder
vuur, waarvan de rook slechts de geladen mist was
die stroomde door de verkoolde bossen, waar een ronde
zon vaag tuurde in ’t voorbijgaan en waar schaduwen zich
verbaasden over elke helderheid op trottoir en okeren muur,
maar die de wet van de seizoenen deed verbleken en uitwiste
als een fout. Hij ging door de menigte als een crimineel,
bracht alles wat hij aan gratie kon opbrengen op in het lichtste
gebaar, de terloopse frase, een kom in de hand; hij at
zonder het hoofd te laten hangen, en in die doorzichtigste
uren die soms het grijze licht doorboorden, herhaalde hij
bij zichzelf dat dit niet zijn klimaat of volk was, geen jaargetij
zo afmattend als dit, en hieraan voorbij was de zee
en de onverbiddelijke genade van licht, een raam in de kerker
die zijn geest geworden was; dat het lijden wel meeviel
als er daarna de waarheid maar was van een andere hemel
en er andere bomen waren die pasten bij zijn natuur, zijn hand
die heel zijn vijfenzestig jaren lang getracht had niet meer te liegen
dan een krab dat zou kunnen die loopt over zijn bladzijde zand.
De dagen werden donkerder met kou, achter hekken stierven
meer bladeren, de mist werd dikker, maar daarna was er het groene eiland.
Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e januari ook mijn blog van 23 januari 2019 en ook mijn blog van 23 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.