Nachoem Wijnberg, Saskia Noort, Jean-Marie Gustave Le Clézio, Samuel Beckett

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook mijn blog van 13 april 2008. en ook mijn blog van 10 april 2009. en ook mijn blog van 13 april 2009.

Ik leer schrijven

Ik leer schrijven door met mijn vinger de vorm van de letters na te voelen,
ik ken die letters al, maar wil zo nog wel een keer leren schrijven.

Ik sta op een bed en schrijf op de muur,
spring op het bed op en neer om de woorden waarmee
ik wil beginnen zo hoog mogelijk op de muur te schrijven

De maan in de lucht als een letter uit een doos letters,
als ik misschien geen tijd meer heb om te leren schrijven.

Als het te donker is om het papier te zien en ik geen licht wil maken
schrijf ik steeds grotere letters, ver uit elkaar.

 

Geen eten op tafel

Geen eten op tafel
geen schoenen aan zijn voeten.

Een arme man,
hij ondertekent verdragen zonder ze te lezen.

Hij ondertekent een contract zonder het te lezen,
hij ondertekent brieven zonder ze te lezen.

Hij ondertekent het uitroepen
van het einde van slavernij en armoede.

Zonder te lezen wat de briefschrijver,
een arme man, geschreven heeft.

 

Wijnberg

Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

De Nederlandse schrijfster, freelance journaliste en columniste Saskia Noort werd geboren in Bergen op 13 april 1967. Zie ook mijn blog van 13 april 2008 en ook mijn blog van 13 april 2009.

 

Uit: De eetclub

 

Hij schonk zichzelf nog een glas rode wijn in en morste, waarna hij vloekte en met de mouw van zijn jasje de wijn wegveegde, iets wat eigenlijk helemaal niet bij hem paste. Doorgaans was hij zeer netjes, maar nu maakte het niet meer uit of er vlekken op zijn grijze jasje zaten, of op de eikenhouten tafel. Zijn leven, hun leven was toch kapot. Hij kon net zo goed met volle vaart tegen een betonnen muur aan rijden. Iedereen verlossen van zijn overbodige aanwezigheid op deze wereld. Ergens had hij altijd al geweten dat het zo met hem zou aflopen. Dat hij ooit alles kwijt zou raken, maar hij had het risico genomen.
Hij probeerde zich te herinneren wie hij was voordat zij zijn leven was binnengestormd. Hij wist het niet meer. Een eenzame, hardwerkende zombie
. Zoiets. Zuinig en sober levend. Op zoek ook. Totdat het meisje met de blonde paardenstaart zijn winkel was in gezweefd, hem had overrompeld met haar charme, verblind met haar passie en binnen een maand bij hem was ingetrokken, het meisje dat ooit angstig en huilend bij hem op schoot kroop, dat hij wilde beschermen, dat hij alles wilde geven en bereid bleek de zijne te zijn, moeder te willen worden van zijn kinderen, wilde hem nu alles afnemen dat hij bezat.
Zijn oogleden drukten zwaar op zijn ogen, zo zwaar dat hij al zijn kracht nodig had om ze open te houden, maar hij wilde niet naar bed, al was hij nog zo verschrikkelijk moe. Niet weer alleen slapen, op de stoffige zolder, wakker liggen, verlangend naar haar warme lijf. Zijn lichaam gloeide van de slaap, maar hij zou hier blijven zitten, aan de keukentafel, rokend en drinkend, totdat hij had bedacht hoe het verder moest. Hij kon niet leven zonder de jongens.“

 

SaskiaNoort

Saskia Noort (Bergen, 13 april 1967)

 

De Franse schrijver Jean-Marie Gustave Le Clézio werd geboren op 13 april 1940 in Nice. Zie ook mijn blog van 13 april 2008.en ook mijn blog van 13 april 2009.

 

Uit: La Ronde

 

Martine roule devant Titi, elle fonce à travers les rues vides, elle penche tellement son vélomoteur dans les virages que le pédalier racle le sol en envoyant des gerbes d’étincelles. L’air chaud met des larmes dans ses yeux, appuie sur sa bouche et sur ses narines, et elle doit tourner un peu la tête pour respirer. Titi suit à quelques mètres, ses cheveux rouges tirés par le vent, ivre, elle aussi, de vitesse et de l’odeur des gaz. La ronde les emmène loin à travers la ville, puis les ramène lentement, rue par rue, vers l’arrêt d’autobus où attend la dame au sac noir. C’est le mouvement circulaire qui les enivre aussi, le mouvement qui se fait contre le vide des rues, contre le silence des immeubles blancs, contre la lumière cruelle qui les éblouit. La ronde des vélomoteurs creuse un sillon dans le sol indifférent, creuse un appel, et c’est pour cela aussi, pour combler ce vertige, que roulent le long des rues le camion bleu et l’autobus vert, afin que s’achève le cercle. Dans les immeubles neufs, de l’autre côté des fenêtres pareilles à des yeux éteints, les gens inconnus vivent à peine, cachés par les membranes de leurs rideaux, aveuglés par l’écran perlé de leurs postes de télévision. Ils ne voient pas la lumière cruelle, ni le ciel, ils n’entendent pas l’appel strident des vélomoteurs qui font comme un cri. Peut-être qu’ils ignorent même que ce sont leurs enfants qui tournent ainsi dans cette ronde, leurs filles au visage encore doux de l’enfance, aux cheveux emmêlés par le vent. Dans les cellules de leurs appartements fermés, les adultes ne savent pas ce qui se passe au-dehors, ils ne veulent pas savoir qui tourne dans les rues vides, sur les vélomoteurs fous. Comment pourraient-ils le savoir ? Ils sont prisonniers du plâtre et de la pierre, le ciment a envahi leur chair, a obstrué leurs artères. Sur le gris de l’écran de télévision, il y a des visages, des paysages, des personnages. Les images s’allument, s’éteignent, font vaciller la lueur bleue sur les visages immobiles. Au-dehors, dans la lumière du soleil, il n’y a de place que pour les rêves. »

 

Le_Clezio

Jean-Marie Gustave Le Clézio (Nice, 13 april 1940)

 

De Ierse (toneel)schrijver en dichter Samuel Barclay Beckett werd geboren in Foxrock, Dublin op 13 april 1906. Zie ook mijn blog van 13 april 2007 en mijn blog van 13 april 2006 en ook mijn blog van 13 april 2008.en ook mijn blog van 13 april 2009.

Was würde ich tun ohne diese Welt

was würde ich tun ohne diese Welt ohne Gesicht ohne Fragen
wo Sein nur einen Augenblick dauert wo jeder Augenblick
ins Leere fließt und ins Vergessen gewesen zu sein
ohne diese Welle wo am Ende
Körper und Schatten zusammen verschlungen werden
was würde ich tun ohne diese Stille Schlund der Seufzer
die wütend nach Hilfe nach Liebe lechzen
ohne diesen Himmel der sich erhebt
über dem Staub seines Ballasts
was würde ich tun ich würde wie gestern wie heute tun
durch mein Bullauge schauend ob ich nicht allein bin
beim Irren und Schweifen fern von allem Leben
in einem Puppenraum
ohne Stimme inmitten der Stimmen
die mit mir eingesperrt

 

 

Cascando

1.
why not merely the despaired of
occasion of
wordshed

is it not better abort than be barren

the hours after you are gone are so leaden
they will always start dragging too soon
the grapples clawing blindly the bed of want
bringing up the bones the old loves
sockets filled once with eyes like yours
all always is it better too soon than never
the black want splashing their faces
saying again nine days never floated the loved
nor nine months
nor nine lives

 

young-beckett

Samuel Beckett (13 april 1906 – 22 december 1989)
Beckett als student, eind jaren 1920

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e april ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Seamus Heaney, Stephan Hermlin, Orhan Veli, Tim Krabbé

De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Zie ook mijn blog van 13 april 2007 en ook mijn blog van 13 april 2008 en ook mijn blog van 13 april 2009.

Mid-Term Break

I sat all morning in the college sick bay
Counting bells knelling classes to a close.
At two o’clock our neighbors drove me home.

In the porch I met my father crying–
He had always taken funerals in his stride–
And Big Jim Evans saying it was a hard blow.

The baby cooed and laughed and rocked the pram
When I came in, and I was embarrassed
By old men standing up to shake my hand

And tell me they were “sorry for my trouble,”
Whispers informed strangers I was the eldest,
Away at school, as my mother held my hand

In hers and coughed out angry tearless sighs.
At ten o’clock the ambulance arrived
With the corpse, stanched and bandaged by the nurses.

Next morning I went up into the room. Snowdrops
And candles soothed the bedside; I saw him
For the first time in six weeks. Paler now,

Wearing a poppy bruise on his left temple,
He lay in the four foot box as in his cot.
No gaudy scars, the bumper knocked him clear.

A four foot box, a foot for every year.

 

Blackberry-Picking

Late August, given heavy rain and sun
For a full week, the blackberries would ripen.
At first, just one, a glossy purple clot
Among others, red, green, hard as a knot.
You ate that first one and its flesh was sweet
Like thickened wine: summer’s blood was in it
Leaving stains upon the tongue and lust for
Picking. Then red ones inked up and that hunger
Sent us out with milk cans, pea tins, jam-pots
Where briars scratched and wet grass bleached our boots.
Round hayfields, cornfields and potato-drills
We trekked and picked until the cans were full
Until the tinkling bottom had been covered
With green ones, and on top big dark blobs burned
Like a plate of eyes. Our hands were peppered
With thorn pricks, our palms sticky as Bluebeard’s.
We hoarded the fresh berries in the byre.
But when the bath was filled we found a fur,
A rat-grey fungus, glutting on our cache.
The juice was stinking too. Once off the bush
The fruit fermented, the sweet flesh would turn sour.
I always felt like crying. It wasn’t fair
That all the lovely canfuls smelt of rot.
Each year I hoped they’d keep, knew they would not.

SeamusHeaney

Seamus Heaney (County Derry, 13 april 1939)
Een nog jonge Seamus Heaney

 

De Duitse dichter en schrijver Stephan Hermlin werd als zoon van joodse immigranten geboren op 13 april 1915 in Chemnitz. Zie ook mijn blog van 13 april 2007 en ook mijn blog van 13 april 2008 en ook mijn blog van 13 april 2009.

Sonett nach Michael Drayton

Wenn ich beschloß, dann mußt ich erst beginnen.
Ruh suchend, ging ich fort von meinem Bett.
Wo ich verlor, da sollt ich meist gewinnen.
Hungerverzehrt stand auf ich vom Bankett.
Ich fühl mich fliegen, doch ich möchte gehen.
Tief im Erfassen, handelnd wie ein Narr,
Freudeverzückt mitten im Höllenwehen.
Was ich ganz scheine, dessen bin ich bar.

Unendlich bau ich überm Firmament
Mein Hoffen, kriech im Grunde maulwurfsgleich.
Im Überfluß mich große Not verbrennt,
Doch bin im Mangel ich an Sattheit reich.
Ich habe, doch begehre ungeheuer,
In eisiger See verbrannt, ertränkt in einem Feuer

Stephan_Hermlin1

Stephan Hermlin (13 april 1915 – 6 april 1997)
Hermlin in 1954

 

De Turkse dichter Orhan Veli (eig. Orhan Veli Kanık) werd geboren op 13 april 1914 in Izmir. Zie ook mijn blog van 13 april 2007 en ook mijn blog van 13 april 2008 en ook mijn blog van 13 april 2009.

I am listening to Istanbul

I am listening to Istanbul, intent, my eyes closed;
At first there blows a gentle breeze
And the leaves on the trees
Softly flutter or sway;
Out there, far away,
The bells of water carriers incessantly ring;
I am listening to Istanbul, intent, my eyes closed.

I am listening to Istanbul, intent, my eyes closed;
Then suddenly birds fly by,
Flocks of birds, high up, in a hue and cry
While nets are drawn in the fishing grounds
And a woman’s feet begin to dabble in the water.
I am listening to Istanbul, intent, my eyes closed.

I am listening to Istanbul, intent, my eyes closed.
The Grand Bazaar is serene and cool,
A hubbub at the hub of the market,
Mosque yards are brimful of pigeons,
At the docks while hammers bang and clang
Spring winds bear the smell of sweat;
I am listening to Istanbul, intent, my eyes closed.

I am listening to Istanbul, intent, my eyes closed;
Still giddy since bygone bacchanals,
A seaside mansion with dingy boathouses is fast asleep,
Amid the din and drone of southern winds, reposed,
I am listening to Istanbul, intent, my eyes closed.

I am listening to Istanbul, intent, my eyes closed.
Now a dainty girl walks by on the sidewalk:
Cusswords, tunes and songs, malapert remarks;
Something falls on the ground out of her hand,
It’s a rose I guess.
I am listening to Istanbul, intent, my eyes c
losed.

I am listening to Istanbul, intent, my eyes closed;
A bird flutters round your skirt;
I know your brow is moist with sweat
And your lips are wet.
A silver moon rises beyond the pine trees:
I can sense it all in your heart’s throbbing.
I am listening to Istanbul, intent, my eyes closed.

 

Vertaald door Talat Sait Halman

orhan+veli

Orhan Veli (13 april 1914 – 14 november 1950)

 

De Nederlands schrijver en schaker Tim Krabbé werd geboren in Amsterdam op 13 april 1943. Zie ook mijn blog van 13 april 2009.

Uit: Marte Jacobs

‘Er was een moment waarop ze allebei alleen aan de kant zaten en elkaars blik opvingen. Ze had een soort ernstige spot in haar blik, die hij niet eerder had gezien. Ze werd natuurlijk ook ouder, ze wist meer van zichzelf. Ze knikten en lachten even. Maar Emile ging niet naar haar toe. Haar rol in het toneelstuk was te klein geweest om haar ermee te kunnen complimenteren, en hij kon ook niet met haar gaan dansen. Een zesdeklasser met een eersteklasser _ zoiets bestond niet. De hele school zou gonzen van de vraag wat dat te betekenen had.’

 

timkrabbe

Tim Krabbé (Amsterdam, 13 april 1943)

Scott Turow, Tom Clancy, Alan Ayckbourn, Antje Rávic Strubel, Agnes Sapper

De Amerikaanse schrijver en jurist Scott Turow werd geboren op 12 april 1949 in Chicago. Zie ook mijn blog van 12 april 2008 en ook mijn blog van 12 april 2009.

Uit: One L

„9/3/75 (Wednesday)
… a warm place, a good place … I think.
They called us “One Ls,” and there were 550 of us who came on the third of September to begin our careers in the law. For the first three days we would have Harvard Law School to ourselves while we underwent a brief orientation and some preliminary instruction. Then, over the weekend, the upper-year students would arrive, and on Monday all classes would officially commence.
A pamphlet sent in August to all first-year students — the One Ls (1Ls) as they are known at HLS — instructed me to be at the Roscoe Pound Classroom and Administration Building at 10:00 A.M. to register and to start orientation. I took the bus into Cambridge from Arlington, the nearby town where my wife and I had found an apartment.
I had been to the law school once earlier in the summer when David, a close friend who’d recently graduated, had given me a tour. HLS occupies fifteen buildings on the northern edge of the Harvard campus, and is bounded on one side by Massachusetts Avenue, Cambridge’s clogged main thoroughfare. The architecture is eclectic. The student commons and dormitories are square and buff-colored and functional. Old Austin Hall, a classroom building, looks like a sooty fortress with arches. Langdell, the school’s largest building, is a long gray expanse of concrete. When I toured the law school in the summer, it had all looked so solid, so enduring, that I’d felt a majestic thrill to think I’d soon be allied with this and the time-ennobled traditions of the law. Now, getting off the bus, I felt mostly my nerves, which were lit all the way down to my knees.
In the Pound Building, a modern affair with exposed brick walls and a lot of glass, I was handed a thick packet of registration materials as soon as I came through the door. Then I was directed down the hall to a classroom where my section — Section 2 — was being loosely assembled for the first time to fill out the variety of cards and forms in the packets.”

turow

Scott Turow (Chicago, 12 april 1949)

 

De Amerikaanse schrijver Tom Clancy werd geboren op 12 april 1947 in Baltimore County, Maryland. Zie ook mijn blog van 12 april 2007 en ook mijn blog van 12 april 2008 en ook mijn blog van 12 april 2009.

 

Uit: The Bear and The Dragon

 

Going to work was the same everywhere, and the changeover from Marxism-Leninism to Chaos-Capitalism hadn’t changed matters much — well, maybe things were now a little worse. Moscow, a city of wide streets, was harder to drive in now that nearly anyone could have a car, and the center lane down the wide boulevards was no longer tended by militiamen for the Politburo and used by Central Committee men who considered it a personal right of way, like Czarist princes in their troika sleds. Now it was a left-turn lane for anyone with a Zil or other private car. In the case of Sergey Nikolay’ch Golovko, the car was a white Mercedes 600, the big one with the S-class body and twelve cylinders of German power under the hood. There weren’t many of them in Moscow, and truly his was an extravagance that ought to have embarrassed him…but didn’t. Maybe there were no more nomenklatura in this city, but rank did have its privileges, and he was chairman of the SVR. His apartment was also large, on the top floor of a high-rise building on Kutusovskiy Prospekt, a structure relatively new and well-made, down to the German appliances which were a long-standing luxury accorded senior government officials.”

 

tom_clancy

Tom Clancy (Baltimore County, 12 april 1947)

 

 

De Britse blijspelauteur Alan Ayckbourn werd geboren op 12 april 1939 in Londen. Zie ook mijn blog van 12 april 2007 en ook mijn blog van 12 april 2008 en ook mijn blog van 12 april 2009.

 

Uit: Welcome To Winnie’s World

 

„I have been told over the years that I write well for women.  If indeed I do – and since often it is women themselves who tell me so who, am I to deny it? – I am gratified.  When pressed to explain precisely why this should be – am I, for instance in the habit of listening at keyholes or lurking unobserved behind powder room doors – I tend to explain it away with the fact that during the most formative years of my early childhood I was what they termed an “only” who spent a lot of the time in the company of adults. More significantly, after the early departure of my father in search of new sexual pastures, I was also the product of a single parent family, thus spending long hours in the company of my mother who, particularly after a glass of sherry, expressed her views emotionally and vociferously, on men in general and woman’s lot in particular. From an early age I was imbued with a strong pro female bias. To compound this, my mother also had a large circle of similar post-war career women who shared similar views to her own. 

And so, from the age of four years onward, I sat in the corners of rooms, offices or on occasion hairdressers swinging my knobbly-kneed, matchstick legs protruding from my oversized short trousers, there at the feminine front line a tiny invisible war correspondent, silent and inwardly digesting.”

 

ayckbourn

Alan Ayckbourn (Londen, 12 april 1939)

 

 De Duitse schrijfster Antje Rávic Strubel werd geboren op 12 april 1974 in Potsdam. Zie ook mijn blog van 12 april 2007 en ook mijn blog van 12 april 2008 en ook mijn blog van 12 april 2009.

 

Uit: Kältere Schichten der Luft

 

„Sie lebten wurzellos. Zeitenthoben. Sie waren in eine unbekannte Gegend gekommen, in ein anderes Land, in eine fremde Region, in der sie nur das waren, was sie den Sommer über hier jeden Tag machten; sie waren Kanu-Scouts, sie bauten Tipis, sammelten Beeren, sie brieten Lachse und schwammen im See. Für sie war es, als schlösse sich das jetzige Leben ihrem früheren nicht mehr an, ein paar Blessuren und abstrakte Betrachtungen ausgenommen. Retrokacke, wie jemand am Lagerfeuer sagte.

Es gab wenig Abwechslung. Jedes Gerücht bauschten sie auf. Und wenn die Gerüchte zu versiegen schienen, dachten sie sich neue aus, oder sie reicherten die alten mit neuen Fakten an, und es war unmöglich herauszufi nden, was an diesem Gerede stimmte. Sie hatten sich daran gewöhnt.

Niemand störte es, wenn Svenja, die Campchefi n, über Ralf lästerte. Als er sich einen Jagdschein ausstellen ließ, sagte sie, sie sei sicher, er hätte in seinem Leben auch schon Menschen vor der Knarre gehabt. Man fragte sich allerdings hinter vorgehaltener Hand, wie Ralf da mit einer wie Svenja überhaupt klarkommt.

Sie lebten wurzellos, sie versuchten, das Beste daraus zu machen.“

 

Strubel

Antje Rávic Strubel (Potsdam,  12 april 1974)

 

 

De Duitse schrijfster Agnes Sapper werd geboren op 12 april 1852 in München. Zie ook mijn blog van 12 april 2007 en ook mijn blog van 1
2 april 2009.

 

Uit: Ein Wunderkind

 

„Wunderkinder gibt es aller Art. Solche, die wie Mozart mit drei Jahren Klavier spielen, andere, die im gleichen Alter mehrere Sprachen lesen können.

Von einem Wunderkind ganz eigener Art möchte ich erzählen. Mein Wunderkind heißt Fridolin und ist das älteste Kind von armen Arbeitersleuten. Es war sechs Jahre alt geworden, ohne daß jemand ahnte, was für ein besonderes Geschick in dem Kleinen steckte, bis eines Tages der Vater zu ihm sagte: »Fridolin, nimm meinen Sonntagsrock und trag ihn zum Schneider, daß er den Riß am Ärmel flicke.«

Fridolin trug den Rock zum Schneider und dieser versprach, den Schaden wieder gut zu machen.

»Ich will darauf warten,« sagte Fridolin.

»So schnell geht’s nicht,« entgegnete der Schneidermeister, »ich habe vorher noch etwas anderes zu nähen.«

»Ich kann ja warten,« wiederholte das kleine Bürschlein.

»Da dürftest du lange warten,« meinte der Schneider, »geh du nur wieder heim.«

»Ich kann auch lang warten,« versetzte der Kleine und rührte sich nicht von der Stelle. Zwei junge Burschen, ein Geselle und ein Lehrling, die auch an der Arbeit saßen, lachten über den Kleinen, der sich nicht vertreiben ließ: da lachte der Schneider auch,

legte den Rock beiseite, setzte sich an die Arbeit und sagte zu seinem Gesellen: »Laß den Knirps nur stehen, er wird schon bald genug kriegen.«

Aber Fridolin bekam nicht genug. Er stand hinter dem Gesellen und sah ihm aufmerksam zu, wie er Knopflöcher nähte. Acht Uhr war es gewesen, wie er gekommen war, und um zehn Uhr stand er noch da.“

 

Agnes_Sapper

Agnes Sapper (12 april 1852 – 19 maart 1929)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e april ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Alexander Ostrovski, José Gautier Benítez, Guillaume-Thomas Raynal, Edward de Vere, Constantin Göttfert

De Russische toneelschrijver Alexander Nikolajewitsj Ostrovski werd geboren op 12 april 1823 in Moskou. Zie ook mijn blog van 12 april 2007 en ook mijn blog van 12 april 2008 en ook mijn blog van 12 april 2009.

 

Uit: Sin And Sorrow Are Common To All

 

„KARP is unfastening a valise, and ZÁYCHIKHA (PROKÓFYEVNA) is looking out of the window.

PROKÓFYEVNA. Just look, dear sir, how many people have gathered.

KARP. What do they want? Why are they curious?

PROKÓFYEVNA. Every one, dear sir, wishes to know who it is that has arrived.

KARP. They say you’re provincials, and you certainly are provincials. Well, tell them that it’s Babáyev, Valentin Pávlich, a landowner.

PROKÓFYEVNA. [Speaking through the window] Babáyev, a landowner. [To
KARP] They’re asking why you came.

KARP. On business, of course. Did you think we came here for sport? Much chance there would be for that here.

PROKÓFYEVNA. [Through the window] For business. [To KARP] Will you remain long?

KARP. We certainly haven’t come to settle here. We may stay two days; not longer, you may be sure.

PROKÓFYEVNA. [Through the window] For two days. [Withdraws from the window] Now I’ve satisfied them. In five minutes the entire city will know.

KARP. Your lodging is all right; it’s clean.

PROKÓFYEVNA. Certainly it’s clean, sir. No great frills, but it’s clean. Of course there’s no great travelling to our town.

KARP. It isn’t on the highway.

PROKÓFYEVNA. Highway, not much! Yet the best people that do come here, lodge with me. I know a lot of the landowners who come here. They are used to me; very few of them ever go to the hotel.

KARP. Because it’s so noisy.

PROKÓFYEVNA. Yes, I should say so! Down-stairs is a bar-room; and on market days the noise is dreadful. Please tell me, wasn’t your master’s mother Sofya Pavlovna, the wife of General Babáyev?“

 

Ostrovski

Alexander Ostrovski (12 april 1823 – 14 juni 1886)
Portret door Vasily Perov, 1871

 

De Puertoricaanse dichter José Gautier Benítez werd geboren op 12 april 1848 in Caguas. Zie ook mijn blog van 12 april 2007 en ook mijn blog van 12 april 2009.

 

Pueto Rico (Fragment)

 

Borinquen, name so pleasant to the mind,

Like some sweet memory of a love profound!

Garden of beauty, where can mortals find

Its equal even where lovely spots abound?

 

Pearl that the sea from deep shellpile has snatched

Amid the pounding of its pleasant waves,

A sleepy heron in white spume unmatched,

You doze as foamy tide your shoreline laves.

Island bedecked by palm fronds, in the breeze

Tossing a kiss afar across the seas.

 

You seem to one arriving on your soil

A lovely mystic city made of foam,

Fantastic haven far removed from toil

That mermaids sporting near regard as home.

 

Vertaald door W. K. Jones en Roberto Màrquez

 

benitez

José Gautier Benítez (12 april 1848 – 24 januari 1880)
Standbeeld in Caguas, Puerto Rico

 

De Franse schrijver Guillaume-Thomas Raynal (Abbé Raynal ) werd geboren op 12 april 1713 in Lapanouse de Séverac. Zie ook mijn blog van 12 april 2007 en ook mijn blog van 12 april 2009.

 

Uit: l’Histoire des deux Indes

 

„Ignore le péril qui te menace, puisque tes alarmes empoisonneraient tous les instants de ta vie et ne te garantiraient de rien. Ignore combien ton existence est précaire. Ignore qu’elle tient à la chute fortuite d’un ruisseau, à l’infiltration peut-être avancée d’une petite quantité des eaux qui t’environnent dans la chaudière souterraine à laquelle on a voulu que ton domicile servit de couvercle. Si tu sortais un moment de ta stupidité, que deviendrais tu ? Tu verrais la mort circuler sous tes pieds. Le bruit sourds des torrents de souffre mis en expansion, obséderait ton oreille. Tu sentirais osciller la croute qui te soutient. Tu l’entendrais s’entrouvrir avec fracas. Tu t’élancerais de ta maison. Tu courrais éperdu dans tes rues. Tu croirais que les murs de ton habitation, que tes édifices s’ébranlent et que tu vas descendre au milieu de leurs ruines, dans le gouffre creusé, si non pour toi, du moins pour tes infortunés descendants. La consommation du désastre qui les attend, sera plus courte que mon récit. Mais s’il existe une justice vengeresse des grands forfaits, s’il est des enfers : c’est là, je l’espère, qu’iront gémir dans les flammes qui ne s’éteindront point, les scélérats qui aveuglés par des vues d’intérêts, en ont imposé au trône, et dont les funestes conseils ont élevé le monument d’ignorance et de stupidité que tu habites, et qui n’a peut être qu’un moment à durer ».
 

raynal

Guillaume-Thomas Raynal (12 april 1713 – 6 maart 1796)

 

De Engelse hoveling, dichter en toneelschrijver Edward de Vere, 17e graaf van Oxford, werd geboren op 12 april 1550 in Castle Hedingham. Zie ook mijn blog van 12 april 2009.

 

Love Thy Choice

 

Who taught thee first to sigh, alas, my heart ?
Who taught thy tongue the woeful words of plaint ?
Who filled your eyes with tears of bitter smart ?
Who gave thee grief and made thy joys to faint ?
Who first did paint with colours pale thy face ?
Who first did break thy sleeps of quiet rest ?
Above the rest in court who gave thee grace ?
Who made thee strive in honour to be best ?
In constant truth to bide so firm and sure,
To scorn the world regarding but thy friends ?
With patient mind each passion to endure,
In one desire to settle to the end ?
Love then thy choice wherein such choice thou bind,
As nought but death may ever change thy mind.

 

Edward-de-Vere-1575

Edward de Vere (12 april 1550 – 24 juni 1604)
Gravure door J. Brown naar G.P. Harding, 1575

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Oostenrijkse schrijver Constantin Göttfert werd in 1979 in Wenen geboren. Hij studeerde germanistiek en literatuurwetenschappen in Wenen en sinds 2007 volgt hij tevens een studie aan het Deutsche Literaturinstitut Leipzig. Naast zijn schrijverschap werkt hij als vertaler, redacteur en tekstschrijver. In 2007 ontving hij de Wiener Werkstattpreis. In 2009 werd hij stadsschrijver van Schwaz / Tirol.

Uit: Detroit

„Wir sollen sofort anhalten, sagte er. Ich saß am Beifahrersitz, er hinten, ausgestreckt, den Kopf zwischen den Händen haltend, als wolle er ihn zerdrücken. „Du schläfst nicht mehr?“, fragte ich. Seine Augen wirkten wie hineingesteckt in diesen haarlosen, glatten Schädel. „Er übergibt sich“, sagte ich, ohne wegsehen zu können, „Gerhard, du musst anhalten!“ – „Scheiße“, kam die Antwort. Wir waren Brüder. Gerhard bremste ab,schaltete die Warnblinkanlage ein. „Scheiße, ich bin mitten am Highway“, sagte er.
Man zog hier die Landschaft an den Autos vorbei. Derselbe gelbe Pickup schon seit Stunden neben uns wie ein alter Bekannter. Millionen von Menschen in ihren fahrenden Käfigen im Gleichschritt, während sich die Highways wie unendlich lange Förderbänder durch die Landschaft fraßen. Lebewesen aus Blech, fünfspurig diszipliniert in der Art, wie sie durch diese Landschaft kriechen durften.
Von der Rückbank Würgelaute: Er schluckte Magensaft, verzog das Gesicht und hielt beide Hände vor den Mund. Endlich unser Wagen am Pannenstreifen, der „hard shoulder“, wie sie es aufgrund der Rillen in der Fahrbahn nannten. Unser Lincoln dröhnte. Augenblicke, nachdem wir standen, hörte ich, wie Manuel die Autotür aufriss.
„Wenn ich sage sofort, meine ich sofort“, sagte Manuel. Sein Gesicht war grau, tief darin die kleinen, schwitzenden Augen. Sein glatt rasierter Schädel erinnerte mich an einen Stein. „Scheiße“, sagte Gerhard leise. „35 Meilen noch bis Detroit.“ Er drehte sich um: „Schaffst du das?“ Ich blickte auf die Uhr: Es war kurz nach 11. Im Wagen geisterhafte Stille, während draußen die Autos an uns vorbeischossen. Wir wechselten Blicke: Manuel sah mich an, dann Gerhard, der wieder mich und ich wieder Manuel: ein Reigen. Jemand musste sprechen.“

goettfert

Constantin Göttfert (Wenen, 1979)

Leonard Nolens, Mark Strand, Walid Soliman, Attila József, Dorothy Allison, Hubert Nyssen, Rolf Schilling

De Belgische dichter en schrijver Leonard Nolens werd geboren in Bree op 11 april 1947. Zie ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009.

Wandeling

’s Zomers sta ik soms onder dat open raam
In februari, maan en sterren schaatsen langzaam
Door de bocht van de rivier, het blauwe ijs
In brand weerkaatst de kus, het huis, de winterreis
Van twee wier levens aan elkaar zijn vastgevroren.

Het is ondraaglijk heet. Ik hoor ze beiden boven
Strelen, hijgen, namen krijgen, zwellen groot
En vochtig liggen zij te zoenen en te bijten, geluiden
Die schaduwen zoal maken in bed. Ik sta erbuiten
En zie ons hangen uit dat raam, gearmd en dood.

 

Zestig

Dagelijks liggen twee vijftigers jonger dan ik vandaag
In een rouwkapel gonzend van Nederduits en kerklatijn.

Dagelijks schrijf ik een kus op hun marmeren voorhoofd.
Dagelijks neem ik dat breekbare dubbelportret in mijn armen

En draag het omzichtig naar buiten, ik mag niet bezwijken
onder dat paar, ik mag met mijn paar niet verdwalen.

Hoe breng ik het veilig naar huis? Ik ben dat mijn vrijheid
Verschuldigd, mijn gouden erfdeel met stomheid geslagen.

Geen afkomst is gekist. Mijn naam ligt in de bloemen
Te verwelken op hun steen en hij verzwijgt mijn naam.

Dagelijks dertig jaar heb ik de plek niet meer bezocht
Waar ik ben blijven staan. Ik kan er niet vandaan.

 

Gedicht 6

Het schrijven pakt mijn handen vast.

Ieder uur het kijkend wit en de horende leegte.
Ik voel wat mij is aangeleerd.

Ik schrijf en doe mijn vierentwintig uren met geduld.
Ik schrijf en verwar elke zin met de zin van het leven.

Ik schrijf om na mijn dood met je te blijven praten,
Om bij jou te blijven als ik weg moet gaan.

Nolens

Leonard Nolens (Bree, 11 april 1947)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark  Strand werd geboren op 11 april 1934 in Summerside, Prince Edward Island, Canada. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009.

De tuin

Het glanst in de tuin,
in het witte loof van de kastanje,
in de rand van de hoed van mijn vader
die loopt op het krakende pad.

De tuin is gestaakt in de tijd.
Mijn moeder zit in een leunstoel.
Licht vult de lucht,
de vouwen van haar jurk,
de warrige rozen naast haar.

En wanneer mijn vader zich buigt
om haar iets toe te fluisteren
en ze opstaan om te vertrekken
en de zwaluwen scheren
en de maan en de sterren
samen zijn weggedwaald, glanst het.

Zelfs nu je over deze bladzijde leunt,
laat en alleen, glanst het, zelfs nu
in het ogenblik voor het verdwijnt.

 

Vertaald door Esther Jansma, Wiljan van den Akker

 

So You Say

It is all in the mind, you say, and has
nothing to do with happiness. The coming of cold,
the coming of heat, the mind has all the time in the world.
You take my arm and say something will happen,
something unusual for which we were always prepared,
like the sun arriving after a day in Asia,
like the moon departing after a night with us.

 

Courtship

There is a girl you like so you tell her
your penis is big, but that you cannot get yourself
to use it. Its demands are ridiculous, you say,
even self-defeating, but to be honored, somehow,
briefly, inconspicuously in the dark.

When she closes her eyes in horror,
you take it all back. You tell her you’re almost
a girl yourself and can understand why she is shocked.
When she is about to walk away, you tell her
you have no penis, that you don’t

know what got into you. You get on your knees.
She suddenly bends down to kiss your shoulder and you know
you’re on the right track. You tell her you want
to bear children and that is why you seem confused.
You wrinkle your brow and curse the day you were born.

She tries to calm you, but you lose control.
You reach for her panties and beg forgiveness as you do.
She squirms and you howl like a wolf. Your craving
seems monumental. You know you will have her.
Taken by storm, she is the girl you will marry.

mark_strand

Mark Strand (Summerside, 11 april 1934)

 

 

De Tunesische dichter, schrijver, essayist en vertaler Walid Soliman werd geboren op 11 april 1975 in Tunis. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009.

 

Uit: Three hours in Fiumicino (Vertaald door Jason Casper)

 

“I was engrossed in reading a magazine when I heard the stewardess ask over the loudspeaker if there was a doctor among the passengers of the plane.

About an hour had passed since the takeoff of our Boeing 747, on our trip to Brussels. I put my magazine to the side and asked the
lady sitting next to the window, on the right of the plane, what was happening. Without any sign of excitement, she replied, “It seems there is a very sick woman onboard, whose situation is critical.”

After a few minutes, I heard the stewardess inquire again if there was a doctor onboard, but no one answered.

Most of the passengers were elderly Belgians, and without a doubt most of them were enrolled with one of the agencies that organize cheap flights for retirees. The lady beside the window was Belgian also, as was clear from her accent. She was ugly and quite fat, to the extent one would wonder if she would be able to rise from her seat without assistance. She had not stopped eating since the flight began.

A few minutes later she addressed me, and that as if we had known each other for a long time. “It appears the husband of the woman works in the diplomatic corps. I heard the stewardess say so.”

I looked over my shoulder trying to catch a glimpse of the sick woman, but I couldn’t get a clear view, for she was all the way in the rear of the plane, and the seatbacks were blocking my vision. Just then the stewardess was making her way past us toward the cockpit, and the fat lady stopped her, and rained down her questions.”

 

Soliman

Walid Soliman (Tunis, 11 april 1975)

 

De Hongaarse dichter Attila József werd geboren op 11 april 1905 in Boedapest. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2008 en ook mijn blog van 11 april 2009.

 

Lente

In de straten op het plein en op het land

Gutst de regen neer.

Het kanaal kolkt de sloot loopt over

Van oude huizen laat de pleister los

Het sap stroomt langs de leden van de paarden

Zalig zuiver sap

Ook op de daken

Water en modder water en modder

De grond is warme zachte modder

De paarden de huizen de hemel

Zijn zachte warme modder.

Kinderen staan in de ramen

Te kijken te luisteren het regent het regent

Hun hart is ook

Van zachte warme modder.

Nu heerst de vrede van het zaad

In de huizen de paarden de mensen

De vrede die neerdaalt

Waar alles een is en eeuwig

Zachte warme modder.

 

Wat is het goed om ook blind achter

Mijn verkwiste kussen aan te rennen.

 

Vertaald door Kees Bakker

 

 

Mother

For a week now, again and again,
Thoughts of my mother have racked my brain.
Gripping a basket of washing fast,
On, and up to the attic she passed.

 

And I was frank and released my feeling
In stamps and yells to bring down the ceiling.
Let someone else have the bulging jackets,
Let her take me with her up to the attic.

 

She just, giving me no look or thrashing,
Went on, and in silence spread out the washing,
And the kneaded clothes, rustling brightly,
Were twisting and billowing up lightly.

 

I should not have cried but it’s too late for this.
Now I can see what a giant she is.
Across the sky her grey hair flickers through;
In the sky’s waters she is dissolving blue.

 

 

Vertaald door Vernon Watkins

 

 

Bed-rock

In China swings the mandarin.
New death from cocaine poisoning.
With rustling straw and so to sleep.
New death from cocaine poisoning.

 

Though shop windows be dressed to kill,
poor men see right through to the till.
With rustling straw and so to sleep.
Poor men see right through to the till.

 

Help yourself to sausage and bread.
Guard well your life and keep your head.
With rustling straw and so to sleep.
Guard well your life and keep your head.

 

And then one day by hook or crook
You’ll find a wife who’ll kiss and cook.
With rustling straw and so to sleep.
You’ll find a wife who’ll kiss and cook.

 

 

Vertaald door Michael Beevor

 

Attila_József

Attila József (11 april 1905 – 3 december 1937)
Standbeeld bij de universiteit van Szeged

 

De Amerikaanse schrijfster Dorothy Allison werd geboren op 11 april 1949 in Greenville, South Carolina. Ze bezocht in de vroege jaren 1970 het Florida Presbyterian College. Gedurende deze tijd sloot zij zich aan bij de vrouwenbeweging in de context van een feministische collectief. Ze studeerde vervolgens antropologie aan de Florida State University en de New School for Social Research. De eerste roman van Allison, Bastard Out of Carolina, een semi-autobiografisch werk, werd in 1992 gepubliceerd. In het boek hield zij zich bezig met de problematiek van kindermishandeling, verkrachting en machtsverhoudingen in de Amerikaanse samenleving. Het boek was een van de vijf finalisten voor de National Book Award in de Verenigde Staten. De roman won de Ferro Grumley Award en de Bay Area Recensenten Award.  Allison’s tweede roman (Cavedweller) werd gepubliceerd in 1998 en werd een bestseller.

 

Uit: Skin

 

“I WEAR MY SKIN as thinly as I have to, armor myself only as much as seems absolutely necessary. I try to live naked in the world, unashamed even under attack, unafraid even though I know how much there is to fear. What I have always feared is being what people have thought me–my stepfather’s willing toy, my mother’s betrayer, my lover’s faithless tease, my family’s ultimate shame, the slutty, racist, stupid cracker dyke who doesn’t know what she is doing. Trying always to know what I am doing and why, choosing to be known as who I am–feminist, queer, working class, and proud of the work I do–is as tricky as it ever was. I tell myself that life is the long struggle to understand and love fully. That to keep faith with those who have literally saved my life and made it possible for me to imagine more than survival, I have to try constantly to understand more, love more fully, go more naked in order to make others as safe as I myself want to be. I want to live past my own death, as my mother does, in what I have made possible for others–my sisters, my son, my lover, my community–the people I believe in absolutely, men and women whom death does not stop, who honor the truth of each other’s stories.”

 

Dorothy-Allison

Dorothy Allison (Greenville, 11 april 1949)

 

De Franse schrijver, essayist en uitgever Hubert Nyssen werd geboren Boendael aan de rand van Brussel op 11 april 1925. Van zijn grootmoeder van vaderskant erfde hij zijn passie voor lezen. Van invloed waren verder  twee leraren, Charles Hoffman, een schilder, en Albert Clerckx, die schreef onder de naam Albert Ayguesparse, die hem bleef aamoedigen en door een lerares die hij aanbad. Ze hielp het verzet tijdens WO II en zou later worden gearresteerd, gedeporteerd en vermoord. Deze gebeurtenissen werden verwerkt in zijn eerste roman, Le Nom de l’arbre, die dertig jaar later verscheen. Nyssen bleef schrijven, maar in het geheim. Toen hij trouwde en een gezin stichtte onderbrak hij zijn studie en ging hij in de reclame werken.  “Plans” werd een van de meest dynamische agentschappen in Brussel. Nadat hij de Franse nationaliteit had verkregen in 1976, richtte hij in 1978 de prestigieuze uitgeverij Actes Sud, Arles. Literaire grootheden als Paul Auster, of Nancy Huston werden ontdekt door Nyssen.

 

Uit: Les Déchirements

 

„J’ai beau avoir été élevé en français, c’était dans une ville flamande où les deux langues se frottaient l’une à l’autre avec l’air de se dire que bientôt il n’en resterait qu’une, et il m’en est venu de la prudence dans l’usage du français.J’essaie d’être attentif aux pièges, je suis méfiant avec les adjectifs qui couvrent de leur cape l’infirmité de certains substantifs, et circonspect devant les adverbes qui servent d’arc-boutants à des propositions ambiguës.

(…)

 

Elle était installée dans un angle, derrière une fenêtre, comme un personnage de Hopper, et je l’ai observée. Dans les volutes de fumée d’une cigarette elle tournait avec lenteur les pages d’un livre. Il m’était impossible de voir quelle sorte de tenue elle avait choisie pour la circonstance, ses avant-bras et ses mains émergeaient d’un flot de longues soies ou d’indiennes aux multiples couleurs qui entouraient ses épaules, couvraient sa poitrine et disparaissaient sous la table. Ce qu’elle portait dessous, robe ou deux-pièces, impossible de le dire. Au cou elle avait deux ou trois rangs de grosses perles, terre, bois ou céramique. Et de travers sur la tête une énorme casquette de velours dont la coiffe, s’affalant dans la nuque, lui donnait un petit air voyou des beaux quartiers. Du brun, du roux, du noir et de-ci de-là, ai-je noté, une touche de rouge et des ors. Ni Rembrandt ni Vermeer, plutôt genre vénitien. Pendant quelques instantsj’ai pu l’observer avant qu’elle ne me repère et je me suis demandé ce que déjà cherchait à me dire une femme qui s’était choisi pareil accoutrement.“

 

hubert_nyssen

Hubert Nyssen (Boendael, 11 april 1925)

 

De Duitse dichter Rolf Schilling werd geboren in Nordhausen in de Harz op 11 april 1950. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2009.

Die Gaben Arabiens

I
Die mit dem Haschisch und der Algebra
Des Reims Geflecht, Ghaselen und Sonett
Uns offenbart und vor der Kaaba
Die Palme pflanzten und das Minarett –

Sie brachten uns den Gral, die Mandorla,
Und vierundsechzig Felder hat das Brett,
Wo manches Ungemach dem Schah geschah,
Bevor der Schenk ihn tränkte mit Scherbett.

Wo im Serail sich über Säulen glatt
Ein Saum von Spitzen kräuselt, weiß wie Schnee,
Sei du der Springer, setz den König matt,

Und bis die Rose bleicht vor der Moschee,
Wirst du verweilen in der Messingstadt
Und rauchst das Kraut des Traums im Nargileh.

II
Der Sterne Namen kamen uns von da,
Atair, Deneb und Aldebaran,
Es zehrt von deinem Glanz, Arabia,
Der Schwan auf dem west-östlichen Divan.

Fata morgana, wer dich strahlen sah,
Traut in der Wüste falschem Talisman,
Doch bläst der Chamsin aus der Hammada,
Wird Wasser Sand und Wiederkehr ein Wahn.

Weit besser ists, bei Wein und Spezerein
Zu wähnen, daß der Derwisch dich erseh
Zum Tanz, und Huri lädt den Dichter ein,

Im Schatten von Jasmin und Aloe
Zur Mitternacht ihr Haremsgast zu sein,
Mit Gold im Haar und Ambra im Kaffee.

schilling

Rolf Schilling (Nordhausen, 11 april 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

 

Hartmut Barth-Engelbart, Barbara Köhler, Marlen Haushofer, Sándor Márai, David Westheimer, Bernard O’Dowd

De Duitse schrijver, dichter, musicus, liedjesmaker, zanger en graficus Hartmut Barth-Engelbart werd geboren op 11 april 1947 in Michelstadt. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2009.

 

Uit: Lakonisches Lächeln

 

Mitzou hatte fest versprochen, mir die Stelle zu zeigen, wo ich die rote Lehmerde finden kann. Das war vorgestern, nachmittags zwischen den giftsüßen Geleehappen aus Oma Marias fliegengittergeschütztem Vorratsschrank und zwei fingerhutgroßen Tässchen Kaffee ‘helenico’. Während mir Maria das obligatorische Glas mit Wasser aus der oberen Dorfquelle hinstellte, fragte ich noch einmal nach. „Wann wollen wir gehen?“

Nur er kannte den Platz in dem langgezogenen, schroffen Tal, das sich über fünf Kilometer von den kahlgefressenen, ausgewaschenen und abgebrannten steilen Hängen des Kourkoula am Oberdorf vorbei bis in die Ebene ins Unterdorf schlängelte. Schlängeln war schon richtig, es schlängelte im Tal. Rudolph hätte mich jetzt wieder schulmeisternd korrigiert: natürlich war das kein Tal, sondern geologisch präzise ausgedrückt eine Runze, relativ frisch ausgewaschen mit scharfen Kanten und bröseligen Überhängen, unter denen Ziegen und Schafe im Sommer letzte Schatten und letztes Grün suchten. Ich wollte mich dort nicht alleine auf die Suche machen, obwohl ich es eigentlich eilig hatte. Zumindest die Südhänge wimmelten von Sandvipern, wenn die Steine mit 80 Grad fast glühten. Und um den Lehm zu finden, musste man oft zentnerschwere Steine wuchten mitten im sommerdürren Gestrüpp. Rund um die Steine hielten die kleinen, von Ziegen und Schafen verschmähten Dornensträucher sich noch etwas Erde fest. Erde war es nur im weitesten Sinne, eher Gesteinsmehl. Ich musste in mich hinein lachen. Hier schützten die Sandvipern das bisschen übriggebliebene Erde. Ich wollte nur drei Eimer voll und kam mir trotzdem vor wie ein Dieb. Erde, die zig Generationen immer wieder aus dem Tal auf die jetzt kaum noch erahnbaren schmalen Bergterrassen zurückgetragen hatten Ich wusste nicht genau, ob die Schlangengeschichten, die Rudolf mir jedes Jahr erzählte, grobe Übertreibungen waren, genauso wie die Stories von skorpionbesetzten Schuhen unter dem Bett. Vorsichtshalber schüttelte ich morgens trotz erheblicher Zweifel meine Arbeitsschuhe aus und beim Sammeln von Natursteinen an den Feldrändern hinter dem Dorf schlug ich vor jedem Bücken mit einem Stock auf die Felsbrocken, um die Sandvipern zu vertreiben.“

 

Engelbart

Hartmut Barth-Engelbart (Michelstadt, 11 april 1947)

 

 

De Duitse dichteres en schrijfster Barbara Köhler werd geboren op 11 april 1959 in Burgstädt. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2009.

 

Uit: Home Story

 

„HOME stand mit großen, mit einem eher dünnen stift dick gezeichneten buchstaben, die vielleicht etwas zu nah beieinander standen, vielleicht doch zu filigran erschienen, um auf den ersten blick völlig deutlich zu sein, blau auf dem pappschild, einem braunen kartonstück, das der junge, der mit seinem rucksack am rand des highways stand, irgendwo auf der strecke zwischen Random Island und Come By Chance, wo es dann schließlich, wie mir erinnerlich ist, zu regnen begann (gemerkt habe ich mir

das vermutlich, weil die abfahrt auch nach Sunnyside führt, und Avalon dort beginnt), auf dem noch trockenen schild also, das er in seinen – wahrscheinlich ziemlich klammen – händen hielt: HOME.

Ich war zu verblüfft um zu bremsen. Wie eine entschuldigung kam mir der gedanke, dass ich ihm ja ohnehin nicht behilflich sein könne, denn nach hause würde ich doch erst in zweieinhalb wochen fahren.

Drei wochen später, für ein paar tage wieder in der stadt, in der ich wohne, wo ich nicht geboren wurde, keine verwandten habe, kaum jemanden länger als fünf jahre kenne, wo ich raum habe und manchmal zeit, an einem fluss, der seinen namen vom fliessen hat, von allem, das fliesst, daheim also, studierte ich nocheinmal eine detaillierte karte dieser halbinsel Avalon; mir war ein verdacht gekommen, denn sie haben seltsame namen dort – aber auch wenn es Paradise, Trepassey, Mistaken Point, False Cape, Witless Bay, Heart’s Content, Heart’s Desire und Heart’s Delight (um von Dildo ganz zu schweigen) gibt: there’s no place like HOME. (Or is HOME where The Hearts are? Oder

etwa in Little Heart’s Ease?)“

 

koehler

Barbara Köhler (Burgstädt, 11 april 1959)

 

 

De Oostenrijkse schrijfster Marlen Haushofer werd geboren op 11 april 1920 in Frauenstein (Molln). Zij bezocht het internaat van de Ursulinnen in Linz. Vanaf 1938/39 bezocht zij het gymnasium in Kreuzschwestern. Na een korte periode in de arbeidsdienst studeerde zij vanaf 1940 germanistiek in Wenen en Graz. Vanaf 1946 publiceerde zij verhalen in tijdschriften. Haar eerste succes boekte zij in 1952 met de novelle Das fünfte Jahr. Haar belangrijkste werk is wellicht de roman Die Wand uit 1963.

 

Uit: Die Tapetentür

 

„…Wieder auf der Straße, fiel ihr auf, daß sie sich nicht an das Gesicht des Verkäufers erinnern konnte, und sie erschrak. Es war ihr alter Fehler, nicht ganz bei der Sache zu sein, Gesichter nicht zu sehen, Namen zu vergessen und Dinge, die getan werden mußten, nur automatisch zu tun. Es war nicht in Ordnung, denn die geringste Aufgabe sollte den ganzen Menschen beanspruchen. Sie fühlte sich beschämt und zwang sich dazu, in den nächsten Minuten Passanten zu beobachten, wirklich zu sehen, was es in den Auslagen gab, und Gesprächsfetzen in ihr Bewußtsein eindringen zu lassen.

Dann ertappte sie sich dabei, hinter einem fremden Mann zu gehen und wie gebannt auf seine Schultern zu starren. Es waren vertraute Schultern, und auch der Gang des Fremden erinnerte sie an Gregor. Sie mußte mindestens zehn Minuten hinter dem Menschen gegangen sein, ohne es zu wissen, und sie hatte die Straße verfehlt, in die sie hätte einbiegen sollen. Sie mußte zurückgehen und nahm es bewußt als Buße auf sich. Das Paket hing jetzt schwer an ihrem Arm und im Kreuz saß ein ziehender Schmerz. Recht so, es gebührte ihr nichts anderes. Sie sah auf die Uhr, es war halb vier. Mit einem Seufzer der Erleichterung stieg sie wieder zur Schneiderin hinauf und gab das Paket ab. Es war noch immer halb vier, und Annette stand ratlos unter dem Haustor. Schließlich, da sie ja nicht so stehenbleiben konnte, ging sie einfach die Straße weiter. Ganz in der Nähe lag ihre alte Wohnung. Sie konnte ja einmal schauen, wie Meta sich dort eingerichtet hatte. Vor einem Blumenladen zögerte sie, widerstand der Versuchung und trat dafür in die nächste Konditorei. Meta machte sich nicht viel aus Blumen, daf
ür liebte sie Süßigkeiten.“

 

Haushofer

Marlen Haushofer (11 april 1920 – 21 maart 1970)

 

 

De Hongaarse schrijver Sándor Márai werd geboren op 11 april 1900 in Kassa (nu Košice, Slowakije). Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2009.

 

Uit: Esther’s Inheritance (Vertaald door george Szirtes)

 

“I don’t know what else God has in store for me. But before I die I want to write down what happened the day Lajos visited me for the last time and robbed me. I have been waiting three years to set this down. Now I feel an irresistible voice urging me on, insisting I should record the events of that day—and everything I know about Lajos—because it is my duty to do so and because I don’t have much time. There’s no mistaking such a voice. That is why I obey it, in God’s name.
I am no longer young nor healthy and soon I must die. Am I still afraid of dying? . . . That Sunday when Lajos visited us for the last time, I was, among other things, cured of my fear of death. Maybe time, which has not spared me, maybe memory, which is almost as ruthless as time, maybe some peculiar grace that, as my faith teaches, is sometimes granted the undeserving and the willful, maybe simply experience and old age enable me now to gaze on death with equanimity. Life has been extraordinarily kind to me, and, just as extraordinarily, it has robbed me of everything . . . what else can happen? Die I must, because that’s how things are, and because I have fulfilled my duties.
I realize that’s a big word to use, and now that I see it written down I feel a little scared. It’s a haughty word that I shall have to answer for sometime in front of someone. How long was it before I recognized my duty and how I resisted it, screaming and protesting most desperately, before I gave in. The first time I felt death might be salvation was when I knew that death was resolution and peace. Life alone is struggle and humiliation. And what a struggle it was! Who ordered it, and why was it impossible to avoid? I did all I could to escape it. But my foe pursued me. Now I know he could do nothing about it: we are bound to our enemies, nor can they escape us.”

 

sandor_marai

Sándor Márai (11 april 1900 – 22 februari 1989)
Standbeeld in Košice

 

De Amerikaanse schrijver David Westheimer werd geboren op 11 april 1917 in Houston, Texas. Hij studeerde af aan de Rice University en werkte toen tot 1946 als assistent redacteur bij de Houston Post, met uitzondering van de jaren gedurende WO II toen hij in de luchtmacht diende als piloot van een bommenwerper. Zijn eerste roman Summer on the Water verscheen in 1948. Zijn bekendste boek is wellicht Von Ryan’s Express, dat in 1965 verfilmd werd met Frank Sinatra en trevor Howard.

 

Uit: Von Ryan’s Express

 

„The small Italian sentry was lounging placidly in the plum coloured shade of the prison camp wall, his toylike carbine propped near his leg, when the new prisoner was brought in. The sentry had seen many American and British officers enter Campo Concentramento Prigionieri di Guerra 202 and had long since lost interest in them. He never noticed faces any more, only boots. The new one was Americano, the sentry noted through half-closed eyes. Americane boots, the kind the Americani called GI. He would gladly have given a month’s wine and tobacco ration for such a pair. Then a scalding voice pinned him against the wall. The sentry shrank back, his elbows and shoulder blades grinding into the warm dun brick, his little carbine clattering to the baked earth. He did not understand the words but their tone was unmistakable. ‘Don’t you salute officers in your army, soldier?’ the newcomer demanded in a hard voice. ‘And pick up that popgun before you trip over it.’ The sentry gaped at the American officer, his eyes abulge and furtive. ‘Jump to it, soldier!’ the American snapped. ‘Colonnello,’ stammered the boyish Italian second lieutenant escorting him, ‘he is not understand.’ ‘Then explain it to him,’ the American ordered. The lieutenant shouted at the sentry, taking refuge in anger from the insecurity instilled by the American colonel. The sentry fumbled for his carbine, came rigidly to attention and, shaking, presented arms. The American responded with a crisp salute, then studied the dusty weapon. ‘Disgraceful,’ he said.“

 

westheimer

David Westheimer (11 april 1917 – 8 november 2005)

 

De Australische dichter, schrijver en journalist Bernard O’Dowd werd geboren op 11 april 1866 in Beaufort, victoria. Veertig jaar lang werkte hij, beginnend als bibliothecaris, bij het Hooggerechtshof in Melbourne. Zijn eerste gedichten verschenen in de Ballarat evening post in 1822. In 1903 werd zijn eerste bundel Dawnward uitgegeven. Zijn beroemdste bundel The bush verscheen in 1912.

Australia 

LAST sea-thing dredged by sailor Time from Space,
Are you a drift Sargasso, where the West
In halcyon calm rebuilds her fatal nest?
Or Delos of a coming Sun-God’s race?
Are you for Light, and trimmed, with oil in place,
Or but a Will o’ Wisp on marshy quest?
A new demesne for Mammon to infest?
Or lurks millennial Eden ’neath your face?

The cenotaphs of species dead elsewhere
That in your limits leap and swim and fly,
Or trail uncanny harp-strings from your trees,
Mix omens with the auguries that dare
To plant the Cross upon your forehead sky,
A virgin helpmate Ocean at your knees.

 

Envy 

Black drips the ooze that you secrete on all
That Honour’s burin graves or Love holds dear:
At sacrifice you laugh, at virtue sneer,
And sour rebellion’s must, the waking thrall
Would ripen into Freedom, with the gall
Of green suspicion. God of drones, you hear
Mutter of plots in all Success: on seer
And saint behold your own foul motives crawl.
O Gluttony that would but dare not gorge!
Theft of the heart that dreads the handcuff! Hate,
Too cowardly to hurl the bolts you forge!
And Lust that fears to pluck the flowers you smell!
Too low your lintel to seduce the great!
The meanest of the Seven doors of Hell!

odowd

Bernard O’Dowd (11 april 1866 – 1 september 1953)

Antoine Blondin, Luise Gottsched, Lev Blatný, Anastasius Grün, Johann Heinrich Merck, Christopher Smart

De Franse schrijver Antoine Blondin werd geboren op 11 april 1922 in Parijs. Zie ook mijn blog van 11 april 2009.

Uit: L’humeur vagabonde

«Il commence par une phrase d’une banalité sidérante, jetée à la désespérée après des heures de méditation, entrecoupées de coups d’yeux perplexes sur l’asile de fous, qui donne la réplique au Grand Hôtel, de l’autre côté de la rivière. La voici: “Après la Seconde Guerre mondiale, les trains recommencèrent à rouler.” Telle quelle, elle précise pourtant mes horizons: je sais que l’histoire ne se passera pas sous la Révolution ou sous les croisades. Je continue sur ma lancée ferroviaire: “On rétablit le tortillard qui reliait la préfecture à mon village natal.” Ainsi le narrateur sera-t-il un campagnard. Mais je n’ai aucune expérience rurale, fuyons: “J’en profitai pour abandonner ma femme et mes enfants qui ne parlaient pas encore.” Ce campagnard est un père de famille vraisemblablement jeune et instable. […]

Blondin

Antoine Blondin (11 april 1922 – 7 juni 1991)

 

De Duitse schrijfster en vertaalster Luise Adelgunde Victorie Gottsched werd in april 1713 geboren in Danzig. Zie ook mijn blog van 11 april 2007 en ook mijn blog van 11 april 2009.

 

Uit: Der Witzling

 

Jungfer Lottchen sitzt auf einem Stuhle und macht Knötchen. Bald darauf kömmt Herr Reinhart.

Herr Reinhart. Nun, wie stehts, Jungfer Lottchen? Ich habe heute zu Mittage unmöglich zu Hause speisen können. Ich fand auf der Börse einen guten Freund aus Siebenbürgen, den ich mit in den blauen Engel nahm: denn ich bin meiner Frauen nicht gern mit unerwarteten Gästen beschwerlich. Ist Ihnen auch bey Tische die Zeit sehr lang geworden?

Jungfer Lottchenlacht. Ach nein! mir zum mindesten nicht! So lange wir ein so abgeschmacktes Thier am Ti
sche haben, als der junge Vielwitz ist; so wird mir die Zeit wohl nicht leicht lang werden.

Herr Reinhart. Ey, was sagt Sie, Jungfer Lottchen! der junge Vielwitz sollte abgeschmackt seyn? Sein Vater ist ein so reicher Mann! ich wollte ihm wohl mein ganzes Vermögen creditiren.

Jungfer Lottchenlacht sehr. Der Reichthum hilft so wenig für Thorheit, als das Alter. Sein Vater sey so reich als er wolle: sein Herr Sohn ist ein Geck.

Herr Reinhartsich verwundernd. Ich weis doch nicht! mir kömmt es vor, daß der junge Mensch recht sehr klug thut.

Jungfer Lottchen. Eben darinn besteht seine Thorheit. Glauben Sie mirs nur, Herr Reinhart, nichts steht einem jungen Menschen närrischer, als wenn er klüger thun will, als alle andere. Er ist ein rechter großer Verehrer von seiner Wenigkeit; sie lacht, er ist aber, meines Wissens, auch der einzige.

Herr Reinhart. Es ist wohl wahr, er redet immer von sich selbst, und von seiner Gelehrsamkeit; und vergißt bey Tische fast das Essen darüber, daß er uns immer seine Verse herbethet, die er auf Schulen gemacht hat. Allein es ist die liebe Jugend; solche Fehler geben sich mit den Jahren.

 

gottsched

Luise Gottsched (11 april 1713 – 26 juni 1762)
Portret door Elias Gottlob Haussmann, rond 1740

 

De Tsjechische dichter, schrijver en criticus Lev Blatný werd geboren op 11 april 1894 in Brno. Van 1915 tot 1918 diende hij als soldaat in Galicië, de Bukovina, Siebenbürgen en Albanië. Na WO I maakte hij zijn studie rechten af in Praag en werd hij aangesteld bij de Tsjechische spoorwegen. Kort daarna begon hij echter voor het theater te werken, eerst als dramaturg. Reeds als jongeman had hij gedichten en korte prozawerken gepubliceerd. Zijn succesvolste stuk is de komedie Kokoko-dák. Blatný schreef ook expressionistische verhalen. Hij stier al op 36-jarige leeftijd aan tbc. Lev Blatný is de vader van de dichter Ivan Blatný.

 

Uit: Lev Blatný and his Prosaic Writings (door Jitka Málková)

 

Blatný entered the world of literature fully and vigorously at the beginning of the twenties at the twentieth century with his expressionistic prose, which reflected his own oppressive experience with First World War battlefields and was focused on feelings of dispossession of man within indifferent society. His literary debut was indeed the book of poetry called Vzkazuji (Giving to know) issued already in 1912. However, he had not dwelt on poetry anymore, because it was a drama and prose which became his domain and went hand in hand with all his creative maturing. By the twenties Blatný´s initial extremely expressionistic expression was changing and became more restrained. Though, it worked more with the ironic hyperbole and clearer targeting the problems of the time. In the second half of twenties its prose, while losing its previous powder, concisely pointed to the problems of the time. Under the influence of New Objectivity Blatný gravitated towards more realistic view of reality, which is also closely linked to more cogent characteristics of the environment, characters and storyline. However, it is not exception that in this period his prose contained the relics of expressionism and elements of idealization, which entirely vanished after completing his nouvelle Trestanec (Prisoner). This nouvelle originated at the very end of his life, but its complete edition was published up in 1961 thanks to Milan Suchomel in time, when Lev Blatný and his work were gradually fallin
g into oblivion. His partial rehabilitation, however, didn´t last long. Perhaps nowadays, in the period which is in many ways similar to the twenties of the last century, his work could speak to wider audience.“

 

BlatnyLev1923

Lev Blatný (11 april 1894 – 21 juni 1930)

 

De Oostenrijkse dichter en politicus Anastasius Grün (eig. Anton Alexander Graf von Auersperg)  werd geboren op 11 april 1808 in Laibach (tegenwoordig Ljubljana, Slovenië) Vanaf 1824 studeerde hij rechten in Wenen en Graz. Om financieel onafhankelijk te zijn werkte hij op zij erfgoed Thurn am Hart. In de winterperiode verbleef hij in Wenen, waar hij omging met dichters als Bauernfeldt, Castelli en Seidl. De publicatie van zijn politieke gedichten leidden in 1838 tot een onderzoek, waarbij zijn ware naam onthuld werd. Hij werd door Metternich voor de keuze gesteld om niet meer te publiceren of te emigreren. Hij koos voor het eerste en werd later lid van het Frankfurter parlement. In 1851 gaf hij het nagelaten werk van zijn vriend Lenau uit, in 1855 diens verzamelde werk.

 

Blätter und Lieder

 

Frühling ist’s in allen Räumen!

Blüth’ und Blume taucht empor,

Und aus Standen und aus Bäumen

Sprießen Blätter grün hervor.

 

Jugend blüht auf meiner Wange,

Jugend glüht in meiner Brust;

Blättern gleich im Frühlingsdrange

Blühn mir Lieder aus der Brust.

 

Blätter sangen aus der Erde

Leben, Farbe, Glanz und Saft,

Flattern wieder zu der Erde,

Wenn sie knickt des Sturmes Kraft.

 

Aus der Lieb’ erblühen Lieder,

Blühn und sprossen auf zum Licht,

Flüchten zu der Liebe wieder,

Wenn der Zeiten Arm sie bricht.

 

Wenn ein neuer Lenztag blinket,

Blühn die Blätter wieder auf,

Und wenn neue Liebe winket,

Leben neu die Lieder auf.

 

gruen
Anastasius Grün (11 april 1808 – 12 september 1876)

 

De Duitse schrijver en criticus Johann Heinrich Merck werd geboren op 11 april 1741 in Darmstadt. Hij studeerde rechten in Gießen, en werd daarna hofmeester. Voor een aantal jaren oefende hij behoorlijk invloed uit op het literaire leven in Duitsland. In 1773 vergezelde hij de landgravin Karoline of Hesse-Darmstadt naar Sint Petersburg. Onfortuinlijke speculaties brachten hem in 1788 in ernstige problemen. Vrienden, waaronder Goethe, schoten hem wel te hulp, maar zijn verlies – en ook nog de dood van vijf van zijn kinderen, drukten zo zwaar op hem dat hij in 1791 zelfmoord pleegde.

 

Uit: Geschichte des Herrn Oheims

 

Diesesmal, liebster Freund, erhalten Sie von meiner letzten Reise kein Geschenk mineralogischen Inhalts und Gewichts, sondern es ist eine andere Seltenheit womit ich Sie unterhalten will, die nicht so leicht sich auf den Landstraßen aufsammlen läßt. Es ist die Geschichte eines Mannes der die sonderbare Entschließung gefaßt, und die blendende Szene von Ansehn und Gewalt gegen das Leben des Landmanns vertauscht, und zwar freiwillig vertauscht hatte. Schon ehe ich Heilbronn verließ hörte ich von ihm reden, und zwar aus so verschiedenen Gesichtspunkten von seinem Charakter urteilen, daß ich bald merkte es müßte mehr als eine Alltagsgeschichte sein. Allgemein aber war doch die Sage, daß er ehedessen, Minister gewesen, das Vertrauen des Fürsten in einem sehr hohen Grade besessen, und nun auf dem Lande als Bauer lebte. Jeder kolorierte das Ding wie er’s gut fand. Dem einen war’s unbegreiflich. Der andere fand’s lächerlich. Die Damen fanden’s abscheulich. Die Herren, die sich die weisesten dünkten, sahen es als eine Sucht an, auf eine neue Art brillieren zu wollen, den Sonderbaren zu spielen, und nach Mönchenweise die Welt zu verlassen, weil sie uns verlassen hatte. Das Scheußlichste, was man am meisten ausstieß, war, daß er allen Umgang mit der honetten Welt aufgehoben hatte, selbst Bauernarbeit tat, sein Gesinde am Tisch essen ließ, usw. – Diese letzten Züge waren nun freilich ein wenig frappant. –

Weil ich diesmal fest entschlossen war, nicht durch das Gläschen aller dieser Herrn und Damen zu sehen, sondern mein Paar Augen selbst zu brauchen, so erkundigte ich mich eben wie weit es von meiner Straße nach Ulm bis an sein Dorf abwärts sein möchte, und sprach meinem Braunen zu. Ich kam den andern Tag, vormittags um neun Uhr an, und gab einen Brief des Herrn von Meyer, aus Heilbronn, an den Pfarrer des Orts ab, der sein Freund sein sollte.“

 

Merck

Johann Heinrich Merck (11 april 1741 – 27 juni 1791)
Portret door J. H. Strecker, 1770

 

De Engelse dichter Christopher Smart werd geboren op 11 april 1722 in Shipbourne. Jarenlang werd hij door zijn schoonvader John Newberry vanwege zijn zogenaamde religieuze manie weggestopt in een tehuis voor geesteszieken. Zijn bekendste werken zijn A Song to David en Jubilate Agno, die grotendeels tijdens zijn opsluiting zijn ontstaan. Zijn tijdgenoten kenden hem vooral door zijn bijdragen in tijdschriften als The Midwife en The Student.

 

The Sweets of Evening 

 

The sweets of evening charm the mind,

Sick of the sultry day;

The body then no more confin’d,

But exercise with freedom join’d,

When Phoebus sheathes his ray.

 

While all-serene the summer moon

Sends glances thro’ the trees,

And Philomel begins her tune,.

And Asteria too shall help her soon

With voice of skillful ease.

 

A nosegay, every thing that grows,

And music, every sound

To lull the sun to his repose;

The skies are colour’d like the rose

With lively streaks around.

 

Of all the changes rung by time

None half so sweet appear,

As those when thoughts themselves sublime,

And with superior natures chime

In fancy’s highest sphere. 

 

-Christopher_Smart

Christopher Smart (11 april 1722 – 21 mei 1771)
Portret door onbekende schilder, rond 1745

95 Jaar Leo Vroman, Paul Theroux, Claudio Magris, Bella Akhmadulina, Stefan Heym, Richard Wagner

De Nederlandse dichter Leo Vroman werd op 10 april 1915 in Gouda geboren. Leo Vroman viert vandaag zijn 95e verjaardag. Zie ook mijn blog van 10 april 2007 en ook mijn blog van 10 april 2008 en ook mijn blog van 10 april 2009.

Vrede

Komt een duif van honderd pond,
een olijfboom in zijn klauwen,
bij mijn oren met mijn mond
vol van koren zoete vrouwen,
vol van kirrende verhalen
hoe de oorlog is vedwenen
en herhaalt ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

Sinds ik mij zo onverwacht
in een taxi heb gestort
dat ik in de nacht een gat
naliet dat steeds groter wordt,
sinds mijn zacht betraande schat,
droogte blozend van ellende
staan bleef, zo bleef stilstaan dat
keisteen ketste in haar lenden,
ben ik te dicht en droog van vel
om uit te zweten in gebeden,
kreukels knijpend evenwel,
en ‘vrede’ knarsend, ‘vrede, vrede’,

Liefde is een stinkend wonder
van onthoofde wulpsigheden
als ik voort moet leven zonder
vrede, godverdomme, vrede ;
want het scheurende geluid
waar ik van mijn lief mee scheidde
schrikt mij nu het bed nog uit
waar wij soms in dromen beiden
dat de oorlog van weleer
wederkeert op vilten voeten,
dat we, eigenlijk al niet meer
kunnend alles, toch weer moeten
liggen, rennen en daarnaast
gillen in elkanders oren,
zo wanhopig dat wij haast
dromen ons te kunnen horen.

Mag ik niet vloeken als het vuur
van een stad, sinds lang herbouwd,
voortrolt uit een kamermuur,
rondlaait en mij wakker houdt ?
Doch het versgebraden kind,
vuurwerk wordend, is het niet
wat ik vreselijk, vreselijk vind:
het is de eeuw dat niets geschiedt,
nadat eensklaps, midden door een huis,
een toren is komen te staan van vuil,
lang vergeten keldermodder,
snel onbruikbaar wordend huisraad,
bloedrode vlammen en vlammend
rood bloed, de lucht eromheen behangen
met levende delen van dode doch
aardige mensen, de eeuwlange stilte voor-
dat het verbaasde kind in deze zuil
gewurgd wordt en reeds de armpjes
opheft.

Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

 

Biologie voor de jeugd

Hoofdhaar is een knolgewas.
Jij hebt knolletjes in je huid,
Taai en herfstachtig gras
komt daar geregeld uit.
En ieder knolletje is een knoest
van o wel duizend cellen.
Studeerde je histologie
dan moest je die allemaal tellen.
Ik echter zeg alleen maar dit:
dat onder haar en schedelbeen
een buidel hersencellen zit,
en dat daarvan één cel alleen
wel duizend gedachten wekt.
(Dit vriend zij u ten teken
dat een en ander wel eens lekt;
wij spreken dan van Spreken.)
Eén haartje uit je wonderhoofd
gerukt, ware zij uit je brein ontsproten,
zou je dus van een knol ter grootte
van een miljoen gedachten
hebben ontroofd;
en kon ik je zachte hersenen strelen
zoals ik nu je kruintje strijk,
dan stond wat je nu voelde gelijk
aan tien biljoen tafrelen.

Ontstelt u dus zulk vergezicht,
houd dan uw schedeldoosje dicht.

 

De kwal en het water

Een kwal die vond dat het water stonk
sprong aan wal, waar hij verdronk.

MORAAL
Wie al te grote afstand neemt
was van tevoren al wat vreemd.
OF
Voor al te fijn besnaarde kwallen
kan evolutie tegenvallen.

 

Vroman_Tineke

Leo Vroman (Gouda, 10 april 1915)
Vroman met zijn echtgenote Tineke

 

De Amerikaanse schrijver Paul Edward Theroux werd geboren op 10 april 1941 in Medford, Massachusetts. Zie ook mijn blog van 10 april 2007 en ook mijn blog van 10 april 2008 en ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: A Dead Hand

 

“The envelope had no stamp and only my name underlined on the front; it had somehow found me in Calcutta. But this was India, where big pink foreigners were so obvious we didn’t need addresses. Indians saw us even if we didn’t see them. People talked grandly of the huge cities and the complexity, but India in its sprawl seemed to me less a country than a bloated village, a village of a billion, with village pieties and village pleasures and village peculiarities and village crimes.

A letter from a stranger can be an irritation or a drama. This one was on classy Indian handmade stationery, flecks of oatmeal in its weave and reddish threads like blood spatter, with assertive handwriting in purple ink. So I dramatized it, weighed it in my hand and knifed it open slowly, as though I were being watched. In populous Calcutta, city of deformities, my being watched was highly likely. But how did anyone know I was at the Hotel Hastings, east of Chowringhee, in an obscure lane off Sudder Street, in every sense buried alive?

I happened to be looking for a story, but Calcutta had started to creep on my skin, and I had even begun to describe how the feel of this city in its exhalations of decay in the months before the monsoon was like the itch you experience when you empty an overfull vacuum cleaner’s dirt bag, packed with hot grit and dead hair and dust bunnies and dander, and you gag and scratch at the irritation and try to claw the tickle and stink off your face – one of my arresting openings.

As I was rereading the letter to see if it was authentic, a wasp began to swing in short arcs and butt the windowpane, seeing only daylight. I opened the window to release it, but instead of flying out it drowsed to another window and butted it – stupid! – then settled on my damp arm. I flicked at it. It made an orbit around my head and finally, though I’d tried to save it, did not fly out of the window but seemed to vanish somewhere in my room, where it would buzz and sting me in the night.

I remembered how my friend Howard at the American consulate had asked me the day before if I’d ever been married. I said, ‘No, and I’m at that stage in my life when I no longer see a woman and say to myself, “Maybe she’s the one for me.”‘

 

paul theroux

Paul Theroux (Medford, 10 april 1941)

 

De Italiaanse schrijver en vertaler Claudio Magris werd geboren op 10 april 1939 in Triëst. Zie ook  mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Utopie und Entzauberung (Vertaald door Karin Krieger, Ragni Maria Gschwend)

 

„Ein Papierkügelchen oderÜber das Vorurteil

Es muß im April oder Mai 1956 in Triest gewesen sein. Wir waren etwa in der fünften Gymnasialklasse, und in der Griechischstunde hatte einer meiner Kameraden namens Cecovini ein Papierkügelchen abgeschossen, das unvermutet auf dem kahlen Schädel des am Pult über das Klassenbuch gebeugten Lehrers gelandet war. Der blickte auf, sah vor sich in der ersten Reihe den Schüler De Cola sitzen und machte ihn sofort und ohne zu zögern als den Schützen aus. “Du,

mein lieber De Cola, der du dich damit amüsierst, Papierkügelchen zu schießen…” Der Beschuldigte beteuerte heftig seine Unschuld, doch vergebens, denn der Lehrer fuhr, gutmütig zwar, aber unbeirrt,

fort, auf ihn einzureden: “Tja, mein lieber De Cola, du hast nun mal die Angewohnheit, Papierkügelchen zu schießen, ich weiß… dir macht es Spaß, den Pandaros zu spielen, den trojanischen Bogenschützen, wie?”

Nach ein paar Minuten erhob sich der wahre Schuldige, Ehrenmann, der er war, und sagte: “Herr Professor, das war ich.” Worauf der Lehrer einen zerstreuten Blick auf ihn warf und erwiderte: “Ach, du warst das, na gut… aber auch du, De Cola, mit deiner Neigung, Papierkügelchen zu schießen…” Von diesem Tag an wandte sich unser Griechischlehrer, ein großer Kenner und Vermittler seines Fachs, jedesmal, wenn er das Klassenzimmer be-trat, sofort an De Cola: “Du, der immer Papierkügelchen

schießt… ich weiß, ich weiß, neulich ist es Cecovini gewesen, aber auch du, mit dieser schlechten Angewohnheit…”

Diese Unterrichtsstunde, die den Mechanismus eines Vorurteils aufdeckte und zeigte, wie tief es sich in uns einnistet, ohne sich von den Dementis der Realität beirren zu lassen, habe ich nie mehr vergessen. Die Tatsache, daß De Cola dieses eine Mal keine Papierkügelchen geschossen hatte, war für den Lehrer etwas ebenso Zufälliges und Unwesentliches wie die, daß es dieses eine Mal Cecovini gewesen war.“

 

Magris

Claudio Magris (Triëst, 10 april 1939)

 

De Russische dichteres Bella Akhmadulina werd geboren op 10 April 1937 in Moskou. Zie ook mijn blog van 10 april 2009.

Features of an Artist’s Studio
for Boris Messerer

O future guest, guest most gentle!
Beneath this dear sublunar roof,
which only the unending bottom
of the All-mighty haze surmounts,
where from their pulpit four Victrolas
train their lordly eyes on you,
rejoice and sing to times a-passing,
to all Victrolas and me, too!
Better not think about
the unimaginable distance
I’m these days! Who’s spare a penny
for a candle for my soul
since I can’t entertain your party
with a sepulchral joke of two
and, unlike Virgil the Omniscient,
am not at the door to welcome you?

Come into the fantastic house
where daily life is universal,
where things and people are familiar
with a sudden shudder of forever
and the splash of little silver hearts
mysteriously sends signals through
about the drafts from outer space
to guests who used to sit here, too.

At the feet that mounted Calvary,
trust in the words I say to you
and guide yourself upstairs slowly
past the sixth floor, singing praises
to every doodad and gilhickey,
revere the fantasticality
of things, and don’t let the barrel organ’s
childlike spirit be scared of you.

Perhaps the sunset’s in the window,
or the music box in shedding tears,
or for the Mournful Specter of the North
yellow stands on end among the gray-
long may the house, like a lost balloon,
flutter over Boredom Valley
so you, O artless guest of mine,
may reach this strange land in the sky.

BellaAkhmadulina

Bella Akhmadulina (Moskou, 10 april 1937)

 

De Duitse schrijver Stefan Heym (eig. Hellmuth Flieg) werd geboren op 10 april 1913 in Chemnitz. . Zie ook mijn blog van 10 april 2007 en ook mijn blog van 10 april 2008 en ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Schreiben nach Auschwitz

 

„Nichts ist mehr, nach Auschwitz, so wie es vorher war. Der Rauch aus den Öfen hat das Blau des Himmels für immer getrübt; der Gestank des Orts wird über uns hängen bis ins dritte und vierte Geschlecht.

Nicht daß ich Anklage erhöbe gegen die, denen der Dr. Kohl die von ihm entdeckte Gnade der späten Geburt zugute kommen läßt. Es ist nicht meine Aufgabe, heute und hier Anklage zu erheben; und wer bin ich, mit Steinen um mich zu werfen, die wohl die Richtigen treffen würden, man kann sie gar nicht verfehlen – aber doch auch Falsche.

Die Anklage möge jeder gegen sich selbst erheben. Jeder möge sich prüfen: Wo stehe ich, mit Namen Soundso, und geboren nach Auschwitz, an diesem Herbsttag des Jahres 1988, und wo hätte ich damals gestanden, als die Opfer zusammengetrieben und auf die Reise geschickt wurden zu den Rampen des Dr. Mengele? Hätte ich mich erhoben in Protest? Hätte ich auch nur versucht, eine Rinde Brotes durch die Vergitterung der Güterwaggons zu schieben beim Halt der traurigen Züge auf irgendeinem der Bahnhöfe, durch die sie kamen? Oder mich abgewandt, mit geducktem Kopf, nur nichts sehen und hören – oder hätte ich mitgehöhnt gar und mitgeschrien?

Denn Auschwitz wird auch noch sein, ein Menschheitsalpdruck, nachdem der letzte verscharrt ist, der sich mitschuldig gemacht hat durch sein Reden und Tun, und durch sein Schweigen – durch Schweigen die Mehrzahl.“

 

Stefan_Heym

Stefan Heym (10 april 1913 – 16 december 2001)

 

De Duitse schrijver Richard Wagner werd geboren op 10 april 1952 in Lowrin, in Roemenië. Zie ook mijn blog van 10 april 2007 en ook mijn blog van 10 april 2008 en ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Habseligkeiten

 

Die Landschaft ist wie im Banat, die Häuser auch, nur die Straßen sind besser, sie waren schon im Kommunismus besser. So ist das mit den Ungarn. Egal, was ihnen zustößt, sie richten es immer so ei
n, daß es etwas besser aussieht, als bei ihren Nachbarn. Das macht die Nachbarn rasend, die Rumänen, die Serben, die Slowaken. Egal. Wie sie es auch drehen und wenden, die Ungarn sind stets besser dran.“

(…)

 

„Und sie nannten Beispiele aus dem Dorf , Beispiele von Frauen, die bei Kriegsende einen Rumänen geheiratet hatten, um nicht nach Rußland verschleppt zu werden. Diese hatten sich ein schweres Schicksal eingehandelt. Wenn man meine Großmutter so reden hörte, konnte man denken, die Frauen wären besser zur Zwangsarbeit nach Russland gegangen.“

 

Wagner

Richard Wagner (Lowrin, 10 april 1952)

 

 Zie voor nog meer schrijvers van de 10e april ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Marcel van Maele, William Hazlitt, Lew Wallace, Eric Knight, Forceythe Willson

De Vlaamse dichter en beeldhouwer Marcel van Maele werd geboren in Brugge op 10 april  1931. Van Maele was een zwerver en diende onder meer in de Koreaanse Oorlog. Hij werd een van de leidende figuren van het magazine Labris (gesticht in 1962), waarin een experimentele stijl werd gepropageerd. Hij was tevens lid van de schrijversgroep van de Zestigers. Hij werkte – naar eigen zeggen – “in een niemandsland tussen literatuur en plastische kunsten”. Van Maele werd in de loop der jaren een cultfiguur en kreeg in 1972 de Arkprijs van het Vrije Woord voor Ik ruik mensenvlees, zei de reus. Als dichter was hij gekend om zijn opgemerkte optredens op poëzieavonden. Door zijn overmatig drank-, medicijnen- en druggebruik had hij het regelmatig aan de stok met politie en gerecht. De laatste twintig jaar van zijn leven was hij volledig blind.

De pantoffelheld

1
Amper halfweg,
na een lange tocht met vermolmde spanen,
kroop de zeerover op een verlaten strand
aan land en riep:
‘Hoera, hier ben ik!’

Maar niemand
wou z’n ooglap
ruilen voor een bedelstaf.

Nu zit hij hier als een blinde vink
op een betonnen muur
z’n verleden te bezingen.

 

marcel-van-maele

Marcel van Maele (10 april 1931 – 24 juli 2009)

 

De Engelse schrijver en essayist William Hazlitt werd geboren op 10 april 1778 in Maidstone. Zie ook mijn blog van 10 april 2007 en ook mijn blog van 10 april 2008 en ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Pomp and Ignorance

 

The Spirit of Monarchy is nothing but the craving in the human mind after the sensible and the One. It is not so much a matter of state-necessity or policy, as a natural infirmity, a disease, a false appetite in the popular feeling, which must be gratified. Man is an individual animal with narrow faculties, but infinite desires, which he is anxious to concentrate in some one object within the grasp of his imagination, and where, if he cannot be all that he wishes himself, he may at least contemplate his own pride, vanity, and passions, displayed in their most extravagant dimensions in a being no bigger and no better than himself.

Man is a poetical animal, and delights in fiction. We make kings of men, and gods of stocks and stones: we are not jealous of the creatures of our own hands. We only want a peg or loop to hang our idle fancies on, a puppet to dress up, a lay-figure to paint from. We ask only for the stage effect; we do not go behind the scenes, or it
would go hard with many of our prejudices. We see the symbols of majesty, we enjoy the pomp, we crouch before the power, we walk in the procession, and make part of the pageant, and we say in our secret hearts: there is nothing but accident that prevents us from being at the head of it.

From the most absolute despot to the lowest slave there is but one step (no, not one) in point of real merit. As far as truth or reason is concerned, they might change situations tomorrow – they constantly do so without the smallest loss of benefit to mankind. Tyranny, in a word, is a farce got up for the entertainment of poor human nature; and it might pass very well, if it did not so often turn into a tragedy.

The world has been doing little else but playing at make-believe all its lifetime. For several thousand years its chief rage was to paint large pieces of wood and smear them with gore and call them gods and offer victims to them – slaughtered hecatombs, the fat of goats and oxen, or human sacrifices – showing its love of show, of cruelty, and imposture; and woe to him who should peep through the blanket of the dark to cry: hold, hold.“

 

William_Hazlitt_self-portrait_(1802)

William Hazlitt (10 april 1778 – 18 september 1830)
Zelfportret uit 1802

 

De Amerikaanse schrijver Lew Wallace werd geboren in Brookville, Indiana, op 10 april 1827. Zie ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Ben-Hur

 

„The Jebel es Zubleh is a mountain fifty miles and more in length, and so narrow that its tracery on the map gives it a likeness to a caterpillar crawling from the south to the north. Standing on its red–and–white cliffs, and looking off under the path of the rising sun, one sees only the Desert of Arabia, where the east winds, so hateful to vinegrowers of Jericho, have kept their playgrounds since the beginning. Its feet are well covered by sands tossed from the Euphrates, there to lie, for the mountain is a wall to the pasture–lands of Moab and Ammon on the west—lands which else had been of the desert a part.

The Arab has impressed his language upon everything south and east of Judea, so, in his tongue, the old Jebel is the parent of numberless wadies which, intersecting the Roman road—now a dim suggestion of what once it was, a dusty path for Syrian pilgrims to and from Mecca—run their furrows, deepening as they go, to pass the torrents of the rainy season into the Jordan, or their last receptacle, the Dead Sea. Out of one of these wadies—or, more particularly, out of that one which rises at the extreme end of the Jebel, and, extending east of north, becomes at length the bed of the Jabbok River—a traveller passed, going to the table–lands of the desert. To this person the attention of the reader is first besought.

Judged by his appearance, he was quite forty–five years old. His beard, once of the deepest black, flowing broadly over his breast, was streaked with white. His face was brown as a parched coffee–berry, and so hidden by a red kufiyeh (as the kerchief of the head is at this day called by the children of the desert) as to be but in part visible. Now and then he raised his eyes, and they were large and dark. He was clad in the flowing garments so universal in the East; but their style may not be described more particularly, for he sat under a miniature tent, and rode a great white dromedary.“

 

lew_wallace

Lew Wallace (10 april 1827– 15 februari 1905)

 

De Amerikaanse schrijver Eric Knight werd geboren op 10 april 1897 in Menston in Yorkshire, Engeland. Zie ook mijn blog van 10 april 2009.

 

Uit: Lassie Come-Home

 

„Lassie was a well-loved figure in the daily life of the village. Almost everyone knew her. But, most of all, the people of Greenall Bridge were proud of Lassie because she stood for something they could

not have explained readily. It had something to do with their pride. And their pride had something to do with money.

Generally, when a man raised an especially fine dog, some day it would stop being a dog and instead would become something on four legs that was worth money. It was still a dog, of course, but now

it was something else, too, for a rich man might hear of it, or the alert dealers or kennelmen might see it, and then they would want to buy it. While a rich man may love a dog just as truly as a poor man, and there is no difference in them in this, there is a difference between them in the way they must look at money. For the poor man sits and thinks about how much coal he will need for that winter, and how many pairs of shoes will be necessary, and how much food his children ought to have to keep them sturdy– and then he will go home and say: “Now, I had to do it, so don’t plague me! We’ll raise another dog some day, and ye’ll all love it just as much as ye did this one.”

That way, many fine dogs had gone from homes in Greenall Bridge. But not Lassie!

Why, the whole village knew that not even the Duke of Rudling had been able to buy Lassie from Sam Carraclough–the very Duke himself who lived in his great estate a mile beyond the village and who had his kennels full of fine dogs. For three years the Duke had been trying to buy Lassie from Sam Carraclough, and Sam had merely stood his ground.“

Eric_Knight

Eric Knight (10 april 1897 – 14 januari 1943)

 

 

De Amerikaanse dichter Byron Forceythe Willson werd geboren op 10 april 1837 in Little Genesee, New York. Zie ook mijn blog van 10 april 2009.

 

The Old Sergeant (Fragment)

 

The Carrier cannot sing to-day the ballads

With which he used to go, Rhyming the glad rounds of the happy New Years

That are now beneath the snow :

For tie same awful and portentous Shadow

 

    That overcast the earth,

And smote the land last year with desolation,

Still darkens every hearth.

 

And the carrier hears Beethoven’s mighty deathmarch

 

   Come up from every mart;

And he hears and feels it breathing in his bosom,

And beating in his heart.

 

And to-day, a scarred and weather-beaten veteran,

 

    Again he comes along,

To tell the story of the Old Year’s struggles

In another New Year’s song.

 

And the song is his, but not so with the story ;

 

    For the story, you must know,

Was told in prose to Assistant-Surgeon Austin,

By a soldier of Shiloh :

 

By Robert Burton, who was brought up on the Adams,

 

With his death-wound in his side ;

And who told the story to the Assistant-Surgeon,

On the same night that he died.

 

But the singer feels it will better suit the ballad,

 

     If all should deem it right,

To tell the story as if what it speaks of

Had happened but last night.

 

 

wilson

Forceythe Willson (10 april 1837 – 2 februari 1867)
Hotel en postkantoor in Ceres, rond 1914
Vlakbij Little Genesee (Geen portret beschikbaar)

 

Jan van Mersbergen

De Nederlandse schrijver.Jan van Mersbergen werd geboren in Gorinchem 10 april 1971. Hij studeerde HBO Cultuur en Beleid en Cultuursociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkte onder andere als stratenmaker, als opperman in de bouw, als proefdierverzorger, als postbode, maar voornamelijk in het theater; als producent, productieleider, decorbouwer, fondsenwerver en administrateur. Sinds 2000 houdt hij zich serieus bezig met schrijven. In 2001 debuteerde van Mersbergen met de roman De grasbijter, die genomineerd werd voor de jaarlijkse Debutantenprijs. In 2003 verscheen zijn tweede roman De macht over het stuur, in 2005 gevolgd De hemelrat en Morgen zijn we in Pamplona in 2007. Zijn vijfde roman, Zo begint het, verscheen in 2009.  Sinds januari 2010 is hij redactielid van literair tijdschrift De Revisor.

Uit: De grasbijter

“Bij de knotwilg met de brandnetels gooide hij de emmer in het gras, schopte de brandnetels en de distels uit elkaar en bukte zich. In de holte onderin de boom vond zijn hand vier grote eieren. Hij kwam moeizaam overeind. Verdomde kippen, zei hij. Hij liet de eieren door zijn hand rollen en keek de boomgaard in. Cees, riep hij. De hond kwam aangerend. Hij liet hem de eieren zien.
Wat zijn dat? Nou?
Cesar stond voor hem.
Nou?
Cesar keek hem recht aan, met zijn gele holle ogen, zijn voorpoten op een tak van de oude dooie appelboom.
Eieren. Het zijn eieren. Van kippen heb ik eieren. En van jou? Niks. Drollen. En een dot herrie. Verder niks.
Hij nam een ei in zijn rechterhand en slingerde het de boomgaard in. De hond rende er achteraan. Sukkel, zei hij en hij draaide zich om en hoorde het ei kapot vallen. De hond blafte. Hij nam de emmer op, legde de eieren erin en liep naar het hek. Toen hij het touw van de spijker haalde keek hij om. De hond blafte tegen het kapotte ei. Enorme sukkel, mompelde hij. En harder: Cees, eten.
De hond rende naar hem toe en ging hem voor door het hek. Een van de schapen blaatte luid. Jullie komen straks aan de beurt, dacht hij en tegen Cesar zei hij: Die schapen daar die vreten wel veel maar daar heb ik wol van, eens in de zoveel tijd.
In de keuken draaide hij een blik voer open en met een vork schepte hij wat in een metalen bak en prakte het fijn. De hond stond piepend en kwispelend naast hem.
Hier.
Hij zette de bak op de plavuizen.
Bedankt hè.
Hij legde de eieren op het aanrecht. Toen hij zich naar de koelkast boog zag hij de moddersporen op de vloer. Godsamme, zei hij en hij opende de deur, schopte zijn laarzen uit tegen de dorpel, sloot de deur weer en veegde de stukken modder met zijn sokken aan de kant. Hij nam de koffiekan, goot er water in, zette een bruin filter in de houder en vulde het met koffie. Het oranje lichtje brandde. In de koelkast vond hij een flink stuk kaas. Er lag nog brood in de kist en hij bakte de eieren in een grote pan met kaas en met veel peper. Het koffiezetapparaat pruttelde en vanuit de verte klonk het donkere geblaat van het schaap. Langzaam dronk hij de koffie, zijn handen om de warme beker.“

 
Jan van Mersbergen (Gorinchem, 10 april 1971)