Scott Cairns, Sharon Olds, Mark Harris, Karel van den Oever, Christoph Wilhelm Aigner

De Amerikaanse dichter, librettist en essayist Scott Cairns werd geboren op 19 november 1954 in Tacoma, Washington. Zie ook alle tags voor Scott Cairns op dit blog.

 

Adventures in New Testament Greek: Nous

You could almost think the word synonymous
with mind, given our so far narrow
history, and the excessive esteem

in which we have been led to hold what is,
in this case, our rightly designated
nervous systems. Little wonder then

that some presume the mind itself both part
and parcel of the person, the very seat
of soul and, lately, crucible for a host

of chemical incentives—combinations
of which can pretty much answer for most
of our habits and for our affections.

When even the handy lexicon cannot
quite place the nous as anything beyond
one rustic ancestor of reason, you might

be satisfied to trouble the odd term
no further—and so would fail to find
your way to it, most fruitful faculty

untried. Dormant in its roaring cave,
the heart’s intellective aptitude grows dim,
unless you find a way to wake it. So,

let’s try something, even now. Even as
you tend these lines, attend for a moment
to your breath as you draw it in: regard

the breath’s cool descent, a stream from mouth
to throat to the furnace of the heart.
Observe that queer, cool confluence of breath

and blood, and do your thinking there.

 

Draw Near

προσέλθετε

For near is where you’ll meet what you have wandered
far to find. And near is where you’ll very likely see
how far the near obtains. In the dark katholikon
the lighted candles lent their gold to give the eye
a more than common sense of what lay flickering
just beyond the ken, and lent the mind a likely
swoon just shy of apprehension. It was then
that time’s neat artifice fell in and made for us
a figure for when time would slip free altogether.
I have no sense of what this means to you, so little
sense of what to make of it myself, save one lit glimpse
of how we live and move, a more expansive sense in Whom.

 

 
Scott Cairns (Tacoma, 19 november 1954)

Lees verder “Scott Cairns, Sharon Olds, Mark Harris, Karel van den Oever, Christoph Wilhelm Aigner”

Alan Tate, Anna Seghers, Elise Bürger, Girolamo de Rada, Veronika Aydin

De Amerikaanse dichter Alan Tate werd geboren op 19 november 1899 in de buurt van Winchester, Kentucky. Zie ook alle tags voor Alan Tate op dit blog.

 

Winter Mask
To the memory of W. B. Yeats

IV
I supposed two scenes of hell,
Two human bestiaries,
Might uncommonly well
Convey the doom I thought;
But lest the horror freeze
The gentler estimation
I go to the sylvan door
Where nature has been bought
In rational proration
As a thing worth living for.

V
Should the buyer have been beware?
It is an uneven trade
For man has wet his hair
Under the winter weather
With only fog for shade:
His mouth a bracketed hole
Picked by the crows that bore
Nature to their hanged brother,
Who rattles against the bole
The thing that he lived for.

VI
I asked the master Yeats
Whose great style could not tell
Why it is man hates
His own salvati6n,
Prefers the way to hell,
And finds his last safety
In the self-made curse that bore
Him towards damnation:
The drowned undrowned by the se
The sea worth living for.

 

 
Allen Tate (19 november 1899 – 9 februari 1979)
Cover

Lees verder “Alan Tate, Anna Seghers, Elise Bürger, Girolamo de Rada, Veronika Aydin”

Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Thomas Möhlmann, Pauline Genee, Klaus Mann, Eugenio Montejo

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.

Uit:Don Bovary

Op de vraag wat een grootse roman zo groots maakt zijn veel kleine antwoorden gegeven. Een grootse roman wil je telkens weer herlezen. Een grootse roman geeft zichzelf nooit helemaal prijs. Over een grootse roman raak je nooit uitgepraat. En, uit de dossiermappen van de leesbevordering: een grootse roman verrijkt je leven.
Het is allemaal even waar als weinigzeggend en afgesleten. En dan nog: ik ken mensen – schrijvers vooral, en ook een bepaald soort criticus – die juist over apert slechte romans nooit uitgepraat raken; de grootse laten ze bij voorkeur onbesproken omdat dan onvermijdelijk hun eigen kleinheid aan het licht komt. En verleidt een grootse roman inderdaad altijd tot herlezen? Achttien jaar geleden las ik Moby Dick. Ja ja, onovertroffen, natuurlijk, natuurlijk – maar nóg een keer lezen, integraal? In vergelijking met Oorlog en vrede wordt Tolstojs novelle De dood van Ivan Iljitsj beschouwd als een wat kleinere prestatie, en niet alleen voor wat betreft omvang. Kan zijn. Ivan Iljitsj heb ik vier of vijf keer gelezen, en ik zal het blijven herlezen.
Een secundair kenmerk van de ‘grootse roman, is dat er in de loop van de tijd een onuitputtelijk aantal interpretaties op is losgelaten. Van een afstand lijken grootse romans in dat opzicht soms op hologrammen, op te vullen met de meest spectaculaire en elkaar tegensprekende duidingen. In het voorjaar van 2002 gaven honderd schrijvers, onder wie Milan Kundera, Salman Rushdie, V.S. Naipaul en Nadine Gordimer, antwoord op de vraag wat de beste en grootste roman aller tijden is. Don Quichot van Cervantes kwam met grote meerderheid van stemmen als eerste uit de bus. In Vrij Nederland stond eens een opmerkelijk stuk over de manieren waarop ieder tijdvak zich zijn eigen Don Quichot had toegeëigend. Wij dachten altijd dat Don Quichot een echte picareske is, een schelmenroman die is opgebouwd uit een carrousel van vertellingen en avonturen van twee hartveroverende antihelden, de onfortuinlijke ridder Quichote en zijn trouwe metgezel Sancho Panza. Maar zo eenvoudig is het kennelijk niet. Aan het einde van de zeventiende eeuw gold de waardering voor Don Quichot inderdaad de hilarische enormiteiten, de dwaasheid en de spot. In Engeland mocht het boek gedurende een groot deel van de zeventiende eeuw niet worden verspreid, omdat van alle grappen en grollen in Don Quichot geen moreel zuivere boodschap uitging. Na opheffing van het verbod kregen Britse lezers echter vooral oog voor de ernst achter de satire, de tragedie achter de picareske. Weer later groeide Don Quichot uit tot het beslissende boek voor satirici als Alexander Pope, Henry Fielding en Laurence Sterne.”

 

 
Joost Zwagerman (18 november 1963 – 8 september 2015)

Lees verder “Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Thomas Möhlmann, Pauline Genee, Klaus Mann, Eugenio Montejo”

Margaret Atwood, Seán Mac Falls, Jaap Meijer, Richard Dehmel, William Gilbert, Hans Reimann, Mireille Cottenjé

De Canadese schrijfster Margaret Atwood werd geboren in Ottawa op 18 november 1939. Zie ook alle tags voor Margaret Atwood op dit blog.

Uit:The Edible Woman

“I know I was all right on Friday when I got up; if anything I was feeling more stolid than usual. When I went out to the kitchen to get breakfast Ainsley was there, moping: she said she had been to a bad party the night before. She swore there had been nothing but dentistry students, which depressed her so much she had consoled herself by getting drunk.
“You have no idea how soggy it is,” she said, “having to go through twenty conversations about the insides of peoples’ mouths. The most reaction I got out of them was when I described an abscess I once had. They positively drooled. And most men look at something besides your teeth, for god’s sake.”
She had a hangover, which put me in a cheerful mood – it made me feel so healthy – and I poured her a glass of tomato juice and briskly fixed her an Alka- Seltzer, listening and making sympathetic noises while she complained.
“As if I didn’t get enough of that at work,” she said.
Ainsley has a job as a tester of defective electric toothbrushes for an electric toothbrush company: a temporary job. What she is waiting for is an opening in one of those little art galleries, even though they don’t pay well: she wants to meet the artists. Last year, she told me, it was actors, but then she actually met some. “It’s an absolute fixation. I expect they all carry those bent mirrors around in their coat pockets and peer into their own mouths every time they go to the john to make sure they’re still cavity- free.” She ran one hand reflectively through her hair, which is long and red, or rather auburn. “Could you imagine kissing one? He’d say ‘Open wide’ beforehand. They’re so bloody one- track.”
“It must have been awful,” I said, refilling her glass. “Couldn’t you have changed the topic?”
Ainsley raised her almost non- existent eyebrows, which hadn’t been coloured in yet that morning. “Of course not,” she said. “I pretended to be terribly interested. And naturally I didn’t let on what my job was: those professional men get so huffy if you know anything about their subject. You know, like Peter.”
Ainsley tends to make jabs at Peter, especially when she isn’t feeling well. I was magnanimous and didn’t respond. “You’d better eat something before you go to work,” I said, “it’s better when you’ve got something on your stomach.”

 
Margaret Atwood (Ottawa, 18 november 1939)

Lees verder “Margaret Atwood, Seán Mac Falls, Jaap Meijer, Richard Dehmel, William Gilbert, Hans Reimann, Mireille Cottenjé”

Joost van den Vondel, Guido van Heulendonk, Pierre Véry, Auberon Waugh, Dahlia Ravikovitch, Rebecca Walker, Christopher Paolini, Archibald Lampman, Max Barthel

De Nederlandse dichter en schrijver Joost van den Vondel werd geboren op 17 november 1587 in Keulen. Zie ook Zie ook alle tags voor Joost van den Vondel op dit blog.

 

Aan de beurs van Amsterdam

Doorluchtig koopslot, meesterstuk
Van KEIZER, die ons Koopgeluk
Aan uw gerief zo dier verplichte,
Wat geest heeft uwe naam bedocht?
Spruit die van ’t veld, dat Dido kocht,
Toen zij haar hof en Koopstad stichtte?

Of heeft de Beurs die naam Gebaard,
De Beurs, die ’t geld met zorg bewaart?
Zo blijf de Zedigheid bevolen:
Want schepen brieven, geld en goed,
En Beursgeloof is eb en vloed.
De Beurs wordt om haar geld bestolen:

En wat ’s een geldeloze Beurs?
Een koopmans gasthuis vol getreurs.
De Beurs heeft ook haar Martelaren.
De winst verandert met de wind.
D’een mist het geen een ander vindt.
‘T is kunst te winnen en bewaren.

Uw wissel draaft vast op en neer.
Dat postpaard maakt wel knecht van heer,
En Reinout kan het schaars berijden.
Het slaat dan voor dan achter uit,
En van ter zijde; en wordt gestuit
Met smert; dies pas zijn hoef te mijden.

Verzekert gij het zeegevaar;
Wat borg zal uw verzekeraar
Verzeekren van uw scha te boeten,
Daar ’t grimmelt van onzekerheên?
De terling geeft u zes, of een …
Wie weet wat kans u zal gemoeten?

Daar nu de zuil ’t gewelfsel stut,
Dook eertijds, in zijn rieten hut
De visser, die met list van fuiken
De gauwste Amstelvis bedroog
Daar Koopliên, onder uwe boog,
Nu zon, nu regenbui ontduiken.

Mistrouw dan vrij uw Koopfortuin.
Carthago leit bestulpt met puin,
En waar is Tyrus? waar de muren
Van Sidon, en zijn koopmansstraat?
Het Beursgeluk dat komt, en gaat.
‘T geluk kan zelden steen verduren.

 

Laat zestig winters
P.C. Hooft begroet zijn vriend Vos(sius) door woorden van Vondel te citeren:

‘laat zestig winters vrij dat Vossenhoofd besneeuwen,
nog grijzer is het brein, dan ’t grijze haar op ’t hoofd,
dat brein draagt heugnis van meer dan vijftig eeuwen,
en al haar de wetenschap, in boeken afgesloofd,
Sandrart, beschans hem niet met boeken of met blaêren,
al wat in boeken steekt, is in dat hoofd gevaren.’

 

 
Joost van den Vondel (17 november 1587 – 5 februari 1679)
Borstbeeld in Apeldoorn

Lees verder “Joost van den Vondel, Guido van Heulendonk, Pierre Véry, Auberon Waugh, Dahlia Ravikovitch, Rebecca Walker, Christopher Paolini, Archibald Lampman, Max Barthel”

Jelko Arts

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichter en schrijver Jelko Arts werd geboren in Den Bosch in 1991. Hij studeerde Nederlandse Taal en Cultuur en Letterkunde in Nijmegen, en behaalde een masters in Literair bedrijf. Zijn teksten verschenen onder andere in De Titaan, Trouw en De Gelderlander. Hij stond als performer op festivals als de Zwarte Cross, Opiums Torenkamerfestival, Onbederf’lijk Vers en de Vierdaagse feesten. Hij is oprichter en programmamaker bij Boek op de Bank en geeft les en workshops. Hij is onder agentschap bij de fijne mensen van De Nieuwe Oost (voorheen Literair Productiehuis Wintertuin). In de zomer van 2016 vertrok Jelko met deBuren naar Parijs, om daar twee weken te wonen en te werken. In 2016/2017 was hij onderdeel van het Slow Writing Lab, het talentprogramma van het Nederlands Letterenfonds. Arts is de eerste helft van schrijversduo Arts & Lentes.

Uit: Opstijgen

“Ik krijg mijn Boeing 757 niet voorbij de zoldertrap,’ zeg ik. Het is zondagochtend, ik sta op straat, bij de voordeur van de buurman, die in zijn ogen wrijft.
‘Sorry?’ zegt hij.
‘Ik woon hiernaast, ik zit verlegen om een beetje hulp, mijn Boeing is te zwaar om in mijn eentje door het trapgat te dragen,’ zeg ik. De buurman krabt aan zijn stoppels.
‘Het is zondagochtend,’ zegt hij. ‘Dat maakt op zich niet uit, maar is het dringend?’
‘Ja, nogal,’ zeg ik. ‘Ik vertrek zo naar een clubdag voor vliegtuigfanaten en ik wil mijn Boeing vanmiddag graag tentoonstellen.’
‘Een Boeing? Je bedoelt het vliegtuig?’ vraagt hij.
‘Ja, een model. Hij staat op zolder en nu moet hij naar mijn auto worden getild. Normaal gesproken zou ik mijn zus bellen, maar zij gaat op zondagochtend altijd naar onze ouders. En de kans dat ze wil komen helpen is trouwens minimaal: ik ben nogal tegen haar uitgevallen na een ongelukje met een Concorde.’
‘Wauw,’ zegt de buurman lachend. Hij trekt heel kort een wenkbrauw op. Hij is een jaar of veertig denk ik, hij heeft een gezin en een BMW. We knikken vaak, als hij ’s avonds thuiskomt en ik toevallig net de gordijnen dicht trek. Ik sta er nu pas bij stil dat we elkaar misschien niet goed genoeg kennen. Ik sta hier nogal plompverloren. De buurman gaapt.
‘Sorry,’ zeg ik daarom. ‘Ik wil je natuurlijk niet lastig vallen, misschien lukt het me wel alleen.’
‘Nee joh,’ zegt hij, ‘Ik ga even met mijn vrouw overleggen.’
Hij verdwijnt de woonkamer in. Ik blijf achter en ik probeer vooral niet teveel naar binnen te kijken. Gestoord worden op je rustige zondagochtend is al genoeg inbreuk op je privacy, dus kijk ik gewoon maar even naar de lucht. Als de buurman terugkomt heeft hij een colbertje over zijn pyjamashirt aangetrokken. Hij zegt: ‘Ze willen straks nog wel naar oma, maar ik kan best even komen helpen.’

 
Jelko Arts (Den Bosch, 1991)

Anton Koolhaas, Chinua Achebe, José Saramago, Renate Rubinstein, Craig Arnold, Danny Wallace, Frits van der Meer, Jónas Hallgrímsson, Hugo Dittberner

De Nederlandse schrijver Anton Koolhaas werd op 16 november 1912 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Anton Koolhaas op dit blog.

Uit: De liefde schuilt in een doublet van hazen

‘Ik ben dan ook altijd op de vlucht, ook!’ riep de haas Leendert ineens uit. Waar hij nu weer voor weggelopen was, wist hij niet eens meer. Hij draafde maar. Hij had dat weglopen al van zijn eerste jeugd af gehad. In het begin was het natuurlijk speelsheid geweest, want toen vond hij iedere gelegenheid om het op een hollen te zetten, schitterend. Maar zo speels was hij nu niet meer en af en toe schemerde hem wel iets, dat hij wel wat veel wegliep voor een haas die het leven aan kan; althans aan zou moeten kunnen. Hij had echter niemand om mee van gedachten te wisselen over al die dingen, want ook van andere hazen was hij altijd weggevlucht.
Als je wegloopt, dacht Leendert, kom je ergens anders. Maar voor mij maakt het niets uit, of ik hier ben of ergens anders. Leendert keek om zich heen en overwoog of dit nu bijvoorbeeld een plaats was, om steeds naar terug te keren. Hij zat midden in een weiland en het regende. Een mistroostige en langdurige najaarsplensbui. Het gras lag plat en het was zo doornat, dat iedereen er wel verdrietig van moest worden. Nu viel er een druppel midden in een oog van Leendert en dat bracht hem opnieuw in draf. Hij rende zonder op te kijken het hele weiland door en kwam tot stilstand voor een vrij brede vaart. Hij was er al eens eerder geweest en wist wat hem wachtte. De regen maakte belletjes in het water. Hij had er al twee keer naar gekeken en het was een van de weinige dingen waar hij niet voor wegliep. Sterker: hij kon er niet vandaan komen!
Eerst keek hij er alleen een tijd lang naar en vervolgens begon hij te luisteren naar het geluid. Aanvankelijk ruiste al dat water alleen maar en kreeg men de indruk van een onbeschrijfelijke natheid; maar als men er zich in verdiepte, ging het rinkelen. Van heel laag tot heel hoog en Leendert kreeg daar rillingen van. Niet van de vochtigheid of van de kou, maar in het bijzonder van dat rinkelen. Die rillingen begonnen langs zijn rug, liepen dan door zijn achterpoten, sprongen vandaar in de voorpoten en kwamen uiteindelijk in zijn borst terecht, rondom het hart en dan moest Leendert ineens naar adem snakken. Vervolgens ontspande alles zich weer iets, tot de rillingen opnieuw optraden in zijn rug en wederom hun kringloop maakten. Leendert dacht af en toe: ik zou wel willen, dat het iets anders en iets meer werd dan rillen, maar dat werd het nooit. Wanneer de belletjes kleiner werden en de regen ophield, verviel hij tot besluiteloosheid.
Hij keek voorzichtig om en kroop langzaam van de rand van het water weer omhoog naar de wei. En dan ging hij weg, maar niet zoals anders met grote vluchtsprongen, maar juist vreemd traag. Zo traag, dat het wel leek of hij met het optillen van een poot wachtte tot de vorige secuur op de aarde stond, omdat hij daar anders wel eens naast zou kunnen stappen. Op die manier kroop hij heel bekommerd voort, maar het was wel een manier van lopen, die uitdrukking gaf aan de stemming die bellen in het water wekten.”

 

 
Anton Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)

Lees verder “Anton Koolhaas, Chinua Achebe, José Saramago, Renate Rubinstein, Craig Arnold, Danny Wallace, Frits van der Meer, Jónas Hallgrímsson, Hugo Dittberner”

Susanne Fröhlich

De Duitse schrijfster en journaliste Susanne Fröhlich werd geboren op 15 november 1962 in Frankfurt am Main als dochter van een notaris. Fröh;ich deed in in 1982 eindexamen aan de Schillerschule Frankfurt. Na het afbreken van haar rechtenstudies (4 semesters) en vrijwilligerswerk debuteerde maakte Fröhlich in 1984 bij de Hessischer Rundfunk (radio). Van 1988 tot zomer 2007 presenteerde zij het Ausgehspiel in hr3. Op tv presenteerde zij „Allein oder Fröhlich“, „Vorsicht Fröhlich“, „Fröhlich bei Nacht“ en „Wir vier“. Ondertussen heeft Fröhlich verschillende boeken gepubliceerd waarvan in totaal meer dan een miljoen exemplaren zijn verkocht. Haar eerste roman “Frisch gepresst” ging over een vrouw genaamd Andrea Schnidt, die moeder wordt. Het boek werd in 2012 verfilmd. Andere delen uit deze serie zijn: “Frisch gemacht”, “Familienpackung”, “Treuepunkte”, “Lieblingstücke” en “Lackschaden”. In haar boek ”Jeder Fisch ist schön, wenn er an der Angel hängt“ richt zij zich tot vrouwelijke singles. In haar roman “Der Tag, an dem Vater das Baby fallen ließ” smijt de moeder van de overleden baby de vader eruit en begint een lesbische relatie met de werkster. Het grootste succes van Susanne Fröhlich tot nu toe is “Moppel-Ich”, een handleiding die op een humoristische manier omgaat met gewichtsproblemen. Dit boek werd ook verfilmd voor de televisie.

Uit: Lieblingsstücke

»Jesus ist hier bei uns in Eschborn«, ruft die Stimme ekstatisch. Jesus ist in Eschbom. Das wäre, wenn es tatsächlich stimmt, ein ziemlicher Knaller. Ich meine, ich möchte Je-sus nicht zu nahe treten, aber warum um alles in der Welt sollte er nach Esdlorn kommen? Ein Mann wie Jesus hat doch wirklich andere Möglichkeiten. Wozu ist er schließ. lieh Jesus? Was nützt einem so eine Funktion, Beruf wäre wohl die unpassende Bezeichnung, wenn man dann doch in Eschborn rumhängen muss? Und noch dazu bei die-sem Schmuddelwetter. Da wäre es doch bestimmt auf den Malediven oder den Seychellen netter. Wärmer allemal. Die Strände, die Palmen. das türkisfarbene Wasser, nette Cocktails, all das sollte Jesus ja wohl bekannt sein. Und an-sonsten, falls ihm das Rumliegen am Strand nicht so gefällt, viele Männer langweilen sich da ja schnell mal, und Jesus ist ja nun eindeutig ein Mann, gibt es auch noch Städte wie New York, Rom, Venedig oder Paris. Internationale Metropolen. Und wenn es denn unbedingt Deutschland sein muss, würde ich an Jesus’ Stelle doch lieber mal nach Berlin. Für Jesus würde sich der Wowereit sicherlich einen Abend frei nehmen. Dass eale Wahl angeblich ausgerech-net auf Eachborn fällt, genauer gesagt aufs Gewerbegebiet Eschborn Süd, spricht entweder für seine Leidensfähigkeit (die ja weitreichend bekannt ist) oder auch nur dafür, dass er entweder keinen Geschmack oder keine Ahnung hat. Beides aber sollte man von Jesus doch erwarten können. »Jesus ist in F.schhorn und sagt uns hallo«, wiederholt die Stimme noch aufgeregter die gewagte These, und weil das so dermaßen bekloppt ist und alle trotzdem so irrsin-nig bewegt sind, nutze ich diesen Moment, nehme meine Tasche und meine Decke und verlasse so unauffällig wie möglich den zugigen kleinen Raum über der örtlichen Mehrzweckhalle. Vielleicht hat Jesus ja Lust mitzukom-men. Ich kann mir nur sehr schwer vorstellen, dass er an dieser Veranstaltung hier Spaß hat. Ich jedenfalls nicht. überhaupt nicht, und deshalb muss ich hier weg. Annabelle kommt mir hinterher. »Wo willst du denn hin?«, fragt sie entsetzt, »das Semi-nar geht doch noch den ganzen Tag!« »Ich bitte dich«, sage ich, »was soll denn nach Jesus noch kommen?«, und hoffe, dass sie den Scherz kapiert. Tut sie aber nicht. »Hast du ihn auch gesehen?«, will sie ernsthaft wissen, und ich weiß wirklich nicht, wie diese Frau meine Freun-din sein kann. So viel habe selbst ich verstanden. Beim Channcling spricht man durch andere. Also Jesus durch unsere Semi-narleiterin Asmara. Deshalb kann man ihn auch definitiv nicht sehen, höchstens hören. Annabelle, meine Freundin, ist, unter uns gesagt, nicht das hellste Licht, aber dafür eine absolut hartnäckige Person. Immerhin hat sie mich zu diesem bescheuerten Seminar überredet. »Charmeling mit Asmara« nennt sich diese dubiose Veranstaltung, zu der man nur eine warme Decke, etwas zu essen und die Teilnahmegebühr von zweihundertneunzig Euro mitbringen muss.“


Susanne Fröhlich (Frankfurt am Main, 15 november 1962)

Clemens J. Setz, Jan Terlouw, Wolf Biermann, Ted Berrigan, J. G. Ballard, Gerhart Hauptmann, Liane Dirks, Lucien Rebatet, Marianne Moore

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Clemens J. Setz werd geboren op 15 november 1982 in Graz. Zie ook alle tags voor Clemens J. Setz op dit blog.

Uit: Söhne und Planeten

„Ein grauhaariger Mann stand klatschend in der Herrengasse. Obwohl es leicht regnete und viele Passanten Schirme wie buntfarbige Sprechblasen über ihren Köpfen spazieren trugen, schaute der Mann in den Himmel und spendete ihm Beifall. Die meisten Menschen wichen der seltsamen Erscheinung aus. Viele wurden auch langsamer, als sie näher kamen, und suchten nach einer Sammelbüchse oder einem Hut, in die man Münzen werfen konnte. Aber da es nichts dergleichen gab, blieb ihnen nur übrig anzunehmen, dass der Mann ein Verrückter war. Ein Kind, das an der Hand seiner Mutter ging, begann ebenfalls zu klatschen, als es den Mami bemerkte. Die Mutter griff sofort ein und bog die Hände des Kindes wieder auseinander. Dabei fiel ihr der Schirm auf den Boden.
René Templ trat versehentlich auf den Schirm, stolperte und stieß gegen die Einkaufstasche der Frau. Er entschuldigte sich und hob das Ding auf, putzte es umständlich ab und gab es ihr zurück. Templ schaute ihr nach, als sie die Straßenseite wechselte. Der Schirm hatte ein wenig an Symmetrie eingebüßt und eierte, wenn man ihn drehte. Nichts bleibt für lange Zeit unversehrt. Das Bild in Natalies Wohnung war aus dem Rahmen gefallen und sie hatten es gemeinsam wieder an seine Stelle gehängt. Das hatte zwei Stunden gedauert. Danach war nur mehr Zeit für eine kurze Umarmung geblieben. Er hatte seine Hose anbehalten. Ein merkwürdiges Bild: Ein endloser Raum, angefüllt mit den immer gleichen geometrischen Figuren. Würfel, miteinander verbunden durch längliche Quader.
Der Weg nach Hause führte ihn jeden Tag durch die Innere Stadt. Er liebte diesen Stadtteil, weil er sehr weit von seiner Wohnadresse entfernt lag. Wenn er von dieser wohltuenden Ferne wieder genug hatte, fuhr er mit der Straßenbahnlinie 7 bis zur Eggenberger Allee. Hier, versteckt zwischen zwei imposanten Mehrfamilienhäusern, wohnte er in einem kompakten, aber immerhin zweistöckigen Haus. In der kleinen Auffahrt stand eine alte, rostige Wäschestange, auf der sein Sohn früher geturnt hatte. Jetzt freilich ging das nicht mehr. Den Garten ließ er, so gut es ging, verwildern. Ein Vogelhäuschen gab es dort, das er nicht gebaut hatte. Am Haus selbst hatte er kaum jemals etwas reparieren müssen. Und in einem dicken Zementblock eingemauert kauerte ein Gartengrill, den er noch nie verwendet hatte. Sein Leben hier war das des fantasielosen Nachmieters. Spuren hinterließ René Templ nur in seinem Arbeitszimmer, und auch da nur in kleinen überschaubaren Ausmaßen. Er tippte auf der Schreibmaschine seine handtellergroßen Geschichten, die er dann anschließend in stundenlanger Arbeit revidierte oder in ausfiihrlichen Selbstgesprächen kommentierte. An Programme zur Textverarbeitung und deren unberechenbares Verhalten hatte er sich nie gewöhnen können. Vom Fenster aus sah man direkt auf die Allee.“

 
Clemens J. Setz (Graz, 15 november 1982)

Lees verder “Clemens J. Setz, Jan Terlouw, Wolf Biermann, Ted Berrigan, J. G. Ballard, Gerhart Hauptmann, Liane Dirks, Lucien Rebatet, Marianne Moore”

Norbert Krapf, Jonathan van het Reve, Olga Grjasnowa, Astrid Lindgren, René de Clercq, P.J. O’Rourke, Jurga Ivanauskaitė, Peter Orner

De Amerikaanse dichter, schrijver en vertaler Norbert Krapf werd geboren op 14 november 1943 in Jasper, Indiana. Zie ook alle tags voor Norbert Krapf op dit blog.

 

The Campfire Poets

Coming down a back road,
I saw a campfire in the woods.

Tired, I wandered over,
slipped off my backpack,

looked down at a man and woman
whose eyes burned like coal.

He was fleshy, had a bushy gray beard;
she was petite, bursting with dark energy.

He said he was the poet of the body and soul
and all people; she said she wrote letters

to a world that never wrote back.
They moved a bit apart, he motioned

me to sit down between them,
and I knew I’d found eternity

off the side of a back road
in the hill country woods.

 

Emily Dickinson’s Song

Sing me a song, Emily,
I said, and she laid one
on me like I never heard.

At once I tumbled head
over heels into the dark
that was somewhere inside

and hit millions of worlds
I never knew existed
and my eyes went out

and then somewhere else
I woke up and saw
that I had come into

a searing light that
turned everything in view
into x-ray versions

of the objects that were
like shadows in a cave
where Plato lived.

Then I looked up
and Emily sat smiling
in her white dress.

 

 
Norbert Krapf (Jasper, 14 november 1943)

 

Lees verder “Norbert Krapf, Jonathan van het Reve, Olga Grjasnowa, Astrid Lindgren, René de Clercq, P.J. O’Rourke, Jurga Ivanauskaitė, Peter Orner”