Marguerite Yourcenar, Lutz Seiler, Ulf Stolterfoht, Péter Gárdos, Gwen Harwood, H. J. Friedericy, Udo Kawasser, Michael Basse

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“Almost everything that we know about anyone else is at second hand. If by chance a man does confess, he pleads his own cause and his apology is made in advance. If we are observing him, then he is not alone. They have reproached me for liking to read the police reports of Rome, but I learn from them, all the time, matter for amazement; whether friends or suspects, familiars or persons unknown, these people astound me; and their follies serve as excuse for mine. Nor do I tire of comparing the clothed and the unclothed man. But these reports, so artlessly detailed, add to my store of documents without aiding me in the least to render a final verdict. That this magistrate of austere appearance may have committed a crime in no way permits me to know him better. I am henceforth in the presence of two phenomena instead of one, the outer aspect of the magistrate and his crime.
As to self-observation, I make it a rule, if only to come to terms with that individual with whom I must live up to my last day, but an intimacy of nearly sixty years’ standing leaves still many chances for error. When I seek deep within me for knowledge of myself what I find is obscure, internal, unformulated, and as secret as any complicity. A more impersonal approach yields informations as cool and detached as the theories which I could develop on the science of numbers: I employ what intelligence I have to look from above and afar upon my life, which accordingly becomes the life of another. But these two procedures for gaining knowledge are difficult, and require, the one, a descent into oneself, the other, a departure from self. Out of inertia I tend, like everyone else, to substitute for such methods those of mere habit, thus conceiving of my life partly as the public sees it, with judgments readymade, that is to say poorly made, like a set pattern to which an unskillful tailor laboriously fits the cloth which we bring him. All this is equipment of unequal value; the tools are more or less dulled; but I have no others: it is with them that I must fashion for myself as well as may be some conception of my destiny as man.”

 

 
Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)
Hadrianus en Antinous, standbeeld in Florence

Lees verder “Marguerite Yourcenar, Lutz Seiler, Ulf Stolterfoht, Péter Gárdos, Gwen Harwood, H. J. Friedericy, Udo Kawasser, Michael Basse”

Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko, Jan Engelman

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: Dat vreemde in mijn hoofd (Vertaald door Hanneke van der Heijden en Margreet Dorleijn)

“Dit is het verhaal van het leven en de dromen van Mevlut Karataş, venter van boza en yoghurt. Mevlut werd in 1957 geboren in het westelijkste deel van Azië, in een armoedig Centraal-Anatolisch dorp, niet ver van een meer, dat je in de verte nevelig kon zien liggen. Op zijn twaalfde kwam hij naar Istanbul, de hoofdstad van de wereld, waar hij de rest van zijn leven zou doorbrengen. Toen hij vijfentwintig was schaakte hij een meisje, wat nogal vreemd verliep, de gebeurtenis bepaalde zijn hele verdere leven. Hij keerde terug naar Istanbul, trouwde en kreeg twee dochters. Hij werkte aan één stuk door en had allerlei baantjes, zo ventte hij yoghurt, werkte als ijscoman, verkocht rijst met kikkererwten, was kelner. Maar wat voor werk hij ook deed, het venten van boza en het verzinnen van vreemde dromen ’s avonds in de straten van Istanbul zou hij nooit opgeven.
Onze hoofdpersoon, Mevlut, was lang, hij had een sterk en tegelijk rank lichaam, en zag er goed uit. Hij had een jongensachtig gezicht dat vrouwen vertederde, donkerblond haar, en een oplettende en intelligente blik. Voor een beter begrip van het verhaal zal ik mijn lezers hier en daar nog eens aan die twee kenmerken van Mevlut herinneren, namelijk dat zijn gezicht niet alleen in zijn jeugd maar ook na zijn veertigste iets jongensachtigs had, en dat vrouwen hem knap vonden. Dat Mevlut altijd optimistisch en vol goede bedoelingen was – naïef volgens sommigen – hoef ik niet apart in herinnering te brengen, dat zult u vanzelf wel zien. Hadden mijn lezers net als ik met Mevlut kennis kunnen maken, dan zouden ze de vrouwen, die hem knap en jongensachtig vonden, gelijk gegeven hebben en hebben toegegeven dat ik niet overdrijf omwille van een kleurrijker verhaal. Laat ik meteen van de gelegenheid gebruikmaken om te zeggen dat dit boek geheel op ware gebeurtenissen berust, dat ik nergens de zaken zal aandikken, maar me ertoe beperk een aantal vreemde gebeurtenissen, die nu eenmaal hebben plaatsgevonden, op een rijtje te zetten zodat mijn lezers ze beter kunnen volgen.”

 

 
Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)
Bewaren

Lees verder “Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko, Jan Engelman”

In Memoriam Peter Shaffer

In Memoriam Peter Shaffer

 

De Britse toneelschrijver Peter Shaffer is maandag op 90-jarige leeftijd in Ierland overleden. Peter Shaffer werd geboren op 15 mei 1926 in Liverpool.  Zie ook alle tags voor Peter Schaffer op dit blog.

Uit: Equus

„DYSART Me?
HESTHER I mean, to hospital.
DYSART Now look, Hesther. Before you say anything else, I can take no more patients at the moment. I can’t even cope with the ones I have.
HESTHER You must.
DYSART Why?
HESTHER Because most people are going to be disgusted by the whole thing. Including doctors.
DYSART M AY I REMIND YOU I SHARE THIS ROOM WITH TWO
HIGHLY competent psychiatrists?
HESTHER Bennett and Thoroughgood. They’ll be as shocked as the public.
DYSART T HAT ‘ S AN ABSOLUTELY UNWARRANTABLE STATEMENT .

 
Scene uit een opvoering in Londen, 2012

 

HESTHER O H , THEY ‘ LL BE COOL AND EXACT . A ND
UNDERNEATH they’ll be revolted, and immovably English. Just like my bench.
DYSART Well, what am I? Polynesian?
HESTHER You know exactly what I mean!……
(pause) Please, Martin. It’s vital. You’re this boy’s only chance.
DYSART Why? What’s he done? Dosed some little girl’s Pepsi with Spanish Fly? What could possibly throw your bench into two-hour convulsions?
HESTHER He blinded six horses with a metal spike.
A long pause.
DYSART Blinded?
HESTHER Yes.
DYSART All at once, or over a period?
HESTHER All on the same night.“

 

 
Peter Shaffer (15 mei 1926 – 6 juni 2016)

Thomas Mann, Aleksandr Poesjkin, Sarah Dessen, Jean Cayrol, Pierre Corneille, Hendrik van Teylingen, V. C. Andrews, Henry Newbolt

De Duitse schrijver Thomas Mann werd geboren in Lübeck op 6 juni 1875. Zie ook mijn blog van 6 juni 2010 en eveneens alle tags voor Thomas Mann op dit blog.

Uit: Doktor Faustus

„Mit aller Bestimmtheit will ich versichern, daß es keineswegs aus dem Wunsche geschieht, meine Person in den Vordergrund zu schieben, wenn ich diesen Mitteilungen über das Leben des verewigten Adrian Leverkühn, dieser ersten und gewiß sehr vorläufigen Biographie des teuren, vom Schicksal so furchtbar heimgesuchten, erhobenen und gestürzten Mannes und genialen Musikers, einige Worte über mich selbst und meine Bewandtnisse vorausschicke. Einzig die Annahme bestimmt mich dazu, daß der Leser — ich sage besser: der zukünftige Leser; denn für den Augenblick besteht ja noch nicht die geringste Aussicht, daß meine Schrift das Licht der Öffentlichkeit erblikken könnte, — es sei denn, daß sie durch ein Wunder unsere umdrohte Festung Europa zu verlassen und denen draußen einen Hauch von den Geheimnissen unserer Einsamkeit zu bringen vermöchte; — ich bitte wieder ansetzen zu dürfen: nur weil ich damit rechne, daß man wünschen wird, über das Wer und Was des Schreibenden beiläufig unterrichtet zu sein, schicke ich diesen Eröffnungen einige wenige Notizen über mein eigenes Individuum voraus, — nicht ohne die Gewärtigung freilich, gerade dadurch dem Leser Zweifel zu erwecken, ob er sich auch in den richtigen Händen befindet, will sagen: ob ich meiner ganzen Existenz nach der rechte Mann für eine Aufgabe bin, zu der vielleicht mehr das Herz als irgendwelche berechtigende Wesensverwandtschaft mich zieht.

Armel Loriquet als Echo en Jon Finch als Adrian Leverkühn in de film uit 1982

Ich überlese die vorstehenden Zeilen und kann nicht umhin, ihnen eine gewisse Unruhe und Beschwertheit des Atemzuges anzumerken, die nur zu bezeichnend ist für den Gemütszustand, in dem ich mich heute, den 23. Mai 1943, zwei Jahre nach Leverkühns Tode, will sagen: zwei Jahre nachdem er aus tiefer Nacht in die tiefste gegangen, in meinem langjährigen kleinen Studierzimmer zu Freising an der Isar niedersetze, um mit der Lebensbeschreibung meines in Gott ruhenden — o möge es so sein! — in Gott ruhenden unglücklichen Freundes den sächlich hat das Erlebnis mich gezwungen, über dieses Problem so angestrengt, so inständig nachzudenken,»daß es mir schreckhafter Weise zuweilen schien, als würde ich damit über die mir eigentlich bestimmte und zukömmliche Gedankenebene hinausgetrieben und erführe selbst eine »unlautere« Steigerung meiner natürlichen Gaben …“

 Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)
In 1947

Lees verder “Thomas Mann, Aleksandr Poesjkin, Sarah Dessen, Jean Cayrol, Pierre Corneille, Hendrik van Teylingen, V. C. Andrews, Henry Newbolt”

Frank Gericke

De Nederlandse dichter en publicist Frank Gericke (pseudoniem van Derk Gerhardus Hoek) werd geboren in Hoogvliet op 6 juni 1887. Hoek was de zoon van ds. Willem Hoek en Derkdina Harmsen; hij werd in de pastorie van Hoogvliet geboren. In 1892 werd zijn vader predikant in Brussel waarnaar het gezin verhuisde. Daar ging Hoek naar school en vanaf 1906 naar de universiteit van Brussel waar hij eerst Letteren en wijsbegeerte studeerde, en later overstapte naar rechten waar hij vlak voor de Eerste Wereldoorlog afstudeerde als doctor in de rechten. Vanaf oktober 1907 studeerde Carel Gerretson (1884-1958) sociologie te Brussel en Hoek en hij leerden daar elkaar kennen. Beiden raakten betrokken bij de Vlaamse Beweging waardoor ook Leo Picard en Eugène Cantillon tot hun vriendenkring gingen behoren. Het waren ook de jaren dat beiden zich op het vlak van de dichtkunst begaven. Gerretson publiceerde in 1911 onder het pseudoniem Geerten Gossaert zijn bundel “Experimenten”, Hoek publiceerde vanaf 1913 gedichten onder de naam Frank Gericke in verschillende tijdschriften. In 1916 publiceerde Gericke zijn “Van het slagveld der Natieën”, een bundel eerder verschenen verslagen over door de oorlog getroffen plaatsen in België. Vanaf 1918 werkte hij bij de Koninklijke BPM, door bemiddeling van Gerretson die daar werkte als secretaris van directeur Hendrikus Colijn, de latere minister-president. Bij de BPM leerde hij zijn vrouw Ida kennen. Zij trouwden in 1920 en vlak daarna vertrok het jonge echtpaar naar Java om op het BPM-kantoor in Tjepoe te gaan werken. Ook daar dichtte Gericke voort en publiceerde zijn gedichten onder pseudoniem. In 1923 ging hij werken bij het latere Unilever in Londen (waar hij de dichter Pieter Nicolaas van Eyck leerde kennen), en vervolgens in Rotterdam. In 1925 stuurde hij voor advies een typoscript naar Van Eyck. Na een uitvoerige reactie van die laatste, waar Gericke zich het nodige van aantrok, verscheen eind 1927 zijn eerste (en naar later bleek: enige) dichtbundel: “Conservatieve gedichten”. De bundel werd zeer gemengd ontvangen: J.C. Bloem schreef er positief over, Hendrik Marsman zeer negatief. In 1949 ging Hoek met pensioen. Hij bleef wel schrijven maar van publiceren zou niet veel meer komen. Wel schreef hij in 1958 het levensbericht van zijn vriend Gerretson in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letteren. Daarna verschenen nog slechts twee werkjes (een in 1966 en een postuum in 1977). Gericke is de grootvader van publiciste Ileen Montijn en de overgrootvader van Jonathan van het Reve.

Op een maartschen zomer

Koud zij als deze zomer mijn hart! En de striemende vlagen,
‘T onweêr, ’t flitsende licht, klaatren en vlammen rondom!
Zou ook dit schrale geslacht als de vele zijn vruchten doen rijpen,
Die, voor zich niet alleen, hemelwijd hebben gebloeid?
Nog kunt gij, en uw zoon, en uw naneef trouw hun ten gast zijn.
Gij – breng’ gij, wat dees eeuw ’t leven u voeden kan, voort?

 

Gebed

O Vader rijk en vroed
Die alle leven voedt,
Wend uwe zeegnende oogen
Niet af van ’t biddend kind
Dat zwak en willig blind
Voor U leit neergebogen.

Misgun Gij, die hem laaft
En licht en leven gaaft,
Ook uwe speelsche wijzen
Niet aan zijn teedre keel;
Mocht, als een zuivre veêl,
Ze in eeuwigheid U prijzen!

Frank Gericke (6 juni 1887 − 14 december 1976)

Fintro Literatuurprijs 2016 voor Hagar Peeters

Fintro Literatuurprijs voor Hagar Peeters

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hagar Peeters heeft de eerste Fintro Literatuurprijs gewonnen met haar debuutroman “Malva”. De prijs is de opvolger van de Gouden Boekenuil en wordt nu voor het eerst gewonnen door een vrouw. De lezersjury koos voor “De onderwaterzwemmer” van P.F. Thomése. Hagar Peeters werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1972. Zie ook alle tags voor Hagar Peeters op dit blog.

Uit: Malva

“Mijn naam is Malva Marina Trinidad del Carmen Reyes, voor mijn vrienden hier Malfje; Malva voor alle anderen. Ik kan ter zelfrechtvaardiging melden dat ik die naam natuurlijk niet zelf heb bedacht. Dat is gedaan door mijn vader. Je kent hem wel, de grote dichter. Zoals hij zijn gedichten en zijn dichtbundels titels gaf, zo gaf hij mij een naam. Maar nooit noemde hij die in het openbaar. Mijn eeuwige leven begon na mijn dood in 1943 in Gouda. Mijn begrafenis telde een handjevol mensen. Heel anders dan de begrafenis van mijn vader, dertig jaar later in Santiago de Chile.
Op een manier waaraan Sokrates nog een puntje had kunnen zuigen, ontsliep mijn vader in het Santa Mariaziekenhuis in Santiago nadat bij hem de hysterie was gesmoord die hem had bevangen na het aanhoren van zo veel mensonterend onrecht dat hij, die altijd vriendelijk en kalm was geweest, en zelfs onder de meest bloedstollende omstandigheden het hoofd koel had gehouden, ontstak in tirades en wanhopig geschreeuw, kortom: tekeerging als een bezetene, maar daar was al de dokter in witte jas geweest die hem met een kalmeringsinjectie tot rust had gebracht, en de zoete slaap waarin hij vervolgens was gegleden, maakte een ellenlange uitglijder en werd een glijbaan waaraan maar geen einde kwam, zo voelde mijn vader onder in zijn buik hoe hij de heerlijke afdaling inzette terwijl hij in werkelijkheid aan het opstijgen was tot de regionen van het hiernamaals, waarin ik hem nog lang niet zal aantreffen maar waar hij zich wel degelijk moet bevinden want het hiernamaals is groot en bovendien was hij zo dood als een pier, wat de artsen de volgende dag eensluidend vaststelden aan de hand van zijn gestaakte polsslag en gegeven het onmiskenbare feit dat ook zijn ogen gesloten bleven en er niets maar dan ook niets meer aan hem bewoog; nog geen zuchtje wind ging er door die ledematen, die stokstijf bleven alsof zonsverduistering en hartje winter in één klap en op hetzelfde moment waren ingevallen.
Ik rekte deze zin opzettelijk om gedurende het verstrijken ervan mijn vader de tijd te geven op zijn gemak het leven te verlaten en de dood binnen te treden.
Ik rekte deze zin opzettelijk om gedurende het verstrijken ervan mijn vader de tijd te geven op zijn gemak het leven te verlaten en de dood binnen te treden.
Het verlies was aan zijn weduwe Matilde Urrutia. Zij boog voor de dode, kuste zijn handen, tastte op de grond naast het bed naar de uit zijn hand gegleden vulpen, vond die uiteindelijk toen ze al op haar knieën zat en haar armen uitstrekte tot onder het bed, waarna zij de verpleegster mopperend om een bezem verzocht om het ding naar zich toe te bewegen, ze stak hem achter haar rechteroor onder een nonchalant vallende haarlok, olijke, onverbeterlijke Patoja, en nam zich voor er later zijn eigen herinneringen mee af te schrijven, en daarna ook die van haarzelf aan hun leven samen.”

Hagar Peeters (Amsterdam, 12 mei 1972)

 

Lees verder “Fintro Literatuurprijs 2016 voor Hagar Peeters”

Federico García Lorca, Adriaan Morriën, Ken Follett, Margo Lanagan, Carel Peeters, Robert Franquinet

De Spaanse dichter en toneelschrijver Federico Garcia Lorca werd geboren op 5 juni 1898 in Fuente Vaqueros, Granada. Zie ook alle tags voor Federico Garcia Lorca op dit blog.

 

City That Does Not Sleep

In the sky there is nobody asleep.  Nobody, nobody.
Nobody is asleep.
The creatures of the moon sniff and prowl about their cabins.
The living iguanas will come and bite the men who do not dream,
and the man who rushes out with his spirit broken will meet on the
street corner
the unbelievable alligator quiet beneath the tender protest of the
stars.

Nobody is asleep on earth.  Nobody, nobody.
Nobody is asleep.
In a graveyard far off there is a corpse
who has moaned for three years
because of a dry countryside on his knee;
and that boy they buried this morning cried so much
it was necessary to call out the dogs to keep him quiet.

Life is not a dream.  Careful!  Careful!  Careful!
We fall down the stairs in order to eat the moist earth
or we climb to the knife edge of the snow with the voices of the dead
dahlias.
But forgetfulness does not exist, dreams do not exist;
flesh exists.  Kisses tie our mouths
in a thicket of new veins,
and whoever his pain pains will feel that pain forever
and whoever is afraid of death will carry it on his shoulders.

One day
the horses will live in the saloons
and the enraged ants
will throw themselves on the yellow skies that take refuge in the
eyes of cows.

Another day
we will watch the preserved butterflies rise from the dead
and still walking through a country of gray sponges and silent boats
we will watch our ring flash and roses spring from our tongue.
Careful!  Be careful!  Be careful!
The men who still have marks of the claw and the thunderstorm,
and that boy who cries because he has never heard of the invention
of the bridge,
or that dead man who possesses now only his head and a shoe,
we must carry them to the wall where the iguanas and the snakes
are waiting,
where the bear’s teeth are waiting,
where the mummified hand of the boy is waiting,
and the hair of the camel stands on end with a violent blue shudder.

Nobody is sleeping in the sky.  Nobody, nobody.
Nobody is sleeping.
If someone does close his eyes,
a whip, boys, a whip!
Let there be a landscape of open eyes
and bitter wounds on fire.
No one is sleeping in this world.  No one, no one.
I have said it before.

No one is sleeping.
But if someone grows too much moss on his temples during the
night,
open the stage trapdoors so he can see in the moonlight
the lying goblets, and the poison, and the skull of the theaters.

 

Vertaald door Robert Bly

 

 
Federico García Lorca (5 juni 1898 – 19 augustus 1936)
Portret door Fabrizio Cassetta, 2013

Lees verder “Federico García Lorca, Adriaan Morriën, Ken Follett, Margo Lanagan, Carel Peeters, Robert Franquinet”

Margaret Drabble, Kristin Gore, Thomas Kling, Hélène Cixous, Spalding Gray

De Engelse schrijfster Margaret Drabble werd geboren op 5 juni 1939 in Sheffield, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Margaret Drabble op dit blog.

Uit: A Day in the Life of a Smiling Woman

“The situation was made even more annoying by the fact that everyone looked so interesting. That was why they were all getting on with each other so splendidly, of course. The only people who were not shouting or shuffling were extremely boring-looking people like himself, who were propped up sadly in dark corners. And the girls, one could not deny it, were most impressive. He liked artistic and intellectual-looking girls, himself; he could never see what other people had against all these fiercely painted eyes, these long over-exposed legs, these dramatic dresses. They all looked a little larger and brighter than life, and talked with a more than natural intensity, and laughed with a more than natural mirth. He found them most exhilarating. He gazed with frank admiration at one exotic creature with long pale hair and a long maroon velvet dress: her legs were not over-exposed but on the contrary totally enclosed, though she made up for this modesty elsewhere, displaying to the world a vast extent of pallid back, where angry pointed shoulder-blades rose and fell as she gesticulated and discoursed. All he saw of her was her active back: her face and front were bestowed upon others.

Even she, though, had nothing on a girl he could see at the other side of the room, far away and perched on top of a book-case, whence she was holding court, and whence she smiled serenely above the heads of others and above the sea of smoke. Her slight elevation gave her a look of detached beauty, and her face had a cool superiority, as of one who inhabits a finer air. She too was surrounded, naturally, by hordes of friends and admirers, who were plying her with chat and cigarettes, and constantly refilling her glass. And she too, like the pale girl, had long hair, though hers, as far as he could distinguish, was not pale, but of a dark and fiery red. He decided that he would cross the room and distinguish a little more closely.“

 

Margaret Drabble (Sheffield, 5 juni 1939)

Lees verder “Margaret Drabble, Kristin Gore, Thomas Kling, Hélène Cixous, Spalding Gray”

Christy Brown, David Hare, Alifa Rifaat, Otto F. Walter, Ivy Compton-Burnett

De Ierse dichter, schrijver en schilder Christy Brown werd geboren op 5 juni 1932 in Dublin. Zie ook alle tags voor Christy Brown op dit blog.

Uit: My Left Foot

“Very worried by this, mother told my father her fears, and they decided to seek medical advice without any further delay. I was a little over a year old when they began to take me to hospitals and clinics, convinced that there was something definitely wrong with me, something which they could not understand or name, but which was very real and disturbing.
Almost every doctor who saw and examined me, labelled me a very interesting but also a hopeless case. Many told mother very gently that I was mentally defective and would remain so. That was a hard blow to a young mother who had already reared five healthy children. The doctors were so very sure of themselves that mothers faith in me seemed almost an impertinence. They assured her that nothing could be done for me.
She refused to accept this truth, the inevitable truthh as it then seemed”that I was beyond cure, beyond saving, even beyond hope. She could not and would not believe that I was an imbecile, as the doctors told her. She had nothing in the world to go by, not a scrap of evidence to support her conviction that, though my body was crippled, my mind was not. In spite of all the doctors and specialists told her, she would not agree. I don’t believe she knew why she just knew without feeling the smallest shade of doubt.
Finding that the doctors could not help in any way beyond telling her not to place her trust in me, or, in other words, to forget I was a human creature, rather to regard me as just something to be fed and washed and then put away again, mother decided there and then to take matters into her own hands. I was her child, and therefore part of the family. No matter how dull and incapable I might grow up to be, she was determined to treat me on the same plane as the others, and not as the ˜queer one” in the back room who was never spoken of when there were visitors present.”

 

Christy Brown (5 juni 1932 – 6 september 1981)

Lees verder “Christy Brown, David Hare, Alifa Rifaat, Otto F. Walter, Ivy Compton-Burnett”

Stanislav Kostka Neumann

De Tsjechische dichter Stanislav Kostka Neumann werd geboren op 5 juni 1875 in Praag als zoon van een advocaat uit Praag-Zizkov en gezant van de Keizerlijke Raad. Hij bezocht eerst een tijdlang het gymnasium, maar verruilde dat later voor de handelsschool, waar hij echter vanaf werd gestuurd. Hij ging om met arbeiders en bezocht de Tsjechoslowaakse Sociaal-Democratische Partij in Oostenrijk. In 1894 werd hij als een van de intellectuele leiders van de Omladina-beweging tot een gevangenisstraf van een jaarveroordeeld. Na zijn vrijlating publiceerde hij zijn eerste poëtische werk, geschreven in het Latijn fabriek “Nemesis, bonorum custos”, sterk beïnvloed door Josef Svatopluk Machar. Hij werd leider van de anarchistische groeperingen om František Gellner, Fráňa Šrámek, Karel Toman en Jiří Mahen. In 1904 ging hij naar Wenen en beleefde daar de crisis van het anarchisme in de strijd voor algemeen kiesrecht. In 1905 verhuisde hij naar Řečkovice, later naar Bílovice in Moravia en leefde voornamelijk van zijn artikelen in de pers. In Moravia maakte hij kennis met de natuur en keerden zich af van het anarchisme. De Eerste Wereldoorlog beleefde hij aan het front in Albanië. Na de demobilisatie was hij redacteur van de krant “Stem van het Volk” (Hlas národa). In de jaren 1920 was Neumann betrokken bij de oprichting van de Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije en wijdde hij zich in toenemende mate aan de proletarische poëzie. In de jaren 1930 werd hij erg ziek en ging hij naar Poděbrady voor een kuur. Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde hij in kleine plaatsjes om aan de aandacht van de Gestapo te ontsnappen. Hij werkte voor verschillende tijdschriften als redacteur, waaronder “Moderní revue”, “Omladina”, “Lidové noviny”, “Tvorba”. In de periode tussen de twee wereldoorlogen, toen hij betrokken raakte bij de Communistische Partij, schreef hij agitatie- en strijdpoëzie, de ook wel als arbeidersliteratuur bekende ‘proletarische poëzie “, maar ook filosofisch aandoende bundels tegen het fascisme. Hij gebruikte tenminste 25 pseudoniemen die hij ook wel met elkaar combineerde.

And so stand tall

And so stand tall
you stood so strong,
keeping your lips and breast unfouled by calls
perfidious.

My kinfolk clutched
the scythe, the hammer.
Waited for dawn so much,
waited with trust.

They’ll gather in the coming harvest fine
on their own, with their own.
Stand aside. Theirs is the edifying shrine
to times of brotherhood.

Vertaald door Václav Z. J. Pinkava

 

Ei, Stille

Ei, Stille,
der steilen Waldverhaue heiße Stille,
wenn Kerf und Kerf sich auf den Blüten gattet
und tanzt und singt und rast in goldnen Brünsten —

ei, Stille, unserer Wiesen duftend innige Stille,
wenn Wunderblumenweiß, Blau von Salbei
in quellendes und laues Grün sich mengen —

ei, Stille, unserer Felder weitverklärte Stille,
wenn wellend Roggen schoßt im Hochgefühl
unter dem Blau, gefurcht von weißer Wolke —

ei, Stille, Stille,
ein wenig Helle mehr noch wolle spenden
friedlichem Sinn, daß Laune der Geliebten
nicht stör ihn auf aus seinem Mittagsfrieden,
in dem er stehn bleibt wie die Blum’ am Hang!

 Stanislav Kostka Neumann (5 juni 1875 – 28 juni 1947)