Owen Sheers, Joseph O’Connor, Dannie Abse

Romenu 2025

Romenu gaat vanaf September 2025 verder als Romenu 2025 onder de domeinnaam romenu.site

————————————————————————————————————–

De Engelse (Welshe) dichter, schrijver en presentator Owen Sheers werd geboren op 20 september 1974 in Suva op de Fiji eilanden. Zie ook alle tags voor Owen Sheers op dit blog.

Uit: Ik zag een man (Vertaald door Inge de Heer)

“De gebeurtenis die al hun levens veranderde vond plaats op een zaterdagmiddag in juni, vlak nadat Michael Turner -veronderstellend dat het huis van de Nelsons leeg was – via hun achterdeur naar binnen liep. Hoewel het vroeg in de maand was, lag Londen te blakeren in een hittegolf. Overal langs South Hill Drive stonden ramen open. De aan weerszijden geparkeerde auto’s voelden heet aan, de naden ervan tikten in de zon. Een ochtendbries was weggeëbd en had de platanen langs de straat roerloos achtergelaten. Ook de eiken en beuken op de omringende Hampstead Heath waren stil. De hittegolf was nog maar een week aan de gang, maar het langere gras buiten de schaduw van die bomen was al aan het vergelen. Michael had de achterdeur van de Nelsons op een kier aangetroffen. Met zijn onderarm steunend op de deurlijst had hij zich de opening in gebogen en zijn buren geroepen. ‘Josh? Samantha?’ Er kwam geen antwoord. Het huis absorbeerde zijn stem zonder een echo. Hij keek naar zijn oude bootschoenen, waarvan de zolen onder de pas besproeide aarde zaten. Hij had sinds lunchtijd in de tuin gewerkt en was rechtstreeks naar de Nelsons gegaan, zonder zich te wassen. Ook zijn blote knieën, die onder zijn korte broek uit kwamen, waren met aarde besmeurd. Michael haakte de hiel van zijn linkerschoen onder de neus van zijn rechterschoen en trok hem uit. Hij deed hetzelfde met de andere schoen en luisterde of hij in het huis tekenen van leven hoorde. Weer niets. Hij keek op zijn horloge: tien voor halfvier. Om vier uur had hij schermles aan de andere kant van de Heath. Het zou minstens een halfuur kosten om er naartoe te lopen. Hij maakte aanstalten om de deur verder open te duwen, maar toen hij het vuil op zijn handen zag gaf hij hem maar een zetje met zijn elleboog en liep naar binnen. In de keuken was het koel en donker en Michael moest even blijven staan om zijn ogen aan de duisternis te laten wennen. Achter hem glooide de tuin van zijn buren tussen een perenboom en een border met verschrompelde planten omlaag. Het dorre gazon liep taps toe naar een houten, met riet doorschoten hek.”

 


Owen Sheers (Suva, 20 september 1974)

 

De Ierse schrijver Joseph Victor O’Connor werd geboren op 20 september 1963 in Dublin. Zie ook alle tags voor Joseph O’Connor op dit blog.

Uit: Stella Maris (Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema)

“Nachtenlang placht hij heen en weer te ijsberen over het schip, van boeg naar achtersteven, van avondgloed tot ochtendgloren, die latmagere mankpoot uit Connemara met zijn afhangende schouders en zijn asgrauwe kledij.
Het scheepsvolk, de wachten op de uitkijk, de mannen die rondhingen bij de stuurhut, keken dan even op van hun gesprekken of hun eenzame corvee en zagen hem door het nevelige duister scharrelen, omzichtig, steels, altijd alleen, met een linkervoet die sleepte alsof hij een anker meezeulde. Op zijn hoofd prijkte een verfomfaaide bolhoed, om zijn kin en hals zat een gerafelde sjaal geslagen, en zijn gescheurde huzarenmantel was zo onuitsprekelijk smerig dat de gedachte dat hij ooit schoon was geweest iedere verbeelding tartte.
Hij bewoog zich voort met bijna ceremoniële behoedzaamheid, een merkwaardig soort haveloze statigheid, als een koning uit een verhaal die zich incognito onder zijn onderdanen heeft begeven. Zijn armen waren bijzonder lang, zijn ogen scherp als naalden. Dikwijls leek hij verdwaasd of vervuld van sombere voorgevoelens, alsof zijn leven inmiddels het punt van opheldering voorbij was, althans een dergelijk punt nu zeer dicht was genaderd.
Zijn droevige gelaat werd ontsierd door littekens, die de smetten van een of andere kwaal, nog aanzienlijk verergerd door woeste krabaanvallen, doorkruisten. Ofschoon smal van postuur en gebouwd als een vedergewicht, leek hij een onbeschrijflijke last met zich mee te torsen. Dit was niet louter te wijten aan zijn mismaaktheid – een horrelvoet in een plompe houten klomp waarop een hoofdletter M was gestempeld of gebrand – het kwam ook door de houding van angstvallige verwachting die hem aankleefde, de voortdurende, bange waakzaamheid van het mishandelde kind.”

 


Joseph O’Connor (Dublin, 20 september 1963)

 

De Britse dichter en schrijver Dannie Abse werd geboren op 22 september 1923 in Cardiff, Wales. Zie ook alle tags voor Dannie Abse op dit blog.

 

Een erfgoed

Een soort erfgoed
Een erfgoed van kameraadschap en verstikking.

De loeiende mijnsirene en de
explosieve inval van de god, voordat hij zich terugtrekt
op zijn troon van zwavel.

Nu duikt deze zwartgeklede god van fossielen
en begrafenissen,
verstener van ondergrondse bossen
en bloemen,
op met zijn grimmige gevolg
langs het skelet van een pony, langs menselijke schedels,
in zijn half overeind gehouden, lege koolstofkolonie.

Boven, aan de geteisterde,
losgewoelde kant van een Welshe berg,
moet het iemand van ergens anders zijn
die solo zal zingen

niet over de moerassen van de Valleien,
de mijnraderen die niet draaien,
het verlaten pomphuis;

noch over hoe, na een val van een halve mijl
regimenten mijnwerkerslampen
niet langer, als muggen,
stijgen, glijden en deinen.

Alleen iemand die niet toegewijd is,
iemand van elders,
panoramahoog op een kolenberg,
mag juichend
de terugkeer van de verbannen god
in zijn schaduwloze koninkrijk bejubelen.

Hij, dronken van methaan,
heft het dijbeen van een man op als een scepter;
zij, zijn verrukte koningin,
bewondert de met bloed bevlekte zwarte rozen
die niet konden gedijen op de vlakten van Enna.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Dannie Abse (22 september 1923 – 28 september 2014)

 

Zie voor de schrijvers van de 20e september ook mijn blog van 20 september 2022 en ook mijn blog van 20 september 2021 en ook mijn blog van 20 september 2020 en eveneens mijn blog van 20 september 2019 en ook mijn blog van 20 september 2018.

Orlando Emanuels, Crauss

De Surinaamse dichter en schrijver Orlando Emanuels werd geboren in Paramaribo op 19 september 1927. Zie ook mijn blog van 19 september 2010 en eveneens alle tags voor Orlando Emanuels op dit blog.

Uit: Een handvol regen

“De rechter sprak weer: ‘Meneer Palamedes, Meneer de Vermoorde Onschuld, hebt u nog iets te zeggen?’
Ja, hij had nog iets te zeggen, hij had nog zoveel te zeggen. Hij wilde zeggen dat het verhaal van de advertentie en de gestolen fiets helemaal geen verhaal was, maar dat alles precies zo was gegaan als hij het had verteld. Hij wilde zoveel andere dingen vertellen, maar zijn lippen leken van perkament. Toen hij probeerde die te bevochtigen, vond hij daar geen speeksel toe. Met een plotselinge helderheid besefte hij dat, als hij nog een schijn van kans wilde maken, hij zijn levensgeschiedenis moest vertellen. Zijn verhaal, dat hij nog nooit aan iemand had toevertrouwd, zou hij moeten vertellen aan al die schijnheilige honden hier, die er toch geen moer van zouden geloven.
Hij was zes. In een éénkamer krotwoning op een erf aan de Saramaccastraat. Zijn moeder nam mannen. Als ze thuis kwam met een klant, moest hij doen alsof hij sliep, maar door zijn oogharen glurend zag hij alles. Er kwamen koelies, stadsnegers, dyuka’s en een enkele keer een verlegen chinees. Ze was gewoon een van die goedkope van het laagste tarief door de week en een tientje extra in het weekend als de weekloners hadden ontvangen. Toen ze al maar dikker werd en elke dag begon te vloeken op die ellendeling die haar werk kwam bederven, had hij begrepen dat ze een kind verwachtte. Tegelijk besefte hij dat ze ook zo op hem gevloekt moest hebben toen hij nog in haar buik was. Zo klein als hij was hoefde niemand hem in te lichten waarom hij nooit naar een vader zou kunnen vragen. Elk van die kerels die bij zijn moeder had geslapen, had zijn vader kunnen zijn, maar voor zichzelf had hij al lang uitgemaakt dat hij geen van deze hoerenlopers als vader wilde hebben. Dan liever helemaal geen vader.
Hij wilde vertellen over honger. Over zichzelf. Hoe hij op de markt een tas van een vrouw had weggerukt. In de tas had hij alleen maar manja’s en een droge vis aangetroffen, maar die dag had hij in ieder geval gegeten.
Over het Opvoedingsgesticht, waar hij Ewald en Chas had ontmoet, jongens die met hun twaalf jaar reeds beroeps waren.
Over school. Ze zeiden allemaal dat hij een intelligente jongen was en zijn rapporten logen er niet om, maar op het Sinterklaasfeest had hij een waterpistooltje gekregen, terwijl de stomste luilak van de klas, het zoontje van dokter Hermans een elektrische trein van meer dan honderd gulden van de Sint in ontvangst mocht gaan nemen. Hij kende die trein, in zijn vrije tijd had hij de afgelopen weken er almaar bewonderend naar staan kijken in de uitstalkast van een van de grote warenhuizen in de stad.”

 


Orlando Emanuels (19 september 1927 – 13 maart 2018)

 

De Duitse dichter en schrijver Crauss werd geboren in Siegen op 19 september 1971. Zie ook alle tags voor Crauss op dit blog.

 

na smyrna (grijs)

beste konstantin,
ik vond mij in een
van je dichtbundels terug. het deed pijn.
een pijn die ik mezelf, ons beiden,
jaren geleden heb aangedaan, omdat ik minder bang was
om mijn rug te verrekken in smyrna,
om mijn vingers te breken bij mijn werk,
die eerder gedichten had geschreven
aan een dichter – wie van ons vermoedde
dat je alles wat je meemaakte in je hart bewaren
en de moed hebben kon
om gedichten te schrijven zoals ik ze wenste
en toch nooit zelf vermocht. omdat ik
minder bang was
om mijn ogen, grijs,
opaalgrijs, zeg je, asgrijs te laten worden
in smyrna, door het hoogovenvuur van de lust,
om me te laten verblinden door de verleidingen
van een stad die geen stad is,
maar een gat waarin je verdwijnt.

ik ben er nog steeds, ik besta nog steeds,
ik wil dat je het weet. maar je moet me
niet zoeken, noch wil ik ooit weer
anders aan je verschijnen dan in gedichten.
mijn reputatie is allang vernietigd, niets echter
vervaagd van de weken, het stralende
begin van een zomer jaren geleden, waarin we
verliefd waren. doe niet open als ik klop,
maar breng je avond door
in de herinnering. laat me niet binnen, kom niet
naar smyrna, vraag ik je. en huil niet. schrijf over
de witte zee, die me van alexandrië weghoudt,
maar de leegte in je gedicht vult ……………….

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Crauss (Siegen, 19 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e september ook mijn blog van 19 september 2024 en ook mijn blog van 19 september 2021 en ook mijn blog van 19 september 2020 en eveneens mijn blog van 19 september 2018 en ook mijn twee blogs van 19 september 2011.

Koen Stassijns, Owen Sheers

De Vlaamse dichter, schrijver en vertaler Koen Stassijns werd geboren op 18 september 1953 in Ninove. Zie ook alle tags voor Koen Stassijns op dit blog.

 

De apotheker

1

Al jaren dood moet hij alleen nog sterven
dat wil zeggen gedaan maken met adem
potsierlijk in een nacht zonder rozen. Hij moet
er van uitgaan dat vuur nooit langer brandt

dan wat van stof tot as voorhanden was
en verlaten: pijnstillers zalven het huis om
de hoek waar hoop te koop ligt achter glas.
Ik wil mijn wanhoop met zijn lijf begraven

en neem niet nog één mee op mijn rug: de vrouw
die haar laatste omhelzing gaf aan een touw
op een zolderkamer die dag onder sneeuw.

Soms hoor ik hoe ze bij hem aanklopt, in de keel,
hoe ze zijn hals wil – strelen, zonder vragen?
Hij twijfelt uit één oog, dat trage.

2

Al jaren dood gaat zij nog elke dag
een heel eind om in mij, trekt door
als in een stoet voorbij het oude spoor
waar wij de wisselval van vrezen. Haar lach

tast mij in oog en mondhoek aan, breekt uit
zijn glazen kooi de kamer in en zwijgt wat
aldoor was verzwegen: dat ze begraven lag
onder de duim van een man in een gat

waar een bouwvallige god het werktuig
van haar buik niet ontzag. Hij werd bewaard,
zij vreesde. Zo ligt ze in mij opgespaard

en gaat in elke vrouw die ik omhels tekeer.
Ze dient geen vader meer geen spiegelbeeld,
geeft mij integendeel haar weerzin weer.

 

Onzegbaar

O onzegbaar, lief, je zit nog altijd in me
neer, maar ik ben niet meer dan een verbeelde zetel,
de hinderlijke stilte voor het eruit opstaan
na je vingerknip die me maande weg te gaan.

O onzegbaar, lief, ik die jou tot leven schreef.
Kijk naar mijn vingers, ze volgen allang de ranken
van de stokoude druivelaar, ze groeien scheef.
Straks kunnen ze niet langer raken aan elkaar.

O onzegbaar, lief, de zwarte gondel die al
doorheen het water glijdt en onze tondels dooft,
ons voorbereidt op wat niet af te wenden is,
de wurgstoel van het nooit meer te keren gemis.

O onzegbaar, lief, onschrijfbaar de holle stam
van mijn hart, de tamtam van de giftige tijd
die met vuile nagels alle dromen splijt. O,
mijn lijf waarin geen lichaam ooit nog thuis zal komen.

 


Koen Stassijns (Ninove, 18 september 1953)

 

De Engelse (Welshe) dichter, schrijver en presentator Owen Sheers werd geboren op 20 september 1974 in Suva op de Fiji eilanden. Zie ook alle tags voor Owen Sheers op dit blog.

 

Geschiedenis
Lledr Valley, Noord-Wales

Probeer deze plek niet te leren kennen
in de bladzijden van een geschiedenis,
maar ga in plaats daarvan naar de
verlaten steengroeve

waar het water stil ligt
en zwart als olie
en het enige gebeitel
dat van het lied van de merel is

die zijn noten
in de grond van de heuvel boort.

En daar, naast de waterval van mos,
kies een leisteenblad,
lang als je arm, verroest,
metaalachtig van klank.

Tik erop met je hiel,
en wrik het dan voorzichtig
uit elkaar met je vingertoppen
op de blaadjes.

En zie hoe het
een boek van leisteen wordt

waarin je een stenen verhaal
kunt lezen –
een dat geschreven is
dwars door deze vallei,

in elk hoofd, dwars door elk hart
en tot in het merg van elk bot.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Owen Sheers (Suva, 20 september 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e september ook mijn blog van 18september 2020 en ook mijn blog van 18 september 2018 en ook mijn blog van 18 september 2016 deel 1 en eveneens deel 2 en eveneens deel 3.

Julia Donaldson, Breyten Breytenbach

De Engelse schrijfster en dichteres Julia Donaldson werd geboren op 16 september 1948 in n Hampstead, London. Zie ook alle tags voor Julia Donaldson op dit blog.

 

Question Time

How many books have you written?
Have you been writing for years?
Where do you get all the paper?
Where do you get your ideas?

Do you get bumps on your fingers?
Do you get aches in your wrist?
Please can I go to the toilet?
Did you write “Oliver Twist”?

I’ve got a book about spiders.
I’ve got a cut on my knee.
I’ve got an aunt who speaks German.
Gemma keeps tickling me.

Are you quite old? Are you famous?
Are you a millionaire?
I wasn’t putting my hand up – I was just twiddling my hair.

How many plays have you written?
Do you write one every day?
Do you… oh dear, I’ve forgotten
What I was going to say.

Will you be staying to dinner?
Will you go home on the bus?
How many poems have you written?
Will you write one about us?

 

From Night Monkey, Day Monkey

The moon shone down on the jungle.
Night Monkey climbed up the tree.
She clambered and leapt to where Day Monkey slept,
And whispered, “You can’t catch me.”

Day Monkey woke up and chased her,
But lost his grip on the bark.
He landed, cross, on a bed of moss,
Complaining, “It’s much too dark!”

“Look!” said Day Monkey. “Hundreds of eyes,
Winking and blinking and bright.”
Night Monkey laughed and said, “Don’t be daft,
They’re fireflies that flash in the night.”

 


Julia Donaldson (Londen, 16 september 1948)

 

De Zuid-Afrikaanse schrijver en dichter Breyten Breytenbach werd geboren op 16 september 1936 in Bonnievale. Zie ook alle tags voor Breyten Breytenbach op dit blog.

 

de dans van de stenen

mijn vriend zegt: een zo grote wereld kan niemand vervullen met begrip
maar in het begin was hij leeg:
afgezien van de stenen
die samengeklonterde gedachten zijn van de buitenste roep-ruimte.

mijn vriend zegt: dat is wat er gebeurt
met de versteende schaduwen van sterren
en dit is wat er gebeurt als je omlaag kijkt
in de purperen put
die het ene verschijnsel in de schijn van het andere wil lezen

want hoe breng je tegenwoordigheid in een gedicht?

mijn vriend vraagt: de dood en de dichtkunst –
is dat niet hetzelfde? en de vogel en de wind –
kan de ene zonder de vlucht van de ander bestaan?

en als het licht dat ontkleed wordt
tussen de versplintering van nachtsterren
en de onzichtbaarheid van de dag
de kleur van wind krijgt?

maar is ook dit slechts een beschrijving van zwevend schrijven?

dan zegt mijn vriend: het opnemen van verbeelding
als stenen en die uitdelen als brood aan hongerigen
is een beweging
en bewegen is het reiken naar ritme
dat is de dans
dans

dans
een dansende dubbeldans van verdraagzaamheid
het is het gefluisterde woordhuis van vrijgevigheid
als je slechts het ik hebt om weg te geven
en te vergeven, kijk, de vrijheid
van wegen-en-weggeven beweegt heen en weer
tussen de spanning en ontspanning van verbintenis
en het ritmische samenballen van het spechthart:
kijk nog eens – de naakte malloot die drie jaar lang
door de straten van Luanda heeft gelopen
met zijn darmen in de kom van zijn handen
was een dansende verslaggever van het leven

dat is het patroon: leegheid is vorm
aan het begin en om die te laten beven
moet je hem vol maken met de vogelschaduwen van woorden

want aan de ene kant en dan weer aan de andere.
want hoe kan je anders de woorden van de wind in de ogen zien?

 

Vertaald door Laurens van Krevelen

 


Breyten Breytenbach (16 september 1936 – 24 november 2024)

 

Zie voor de schrijvers van de 16e september ook mijn blog van 16 september 2021 en ook mijn blog van 16 september 2020 en eveneens mijn blog van 16 september 2019 en ook mijn blog van 16 september 2018.

Chimamanda Ngozi Adichie, William Carlos Williams

De Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie werd geboren op 15 september 1977 in Enugu. Zie ook alle tags voor Chimamanda Ngozi Adichie op dit blog.

Uit: Amerikanah (Vertaald door Hien Montijn)

“Princeton rook ’s zomers nergens naar, en hoewel Ifemelu hield van het stille groen van de vele bomen, de schone straten en statige huizen, de subtiel te dure winkels en de kalme, tijdloze atmosfeer van overgeërfde elegantie, sprak deze afwezigheid van een geur haar het meest aan, misschien omdat alle andere Amerikaanse steden die ze goed kende allemaal verschillend hadden geroken. Philadelphia had de muffe geur van geschiedenis, New Haven rook naar verwaarlozing, Baltimore naar pekel en Brooklyn naar zonverwarmd afval. Maar Princeton had geen geur. Hier vond ze het heerlijk om diep adem te halen. Ze zag met genoegen hoe de inwoners opvallend hoffelijk in nieuwste model auto’s reden en voor de biologische kruidenier op Nassau Street parkeerden of voor de sushibars of voor de ijswinkel die vijftig verschillende smaken had, tot en met rode peper, of voor het postkantoor waar het personeel enthousiast naar buiten kwam gerend om hen bij de ingang te begroeten. Ze hield van de campus, de erudiete waardigheid, de gothische gebouwen met de met klimop begroeide muren, en de manier waarop in het schemerige avondlicht alles veranderde in een spooktoneel. Het meest hield ze van het feit dat ze op deze plek van royaal comfort kon doen of ze iemand anders was, iemand die speciaal was toegelaten tot een eerbiedwaardige Amerikaanse club, iemand die getooid was met zekerheid. Maar waar ze niet van hield was dat ze naar Trenton moest om haar haar te laten vlechten. Het was onredelijk een vlechtsalon in Princeton te verwachten — de paar zwarte inwoners die ze had gezien hadden zo’n lichte huid en zulk sluik haar dat ze zich hen niet met vlechten kon voorstellen — en toch vroeg ze zich af, terwijl ze op een gloeiend hete middag op Princeton Junction Station op de trein wachtte, waarom er geen plek was waar ze haar haar kon laten vlechten. De chocoladereep in haar tas was gesmolten. Op het perron stonden nog een paar andere mensen te wachten, stuk voor stuk blank en slank, in korte, dunne kleren. De man die het dichtst bij haar stond, at een ijsje; ze vond het altijd ietwat onverantwoordelijk, volwassen Amerikaanse mannen die een ijsje aten, vooral volwassen Amerikaanse mannen die in het openbaar een ijsje aten. Toen de trein eindelijk piepend binnenreed, draaide hij zich naar haar toe en zei: `Het werd tijd’, op de familiaire toon waarop vreemden tegen elkaar praten wanneer ze hun teleurstelling delen over een publieke dienstverlening. Ze glimlachte naar hem.”

 


Chimamanda Ngozi Adichie (Enugu, 15 september 1977)

 

De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.

 

De modaliteit

Een verkreukeld stuk
pakpapier
ongeveer zo groot

en schijnbaar zo massief
als een mens
rolde langzaam

in de wind om
en om door
de straat toen

er een auto overheen
reed en
het helemaal in elkaar

drukte. Anders
dan een mens kwam het overeind
om opnieuw weer

om en om
te rollen
in de wind.

 

Vertaald door Huub Beurskens

 


William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e september ook mijn blog van 15 september 2021 en ook mijn blog van 15 september 2020 en eveneens mijn blog van 15 september 2018 en ook mijn blog van 19 september 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

 

Jenny Colgan, William Carlos Williams

De Schotse schrijfster Jenny Colgan werd geboren op 14 september 1972 in Prestwick, Ayrshire. Zie ook alle tags voor Jenny Colgan op dit blog.

Uit: Het eindeloze strand (Vertaald door Els van Son)

“Zelfs vroeg in de lente is het nog vrij donker op Mure.
Het kon Flora niet schelen; ze hield ervan ’s morgens samen wakker te worden, dicht tegen elkaar aan, in het pikkedonker. Joël sliep heel licht (Flora wist niet dat hij voordat hij haar ontmoette nauwelijks een oog dichtdeed) en was meestal al wakker als zij haar ogen uitwreef, zijn gewoonlijk afstandelijke, behoedzame gezicht verzacht omdat hij naar haar keek, en dan glimlachte ze naar hem, elke keer weer verrast, overrompeld en bang door de diepte van haar gevoelens; hoe ze leefde op het ritme van zijn hartslag.
Ze hield zelfs van de koudste ochtenden, waarop ze zich moest vermannen om uit bed te komen en aan de dag te beginnen. Dat was heel iets anders dan een uur lang in een
overvolle trein te moeten reizen voordat je op je werk was, met miljoenen andere forenzen in een wagon opgepropt staan, die tegen je aan duwden, bacteriën verspreidden en het leven veel oncomfortabeler maakten dan het hoorde te zijn.
In plaats daarvan pookte ze nu de vochtige turf op in de houtkachel van het prachtige gastenverblijf waarin Joël woonde nu hij een baan als jurist had aangenomen bij Colton Rogers, de miljardair die het halve eiland bezat. Ze blies de vlammen nieuw leven in en de ruimte werd meteen nog gezelliger dan ze al was door het flakkerende licht van het haardvuur dat schaduwen wierp op de witgekalkte wanden.
Het enige wat Joël per se had willen hebben was het superdure, supermoderne espressoapparaat waarmee hij nu in de weer was terwijl hij tegelijkertijd inlogde op zijn werkcomputer en zoals elke dag een opmerking maakte over de vele en talloze
mankementen van de internetverbinding op het eiland. Flora trok dan meestal een oude trui aan, waarna ze met een mok koffie naar het raam liep om boven op de ouderwetse
oliegestookte radiator te gaan zitten – het soort radiator dat ze kende van vroeger op school en waarvoor Colton nu een fortuin had betaald. Dan tuurde ze uit over de donkere zee; soms voorspelden de witte schuimkoppen op de golven een
stormachtige dag en andere keren was het ongewoon helder, waardoor ze, zelfs ’s ochtends vroeg, de koude schittering van de sterren boven haar kon zien – op Mure was geen luchtvervuiling – die groter leken dan Flora zich herinnerde uit haar jeugd.
Joël zette de douche aan en met haar handen om haar hete
mok gevouwen riep ze: ‘Waar ga je vandaag naartoe?’
Joël stak zijn hoofd om de deur van de badkamer. ‘Hartford, om te beginnen,’ zei hij. ‘Via Reykjavik.’
‘Kan ik mee?’
Joël keek haar ontstemd aan. Werk was niet iets waar je grappen over maakte.”

 


Jenny Colgan (Prestwick, 14 september 1972)

 

 

De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.

 

De rode kruiwagen

Er hangt zoveel af
van
een rode krui-
wagen
glanzend van regen-
water
naast de witte
kippen

 

Vertaald door Huub Beurskens

 


William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)
Portret door Sophie Herxheimer, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e september ook mijn blog van 14 september 2020 en eveneens mijn blog van 14 september 2018 en ook  mijn blog van 14 september 2017 en ook mijn blog van 14 september 2015.

Nicolaas Beets, William Carlos Williams

De Nederlandse dichter, predikant en hoogleraarr Nicolaas Beets werd geboren op 13 september 1814 in Haarlem. Zie ook mijn blog van 13 september 2010 en eveneens alle tags voor Nicolaas Beets op dit blog.

Uit: Camera Obscura

“De bakker zet een verlegen gezicht en neemt voor, zich te houden als of hij het niet gehoord heeft; maar bedenkt zich, haalt zijn tabaksdoos uit, steekt er met een echte bakkersgulzigheid zijn aandeel uit in de bleeke kaken, en antwoordt geestig: “Motje mijn hebben?”
Intusschen zit de eigenaar met de zonen van den huize bij den boschbaas om den haard, waar een boekenblok van de grootte van een ossenrib, van ’t hout van verleden jaar, aanligt, afkomstig van een boom die den boschbaas toevallig zoozeer is meegevallen, dat hij aan het ophout zijn geld waard was en hij den stam nog vrij had. Daar zit dan ook de dorpssecretaris met zijn doornenstokje, groene wanten, en grijzen kop, en de beambte uit de stad, ten wiens overstaan “de aanzienlijke partij hout zal verkocht worden.” Een praatje, een kop koffie – daar gaat de bengel, en alles verzamelt zich bij nommer Een.
Nu worden de veilconditiën voorgelezen, met verschrikkelijke bedreigingen tegen degenen die niet contant, dat is binnen zes weken, betalen, de gaten niet behoorlijk dichten, of, bij de rooiing, honden in het bosch meebrengen; bedreigingen die, bij gebrek aan dwangmiddelen, de kracht hebben van vriendelijke verzoeken. Daarop vangt het gedrang en de drukte aan. Sommigen koopen in ’t begin omdat het “wel rais gaandeweg praiziger worden wil;” anderen stellen het uit, in de hoop “dat het meeste volk zachtjes aan af zal trekken,” en de beste koopjes op ’t laatst te doen zullen zijn. De secretaris doet zijn best om ten duurste te veilen, en de koopers om voor het minste geld klaar te komen. Allerlei aardigheden worden over en weer gewisseld, en te meerder naarmate de houthakkers lustiger met het vaatje rondgaan en de kleine stalletjes, die overal tusschen het gehakte hout zijn opgezet, meer te doen krijgen.
“Hadje nou je geld bewaerd!” zegt de secretaris, met een ongeveinsde bewondering voor het perceel dat hij met het uiterste van zijn stokje aanraakt; “jonges, jonges! wat en boomen! Daar kenje wel twee jaer van stoken! Hoe veul voor dat parkie? Wie zet dat nou rais in voor twalef gulden? Al wou je maar zes geven? niet allemaal te gelaik, kindertjes? Drie gulden, met je drieën wel.” enz.”

 


Nicolaas Beets (13 september 1814 – 13 maart 1903)

 

De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.

 

Pastorale

De kleine mussen
hippen losjes rond
over de stoep
met schelle stemmen
hakketakkend
over van alles
wat hen boeit.
Maar wij die wijzer zijn
trekken rond ons zelf
muren van zwijgen op
en niemand weet
of we iets goed vinden
of slecht.
Onderwijl
loopt de oude man die overal
hondenpoep bij elkaar veegt
zonder op te kijken
door de goot
en zijn passen
zijn waardiger dan
die van de dominee in toga
die de kansel nadert
voor de zondagspreek.
Dit alles
slaat mij met stomheid.

 

Vertaald door Ad Zuiderent

 


William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)
Portret door Emmanuel Romano, 1951

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e september ook mijn blog van 13 september 2020 en eveneens  mijn blog van 13 september 2018 en ook mijn blog van 13 september 2015 deel 1 en ook deel 2.

Chris van Geel, Werner Dürrson

De Nederlandse dichter en tekenaar Christiaan Johannes van Geel werd geboren op 12 september 1917 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Chris van Geel op dit blog.

 

Sloot

Zo oud niet of hun jeugd treurt in de wilgen,
het water spiegelt ze nooit rimpelloos,
het gladde blad en niet bladerloos,
het is een dak waarover zij zich spreiden,
waarop een eend in landschap weggezakt,
met een gevluchte in de grond bevriend,
laag water zoekt en boven water tracht
een nieuwe eend te vinden die haar dient

 

Mijn landgoed….

Mijn landgoed is niet groter dan
mijn eigen huid, de omvang van
mijn schoen, de omvang van mijn vuist,
ik gaf het namen in de kleur van regen,
ik keek er dwars doorheen, vluchtige stof
en zag de horizon, de lengte van
mijn armen, van mijn benen.

 

Bouwdoos

Je oogopslag ligt in een bouwdoos,
je nagels, je haren, je stem;
voorzichtig het spanen deksel in
de houten gleuven schuiven – dicht.
Nog even het plaatje bekijken
waarop vijfmaal een ander huis
te bouwen van dezelfde stenen.
Zo bouwde ik nooit, naar tekening,
maar ook dit keer waren wij blij
met een zorgvuldig opgeborgen
afbraak waaraan geen steen ontbreekt.

 


Chris van Geel (12 september 1917 – 8 maart 1974)

 

De Duitse dichter en schrijver Werner Dürrson werd geboren op 12 september 1932 in Schwenningen am Neckar. Zie ook alle tags voor Werner Dürrson op dit blog.

 

“De open lucht in”:

Ingeklemd in het systeem van
verkochte landschappen blijft
het meer nog over, loop ik het voor-
geschreven pad af,
door borden begluurd,
langs muren hekken, voorbij het
kasteel, kom ik bij de
gevangenispoortbrede kustlijn
van de bezitlozen:
ruimte die zich
opent, vreemde uitgestrektheid,
schaduwloos licht, frisse
wind om mijn heupen, kan ik
door modder, door slib,
in sociaal gezuiverd afvalwater waden,
met verre stranden voor ogen, weg
zwemmen tot ik uitgeput ben.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Werner Dürrson (12 september 1932 – 17 april 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e september ook mijn blog van 12 september 2020 en eveneens mijn blog van 12 september 2018 en ook mijn blog van 12 september 2015 deel 2.

David van Reybrouck, Mary Oliver

De Vlaamse dichter, schrijver en wetenschapper David Van Reybrouck werd geboren in Brugge op 11 september 1971. Zie ook alle tags voor David van Reybrouck op dit blog.

Uit: Odes

“En daar zaten we ineens weer. Een Brussels café, vorige week maandag. Het was avond en we zaten naast elkaar, net zoals vroeger. Naar de mensen kijken, elkaars dij voelen, denken aan die ene zin van Antoine de Saint-Exupéry: Aimer, ce nest pas se regarder l’un l’autre, c’est regarder ensemble dans la méme direction.’ Ja, wij hebben vaak in dezelfde richting gekeken. Zes jaar lang. Begaan met zoveel, verwonderd over nog meer en soms simpelweg gelukkig met het appel-wortel-gembersap dat we op zondagochtend voor elkaar persten. En hier zaten we nu. Na drie maanden stilte. Ze bestelde een port. Wat vreemd, dat deed ze vroeger nooit. Alles was anders, en toch leek het als vanouds. Wie zijn toch die mensen die we ooit zo hebben liefgehad? Het woord ‘ex’ doet geen recht aan de intense, veellagige verhoudingen die we overhouden aan onze vroegere liefdes. Misschien staan oud-geliefden wel garant voor de meest duurzame relaties in een mensenleven. De liefde ging voorbij, het verleden blijft, zoiets. Maar waarom moet dat zo vaak ondraaglijk zijn? Zo verbitterd blijven? Verdriet dat zich vermomt als hardheid. Verlies dat zich uitdrukt in nijd. Doodzonde. Het is toch niet omdat een relatie voorbij is dat de vriendschap ophoudt? Het is toch niet omdat het vormpje niet meer past dat de inhoud is verdampt? Soms vloeien levens samen, soms vloeien ze weer uiteen. Rodaan Al Galidi schreef daarover het mooiste afscheidsgedicht uit de Nederlandse poëzie:

Morgen
ga ik naar de vrouw van wie ik hou
en geef ik haar haar vleugels terug.

Natuurlijk is het nog beter als die vleugels nooit afgenomen werden tijdens de relatie, maar vleugels zijn zo licht, je weet vaak niet eens of je ze nog op hebt of niet. Ik heb nooit zussen gehad, maar oud-geliefden komen in de buurt, denk ik. Vrouwen die me door en door kennen, bij wie ik niets te verbergen heb, die ik ondanks alles nog steeds graag zie. Niet zeker of ik met een van hen zou willen herbeginnen, maar heel zeker dat ik de tijd met hen voor geen geld ter wereld had willen missen. Ze mogen allemaal op mijn overlijdensbrief komen te staan.”

 


David van Reybrouck (Brugge, 11 september 1971)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Spreeuwen in de winter

Gedrongen en luidruchtig,
maar met sterren in hun zwarte veren,
springen ze van de telefoondraad
en onmiddellijk

zijn het acrobaten
in de ijskoude wind.
En nu, in het luchttheater,
balanceren ze boven gebouwen,

duikend en stijgend;
ze zweven als één gestippelde ster
die opengaat,
even fragmentarisch wordt,

en dan weer sluit;
en je kijkt
en je probeert het
maar je kunt je gewoon niet voorstellen

hoe ze het doen
zonder duidelijke instructies, zonder pauze,
alleen de stille bevestiging
dat ze dit opmerkelijke ding zijn,

dit wiel met vele onderdelen,
dat steeds weer kan opkomen en draaien,
vol prachtig leven.

Ach, wereld, wat een lessen bereid je ons voor,
zelfs in de bladerloze winter,
zelfs in de asgrauwe stad.
Ik denk nu
aan verdriet, en hoe ik er overheen kom;

Ik voel mijn laarzen
die proberen de grond los te laten,
ik voel mijn hart
hard bonzen. Ik wil

weer aan gevaarlijke en nobele dingen denken.
Ik wil licht en dartel zijn.
Ik wil onwaarschijnlijk mooi zijn en nergens bang voor,
als had ik vleugels.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e september ook mijn blog van 11 september 2021 en ook mijn blog van 11 september 2020 en eveneens mijn blog van 11 september 2018 en ook mijn blog van 11 september 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Edmund de Waal, Mary Oliver

De Britse schrijver, keramist en hoogleraar Edmund Arthur Lowndes de Waal werd geboren op 10 september 1964 in Nottingham. Zie ook alle tags voor Edmund de Waal op dit blog.

Uit: De wiite weg: verslag van een obsessie (Vertaald door Jan Pieter van der Sterre)

“Ik ben in China. Ik probeer een weg over te steken in Jingdezhen in de provincie Jiangxi, de porseleinstad, het legendarische Ur waar het allemaal begon; schoorstenen van ovens die de hele nacht branden, de stad ‘als één grote oven met talloze ventilatieopeningen waar vlammen uit komen’, fabrieken voor de huishouding van de keizer, de plaats in de bergplooi waar mijn kompas heen wijst. Dit is de plaats waar keizers afgezanten naartoe stuurden met bestellingen van onmogelijk diepe porseleinen waterbekkens voor karpers in een paleis, bekers met een voet voor rituelen of tienduizenden kommen voor hun huishouding. Het is de plaats waar kooplieden platte schotels bestelden voor feesten van prinsen uit de Timoeridendynastie, wasbekkens voor sjeiks en eetserviezen voor koninginnen. De stad van de geheimen, duizend jaren vakmanschap, vijftig generaties die witte aarde dolven, zuiverden en mengden, er porselein van maakten en er kennis van hadden, vol ateliers, pottenbakkers, glazuurders en decorateurs, kooplui, oplichters en spionnen. Het is elf uur ’s avonds en vochtig, de stad is een zee van neon en verkeer, het lijkt Manhattan wel. Er valt een licht zomerregentje en ik weet niet precies hoe ik bij mijn logeeradres moet komen. Ik heb het opgeschreven als ‘Naast porseleinfabriek no. z’ en dacht dat ik dat wel kon uitspreken in het Mandarijn, maar ik stuit op drukdoend onbegrip, en een man probeert me schildpadden te verkopen, waarvan de kaken zijn dichtgebonden met touw. Ik wil zijn schildpadden niet, maar hij weet zeker dat ik ze wel wil. Het voelt absurd om zo ver van huis te zijn. Er is mahjong op televisie, die keihard staat in de woonkamers, waar glitterballen hangen, wat de associatie oproept aan een disco uit de jaren zeventig. In de noedeltentjes is het nog steeds druk. Een man loopt langs met zijn dochtertje; ze huilt en houdt hem bij een vinger vast. Iedereen heeft een paraplu, behalve ik. Er komt een handkar voorbij met porseleinen katten onder een plastic zeil, scooters zigzaggen eromheen. Belachelijk genoeg draait iemand keihard Tosca. Ik ken maar één persoon in de hele stad. Ik heb geen kaart. Wel heb ik mijn aan elkaar geniete fotokopie van de brieven van Père d’Entrecolles, een Franse jezuïet die hier driehonderd jaar geleden woonde en die de fabricage van porselein levendig heeft beschreven. Die heb ik meegebracht omdat ik dacht dat hij mijn gids kon zijn. Op dit moment lijkt me dat een ietwat vergezocht initiatief, en al helemaal niet slim.”

 


Edmund de Waal (Nottingham, 10 september 1964)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Uitnodiging

Oh, heb je tijd om
voor slechts even
te verwijlen
buiten je drukke

en zeer belangrijke dag
voor de putters
die zich verzameld hebben
in een veld met distels

voor een muzikale strijd,
om te zien wie
de hoogste noot,
of de laagste kan zingen ,

of de meest expressief vrolijke,
of de meest tedere?
Hun sterke, stompe snavels
drinken de lucht

terwijl ze zich inspannen
melodieus
niet voor jou
en niet voor mij

en niet om te winnen
maar uit puur genot en dankbaarheid –
geloof ons, zeggen ze,
het is een serieuze zaak

om gewoon te leven
op deze frisse ochtend
in de gebroken wereld.
Ik smeek je,

loop niet voorbij
zonder even stil te staan om
deze nogal belachelijke voorstelling
bij te wonen.

Het zou iets kunnen betekenen.
Het zou alles kunnen betekenen.
Het zou kunnen zijn wat Rilke bedoelde, toen hij schreef:
Je moet je leven veranderen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e september ook mijn blog van 10 september 2024 en ook mijn blog van 10 september 2020 en eveneens mijn blog van 10 september 2018 en ook mijn blog van 10 september 2017 deel 2.