Herinnering aan Gerard Reve

 

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 15 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

 

Slapeloos

In de nachtwind, als ik niet slapen kan,
hoor ik de toorn en het lijden van God.
Maar boven de storm uit
hoor ik de stemmen van miljoenen zielen,
voor eeuwig verloren,
die roepen om gerechtigheid.
Wat hopen zij? Wat denken zij?
Wat denken zij van Hem?
Wat denkt Hij van Zichzelf?

 


Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

Zie voor de schrijvers van de 8e april ook mijn volgende blog van vandaag.

Juliana Spahr, Özcan Akyol, William Wordsworth, Gabriela Mistral, Henk Fedder, Donald Barthelme, Jens Peter Jacobsen

De Amerikaanse dichteres, critica en uitgeefster Juliana Spahr werd geboren op 7 april 1966 in Chillicothe, Ohio. Zie ook alle tags voor Juliana Spahr op dit blog.

 

If You Were a Bluebird

Began with a list.
A bird. Reed cormorant.
Added a fish and a monkey. Hingemouth. White throated monkey.
Added because.
Because the six dorsal and anal fins of the hingemouth and its two teeth
too and also its swim bladder like a lung, covered in alveoli.
Because the silvery wings, longish tail, and short head crest of the reed
cormorant.
Because the white throated monkey, with its red belly and its white legs.
Added the phrase the principle of relation.
Because it was with the principle of relation that the Niger Delta came to
habitat.
So the hingemouth with its six dorsal and anal fins of and its two teeth too
and also its swim bladder like a lung, covered in alveoli, swims.
So the silvery wings, longish tail, and short head crest of the reed cormo­-
rant dives down to considerable depths in the Delta and also dives to
feed, as it tends to do, in more shallow water, bringing slow-moving
mormyrids and cichilds to the surface.
So the white throated monkey, with its red belly and its white legs, bangs
objects against the ground, throws sticks.

*

Then added another bird.
Eurasian spoonbill.
Added a crab and a fish.
Cleistostoma kuwaitense. Mudskipper.
Again added because.
Because the Eurasian spoonbill with its dark legs, occasionally grunting
and trumpeting.
Because the cleistostoma kuwaitense building a semi-permanent mud
hood over the entrance to its burrow.
Because the mudskipper digging a deep burrow then hiding in it during
high tide, a polygonal territory surrounded by dams, and defended
against rivals, yet also shared with digging crabs.
Added the phrase the principle of relation.
Because it was with the principle of relation that the Kuwait bay came to
teem.
So the Eurasian spoonbill with its dark legs, grunts and trumpets, sweeps
the end of its partly opened bill from side to side as it wades through
shallow water.
So the mudskipper builds its burrow beneath the mudflats, defends its ter­-
ritory, keeps a pool of water so as to also engage in surface activity.
So the cleistostoma kuwaitense, using the same mud of these mud flats,
builds a semipermanent mud hood.

*

Then another bird.
Pelican.
Added a mammal and a fish. Bottlenose dolphin. Red snapper.
Returned to because.
Because the gregarious pelican, traveling in flocks.
Because the bottle nose dolphin, remembering and comprehending.
Because the nibbling and the picking of the red snapper with its short,
sharp needle-like teeth.
Returned to principle of relation.
Because it was with the principle of relation that the Gulf of Mexico came
to be activated.
So the gregarious pelican hunts, hunts cooperatively, plunge dives from
high up so as to stun the fish, scoops them up, and then also breeds,
breeds colonially, in trees, bushes, in the ground, around the gulf.
So the dolphins talks, talks, over thirty distinguishable sounds.
So the red snapper spreads itself out in the artificial reefs of oil platforms,
the smaller fish in the upper part of the water column, the larger in
deeper areas.

 

 
Juliana Spahr (Chillicothe, 7 april 1966)

 

De Nederlandse schrijver en columnist Özcan Akyol werd geboren in Deventer op 7 april 1984. Zie ook alle tags voor Özcan Akyol op dit blog.

Uit: Eus

“Ik ben geboren en getogen in de Koekstad, een niet al te grote plaats langs de IJssel, precies op het grensgebied van twee oostelijke provincies. Mijn vader kreeg van de fabriek een arbeidershuisje toegewezen in een industriestraat. Bijna in het centrum. Vlak voor ons kot liep een treinspoor. Daar reed vier keer per dag een goederentrein overheen. Hij vervoerde meestal dode dieren. Een paar huizen werden bewoond door Hollanders, maar dat waren rare mensen. Maatschappelijk mislukte losers. Wij noemden hen aso s. Zij noemden ons batsen. Dat zit zo: de meeste Turken hebben platte achterhoofden. Een bats is een schop. Een schop is plat. Krijg je een knal met het blad van de bats op je kop, dan heb je een plat achterhoofd. Mijn achterhoofd is niet plat. De enige slaapkamer in huis deelde ik met Mahir en Kosta. Mijn ouders sliepen beneden op de slaapbank. De ruimte was zo klein dat ik mijn plekje alleen kon bereiken door over de bedden van m n broers te lopen. Het zorgde zo nu en dan voor problemen, omdat zij mij niet zo mochten kinderlijke jaloezie van twee knakkers die de aandacht van hun ouders niet wilden delen met de nieuweling. Ze vielen me aan. Vaak op een strategische manier, zodat ik niet kon vluchten. Ik dolf telkens het onderspit omdat ik als tenger jongetje krachteloos en daarbij nogal bangig was. Die sukkels schopten net zo lang tot ze die ene voltreffer hadden uitgedeeld. Mijn vader haalde zijn schouders op als ik voor de zoveelste keer huilend van de trap liep, op zoek naar wat troost. Het huishouden viel onder de verantwoordelijkheid van moeder, net als de kinderen. Hij zou keihard werken en voor het geld zorgen, zoals dat van hem werd verwacht. De rest was niet belangrijk. Toch liet Turis zich vrij rap afkeuren. Zijn werkzame leven in Nederland duurde amper vijftien jaar. Pijnscheuten in de onderrug, liet hij de bedrijfstolk voor de arboarts vertalen. Maar van die rugproblemen hebben wij nooit iets gemerkt. Hij was vooral werkschuw. Liever lui dan moe. Dat idee.
Daarnaast had-ie een obsessie met geld. Als hij op een slinkse manier wat centen kon uitsparen, vergat vader de tucht en orde die hij dagelijks tot ons predikte. Zo moest ik regelmatig bij Vroom & Dreesmann op de uitkijk staan terwijl hij de prijskaartjes van schoenendozen verwisselde. Met die truc nam hij elk kwartaal schoenen ter waarde van veertig gulden mee voor maar vijftien piek. Als er visite was, pronkte hij heel trots met zijn nieuwe schoeisel. Dat hij het warenhuis voor een paar joetjes had opgelicht vertelde hij er nooit bij. Dat zouden zijn vrienden, van wie sommigen volgens de islam leefden en diefstal als een enorme zonde zagen, streng veroordelen. Door die gierigheid mochten we maar één keer per week douchen. Op donderdag. Dan moesten we met zijn drietjes sámen onder de lauwe straal.”

 

 
Özcan Akyol (Deventer, 7 april 1984)

 

De Engelse dichter William Wordsworth werd geboren op 7 april 1770 in Cockermouth, Cumberland. Zie ook alle tags voor William Wordsworth op dit blog.

 

The Passing Of The Elder Bards

THE MIGHTY Minstrel breathes no longer,
Mid mouldering ruins low he lies;
And death upon the braes of Yarrow
Has closed the Shepherd-poet’s eyes:

Nor has the rolling year twice measured,
From sign to sign, its steadfast course,
Since every mortal power of Coleridge
Was frozen at its marvellous source;

The ’rapt One, of the godlike forehead,
The heaven-eyed creature sleeps in earth:
And Lamb, the frolic and the gentle,
Has vanished from his lonely hearth.

Like clouds that rake the mountain-summits,
Or waves that own no curbing hand,
How fast has brother followed brother,
From sunshine to the sunless land!

Yet I, whose lids from infant slumber
Were earlier raised, remain to hear
A timid voice, that asks in whispers,
“Who next will drop and disappear?”

 

Though Narrow Be That Old Man’s Cares

THOUGH narrow be that old Man’s cares, and near,
The poor old Man is greater than he seems:
For he hath waking empire, wide as dreams;
An ample sovereignty of eye and ear.
Rich are his walks with supernatural cheer;
The region of his inner spirit teems
With vital sounds and monitory gleams
Of high astonishment and pleasing fear.
He the seven birds hath seen, that never part,
Seen the SEVEN WHISTLERS in their nightly rounds,
And counted them: and oftentimes will start–
For overhead are sweeping GABRIEL’S HOUNDS
Doomed, with their impious Lord, the flying Hart
To chase for ever, on aerial grounds!

 

Sonnet

IT is not to be thought of that the Flood
Of British freedom, which, to the open sea
Of the world’s praise, from dark antiquity
Hath flowed, ‘with pomp of waters, unwithstood,’
Roused though it be full often to a mood
Which spurns the check of salutary bands,
That this most famous Stream in bogs and sands
Should perish; and to evil and to good
Be lost for ever. In our halls is hung
Armoury of the invincible Knights of old:
We must be free or die, who speak the tongue
That Shakespeare spake; the faith and morals hold
Which Milton held.–In everything we are sprung
Of Earth’s first blood, have titles manifold

 

 
William Wordsworth (7 april 1770 – 23 april 1850)
Cover

 

De Chileense dichteres en diplomate Gabriela Mistral werd geboren in Vicuña, Chili op 7 april 1889. Zie ook alle tags voor Gabriela Mistral op dit blog.

 

The Shining Host

In vain you try
To smother my song:
A million children
In chorus sing it
Beneath the sun!

In vain you try
To break my verse
Of affliction:
The children sing it
Under God!

 

Rocking

A thousand waves
Divine the sea she rocks
I hear the loving seas
And rock my son, my son

Night fields of wheat
The wandering wind rocks
I hear the loving winds
And rock my son, my son

His thousands worlds
Silent God Father rocks
I feel His hand in shades
And rock my son, my son.

 


Gabriela Mistral (7 april 1889 – 10 januari 1957)
Cover

 

De Nederlandse dichter en schrijver Henk Fedder werd op 7 april 1890 te Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Henk Fedder op dit blog.

 

Celwagen

De dievenwagen stopt vóór het station,
Geelgrijze auto op gloednieuwe banden.
Vier jonge mannen met geboeide handen
Staan plotseling in ’t licht van d’ochtendzon.

Eén tilt een oogenblik zijn wit gezicht
naar lang ontbeerde zeeg’ning van dit stralen.
De tweede blijft onwennig even dralen,
Dan slaat een marechaussee de deuren dicht.

De derde proeft opeens een bloemengeur,
Hij ziet een venter met een mand vol rozen
– (Sie haben gegen Wehrmacht sich verstossen) –
De haat brandt aan zijn kop met koorts’ge kleur.

De vierde wou dat ’t einde nu maar kwam,
Hij hoort de tram hard door een railsbocht gillen
en ziet de stad – zijn dunne lippen trillen,
Zóó neemt hij afscheid van zijn Amsterdam.

‘Die snuiters hebben vast wat uitgevoerd’,
‘Ze deejen niks dan oov’ral fietsen gappe’,
‘Nou motte ze hun jaartjes op gaan knappe’,
‘Ze binne jong’ – ‘Afijn’ – ‘’t Is toch beroerd’.

Hoog boven dit geroddel straalt de zon,
Ze denken: straks zal die onz’ angst genezen,
Waar zal het salvo in de hei op wezen?
Recht op ons hoofd? – Nee, dwars door ’t hart als ’t kon.

 

 
Henk Fedder (7 april 1890 – 29 mei 1979)
Een arrestatie in Amsterdam, 1940

 

De Amerikaanse schrijver Donald Barthelme werd geboren op 7 april 1931 in Philadelphia. Zie ook alle tags voor Donald Barthelme op dit blog.

Uit: The School

“Well, we had all these children out planting trees, see, because we figured that … that was part of their education, to see how, you know, the root systems … and also the sense of responsibility, taking care of things, being individually responsible. You know what I mean. And the trees all died. They were orange trees. I don’t know why they died, they just died. Something wrong with the soil possibly or maybe the stuff we got from the nursery wasn’t the best. We complained about it. So we’ve got thirty kids there, each kid had his or her own little tree to plant and we’ve got these thirty dead trees. All these kids looking at these little brown sticks, it was depressing.
It wouldn’t have been so bad except that just a couple of weeks before the thing with the trees, the snakes all died. But I think that the snakes – well, the reason that the snakes kicked off was that … you remember, the boiler was shut off for four days because of the strike, and that was explicable. It was something you could explain to the kids because of the strike. I mean, none of their parents would let them cross the picket line and they knew there was a strike going on and what it meant. So when things got started up again and we found the snakes they weren’t too disturbed.
With the herb gardens it was probably a case of overwatering, and at least now they know not to overwater. The children were very conscientious with the herb gardens and some of them probably … you know, slipped them a little extra water when we weren’t looking. Or maybe … well, I don’t like to think about sabotage, although it did occur to us. I mean, it was something that crossed our minds. We were thinking that way probably because before that the gerbils had died, and the white mice had died, and the salamander … well, now they know not to carry them around in plastic bags.
Of course we expected the tropical fish to die, that was no surprise. Those numbers, you look at them crooked and they’re belly-up on the surface. But the lesson plan called for a tropical fish input at that point, there was nothing we could do, it happens every year, you just have to hurry past it.
We weren’t even supposed to have a puppy.
We weren’t even supposed to have one, it was just a puppy the Murdoch girl found under a Gristede’s truck one day and she was afraid the truck would run over it when the driver had finished making his delivery, so she stuck it in her knapsack and brought it to the school with her. So we had this puppy. As soon as I saw the puppy I thought, Oh Christ, I bet it will live for about two weeks and then…”

 

 
Donald Barthelme (7 april 1931 – 23 juli 1989)
Cover

 

De Deense dichter en schrijver Jens Peter Jacobsen werd geboren op 7 april 1847 in Thisted. Zie ook alle tags voor Jens Peter Jacobsen op dit blog.

Uit: Niels Lyhne (Vertaald door Annelies van Hees)

“Hij was moe, uitgeput, hij kon al die poëzie niet meer verdragen, hij snakte ernaar op de vaste grond van het dagelijks leven te staan, zoals een vis die stikt in de warme lucht moet snakken naar de heldere, frisse koelte van de golven. Het moest ophouden, het moest vanzelf overgaan. Bartholine stond niet meer onervaren tegenover leven en literatuur, ze was er evenzeer mee bekend als hij, hij had haar alles gegeven wat hij had gekregen en nu moest hij blijven geven. Dat was onmogelijk, hij had niet meer – zijn enige troost was dat Bartholine zwanger was.
Al een tijdje had Bartholine tot haar verdriet gemerkt dat haar beeld van Lyhne langzamerhand was veranderd en dat hij zich niet meer op de duizelingwekkende hoogte bevond waar zij hem in hun verlovingstijd had geplaatst. Ze twijfelde er nog niet aan dat hij een poëtische natuur was, zoals ze dat noemde, maar ze was afgeschrikt nu het proza af en toe zijn lelijke gezicht begon te tonen. Des te ijveriger joeg zij de poëzie na en poogde zij de oude toestand weer op te roepen door hem met een nog grotere rijkdom aan stemmingen, een nog diepere begeestering te overweldigen, maar ze vond zo weinig weerklank dat ze zichzelf bijna sentimenteel en geaffecteerd vond. Nog een poos probeerde ze de tegenstribbelende Lyhne mee te lokken. Ze wilde niet geloven wat ze vermoedde, maar toen langzamerhand het vruchteloze van haar pogingen twijfel wekte of haar geest en haar hart werkelijk zo’n grote rijkdom bevatten als ze had gedacht, liet ze hem opeens los, werd koel, zwijgzaam en gesloten en zocht de eenzaamheid om in alle rust om haar verloren illusies te treuren. Want dat zag ze nu in, dat ze bitter teleurgesteld was en dat Lyhne diep van binnen eigenlijk niet verschilde van haar oude omgeving en dat wat haar om de tuin had geleid zoiets gewoons was als dat zijn liefde hem een poosje een vluchtig aureool van geest en grootheid had verleend, zoals zo vaak gebeurt bij lagere naturen.”

 

 
Jens Peter Jacobsen (7 april 1847 – 30 april 1885)
Jacobsen leest voor in de literaire kring “De Moderne Doorbraak”. Getekend door Erik Henningsen, ca 1910

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e april ook mijn vorige blog van vandaag.

Hervé Bazin, Johannes Mario Simmel, Quinsy Gario, Victoria Ocampo, Gustav Landauer, Flora Tristan, Roger Lemelin

De Franse schrijver Hervé Bazin werd geboren in Angers op 7 april 1911. Zie ook alle tags voor Hervé Bazin op dit blog.

Uit: Vipère au poing

« Mais, soudain, un hurlement déchira mes premières réflexions scientifiques et, de la fenêtre de la peu courageuse Mlle Ernestine Lion, tomba cet ordre épouvanté :
— Voulez-vous lâcher cela tout de suite ! Puis, en crescendo tragique :
— Ah ! le malheureux enfant !
Je restai perplexe. Quel drame ! Appels, exclamations entre croisés, affolement de talons par les escaliers. « Madame ! Monsieur l’abbé ! Par ici ! » Où sont les autres ? Aboiement de Capi, le chien (nous avons déjà lu Sans famille). Cloches. Enfin grand-mère, aussi blanche que sa guimpe, poussant du bout de sa bottine son éternelle longue robe grise, jaillit de la porte d’honneur. En même temps surgissaient de la bibliothèque, aile droite, la tante Thérèse Bartolomi, comtesse de l’Empire, puis mon oncle le protonotaire apostolique et, de la lingerie, aile gauche, la gouvernante, la cuisinière, la femme de chambre… Toute la famille et ses satellites débouchaient des innombrables issues de La Belle Angerie, cette grande garenne.
Prudente, à la vérité, la famille ! et formant cercle aussitôt, à bonne distance de la vipère, qui tournoyait toujours au bout de mes doigts et à qui le mouvement prêtait une suprême apparence de vie.
TANTE THERESE. — est-elle morte ?
LA BONNE. — J’espère que c’est une couleuvre.
LA GOUVERNANTE. — N’approchez pas, Frédie !
LA CUISINIERE, sourde et muette. — Krrrrrhh !
L’ABBE. — Je te promets une de ces fessées…
GRAND-MERE. — Voyons, mon chéri, lâche cette horreur !
Impavide, glorieux, je tendis mon trophée à l’oncle protonotaire, qui, professionnellement ennemi des reptiles, recula d’un bon mètre. Chacun l’imita. Mais grand-mère, plus brave, parce que, n’est-ce pas, c’était grand-mère, s’approcha et, d’un brusque coup de face-à-main, me fit lâcher le serpent, qui tomba, inerte, sur le perron et que mon oncle, rassuré, se mit à retuer, martialement, à grands coups de talon, comme saint Michel, son patron. »

 

 
Hervé Bazin (7 april 1911 – 17 februari 1996)
Cover

 

De Oostenrijkse schrijver Johannes Mario Simmel werd op 7 april 1924 in Wenen geboren. Zie ook alle tags voor Johannes Mario Simmel op dit blog.

Uit: Das geheime Brot

„Der Karfreitag ist schon immer ein trauriger Tag gewesen, aber in diesem Jahr war er ganz besonders traurig. Die Bäume und Sträucher blühten, auf den Wiesen verbreitete sich frisches, grünes Gras, und die Sonne schien aus einem wolkenlosen Himmel auf alle Häuser, auf alle Straßen der großen Stadt. Und dennoch hielt eine ungeheure, maßlose Traurigkeit die Menschen gefangen, so daß sie die Blumen nicht sahen und nicht die Spatzen in den rußigen Ästen der Bäume im Park, die hellen Kleider der Frauen nicht und nicht die vielen Geschäfte, in deren Auslagen die kostbarsten Dinge lagen. Die Arbeiter in den Fabriken fühlten, daß ihre Hände schwer waren wie Blei, die Angestellten in den Büros der großen Ämter legten in der Mittagspause ihre bleichen, verzagten Gesichter auf die verschränkten Arme und schliefen vor Müdigkeit ein, und die Bauern auf dem Lande gingen mit großer Bitterkeit im Herzen über ihre gepflügten Felder.
Niemand konnte in diesem Jahre wirklich froh werden. Sogar die Kinder hatten Sorgenfalten auf den Stirnen, und kleine Hunde, die immer vergnügt gewesen waren, schlichen bedrückt herum und wagten kaum mehr zu bellen.
So traurig war alles geworden.
Wer darüber nachdachte, der fand, daß die Menschen deshalb nicht mehr fröhlich zu sein vermochten, weil sie sich fürchteten. Sie fürchteten sich vor der Zukunft und vor allem, was diese Zukunft bringen sollte an Gewalttat, neuerlicher Zerstörung,
Rechtlosigkeit, Schmerz und Tod. Sie fürchteten sich nicht nur in der großen Stadt Wien, in der die Geschichte, die hier erzählt werden soll, spielt, sondern auch in allen anderen Städten des Kontinents, auf allen Kontinenten, auf der ganzen Welt. Es gab niemanden, der sich nicht gefürchtet hätte.
Tag für Tag, Stunde um Stunde überschwemmte eine Flut von Nachrichten die Erde, die geeignet war, neue Furcht, neuen Schrecken in den Herzen der Menschen zu wecken.
In Europa, dessen Gesicht noch die frischen Wunden eines grauenhaften Vernichtungskrieges trug, standen Soldaten vieler Nationen Gewehr bei Fuß und wären gerne zu Hause gewesen. Sie beargwöhnten und mißtrauten einander, und ihre Führer, die gekommen waren, um ein besiegtes Volk zu befrieden, sprachen von Krieg. In Palästina töteten die Araber täglich viele Juden, und die Juden überfielen täglich arabische Siedlungen. Und beide riefen die Weltöffentlichkeit zum Zeugen ihres gerechten Kampfes an. In Italien schossen Arbeiter ebenso aufeinander wie in der Tschechoslowakei und auf dem Balkan.“

 

 
Johannes Mario Simmel (7 april 1924 – 1 januari 2009)

 

De Antilliaans-Nederlandse dichter en kunstenaar Quinsy Gario (ook bekend onder het pseudoniem T. Martinus) werd geboren in Curaçao op 7 april 1984. Zie ook alle tags voor Quinsy Gario op dit blog.

Uit: Pepernoot (Column)

“Een van de opvallendste kenmerken van de pepernoot is dat hij vaak wordt verward met de kruidnoot. Hij wordt niet herkend voor wat hij is. Als je ‘pepernoot’ googelt, levert dat negen van de tien keer een afbeelding van een kruidnoot op. Het woord pepernoot rolt in de volksmond kennelijk gemakkelijker over de tong dan het woord kruidnoot. Het zijn twee verschillende dingen, maar we vinden het gemakkelijker dat onderscheid te laten voor wat het is. De pepernoot is een belangrijk onderdeel van strooigoed. De term strooigoed schept ook de mogelijkheid om niet moeilijk te hoeven doen over wat er wordt gestrooid in de dagen van gladde fietspaden en warme jassen. Goed wordt door de lucht geslingerd en handjes grijpen boven hun hoofd om te vangen wat ze kunnen. Daarachter staan ouders, om de bezitters van die handjes te vertellen dat ze geen pepernoten van de grond moeten eten. Je ziet die ouders praten en beseft dat ze dat zelf ook ooit te horen hebben gekregen van hun ouders, en die weer van hun ouders.
Het strooien met snoep zou een verwijzing zijn naar de wil om een zoete toekomst te oogsten. We herinneren onszelf eraan dat we een land zijn van boeren en van aandeelhouders. Maar vervoerd worden door suiker, die door de aderen raast en de tongen losmaakt om nog meer te wensen, nog meer te eisen, is een koud kunstje als slechts de schaduwen te zien zijn van de mensen van wier werk die suiker een erfenis is. Knusse voorstellingen worden ons voorgeschoteld alsof ze de normaalste zaak van de wereld zijn. Maar dat is net als de plant, die zich niet afvraagt waarom hij zo sterk heeft kunnen groeien. Hij is groot en werpt vruchten af; wat daaraan vooraf is gegaan, blijft verscholen.”

 

 
Quinsy Gario (Curaçao, 7 april 1984)

 

De Argentijnse schrijjfster Victoria Ocampo werd geboren op 7 april 1890 in Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Victoria Ocampo op dit blog.

Uit:Autobiografia II

“As. always, I am writing you to complain and say that life is stupid, the world injust, destiny blind, “society” idiotic, and nothing more . . . I have almost everything anyone could want, but one thing disturbs me: intelligence. Bete oU ange; I can accept one or the other. But I cannot accept having paws and wings at the same time. And that is my problem. . . . If God exists, why is He so cruel? Why impose on someone a battle between head and heart? Why a power to reason and an intensity of contradictory emo- tions?”
(…)

“I do not believe that there is any European country in which the bonds of blood and passions of the soul reach such a degree of intensity as is habitual in Hispanic America. Thus, an atmosphere of tension, of latent trag- edy, that disconcerts the foreigner and causes him to conjecture aimlessly about its nature. The spirit and the intellect (I distinguish between the two) count relatively little alongside those deep, dark, heavy and opaque things, which are often unintelligible and thus inexpressable, and from which one cannot extricate oneself. (I do not refer to Indians or mestizos, but to the whites of Latin America.) I defy someone to prove to me that in Europe-even in Italy-the bonds of family and love have the terrible weight of blood that they have here. The Europeans cannot seem to understand our way of feeling. Much more could be said in this regard.”

 

 
Victoria Ocampo (7 april 1890 – 27 januari 1979)
Cover

 

De Duitse schrijver, vertaler, anarchistisch politicus en joods denker  Gustav Landauer werd geboren in Karlsruhe op 7 april 1870. Zie ook alle tags voor Gustav Landauer op dit blog.

Uit: Aufruf zum Sozialismus

„Wer zum Sozialismus aufruft, muß der Meinung sein, Sozialismus sei eine Sache, die nicht oder so gut wie nicht, noch nicht oder nicht mehr in der Welt sei. Man könnte einwenden: “Natürlich ist kein Sozialismus, ist die sozialistische Gesellschaft nicht in der Welt. Sie ist noch nicht da, aber es sind Bestrebungen da, sie zu erreichen; Einsichten, Erkenntnisse, Lehren, wie sie kommen wird.”
Nein, nicht so ist der Sozialismus gemeint, zu dem hier aufgerufen wird. Vielmehr verstehe ich unter Sozialismus eine Tendenz des Menschenwillens und eine Einsicht in Bedingungen und Wege, die zur Erfüllung führen. Und allerdings sage ich: so gut wie gar nicht, so schlecht wie nur je ist dieser Sozialismus da. Darum rede ich zu jedem, der mich hören will, und hoffe, daß meine Stimme schließlich auch zu manchen, zu vielen dringt, die mich nicht hören wollen, rufe ich auf zum Sozialismus.
Was ist er? Was wollen die Menschen, die Sozialismus sagen?
Und was ist das, was sich heute so nennt? Unter welchen Bedingungen, in welchem Moment der Gesellschaft – wie man gewöhnlich sagt, der Entwicklung – kann er Wirklichkeit werden?
Der Sozialismus ist ein Bestreben, mit Hilfe eines Ideals eine neue Wirklichkeit zu schaffen. Das muß zunächst gesagt werden; wenn auch das Wort Ideal durch traurige Heuchler und gemeine Schwächlinge, die sich gern Idealisten nennen, und sodann durch Philister und Wissenschaftskrämer, die sich gern Realisten nennen, in Verruf gekommen ist. In Zeiten des Niedergangs, der Unkultur, der Geistlosigkeit und des Elends müssen die Menschen, die nicht bloß äußerlich, sondern vor allem innerlich unter diesem Zustand, der sie umgibt und bis in ihren Kern, in ihr Leben, in ihr Denken, Fühlen und Wollen sie selber erfassen will, leiden, müssen die Menschen, die sich dagegen wehren, ein Ideal haben.“

 


Gustav Landauer (7 april 1870 – 2 mei 1919)
Cover

 

De Franse schrijfster en strijdster voor vrouwenrechten Flora Tristan werd geboren op 7 april 1803 in Parijs. Zie ook alle tags voor Flora Tristan op dit blog.

Uit: l’Union Ouvriere (Vertaald door Doris en Paul Beik)

“Believing that woman, because of her structure, lacked strength, intelligence, and ability and was unsuited for serious and useful work, it has been concluded very logically that it would be a waste of time to give her a rational, solid, strict education capable of making her a useful member of society. Therefore she has been raised to be an amiable doll and a slave destined to entertain her master and serve him. To be sure, from time to time a few intelligent and compassionate men, suffering for their mothers, wives, and daughters, have cried out against such barbarousness and absurdity and have protested energetically against so unjust a condemnation. . . . Occasionally society has been momentarily sympathetic; but, under the pressure of logic it has responded: Well! Granted that women are not what the sages thought, suppose even that they have a great deal of moral force and much intelligence; well, in that case what purpose would it serve to develop their faculties, since they would have no opportunity to employ them usefully in this society that rejects them? What more frightful punishment than to feel in oneself the strength and ability to act and to see onese condemned to inactivity!
That reasoning was truly irrefutable. Consequently everyone repeats: It is true, women would suffer too much if their fine faculties endowed by God were developed, if from childhood they were raised in such a way that they comprehended their dignity as human beings and were aware of their value as members of society; never, no never, could they support the degrading position in which the church, the law, and prejudices have placed them. It is better to treat them as children and leave them in ignorance about themselves; they would suffer less.
Pay attention and you will see what frightful perturbations result solely from the acceptance of a false principle.
Not wishing to wander from my subject, although here is a good opportunity to speak from a general point of view, I return to my theme, the working class.”

 

 
Flora Tristan (7 april 1803 – 14 november 1844)
Cover Engelstalige uitgave

 

De Canadese schrijver en essayist Roger Lemelin werd geboren op 7 april 1919 in Quebec. Zie ook alle tags voor Roger Lemelin op dit blog.

Uit: Fantaisies sur les péchés capitaux

“Un élixir qui fait posséder une vierge… Les mots bourdonnent, triomphants, au-dessus du sommeil calme de maman. Une détente. Ghislaine se réfugie sur mon cœur. Ses petits sanglots font que sa tête heurte ma poitrine. Elle pleure et semble vouloir aspirer d’un seul trait la force immense qui repose entre mes épaules d’homme sain.
Quelle douceur ! Maman dort. Je ne puis la réveiller pour lui faire boire cet élixir. Vive la douleur qui me rend Ghislaine moins farouche! C’est tout son corps qui finit de sangloter contre moi maintenant. Sa robe est blanche. Mon bras s’enfonce mollement dans le creux de ses reins et le reste ondule sous je ne sais quelle brise fraîche. Nous marchons. Le banc de granit est là, toujours. Je ne pense plus aux pierres tombales, mais à des rochers moussus. Je m’étends et Ghislaine m’imite, sans pudeur, comme si elle se mettait à genoux. Je nous sens tomber dans un gouffre de volupté, où les fièvres nous traversent comme des sources chaudes.
Les muguets, les trèfles, me semblent grandir jusqu’au ciel, fleurs immenses dans un jardin merveilleux. Les arbres, trop grands, se sont soumis le firmament et cela nous fait un ciel clignotant et vert. La nature se gonfle avec nous, grisée par notre folie. »

 

 
Roger Lemelin (7 april 1919 – 16 maart 1992)
In 1946

En Jezus schreef in ’t zand (Gerrit Achterberg)

 

Bij de 5e zondag van de veertigdagentijd

 


Jezus en de overspelige vrouw door Pieter van Lint, ca. 1630

 

En Jezus schreef in ’t zand

Jezus schreef met Zijn vinger in het zand.
Hij bukte zich en schreef in ’t zand, wij weten
niet wat Hij schreef, Hij was het zelf vergeten,
verzonken in de woorden van Zijn hand.

De schriftgeleerden, die Hem aan de tand
hadden gevoeld over een vrouw, van hete
hartstochten naar een andere man bezeten,
de schriftgeleerden stonden aan de kant.

Zondig niet meer, zei Hij, ik oordeel niet.
Ga heen en luister naar het lied.

En Hij stond recht. De woorden lieten los
van hun figuur en brandden in de blos

waarmee zij heen ging, als een kind zo licht.
Zo geestelijk schreef Jezus Zijn gedicht.

 

 
Gerrit Achterberg (20 mei 1905 – 17 januari 1962)
De Hervormde kerk van Nederlangbroek, de geboorteplaats van Gerrit Achterberg

 

Zie voor de schrijvers van de 7e april ook mijn twee volgende blogs van vandaag.

Annejet van der Zijl, Kazim Ali, Uljana Wolf, Iulian Cioca, Günter Herburger, Jakob Ejersbo, John Pepper Clark, Brigitte Schwaiger, Julien Torma

De Nederlands schrijfster en historica Annejet van der Zijl werd geboren in Leeuwarden op 6 april 1962. Zie ook alle tags voor Annejet van der Zijl op dit blog.

Uit; Anna. Het leven van Annie M.G. Schmidt

“… ik moet een jaar of drie geweest zijn toen mijn moeder riep: ‘Gauw, gauw, kom kijken, paardenvolk!’ Eerste Wereldoorlog. Mobilisatie. Ons dorp was vol uniformen. Er was niets angstaanjagends aan. Integendeel, het had iets vrolijks en ik begreep uit mijn vaders uitleg dat we niet bang hoefden te zijn. Oorlog bestond alleen in hele verre landen, zoals België, niet bij ons.
Terwijl op nauwelijks honderd kilometer afstand hele generaties jonge mannen in de loopgraven van Ieper en Verdun werden uitgeroeid, hernam het dagelijks leven in het Zeeuwse dorp al snel zijn vertrouwde gang. De vluchtelingen verdwenen naar andere provincies of terug naar België, de militairen werden een vertrouwd deel van het straatbeeld. Ter gelegenheid van haar vijfde verjaardag kreeg Annie door het raam van de salon een cadeautje aangereikt van een in Kapelle gelegerde majoor, die kennelijk vriendschap had gesloten met haar moeder.
Uit het pakje kwam een poppenbadje. Er bestond nog geen plastic, het was van celluloid. Er zat een klein bloot celluloid poppetje in. Het kraantje kon echt lopen als je water deed in het tankje bovenin.
Nooit in m’n verdere leven heb ik zo’n verrukkelijk cadeau gehad.
Het paard brieste en stampte, de majoor lachte vrolijk. Geuren van meibloesem woeien naar binnen en de zon scheen op ons alle drie. Alle vier eigenlijk, als je het paard meerekent.
De zon? Onzin. De salon lag pal op het noorden; er kwam nooit een straaltje zon naar binnen. Er moet iets anders geweest zijn waardoor de wereld van goud leek.
Haar eerste jeugdjaren bracht Annie in grote geborgenheid door. Truida Schmidt concentreerde al haar liefde, aandacht en zorg op het dochtertje dat ze op de valreep nog gekregen had. ‘Ik zou je ’t liefste in een doosje willen doen’, zoals ze zei. ‘Als een dikke spinnende moederpoes’ die alles wegblaast, dribbelde ze om Annie heen. ‘Ik was een kostbaar kleinood dat bewaakt en afgeschermd moest worden.’ Urenlang zat ze haar voor te lezen en liedjes met haar te zingen, en al snel was het kind zelf in staat Ot en Sien te spellen. Op vierjarige leeftijd zou ze zelfs haar eerste gedichtje gemaakt hebben:

Er was eens een hond,
die zat op z’n kont
er was eens een kat
die zat op z’n gat.

Dat haar vader iets bijzonders was binnen het dorp, besefte Annie al vroeg. ‘Hij was de baas van de kerk. En de kerk met z’n hoge toren was het middelpunt van het heelal. Elke middag om twaalf uur luidde de koster eigenhandig de torenklok.”

 

 
Annejet van der Zijl (Leeuwarden, 6 april 1962)
Cover

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Kazim Ali werd geboren op 6 april 1971 in Croydon, Engeland. Zie ook alle tags voor Kazim Ali op dit blog.

 

The Earthquake Days

In the earthquake days I could not hear you over the din or it might have been
the dinner bell but that’s odd
because I’m usually the one
cooking if not dinner then
a plan to build new fault lines through the dangerous valley.

I can’t give you an answer right now because I’m late for my 
resurrection,
the one where I step into my angel offices and fuck
the sun senseless.
That eclipse last week? Because of me.
You’re welcome.

The postman rattles up with your counter offer and I’m off
to a yoga class avoiding your call yes like the plague
because son you can read
in the dark and I have no
hiding place left.

You know me too well and you know it.
We walk hand in hand down the hill
into the Castro
avoiding the nudist protest not because we are afraid but
because we already know all about this city, its engineered 
foundations,
the earthquake-proofed buildings, the sea walls.

No tempest will catch us unaware
while we claim our share of
the province of penumbral affections.
You have no reason
to trust me but I swear I lie

down in this metal box as it thunders and looks
inside my brain. I am terrified nothing
is wrong because otherwise
how will I rewrite the maps unmoored
a deep sea a moor a cosmonaut

Who needs saving more
than the one who forgot
how the lazy cartographer mislabeled
his birthplace as Loss?
Riding the bus out to the end of the lines and back

I collect trash for art, oil spill, spent forest, the mind
is at work and everything is at stake. I demand
statehood for my states of mind, senators
for my failure, my disappointment, the slander
and my brain unmapped reveals no

explanation for danger the ground untamed.
I make paintings of nothing and
stand before them like mirrors.
I recently became a man but I do
not want to let go of my weakness,

instead want to meet God in heaven and in long psychotropic odes
have Him send me again digging in the dirt to unleash
tantric animal governors to lay down
the orgasmic law twice skewered and miserable
in the old photographs, miserable in my body, huddled

next to my mother, recently permed and aglow so unaware
of what is about to hit her. I am the answer to Bhanu’s question:
“Who is responsible for the suffering of your mother?” and so sick
I considered that sickness

could bring us closer and Shahid and Allen in heaven
slap me silly because they want me to know that
this world is worth its
trembling. At the next table over a mother
tries to reconcile her bickering sons. I have
no brother but the one

I invent has always got my back, he drowns
out the mullahs so my mother can
hear me finally. In a different book Jesus
never suffered, never was flogged or died
went whole into heaven without passion.

Shall I then deny myself passport through the stark places
unsalvageable, imagine it, the Mother
of Sorrows did never grieve in the new season
trees smell of semen and the tectonic plates
make their latest explosive move:

to transubstantiate my claim
by unveiling this city down to its stone.

Everyone I know wants to douse
the hungry flames, flee the endless aftershocks,
unravel every vexing question.

You owe me this witness.
I owe you the fire.

 


Kazim Ali (Croydon, 6 april 1971)

 

De Duitse dichteres Uljana Wolf werd geboren op 6 april 1979 in Berlijn. Zie ook alle tags Uljana Wolf op dit blog.

 

dust bunnies

wir wollten über kleine tiere sprechen, wollten auf die knie gehen für die kleinen tiere, jene aus staub und schlieren, in ritzen und dielen, jene, die in grauen, feilen frieren, unsere tiere aus nichts, wir wollten auch ganz nah in deiner spräche und in meiner hauchen, sag mir liebes, hast du heute schon gesaugt, nein, wir wollten unsere tiere nicht erschrecken, klein wie flecken, sind das flecken, haben sie nicht puschelscbwänze, lange löffel, oder lange schwänze, tuschelohren, wollten wir nicht weniger rauchen, weniger husten, weniger entweder oder sein, gestern war die zimmerecke einsam in ihrer knarzenden öde. heute ist sie hort, heute zärtlichen horden ein port, wir wollen also still sein, auf den knien lauschen: unsere kleinen tiere, wie sie ihre wollenen, mondgrauen namen tauschen.

 

bougainville

0
gestippelde ochtend hoe die vanonder de mist
opstijgt alsof ’t door vloeiblad heen weekt
waterverven, val van bladpunten, val van tuiten
als van tule, een twijgje schilt zich uit het kostuum
heeft geen lijf, rekt zich, bezint zich op (groen) en
de zenuwpunten in de schouder van het dal groeten
het bewegen, de arm, ze leggen de hand op tafel
bij de knoppen, bloesems, de niet te vatten lucht –

1
ontbreken de steunbladeren ontbreekt de bevattelijke
grond om je heen en is zo één verhouten complot
een plaats delict van beschrijving: vliezig, geribd, zo
is vaak de griffel bezet met papillen, snap dat, zonder
een kijken naar, blootgesteld enkel aan het op elkaar
botsen van vocalen tussen haren, doorns, kan dat vergroeien
laat zich dat binnenhalen, gerafelde zoom fluweel soms
lancetachtige bladschijf, kopieer dat, tweeslachtige signalen –

 

Vertaald door Annelie David

 


Uljana Wolf (Berlijn, 6 april 1979)

 

De Roemeense schrijver, journalist en literair criticus Iulian Ciocan werd geboren op 6 april 1968 in Chisinau, in de toenmalige Sovjet Socialistische Republiek Moldavië. Zie ook alle tags voor Iulian Ciocan op dit blog.

Uit: The Queen of Hearts (Vertaald door Alistair Ian Blyth)

“Sergeant Jora Kureki was summoned to the Telecentru Sector Police Station to be entrusted with a new mission: he was to patrol the danger zone around the huge pit day and night. Captain Putinelu, with his permanently puffy face, affectionately put his arm around Kureki’s shoulders, trying to mollify his disgruntlement.
“It’s an order from the top, Jora . . . we haven’t got any choice . . . you’ll stroll around that damned pit, you’ll warn people out walking late not to get too close to the edge, you’ll shoo away drunkards, so that they won’t tumble into the chasm. You’ll even be able to take quick naps on a bench. It’s summer, it’s warm, it’s pleasant to be out at night, Jora!”
Captain Putinelu gave an understated smile and studied Kureki closely with his eyes.
“Yes . . . but, why do I have to go and walk around in the middle of the night, boss?” grumbled Jora Kureki. “I’m busy with the case of the dustbin that went missing from the yard of the Prosecutor’s Office —”
“I told you the order came from the top, Jora. And in that order, it says quite clearly that the policeman assigned to patrol the danger zone is sergeant Kureki. Or maybe you’d like me forget about the whole thing and find a replacement for you?”
Captain Putinelu cast his dissatisfied subaltern a reproving look.
“Yes, but . . . how many nights am I going to have to hang around the pit?”
“I’ve got no idea, Jora! As long as it takes. In other words, for as long as there’s a pit.”
“But it’s a bit big, boss . . . who knows how long it’ll be there. What are we supposed to do? Walk around the pit like lunatics for months or even years?”
“You’ve started to talk out of turn, lately, Jora. Do what you’re told and be thankful that you’ll be getting overtime! Now, get out of here, because I don’t have time to listen to your moaning,” said the captain with the permanently puffy face, raising his voice.”

 


Iulian Ciocan (Chisinau, 6 april 1968)

 

De Duitse schrijver en dichter Günter Herburger werd geboren op 6 april 1932 in Isny im Allgäu. Zie ook alle tags Günther Herburger op dit blog.

Uit: Das Glück: Eine Reise in Nähe und Ferne. Photonovelle

„Der nächste Winter Frühmorgens, die Kälte sickerte in die Poren, sahen Wege aus wie Pfeile, die sich irgendwo verloren. Milchtanker, denen ich begegnete, fuhren hart am Rand und scheuchten in den Schnee. Als ein Astronaut landen wollte, rief er in sein Mikrophon oder Belebungsgerät, die Ebene kenne er schon! Es war eine Enklave zwischen dem Weiler Neutrauchburg und den Menelzhofener Höhen im Allgäu. Meine beiden Großmütter – die eine trug Ringe aus abgeschnittenen Stielen silberner Teelöffel, die andere war Erbauerin begehbarer Schränke – flüsterten aus dem Gezweig: Ras Alhague und Ras Alghet. Ich schlug im Sternenatlas nach und fand Nachbarschaften wie Regulus und Krebs, Bellatrix und Beteigeuze, verbunden durch Entfernungen, die wir nicht begreifen. Im vormaligen Pulverturm arbeitet noch ein Töpfer, dessen Haare schwinden. Er lädt zu Kursen ein, und wenn die Teilnehmer, es sind meist Frauen, laut werden, zeichnet er mit Kreide eine Höhle auf die Tafel, die Dschebel Kafzeh heiße, ein Fundort bei Nazareth für menschliche Skelette aus der Riß-Würm-Warmzeit. Weit weg in der Kälte wurde ein Gehäuse aus Eisenblech, das früher einen Wasserfall mit einer Flachsspinnerei verband, aufgerichtet. Das hohle Monstrum scheint, je näher wir kommen, zu wachsen. Wo ich geboren wurde, werde ich wieder sein. Es gibt noch enge Gassen, alle Mauern sind alterslos getüncht, doch dahinter gewinnen träumerische Gesänge an Macht. Draußen hat sich wieder Kälte ausgebreitet, so daß die Säume der Wälder Jackenfutter gleichen. Füchse, die vorbeikommen, stellen ihren Schwanz hoch und schnaufen verächtlich. Aas, das am Weg liegt, ist kaum mehr zu riechen. Kettensägen und Schaufelbagger sind vorrätig im Wald, der, solang er noch steht, Wind und Frost in sich behält. Wer seine Handschuhe auszieht, wird daran erinnert.”

 

 
Günter Herburger (6 april 1932 – 3 mei 2018) 

 

De Deense schrijver en journalist Jakob Ejersbo werd geboren in Rødovre op 6 april 1968. Zie ook alle tags voor Jakob Ejersbo op dit blog.

Uit: Liberty (Vertaald door Ulrich Sonnenberg)

„Vor drei Monaten begann Vater als Chef der Buchhaltung einer Zuckerplantage, die TPC heißt – Tanzania Planting Corporation. Sie gehörte der Reederei Mærsk, wurde aber von der tansanischen Regierung verstaatlicht. Doch für die nächsten Jahre hat Mærsk noch einen Vertrag und soll den Eingeborenen beibringen, die Plantage zu betreiben. Sie liegt ein Stück südlich der Stadt Moshi, in der auch die Schule ist. Vater dreht sich auf dem Vordersitz um. »Bist du okay, Christian?« »Wann fahren wir zu unserem Haus?«, möchte ich wissen. »Später«, sagt Vater. »Es ist erst sieben.« Er hat mir erzählt, dass die Dunkelheit am Äquator früh und sehr plötzlich kommt. Mein Kopf fühlt sich leicht an. Ich könnte töten für eine Zigarette. »Okay«, sage ich und schaue aus dem Fenster, der Himmel ist mit klaren Sternen übersät, die sich bis zum Horizont erstrecken. Wir erreichen eine T-Kreuzung, an der Holzschuppen und kleine gemauerte Häuser ein schwaches Licht in die Dunkelheit werfen. Es sind Läden auf bloßem Erdboden. Dunkle Gestalten bewegen sich zwischen ihnen. Wir biegen rechts ab in Richtung Moshi. »Dies ist eine der besten Straßen des Landes«, erklärt mir mein V ater. »Fast keine Schlaglöcher.« Die Dunkelheit hüllt uns völlig ein. Es gibt so gut wie keinen Verkehr, und Katriina fährt schnell. Die Straße beginnt, kurviger zu werden, und führt bergab in eine Schlucht – die vorderen Scheinwerfer erleuchten steile Felswände auf beiden Seiten. »Was ist das denn!?«, stößt Katriina aus und tritt die Bremse durch, gleichzeitig reißt sie das Lenkrad herum, um einem großen belaubten Ast auszuweichen, der auf unserer Seite der Straße liegt. Die Bremsen blockieren, der Wagen rutscht auf den Ast und schiebt ihn vor sich her, bis wir zum Stehen kommen.
»Dort hält jemand«, sagt Vater. Ein Stück weiter vorn kann ich undeutlich einen dunklen Kasten erkennen, die Scheinwerfer liefern nur ein diffuses Licht durch das Laub des Asts. »Straßenräuber?«, fragt Katriina. »Glaub ich nicht«, erwidert Vater und öffnet die Tür. »Der Ast ist ein tansanisches Warndreieck.« Ich steige ebenfalls aus und helfe ihm, den Ast von der Frontpartie des Wagens zu ziehen, während K atriina zurücksetzt. Wie ich jetzt erkennen kann, handelt es sich bei dem Kasten um einen Lastwagen, der an eine der Felswände geprallt ist und quer auf der Fahrbahn steht – ein großer frischer Zweig steckt an der hinteren Stoßstange. Wir schleppen den Ast wieder an seinen Platz auf der Fahrbahn. Bei dem verunglückten Lastwagen sehe ich niemanden mehr.“

 


Jakob Ejersbo (6 april 1968 – 10 juli 2008)
Cover

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver John Pepper Clark werd geboren op 6 april 1935 in Kiagbodo, Nigeria. Zie ook alle tags John Pepper Clark op dit blog.

Uit: Song Of A Goat

“ZIFA: …You
Said I should make sacrifice to the gods.
These past several years we have none of us
Followed your word. Being the elder,
I agree, I am to blame for this.
But now I obey you and will make instant
Sacrifice to the gods.
ORUKORERE: But you are
As yet not cleansed, and for that matter all
The concession is reeking with rot and
Corruption.
ZiIFA: In that case, it needs drastic
Cleansing, which is what we shall now all perform.
ORUKORERE: Be careful, son, and do nothing that is
Rash. When the gods ask for blood it is
Foolish to offer them oil.
(…)

ORUKORERE: Take away The light.
Will you take away your lamp?
What, am I become so like a statue
That discovered among ruins in
The sun-set day, you wonder at
Yet will not bow down to? I know
I have lost both my face and limbs.
Recognition therefore’s become a thing
For houseflies and bats, has it? I say
Let there be no light again in this house.”

 

 
John Pepper Clark (Kiagbodo, 6 april 1935)
Cover

 

De Oostenrijkse schrijfster Brigitte Schwaiger werd geboren op 6 april 1949 in Freistadt. Zie ook alle tags voor Brigitte Schwaiger op dit blog.

Uit: Lange Abwesenheit

„Und wie überlegen du mir jetzt schon wieder bist. Aber ich glaube nicht, dass du dich hast aufnehmen lassen in die große Gemeinschaft der Heiligen. Du sitzt irgendwo allein und verfluchst Mutter, weil sie dir nicht die Wärmflasche bringt. Du willst nicht zusammen mit den gewöhnlichen Toten rund um den Herrgott sitzen. Wenn es einen Herrgott gibt, sagtest du einmal, dann soll er die Krankheiten abschaffen! Der Herrgott sollte dir lieber eine Wärmflasche geben, Kamillentee und Schafwollsocken. Und eine Zeitung. Aber hab Geduld, wir kommen ja nach. Großmutter ist schon recht alt. Und wir sind auch sterblich. Dann bringen wir dir Zigaretten und lassen uns wieder von dir erzählen, wie du geritten bist am norwegischen Eismeer, was für dicke Lachse du gefischt hast, und wir bewundern dich. Und wenn Mutter und die Schwestern schlafen gegangen sind, bleibe ich in der Küche sitzen und frage dich, ob du dich erinnerst an das weiße Kleid, wie ich im weißen Kleid zu dir gekommen bin, wie du das sagtest von der kleinen Geliebten, wie eine kleine Geliebte, wie eine heimliche Geliebte, und du antwortest: Ja, ja. Dann gehst auch du schlafen, und ich sitze allein in der Küche, trinke den Bierrest aus deinem Glas, werfe deine Zigarettenstummel weg, schaue nach, von wem die Ansichtskarten sind, die an der Holzleiste hinter deinem Essplatz stecken. Patienten, die auf ihren Urlaubsreisen an dich dachten, Sportfliegerfreunde, Kriegskameraden, lauter Menschen, die einen besseren Weg zu dir wussten als ich. Meine Briefe hast du nie beantwortet. Wer war ich denn. Nur eine von den vier Töchtern, die dir das Leben vergällten. Gute Nacht, sage ich. Gute Nacht, sagst du in dem Ton, der zugleich ein lautes Seufzen ist, ein Vorwurf von dir an dich selbst, uns gezeugt zu haben. Du tatest mir oft leid, wenn ich uns so anschaute. Aber auch wir haben uns dich und Mutter nicht ausgesucht. Ich hasse mich selbst, wie ich jetzt kerzengerade stehe vor einem Fleck Erde, unter dem du wahrscheinlich kerzengerade liegst. Jeder an seinem vorläufigen Platz. Ein rechter Winkel zwischen dir und mir. Ich bin gekommen, um Andacht zu halten. Aber du sagst nichts, und ich spüre nur mein Lebendigsein. Papa, lieber. Wir haben ein Papier bedrucken lassen mit deinem Namen und deinem Bild. Sympathisch bist du da, blickst ernst und pflichtbewusst. Der gute Arzt. Ich trage dich in meiner Handtasche herum. So ein Vater, den man auseinanderfalten und herzeigen kann.“

 


Brigitte Schwaiger (6 april 1949 – 26 juli 2010)

 

De Franse schrijver, dramaturg en dichter Julien Torma werd geboren in Cambrai op 6 april 1902. Zie ook alle tags voor Julien Torma op dit blog.

 

Antiques

Olympie, ô l’impie,
je rêve aux rives
de la saine Seine

Qui vive ?
Il y a des pies
à Olympie.

Les pies prient
les aines saines
loin des arbres

Les impies expient
le bris des débris
dans les abris des marbres

Au bruit des bris
les pies pépient et fuient
dans les arbres

Les rives des aines
rivent leurs plis
sans haine.

 

Le devoir des victimes

La toile cirée se lève
Sur L’Acte Zéro du Drame

Condamnés à mort, pelotez les guillotines en soutien-gorge
Dressées sur des soucoupes !
François-Donatiens, raffinez le suc des crèmes fouettées
Dans les châteaux mollets de la Rostopchine !

L’exécution capitule

Éclairant sa dent creuse d’un mégot à vif
Le cœur coincé entre l’omoplate et la glande pinéale
A travers les socs morts
Et les escouffes de la barbe d’Adam
Sous les coups de feu de la sentinelle
(très vite) Le loulou loue l’août lourd.

 


Julien Torma (6 april 1902 – 17 februari 1933)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e april ook mijn vorige blog van vandaag.

Alfred Hegenscheidt, Nicolas Chamfort, Levon Shant, Aasmund Olavsson Vinje, Dan Andersson, Erich Mühsam, Georges Darien, Jean-Baptiste Rousseau, Alexander Herzen

De Belgische dichter, schrijver en geoloog Alfred Fréderic Hegenscheidt werd geboren in Sint-Jans-Molenbeek op 6 april 1866.Zie ook alle tags voor Alfred Hegenscheidt op dit blog.

 

Avond aan Zee

De gladde golven glippen naar de rede
Met klaterend even, weer gesmoord gekoos,
De hemel schemert over zee, en mede
Is vrede wijd en zijd en tijdeloos.

En uit de haven komen zij gegleden
De boten met hun zeilen roereloos,
Een kantige schaduw tegen donkerheden,
In ’t spiegelende nat een schaduw broos.

De nacht is peilloos; waar de verte zwicht,
Verschijnt, verdwijnt het wezenloze licht
Van ene baken in de zee verloren.

De boten, onbeweeglijk, gaan te lore.
Ginds in de nachtelijke wederschijn,
Schaduw en schaduwbeeld verschemerd zijn.

 

Marialiedje

Ik heb u lief en ken u niet,
Ik weet niet wat me in ’t hart geschiedt
Als in uw oogjes klaar en blauw
Mijn eigen aanschijn ik aanschouw.

Gij zijt van mij, ik voel het toch
En toch zoo vreemd weer, vreemder nog
Dan al wat van u, kindje zoet,
Ik gissen durfde en heb vermoed.

Ik droomde van u meen’gen nacht
Toen de engel boodschap had gebracht,
En toen verstond ik beter u
Dan ’t vleesch en bloed dat gij zijt nu.

Uw oogen zijn zoo eindloos diep,
’t Is of uit hen Gods stem me riep,
Zeg, kindeken, blijft gij bij mij,
Of keert weldrâ gij tot Gods zij.

 

 
Alfred Hegenscheidt (6 april 1866 — 9 februari 1964) 

 

De Franse schrijver en aforist Nicolas Chamfort, pseudoniem van Sébastien Roch Nicolas, werd geboren op 6 april 1740 in Clermont – Ferrand. Zie ook alle tags voor Nicolas Chamfort op dit blog.

Uit: Des femmes, de l’amour, du mariage et de la galanterie (Maximes et Pensées)

 

 « CCCLXVIII
L’amour le plus honnête ouvre l’âme aux petites passions. Le mariage ouvre votre âme aux petites passions de votre femme, à l’ambition, à la vanité, etc.

CCCLXIX
Soyez aussi aimable, aussi honnête qu’il est possible, aimez la femme la plus parfaite qui se puisse imaginer, vous n’en serez pas moins dans le cas de lui pardonner ou votre prédécesseur, ou votre successeur.

CCCLXX
Peut-être faut-il avoir senti l’amour pour bien connaître l’amitié.

CCCLXXI
Le commerce des hommes avec les femmes ressemble à celui que les Européens font dans l’Inde ; c’est un commerce guerrier. »

 

 
Nicolas Chamfort (6 april 1740 – 13 april 1784)
Het bekendste aforisme van Chamfort in het Engels op een t-shirt

 

De Armeense dichter en schrijver Levon Shant werd geboren als Levon Seghposian in Konstantinopel op 6 april 1869. Zie ook alle tags voor Levon Shant op dit blog.

Uit: Ancient Gods (Vertaald door Anne T. Vardanian)

“MAN IN WHITE
Suffering is the submission to a life of pain; and the willful waste of life is death.
FATHER SUPERIOR
Through you speaks primitive mankind.
MAN IN WHITE
It is ailing mankind that speaks through you!!!
FATHER SUPERIOR
Enough! Who are you that speaks so profanely? Begone! There is no place on this island for you and your gods.
MAN IN WHITE
This island, too, is the world, and very much like the rest of the world. Oh, you bewildered, pay homage to the eternal gods!!!
FATHER SUPERIOR
Go away!
MAN IN WHITE
Confess, and pay homage!
FATHER SUPERIOR
Go away!
MAN IN WHITE
The day will come and you will confess. (He disappears.)
FATHER SUPERIOR (looks about uncomfortably)
Who was that? He vanished! An apparition, a doubt? No, never! The world cannot enter this island. The world shall never enter this island. No!”

 

 
Levon Shant (6 april 1869 – 29 november 1951)
Borstbeeld in Beiroet

 

De Noorse dichter en journalist Aasmund Olavsson Vinje werd geboren op 6 april 1818 in Vinje, Telemark. Zie ook alle tags voor alle tags voor Aasmund Olavsson Vinje op dit blog.

 

Der Wald

Du beugst, o Wald, Dich niederwärts
Und küssest jene schwarze Flut,
Die nagend frisst Dein Wurzelherz
Und saugt und trinkt von Deinem Blut.

Wie Dich hab’ Manchen ich gekannt,
Der Lenz und Lust im Herzen trug
Und dennoch küsste jene Hand,
die ach! ihm tiefste Wunden schlug.

 

Mein Herz

Mein Herz hat gestanden im Lebensstreit
und manchen Schlag hingenommen.
Sein Schicksal war lauter Feindseligkeit
und doch ist es bis zu dieser Zeit
mit dem Leben davon gekommen.

Doch Narb’ um Narb’ in der Jahre Lauf,
Die zeugen von mancher Wunde,
Die brechen in jeglichem Frühling auf,
Wenn das Eis zerschmilzt und es grünt darauf
Und der Kukuk bringt frohe Kunde.

Doch Blumen entspriessen der Narben Spur,
Wenn Thränen sie heimlich begossen.
So geht es ja auch mit Gottes Natur:
Wenn Regenwetter vom Himmel fuhr,
lässt Blumen aus Wunden sie sprossen.

 

Vertaald door Wilhelm Henzen

 

 
Aasmund Olavsson Vinje (6 april 1818 – 30 juli 1870)
Monument in Granavollen, Gran, Noorwegen

 

De Zweedse dichter en schrijver Dan Andersson werd geboren op 6 april 1888 in Skattlösberg (Dalarna). Zie ook alle tags Dan Andersson op dit blog.

 

For My Sister

Now on the bog in yellow sedge there is a wind of spring
and legends rise around the island in the Berga Falls
Excuse a touch of bitter joy, to my guitar I’ll sing
the strength to cure us like the tender sweet gale health recalls

A song for you my sister when the earth’s expecting spring
Luossa’s heather’s full of lively wind and frantic bees
that’s where we learnt in infancy the walk of suffering
and how to drain our childhood’s cup of sorrow to the lees

But glorious glorious spring came on each year in roses veiled
though stinging sorrow found our hearts and whitened our cheeks
One day you knelt before the King, one night your courage failed
and then you drank salvation out of mountains, hills and creeks

Come out when storm is raging in the fruit and willow trees
Look at the burning skies of spring our Lord and stars to praise
the mignonette outside your wall to your sweet slumber sees
then roses cry, come out to us and sleep in our embrace!

 

Vertaald door Ake Helgesson

 

 
Dan Andersson (6 april 1888 – 16 september 1920)
Cover

 

De Duitse dichter, schrijver, anarchist en activist Erich Mühsam werd geboren in Berlijn op 6 april 1878. Zie ook alle tags Erich Mühsam op dit blog.

 

Babette

Folg mir in mein Domizil,
liebes Kind, und frag nicht viel.
Wirst schon alles lernen,
wirst schon alles sehn,
liest nicht in den Sternen,
was dir heut noch alles kann für Heil geschehn.

Stehst herum in Nacht und Wind.
Komm! Bei mir ist’s warm, mein Kind.
Geb dir einen Taler,
koch dir ein Glas Tee.
Einen Emmentaler
essen wir selbander auf dem Kanapee.

Bleibst bei mir bis früh am Tag.
Geht dann jeder, wo er mag.
Ich zum Redaktöre,
du, wohin dich’s treib.
Morgen küsst, ich schwöre,
dich mein guter Nachbar, ich des Nachbars Weib.

 

Durch Ekel fahr ich…

Durch Ekel fahr ich meinen Lebenskarren.
Der Kutschbock kracht. Es ist ein elend Holpern.
Die Gäule, die man Jahre heißt, sie stolpern
in faulem Trott, und alle Fugen knarren.

Aus ungeölten Speichen quiekt mein Gott –
kein Witz hilft, den ich in die Deichsel träufl! –
So klappert’s durch die Welt. – Als Hüh und Hott
keif peitschend ich den Mähren zu: Pfui Teufel!

 


Erich Mühsam (6 april 1878 – 10 juli 1934)
Cover CD

 

De Franse, anarchistische, schrijver Georges Darien werd geboren als Georges Hippolyte Adrien op 6 april 1862 in Parijs. Zie ook alle tags Georges Darien op dit blog.

Uit: Biribi, discipline militaire

« L’armée, c’est le cancer social, c’est la pieuvre dont les tentacules pompent le sang des peuples et dont ils devront couper les cent bras, à coups de hache, s’ils veulent vivre.
Ah ! je sais bien : le patriotisme !… Le patriotisme n’a rien à faire avec l’armée, rien ; et ce serait grand bien, vraiment, s’il n’était plus l’apanage d’une caste, la chose d’une coterie, l’objet curieux que des escamoteurs ont caché dans leur gibecière, et qu’ils montrent de temps en temps, mystérieux et dignes, à la foule béante qui applaudit. Ce sentiment-là, je crois, n’est pas forcément cousu au fond d’un pantalon rouge. Il y a peut-être autant de patriotisme dans l’écrasement banal d’un maçon qui tombe d’un échafaudage ou dans la crevaison ignorée d’un mineur foudroyé par un coup de grisou, que dans la mort glorieuse d’un général tué à l’ennemi. Et il y a de bons patriotes, voyez-vous, qui haïssent la guerre, mais qui la feraient avec joie ― si l’on tentait d’assassiner la France ― parce qu’ils auraient l’espoir grandiose, ceux-là, non pas d’écraser un peuple, mais d’anéantir, avec le gouvernement qui le régit, toutes les tendances rétrogrades, féodales, anachroniques ― le caporalisme.
Je réfléchis longtemps à ces choses. Je pense aussi aux trois années que j’ai passées ici, à mon existence de paria ! Quelle vie ! quel spectacle !…
Et, lorsqu’ils ont défilé devant mes yeux, bien en lumière, tous ces affreux tableaux que j’évoque avec horreur, je m’aperçois que je n’en ai vu nettement qu’un côté, jusqu’à présent, et qu’une partie m’en a échappé, ― la partie la plus ignoble, sans doute, de ces conséquences de la compression.
Emporté par la passion, aveuglé par la haine, je n’ai jamais senti à mes côtés, parmi mes compagnons de servitude, que les insoumis, que ceux qui résistaient, ne voulaient pas plier ; les seuls événements qui aient frappé mon esprit sont ceux grâce auxquels s’est affirmée la lutte de l’homme qui veut rester libre contre la discipline abjecte. Les journées remplies de la farce grossière de l’existence servile n’ont rien laissé en moi. Je les ai subies, tout simplement. Et quant au grand troupeau des disciplinés, des soumis, des domestiqués, je ne l’ai même pas dédaigné, je ne l’ai point vu. Qu’une bassesse de ces malheureux, par-ci par-là, m’ait fait hausser les épaules, qu’une de leurs vilenies m’ait fait lever le cœur, c’est possible. Rien de plus.”

 


Georges Darien (6 april 1862 – 19 augustus 1921)
Cover

 

De Franse dichter en schrijver Jean-Baptiste Rousseau werd geboren op 6 april 1671 in Parijs. Zie ook alle tags Jean-Baptiste Rousseau op dit blog.

Uit: La Ceinture Magique

« Scène I
Mme MERLUCHE, LUCETTE, BALIVERNE.
MADAME MERLUCHE.
Or ça, mes nièces, parlons un peu d’affaires. Vous commencez à devenir grandes filles, mes enfants; et à votre âge, je le sais par mon expérience, les jours sont longs et les années sont
courtes. Je crois qu’il est temps, ou jamais, de songer à vous pourvoir. Feu monsieur Goguelu, votre père, se voyant près d’aller rendre ses comptes en l’autre monde, s’avisa de faire un
testament. Il eût bien mieux fait de mourir subitement, le pauvre homme! Il n’eut pas cet esprit-là. Il vous laissa sous la tutelle, vous du Capitan, et vous du seigneur Trufaldin; deux aussi grands benêts, sans les flatter, qu’il y en ait dans le pays. En cette qualité, il a réglé qu’ils pourraient vous épouser au bout de l’an, ou bien vous marier à leur fantaisie. Voilà l’année finie. Quelle est votre intention à toutes deux?
LUCETTE.
Hé mais, ma tante pour ce qui est de moi, dame, je ne sais pas que vous dire, car, voyez-vous une fille, enfin, vous comprenez bien.
MADAME MERLUCHE.
Voilà une réponse fort claire. Et vous?
BALIVERNE.
Ah ma tante, en vérité, vous demandez là des choses bien extraordinaires. Comment voulez-vous qu’on vous réponde? Et le moyen d’acheminer la pudeur et la bienséance aux termes d’une déclaration comme celle-là.
MADAME MERLUCHE.
Oui? Voilà donc votre réponse, mademoiselle Lucette? Et vous, mademoiselle Baliverne, est-ce là tout ce que vous avez à me dire?
BALIVERNE.
Nous ne disons pas cela, mais enfin. »

 

 
Jean-Baptiste Rousseau (6 april 1671 – 16 maart 1741)
De werken van Rousseau

 

De Russische schrijver, filosoof en publicist Alexander Herzen werd geboren op 6 april 1812 in Moskou. Zie ook alle tags voor Alexander Herzen op dit blog.

Uit: From the Other Shore

“In 1852 I met in London the most sharp-witted of my opponents, Solger1; he was packing in order to leave for America straight away; in Europe, it seemed, there was nothing for him to do. ‘Circumstances seem to have convinced you,’ I remarked, ‘that I was not altogether mistaken?’ ‘I didn’t need all that,’ replied Solger, laughing amiably, ‘to realize that I was writing sheer nonsense at the time.’
In spite of this charming admission, the general consensus of opinion, the abiding impression went, if anything, against me. Does not this feeling of irritation indicate the imminence of danger, fear of the future, the desire to conceal one’s weakness, a peevish, petrified old age ? . . . But where there is danger there is hope! It is the peculiar destiny of the Russians to see further than their neighbours, to see in darker colours and to express their opinions boldly—Russians, those ‘mutes’ as Michelet once called them.
This is what one of our compatriots wrote long before:
‘Who, more than we, extolled the virtues of the eighteenth century, the light of philosophy, the softening of manners, the universal spread of public spirit, the close and friendly ties binding the peoples, the mildness of rulers? . . . Though a few black clouds still appeared on humanity’s horizon, yet hope’s bright ray gilded their tips . . . we considered the end of our century would mark the end of the chief ills of mankind, and thought to see in it the fusion of theory and practice, of thought and action . . . where now is this most comforting system?
‘It destroyed itself in the making; the eighteenth century is ending and the miserable philanthropist takes but two strides to measure his grave, to lay himself down in it with his heart lacerated and betrayed, and close his eyes for ever.”

 


Alexander Herzen (6 april 1812 – 21 januari 1870)
Portret van Alexander Herzen met zijn zoon door Alexander Lavrentievich Vitberg, 1840

Hugo Claus, Martin Reints, Mieke van Zonneveld, Vítězslav Hálek, Algernon Swinburne, Bora Ćosić, Werner J. Egli, Richard Eberhart, Marente de Moor

De Vlaamse schrijver Hugo Claus werd in Brugge geboren op 5 april 1929. Zie ook alle tags voor Hugo Claus op dit blog.

 

Als dan het koperen keteltje

Als dan het koperen keteltje vol as
van wat ik was wordt leeggeschud
over het geduldig gras
mijn lief, sta daar niet voor schut

en veeg de rimmel van je wangen.
Denk aan de vingers die deze regels schreven
in onze tijd van verlangen
en die je streelden tijdens hun leven.

En lach om wat ik was, onder meer
het gesnurk in de bioscoop,
de onderbroek die steeds afzakte,

de debiele grap en de logge loop
naar jou keer op keer
toen ik je nu warme weelde pakte.

 

Een verteller

Hij zei dat zij zei dat hij zei –
En toen, en toen, en toen?
Het was in de tijd dat de padden dansten.
Het was in het Jaar Zoveel.

Met meer voeten in de aarde
dan je dromen kan
verenigt de verteller nonnen en stieren,
hermelijn en geweren,
karren en kentauren,
en wekt bliksem in de melk. En zet
een weerhaak in het vel
van wie alleen vermoeden wil.

 

De zanger

Vrij is de zanger niet
Maar vlug en schamper en toppen scherend als een
baard.

Vrij is hij niet want zijn doorboord geklater
En zijn sprekend wormhout hangen in zijn mond,
huig en zijn tong.
Losgelaten in zijn huid, dit huis,
Groet de zanger koekoek noch vinkenvanger

Noch de schuwe spieders in het laagland.

De zanger is zijn lied.

 


Hugo Claus (5 april 1929 – 19 maart 2008)
Op de cover van De Rode Vaan, 1985

 

De Nederlandse dichter en essayist Martin Reints werd geboren op 5 april 1950 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Martin Reints op dit blog.

 

Hoofd

Aandacht volgt op ontspanning
zoals de nacht volgt op de dag
en de droomslaap volgt op de kalme slaap

ik lig met mijn hoofd op mijn arm voor het toetsenbord:
de deadlines naderen, de deadlines komen voorbij

terwijl er – zoals dat aanvoelt – een weiland in mijn hoofd is

en een rij koeien die daar voortschrijdt, langzaam
naar het hek waar we ze staan op te wachten

door een deur die kennelijk ergens openwaait
komt er een luidruchtige vergadering mijn hoofd in golven
en ik mag kiezen:

nadenken over wat er gezegd wordt en die zaal binnenlopen

of me bewegen en mijn ogen weer open doen
en zo terugkeren naar het toetsenbord en mijn agenda
en de opengeslagen boeken om me heen

de koeien werpen hun koppen naar achteren om de vliegen te verdrijven
en de slierten kwijl aan hun lippen gaan heen en weer
als de slingers van oude uurwerken

nu kijken door hun ogen
kennelijk vanuit een wereld waar zij zijn
anderen ons in de ogen.

 

Schelp

Nu je voeten koud zijn geworden
de wreven van je voeten, je enkels, je scheenbenen
nu je de televisie uitzet
en je blik langs de meubels gaat

nu merk je de tocht die over
de vloer trekt, die hoe lang al
aan het trekken is en die je
aan jezelf komt herinneren, in dit huis

uit de schelp in de boekenkast
wentelt het ademhalen van Triton omhoog

en in die adem: de schemering van alleenspraak,
zonder klacht, zonder vreugde
verhaal voor wie bestemd, indien niet voor jou:

over verre tijden, oude stranden in de wind:
wind over zeesterren en door neusfluiten, langs
een vergeten gyroscoop zingend op de rand van een glas,
over sleutels van zolder en sleutels van,
ja, van wat?

en je staat met je schelp aan je oor
zoals dat je ooit is voorgedaan
en hij blaast je omver
en roept: niet laten vallen!

 

 
Martin Reints (Amsterdam, 5 april 1950)

 

De Nederlandse dichteres en critica Mieke van Zonneveld werd op 5 april 1989 geboren in Hilversum. Zie ook alle tags voor Mieke van Zonneveld op dit blog.

 

Dagboek van een lentemeisje

ik wilde wel vergaan
in ’t licht te loore
(Gorter)

I

Er was in mijn ogen de glinstering van één
die verlangend uit wandelen ging, het zonlicht
wenkte hoog en ver, ik wilde nooit meer
bij hem weg, er waren ook vogels en ergens
een vos, ik kon bij mijn leven niet meer
van hem los, de vogels waren opgestegen
ik kwam hem in hun hoogvlucht tegen,
de vos was in een struik gekropen
ik ben er rond om heen gelopen
de wind deed als devote zang
door heel de wereld ommegang

Alle dingen zijn zo vol verwachting en
mijn handen nog verlangensleeg
zo open vergeefs.

Hij had ook hele blauwe ogen die mij
aanblikten van boven en zijn aanraking
was zacht. Toen wilde ik verdwijnen in
de opbloeiende lentepracht.

 

Zelfportret als klaproos

nec meum respectet, ut ante, amorem,
qui illius culpa cecidit velut prati
ultimi flos, praeter eunte postquam
tactus aratrost.
(Catullus, carmen 98)

‘Ze noemt je,’ zegt hij, ‘Lilith in habijt, de sluipwesp
die ik huisvest en de slang die mij verleidt.
Als God jou tot de orde roept, span jij Hem
als een tam paard voor jouw kar
en de straat ligt geplaveid met echtgenotes.’

Dat ik niet uit mijn lijst breek en dit stilleven
tegenspreek. Dat ik de betere beelden verzwijg.

Barsten in een slakkenhuis van calciumcarbonaat
een sok op een bergtop, een handschoen op straat
een bloem benoemd tot onkruid en dan resoluut gemaaid.

 

 
Mieke van Zonneveld (Hilversum, 5 april 1989)

 

De Tsjechische dichter, schrijver en journalist Vítězslav Hálek werd geboren op 5 april 1835 in Dolínek Mělníka. Zie ook alle tags voor Vítězslav Hálek op dit blog.

 

Eveningsongs

IX
Should I tell Thee the secret tale
As nightingale in the oak forest —
Or should I weep in bitter tears
What sways my heart and gives it no rest?

Or, kneeling down, with ardent words
Should I in prayer spell my passion —
Or in a fair and tranquil night
Out of my dream breathe my confession?

Or should the hidden paradise
Sleep in my heart’s depth, never uttered,
Like in a grave, and far from Thee
My love in secret be but muttered?

O angel mine, I do confess
My love for mankind, never dying;
But toward Thee — O, don’t chide me.
That my mind’s weak and undefying!

X
My sweetheart, come, kneel down with me,
Now is the time for us to pray —
The moon has risen o’er the woods,
And my time has just passed away.

But, darling, do not clasp Thy hands;
Embrace me as I Thee with mine —
And thus, instead of clasping hands,
Two hearts will in one prayer join.

Thy lips then press Thou close to mine;
From one mouth let the prayer rise —
Let me the words press on Thy lips,
And Thou send them to Paradise.

Our prayer shall be strong, indeed.
Our offer purest in that case —
For angels, too, when they do pray,
Are praying just in such embrace.

 

Vertaald door Joseph Stybr

 

 
Vítězslav Hálek (5 april 1835 – 8 oktober 1874)
Monument in Praag

 

De Engelse schrijver en dichter Algernon Charles Swinburne werd geboren op 5 april 1837 in Londen. Zie ook alle tags voor Algernon Swinburne op dit blog.

 

A Forsaken Garden (Fragment)

The sun burns sere and the rain dishevels
One gaunt bleak blossom of scentless breath.
Only the wind here hovers and revels
In a round where life seems barren as death.
Here there was laughing of old, there was weeping,
Haply, of lovers none ever will know,
Whose eyes went seaward a hundred sleeping
Years ago.

Heart handfast in heart as they stood, “Look thither,”
Did he whisper? “look forth from the flowers to the sea;
For the foam-flowers endure when the rose-blossoms wither,
And men that love lightly may die—but we?”
And the same wind sang and the same waves whitened,
And or ever the garden’s last petals were shed,
In the lips that had whispered, the eyes that had lightened,
Love was dead.

Or they loved their life through, and then went whither?
And were one to the end—but what end who knows?
Love deep as the sea as a rose must wither,
As the rose-red seaweed that mocks the rose.
Shall the dead take thought for the dead to love them?
What love was ever as deep as a grave?
They are loveless now as the grass above them
Or the wave.

All are at one now, roses and lovers,
Not known of the cliffs and the fields and the sea.
Not a breath of the time that has been hovers
In the air now soft with a summer to be.
Not a breath shall there sweeten the seasons hereafter
Of the flowers or the lovers that laugh now or weep,
When as they that are free now of weeping and laughter
We shall sleep.

Here death may deal not again for ever;
Here change may come not till all change end.
From the graves they have made they shall rise up never,
Who have left nought living to ravage and rend.
Earth, stones, and thorns of the wild ground growing,
While the sun and the rain live, these shall be;
Till a last wind’s breath upon all these blowing
Roll the sea.

Till the slow sea rise and the sheer cliff crumble,
Till terrace and meadow the deep gulfs drink,
Till the strength of the waves of the high tides humble
The fields that lessen, the rocks that shrink,
Here now in his triumph where all things falter,
Stretched out on the spoils that his own hand spread,
As a god self-slain on his own strange altar,
Death lies dead.

 


Algernon Swinburne (5 april 1837 – 10 april 1909)
Cover

 

De Servische dichter en schrijver Bora Ćosić werd geboren op 5 april 1932 in Zagreb. Zie ook alle tags voor Bora Ćosić op dit blog.

Uit: Lange Schatten in Berlin (Vertaald door Brigitte Döbert)

„Stempel
Meine Wohnungstür ist mit geometrischen Mustern verziert, mit Vertiefungen in Form von Quadraten, Rhomben und Ellipsen, die die Ornamentik am Anfang des Jahrhunderts bildeten. Ich habe das untrügliche Gefühl, dass in diesem Haus eine zweite Tür existiert, die mit Erhebun-gen verziert ist, als habe die aus meiner Wohnung im noch weichen Zustand an jener geleimt, was den Unterschied erklären würde. Ähnlich wie man es von unserem eurasischen Kontinent an-nimmt, der sich einst, heißt es, an die amerikani-sche Platte schmiegte. Viele Dinge tragen so die Erinnerung an etwas Ähnliches, mehr oder weni-ger weit Entferntes in sich. In diesem Sinn haben alle Erscheinungen die Struktur von männlichen und weiblichen Körpern, die sich nur darin unter-scheiden, ob bestimmte Segmente ausgestülpt oder eingedellt sind. So enthüllt die Gegenständlich-keit der Welt ihre Herkunft, die sich wohl von der bürokratischen Gepflogenheit des Stempelns her-leitet. 1 )ie Entdeckung der Abhängigkeit zwischen einem Stempel und dessen Abdruck auf einem
Blatt Papier dürfte auf eine Kanzlei zurückgehen. Die kleine Handbewegung will den Entwicklungs-gang einiger Gedanken beglaubigen und keines-wegs nur ein iiberraschendes Zeichen setzen, das wir als eigenständige Verzierung bewundern.“

 


Bora Ćosić (Zagreb, 5 april 1932)

 

De Zwitserse schrijver Werner J. Egli werd geboren in Luzern op 5 april 1943. Zie ook alle tags voor Werner J. Egli op dit blog.

Uit: Tarantino

„Im Bachbett floss zu dieser Jahreszeit nur ein zähflüssiges Rinnsal, auf dem sich, wie geschwürbedeckte Riesenkrabben, schmutzige Schaumkronen bewegten. Es stank erbärmlich nach Fäulnis und Verwesung. Es stank nach Tod und Verderben.
Tarantino spürte, wie ihm die Beine einschliefen. Fast eine halbe Stunde lang befand er sich schon einige Schritte von seiner Schwester und von Jacinto entfernt und verharrte dort in der gleichen Stellung. Von seinem Versteck aus konnte er die Brücke sehen. Es war eine Brücke aus Beton. Scheinbar für die Ewigkeit gebaut. Der Bach floss unter ihr hindurch.
Tarantino versuchte das linke Bein auszustrecken. Dazu musste er sein Gewicht verlagern. Als er sich etwas aufrichtete, lösten sich Steine. Sie kollerten zwischen seinen Beinen hindurch in das Bachbett hinein und verschwanden im Schaum, der sich zwischen alten Autoreifen und einem verbeulten Kühlschrank staute. Rechts von Tarantino bewegte sich ein Schatten. Es war Jacinto.
„He”, flüsterte Jacinto.
„He”, gab Tarantino leise zurück. Das war alles. Sie mussten sich still verhalten. Absolut still. Dieser Grenzabschnitt war berüchtigt. Es gab hier mehrere Löcher im Zaun, die von den Drogenschmugglern genauso benutzt wurden wie von den Flüchtlingen. Manchmal gab es Streit. Oft fielen Schüsse und es gab Tote auf beiden Seiten des Zaunes.
Irgendwann würde auf der Brücke el indicador, ein Mann auf einem Motorrad, der ihnen als Wegweiser ein Zeichen geben sollte, wenn alles in Ordnung war, um dann sofortwieder zu verschwinden.
So war es ausgemacht. Und wenn die Luft rein war, würden sie den Bach durchqueren und zum Zaun laufen, durch das Loch im Maschendrahtzaun, an dem allerhand stinkendes Zeug hing, und auf der anderen Seite, in Amerika, würde ein anderer Gringo mit einem Auto warten, um sie aus der Gefahrenzone heraus zu bringen, Und sobald sie in Sicherheit waren, konnten sie endlich aufatmen und sich umarmen und vor Glück weinen, denn dann waren sie endlich drüben in Amerika, und für Marcela und Tarantino und natürlich auch für Jacinto würde ein neues und gutes Leben beginnen.“

 

 
Werner J. Egli (Luzern, 5 april 1943)
Cover

 

De Amerikaanse dichter Richard Ghormley Eberhart werd geboren op 5 april 1904 in Austin, Minnesota.Zie ook alle tags voor Richard Eberhart op dit blog.

 

A New England Bachelor

My death was arranged by special plans in Heaven
And only occasioned comment by ten persons in Adams, Massachusetts.
The best thing ever said about me
Was that I was deft at specifying trump.
I was killed by my father
And married to my mother
But born too early to know what happened to me,
And as I was an only child
I erected selfishness into a personal religion,
Sat thinking forty years saying nothing.
I observed all. I loved to drink gin,
Would not have thought to go farther
Into arcane episodes of the heavier drugs,
And, being New England, always remained sober.
However, I confess now, I was
Always afraid of women,
I don’t know why, it was just the way it was,
I could never get very close to any woman.
Knowledge and intelligence allowed me
The grand rationalization of this; also, I respected
Delicacy, but would not go too far in any direction.
I thought I was a good man. I was.

I did not obstruct the state, nor religion,
But I saw through both and maintained my independence.
I kept my counsels among the learned.
My learning was more private and precious than worldly.
The world had no sense of the devious,
So my private vicissitudes were mine alone.

I say all this with a special sort of grace
For I avoided many of the pitfalls of fallen man
And while I did not have heroic size, the
Creative grandeur, or mastership of the mind
I earned my bread by cynicism alone,
And blow you all a kiss from the tomb.

 

 
Richard Eberhart (5 april 1904 – 9 juni 2005)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster en columniste Marente de Moor werd geboren in Den Haag in 1972. Zie ook alle tags voor Marente de Moor op dit blog

Uit: Foon

“Ik hoor niets, maar het begint al licht te worden. Voor mij tekent zich het behang af met de kegeltjes en driehoekjes, achter mij wacht de kamer. Met de half verduisterde ramen en de gebroken vensterbanken. Met het fluwelen stoeltje waarop mijn overgooier hangt alsof ik er nog in zit. Met de eettafel, vier poten in het tapijt, de kast met de porseleinen dieren en nog maar drie kristallen glazen. Met de drempel die me zo de kolere wenst, en de gang die me zal spiegelen als een zwarte sloot. In de gang staan twee deuren op een kier, de een leidt naar de keuken met de afwas, de ander naar de kamer met hem erin.
De voordeur is goed dicht. Toch glijdt tussen deur en drempel het ijs van de veranda naar binnen en duwt tegen die veranda de tuin, waarop nog zo’n dertig centimeter sneeuw ligt. Achter de tuin staat het hek naar het pad, daarop zullen mijn voetstappen de eerste zijn en de laatste, zoals de meeste dagen. Laten we daar niet te lang bij stilstaan, laten we doorlopen, links het huis van Serpjakov passeren, met de ramen die dof en grijs zijn geworden als de ogen van een staarlijder, en rechts de bushalte, ook al verlaten. Zo’n tien jaar, schat ik, misschien langer. In ieder geval was het in hetzelfde jaar dat de bussen wegbleven en onze enige buurman vertrok. In het jaar dat ik me liever niet herinner.
We noemden hem Serpjakov de Vriendelijke. In deze streek was zijn karakter al even uitzonderlijk als zijn complete gebit. We houden het erop dat hij het zich in ieder geval kon veroorloven breeduit te lachen. En hij dronk niet, zelfs niet toen zijn vrouw overleed. We weten niet waarom hij is weggegaan, hij had juist de daklijsten van zijn huis in de lak gezet. Misschien nam hij wel die laatste bus en kon hij gewoon niet meer terug, misschien is het niet meer dan dat.
Na de bushalte komt het veld, dat eens een akker was, met nog een stuk of twintig gebouwen, kleine en grote, waaronder een schooltje, de bakkerij en de artsenpost. En daarachter ligt het complex van de oude batterijenfabriek. Alles is leeg en verlaten, en vanbinnen met hetzelfde grijze gruis bestoven.”

 

 
Marente de Moor (Den Haag, 1972)
Cover

 

Zie voor de schrijvers van de 5e april ook mijn blog van 5 april 2018 en eveneens mijn blog van 5 april 2016.

Hanneke Hendrix, Marko Klomp, Marcel Vaarmeijer, Maya Angelou, E. L. James, Marguerite Duras, Robert Schindel, Michiel van Kempen, Bettina von Arnim

De Nederlandse schrijfster en hoorspelmaker Hanneke Hendrix werd geboren in Tegelen op 4 april 1980. Zie ook alle tags voor Hanneke Hendrix op dit blog.

Uit: Aswoensdag

“Ze kwamen er snel achter dat iedereen een idee heeft wat ivf is, maar dat niemand weet wat iui is. En dat dit zo was omdat de meeste mensen het woord insemineren niet over hun lippen kunnen krijgen.
‘Morgen moet ik naar het ziekenhuis.’
‘O, plaatsen ze dan de eitjes terug?’
‘Nee, dat is bij ons nog niet. Er wordt niks teruggeplaatst.’
‘Wat gaan ze doen, dan?’
‘Ik moet geïnsemineerd worden.’
‘Geïnsemineerd?’
‘Ja, geïnsemineerd.’
Zoiets zeg je niet zomaar even bij de koffieautomaat. Het doet denken aan vee, aan koeien en stieren en rietjes. Morgen moeten de eitjes teruggeplaatst worden is een vele malen ingewikkelder behandeling, maar gemakkelijker om te zeggen.
‘Dus jullie doen ivf?’
‘Zover zijn we nog niet, we zitten nog een stap voor dat traject.’
Vaak liet Marit het er dan maar bij. Ze wilde niemand confronteren met het beeld van haar benen in de beugels en een arts met een rietje in de handen.
Zwanger proberen te worden via het ziekenhuis loopt via een vast stramien, zo bleek. In de eerste fase moest ze de derde dag van haar cyclus beginnen met het slikken van kleine tabletjes Clomid. Ze merkte van de pillen zelf, buiten wat misselijkheid, niet zoveel. Het was meer de week erna, nadat ze op dag zeven de laatste pil had genomen. Dan leek het net alsof haar lijf dacht: wat is hier aan de hand? Dan kreeg ze de neiging om mensen aan te vallen, liep ze op straat opzettelijk voorbijgangers omver en deed ze gemeen tegen iedereen die haar voor de voeten liep. Vooral Maarten moest het ontgelden.
‘Terwijl ik helemaal niet in hormonen geloof’, riep ze een keer tegen hem. ‘Het is toch allemaal gedrag? Een mens kan zich toch inhouden?’
Maar ze kon zich niet inhouden.
Na het slikken van de tabletjes kwam de week van de echo’s, om te beoordelen of de eitjes het goed deden. De meeste mensen denken bij een echo aan zwangere vrouwen in de film, maar zo’n buikecho laat niet genoeg zien bij zoiets kleins als eierfollikels, dus je krijgt een pook, zoals dat heet. De naam zegt alles.“

 

 
Hanneke Hendrix (Tegelen, 4 april 1980)

 

De Nederlandse dichter en schilder Marko Klomp werd geboren op 4 april 1974 in Goes. Zie ook alle tags voor Marko Klomp op dit blog.

 

De wegdromer

Wanneer ze weg wil dromen,
vraag het haar, waarom
ze haar leven achterlaat,
en haar voetstappen kraken.

Ze vertelt hoe ze vergeten is,
waar ze naartoe moest, en
hoe de horizon is gekomen,
en zich weer heeft laten verdwijnen.

Ze vertelt toen ze dacht,
dat ze een engel was, en
waarheen ze ging vliegen
zich niet meer kon herinneren.

 

Ondergelopen

Overgevoelig voor een badkuip,
gevuld met verlangen naar meer,
stijgt diep tot aan mijn enkels.
De kraan open laten, opwarmen tot
het ijs sponst en bodempje
afvalwater kan niet weglopen.
Je liep door me heen als door een vergiet
en droogde jezelf uit over de jaren, nu
vullen mijn mond en neusgaten zich
met een zee van plastic, levenloos door
verdronken zijn zoals nooit tevoren druppels,
druppels onderdrukken een stormvloed.

 

 
Marko Klomp (Goes, 4 april 1974)

 

De Nederlandse schrijver Marcel Vaarmeijer werd geboren op 4 april 1963 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Marcel Vaarmeijer op dit blog.

Uit: Wolkenjager

“Op mijn zesde verjaardag stopte papa Tom mij in zijn rugzak.
Onder in de zak zaten twee gaten waar mijn beentjes doorheen konden. Ik kon op twee manieren in de zak: naar voren met mijn kin rustend op papa’s schouder en mijn schoenen bungelend tegen zijn benen, en naar achteren, waardoor ik onze ranch langzaam in de zinderende woestijnhitte zag verdwijnen en ik kon zwaaien naar de lachende kinderen in de passerende auto’s. Op mijn zesde verjaardag zat ik er achterstevoren in.
Het zou mijn laatste tochtje in de zak worden, had papa Tom gezegd. Ik was eruit gegroeid, maar ik wilde nog één keer genieten van het uitzicht en de gloeiende zomerzon op mijn wangen.
‘Waar ga je heen met dat kind?’ vroeg mama Lou.
‘Op expeditie,’ zei papa.
‘Hoelang?’
‘Een uur, een dag, een maand, een jaar.’
‘Er is taart.’
Voor de spiegel in de keuken kamde papa Tom zijn zwarte sluike haar. Ik keek naar de slagroomtaart op de tafel. Mama Lou had hem gebakken. Ze was de beste taartenbakster van heel Texas. Er lagen kersjes, mandarijnpartjes en chocolaatjes op. In het midden stonden zes brandende kaarsjes. Mama Lou had ze dicht bij elkaar gezet, zodat ik ze in één keer uit kon blazen.
‘Wil je taart, Eden?’ vroeg papa Tom.
‘Ja,’ zei ik, ‘en kersjes voor onderweg.’
Papa Tom ging achterstevoren op een stoel zitten, mama Lou schoof de taart naar me toe en ik blies zo hard als ik kon. De vlammetjes waaiden uit en drie kaarsjes vlogen van de taart.”

 

 
Marcel Vaarmeijer (Amsterdam,4 april 1963)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Maya Angelou (eig. Margueritte Johnson) werd geboren in Saint Louis, Missouri, op 4 april 1928. Zie ook alle tags voor Maya Angelou op dit blog.

 

The Black Family Pledge

BECAUSE we have forgotten our ancestors,
our children no longer give us honor.

BECAUSE we have lost the path our ancestors cleared
kneeling in perilous undergrowth,
our children cannot find their way.

BECAUSE we have banished the God of our ancestors,
our children cannot pray.

BECAUSE the old wails of our ancestors have faded beyond our hearing,
our children cannot hear us crying.

BECAUSE we have abandoned our wisdom of mothering and fathering,
our befuddled children give birth to children
they neither want nor understand.

BECAUSE we have forgotten how to love, the adversary is within our
gates, an holds us up to the mirror of the world shouting,
‘Regard the loveless’

Therefore we pledge to bind ourselves to one another, to embrace our
lowliest, to keep company with our loneliest, to educate our illiterate,
to feed our starving, to clothe our ragged, to do all good things,
knowing that we are more than keepers of our brothers and sisters.

We ARE our brothers and sisters.

IN HONOR of those who toiled and implored God with golden tongues,
and in gratitude to the same God who brought us out of hopeless desolation, we make this pledge.

 

Savior

Petulant priests, greedy
centurions, and one million
incensed gestures stand
between your love and me.

Your agape sacrifice
is reduced to colored glass,
vapid penance, and the
tedium of ritual.

Your footprints yet
mark the crest of
billowing seas but
your joy
fades upon the tablets
of ordained prophets.

Visit us again, Savior.
Your children, burdened with
disbelief, blinded by a patina
of wisdom,
carom down this vale of
fear. We cry for you
although we have lost
your name.

 

 
Maya Angelou (4 april 1928 – 28 mei 2014)

 

De Britse schrijfster E. L. James (pseudoniem van Erika Leonard) werd op 4 april 1963 in Buckinghamshire als Erika Mitchell geboren. Zie ook alle tags voor E. L. James op dit blog.

Uit: The Mister

“Who the hell is this timid creature standing in my hallway? I’m completely bemused. Have I seen her before? An image from a forgotten dream develops like a Polaroid in my memory, an angel in blue hovering at my bedside. But that was days ago. Could it have been her? And now she’s here, rooted to the hallway floor, her impish face pale, her eyes downcast. Her knuckles grow whiter as she clasps the broom handle tighter and tighter, as if it’s anchoring her to the Earth. The headscarf conceals her hair, and an oversize, old-fashioned nylon housecoat swamps her small frame. She looks totally out of place.
“Who are you?” I ask again, but in a softer tone, not wanting to alarm her. Wide eyes, the color of a fine espresso and framed by the longest lashes I’ve ever seen, look up at me, then back at the floor.
Shit!
One peek from her dark, fathomless eyes and I’m . . . unsettled. She’s at least a head shorter than me, perhaps five feet five to my six feet two. Her features are delicate: high cheekbones, an upturned nose, clear fair skin, and pale lips. It’s obvious that she’s cleaning. But why her? Why here? Has she replaced my old daily?
“Where’s Krystyna?” I ask, growing a little frustrated at her silence. Perhaps she’s Krystyna’s daughter—or granddaughter.
She continues to stare at the floor, her brow furrowed.
Look at me, I will her. I want to reach forward and tilt her chin up, but as if she reads my mind, she raises her head. Her eyes meet mine, and her tongue darts out, and nervously she licks her upper lip. My whole body tightens in a hot, heavy rush as desire hits me like a demolition ball.
Fuck a duck!
I narrow my eyes as annoyance swiftly follows my desire. What the hell is wrong with me? Why does a woman I’ve never met have such an effect on me? It’s irritating. Beneath fine arched brows, her eyes grow wider, and she takes a step back, fumbling with the broom so that it falls from her hands and clatters onto the floor. She bends with easy, economic grace to pick it up, and when she’s standing once more, she fixates on the handle, a slow flush staining her cheeks as she mumbles something unintelligible.”

 

 
E. L. James (Buckinghamshire, 4 april 1963)

 

De Franse schrijfster Marguerite Duras (pseudoniem van Marguerite Donnadieu) werd geboren op 4 april 1914 in Gia Dinh, Indochina (nu Vietnam). Zie ook alle tags voor Marguerite Duras op dit blog.

Uit: The Lover (Vertaald door William Collins)

“One day, I was already old, in the entrance of a public place a man came up to me. He introduced himself and said: ‘I’ve known you for years. Everyone says you were beautiful when you were young, but I want to tell you I think you’re more beautiful now than then. Rather than your face as a young woman, I prefer your face as it is now. Ravaged.’
I often think of the image only I can see now, and of which I’ve never spoken. It’s always there, in the same silence, amazing. It’s the only image of myself I like, the only one in which I recognize myself, in which I delight.
Very early in my life it was too late. It was already too late when I was eighteen. Between eighteen and twenty-five my face took off in a new direction. I grew old at eighteen. I don’t know if it’s the same for everyone. I’ve never asked. But I believe I’ve heard of the way time can suddenly accelerate on people when they’re going through even the most youthful and highly esteemed stages of life. My ageing was very sudden. I saw it spread over my features one by one, changing the relationship between them, making the eyes larger, the expression sadder, the mouth more final, leaving great creases in the forehead. But instead of being dismayed I watched this process with the same sort of interest Imight have taken in the reading of a book. And I knew I was right, that one day it would slow down and take its normal course. The people who knew me at seventeen, when I went to France, were surprised when they saw me again two years later, at nineteen. And I’ve kept it ever since, the new face I had then. It has been my face. It’s got older still, of course, but less, comparatively, than it would otherwise have done. It’s scored with deep, dry wrinkles, the skin is cracked. But my face hasn’t collapsed, as some with fine features have done. It’s kept the same contours, but its substance has been laid waste. I have a face laid waste.
So, I’m fifteen and a half.
It’s on a ferry crossing the Mekong river.
The image lasts all the way across.
I’m fifteen and a half, there are no seasons in that part of the world,we have just the one season, hot, monotonous,we’re in the long hot girdle of the earth, with no spring, no renewal.”

 
Marguerite Duras (4 april 1914 – 3 maart 1996)
Scene uit L’Amant (internationaal bekend als The Lover), een Franse film naar het boek van Duras uit 1992

 

De Oostenrijkse schrijver en dichter Robert Schindel werd geboren op 4 april 1944 in Bad Hall. Zie ook alle tags voor Robert Schindel op dit blog.

Uit: Der Kalte

„Der Sturm wurde heftiger. Das Laub sauste und kreische, die Wolken rollten mit Tempo in den Westen, da und dort fielen Ziegel auf die Gehsteige. Der Bader Ecke Kärntner Straße und Hürunelpfortgasse, der als Krüppel vor seinem Hut gesessen war, sprang auf und lief diesem hinterher, den der Sturm zum Stock-im-Eisen-Platz trieb. Auch Ed-mund Fraul, der eben über die Salztorbrücke ging, wurde der Hut vom Kopf gerissen. Schon schwamm der im Do-naukanal und unter der Brücke weg. Fraul, vornüberge-beugt, ging weiter, das schlohweiße volle Haar in alle Rich-tungen. Er überquerte den Kai. Die grünbärtige Ruprechtskirche sah älter aus, als sie war, bedrückt ließ sie auch diesen Saum über sich ergehen, der Sand der Baustelle neben ihr wir-belte um sie herum, Fraul bog in die Rotenturmstraße ein. Auf dem Stephansplatz, ohnehin der windigste Platz der Stadt, wurde der Saum geradezu unerträg,fich. Rechts in der Brandstätte ließ der Druck etwas nach. Fraul ging rasch und wusste mit einem Mal, dass ihm von den Häusern, an denen er endangeilte, Unheil drohte. Konnte es sein, dass hinter den Fenstern Leute lauerten, die ihm vierzig Jahre später noch nach dem Leben trachteten? Er schaute rasch links und rechts zu den Scheiben häng Als er in den Tuch-lauben eintraf, zerriss der Sturen die Wolken über ihm, sodass die Novembersonne jäh den Straßenzug aufhellte; einen Moment ließ der Sturm ganz nach, dann trieb er Ed-mund Fraul ins Cafe Korb. Damals hob ich den Blick, legte die Zeitung weg, stand auf;“

 

 
Robert Schindel (Bad Hall, 4 april 1944)

 

De Nederlandse schrijver, letterkundige en Surinamist Michiel van Kempen werd geboren in Oirschot op 4 april 1957. Zie ook alle tags voor Michiel van Kempen op dit blog.

Uit: Hete nachten in Paramaribo

“Op een zaterdagmorgen hoor ik geclaxonneer in mijn straat en als ik naar buiten loop zie ik de Toyota-High-Ace pick-up van een vriend voor de poort staan. Vriend met een big smile achter het stuur. Hij buigt zijn hoofd uit het raampje en roept dat ik de poort moet openmaken. Vreemd, denk ik, hij zet toch altijd zijn wagen op de oprit, maar ik sta er verder niet bij stil en ontgrendel de poort. Hij rijdt het erf op en roept me in het voorbijrijden toe dat ik de poort maar achter hem moet sluiten. Dat doe ik, terwijl Vriend intussen zijn pick-up vlak tegen het huis aan parkeert en uitstapt. ‘Je kunt komen,’ zegt hij. Tot mijn stomme verbazing schiet daarop de stoel naast de bestuurdersplaats als een springveer omhoog en er vertoont zich een jongedame die schielijk mijn huis in glipt. De associatie vliegt me door het hoofd met de poppetjes van paters in bruine togen, die wanneer je ze op de kruin drukt hun piemel vanonder de pij tevoorschijn laten komen. ‘Een nichtje,’ grijnst Vriend me toe.
Ik begin zo langzamerhand de hele familie van Vriend te kennen en in die familie zijn, voor wie het geloven wil, de vrouwelijke chromosomen gruwelijk oververtegenwoordigd. Het eerste nichtje dat ik te zien kreeg viel vooral op door haar sprekende gelijkenis met een manatee die ik eens gezien had in een park grenzend aan de mistroostige dierentuin van Georgetown. Deze manatee – de zeekoe of lamantijn – speelt in de Groot-Guyanese mythologie geen onbelangrijke rol, al geloof ik dat die toch vooral te danken is aan slecht kijken. De manatee komt tot ver in de binnenlanden voor en laat af en toe een glimp van zichzelf zien aan de oppervlakte van het water. De Surinamers hebben in haar de Watramama, de Watermoeder, gezien, een rijkdom schenkende godin met een lichte huidkleur en lang zwart haar. De dichter Trefossa – Henny de Ziel – zag in de haven van Kopenhagen het beeldje van de kleine zeemeermin uit het sprookje van Andersen en er ging een schok door hem heen: Watermoeder, zo vroeg hij zich af, wat doe jij hier op die steen? En hij merkte op dat zij haar gelukbrengende gouden kam niet bij zich had. Ik weet waar je die hebt gelaten: in Suriname, wist de in Europa verdwaalde Trefossa.
Hoeveel charmes de Watermoeder ook worden toegeschreven, dat men haar in de manatee heeft ontwaard blijft bizar, want de zeekoe hoort toch thuis in de categorie van de wat loggere beesten als het nijlpaard en de zeeolifant: lieflijk, maar niet te verstouwen.”

 

 
Michiel van Kempen (Oirschot, 4 april 1957)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Bettina von Arnim werd op 4 april 1785 geboren in Frankfurt am Main. Zie ook alle tags Bettina von Arnim op dit blog.

Uit: Das Leben der Hochgräfin Gritta von Rattenzuhausbeiuns (Samen met Gisela von Arnim)

“Es war einmal ein altes Schloß, umfaßt von hohen Bergen, das selber auf einem hohen Berg lag, etwas niederer als die ihn umgebenden. Wie ein Ring umschloß das Tal den Berg, und in einem Ring umschlossen die dunklen felseckigen Berge das Tal. Aus ihren Moosrinden wuchs hie und da spärliches Binsengras hervor; unten im Tale lief hie und da ein Bächlein durchs Grün an hie und dort einem Gebüsch vorüber, die Wurzeln spülend. Oben im Gezweig guckten junge Vogelköpfchen aus den Halm- und Mutterfederflaum-Nestchen dem harmlosen Dahinrollen unten zu, und war der Bach artig, so erzählte er ihnen leise Märchen, und sie taten zuweilen einen Piep des Wohlgefallens dazwischen; kurz, es war ein schönes Leben in dem Gebüsch. – Bald flog eins in den Lüften oder sang lieblich; sie hatten sich hier ungestört und häuslich zufrieden niedergelassen. Es war ein Ausweg aus dem Tal, der ganz überbaut war von Felsen; manchmal sah man in Mitten der Berge in den Eingang einer engen dunklen Höhle, und an verschiednen Orten stürzten kleine Gießbäche heraus, grade hinab ins Tal, brausten dort heftig auf und verloren sich leise murmelnd. Die Grundmauern des Schlosses bauten sich dicht am Rande der Felskuppe schräg in die Höhe, in kahlen Wänden, zuweilen durch ein Fensterloch unterbrochen mit alten Eisenstäben verwahrt, mehr für Ratten als für ein Menschengesicht. So erschienen die Wände auch belebt, wenn in schönen Abendstunden die Welt hochrot gefärbt war und die dunkeln Berge von mattem Rosenschimmer bestrahlt; da regte sich die ganze Burg. Es war ein Getümmel von Begraurockten; da balanzierten die jungen Ratten auf der schrägen Wand, da kam eine Rattenmutter mit sieben Jungen, die sollten die Abendluft genießen, dort ein dicker Rattenklausner oder gar ein vielköpfiger Rattenkönig; bis zuletzt ein graues Gewimmel die alten Mauern deckte. Dann sah es wohl von weitem aus, wenn sich die Abendsonne in einem Schloßfenster spiegelte, als leuchte sie den alten Steinen – denn dafür hielt man die Ratten in der Ferne – zum Abendtanz, und man hatte Angst, sie würden einmal ganz davon laufen und den Besitzer ohne Besitz lassen. Es waren auch Türme an den Ecken, aber zerfallen, außer einem, der noch zierlich an das alte Nest geklebt war; aber aus den gotischen Rosen und Linien der Verzierungen wuchs Gras und Moos.“

 

 
Bettina von Arnim (4 april 1785 – 20 januari 1859)
Scene uit de film “Gritta von Rattenzuhausbeiuns“ uit 1985

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e april ook mijn blog van 4 april 2017 en ook mijn blog van 4 april 2015 deel 2.

J.C. Bloem-poëzieprijs 2019 voor Jonathan Griffioen

J.C. Bloem-poëzieprijs 2019 voor Jonathan Griffioen

De Nederlandse dichter Jonathan Griffioen heeft met zijn bundel “Gedichten met een mazda 626” de J.C. Bloem-poëzieprijs gewonnen! Deze landelijke prijs wordt iedere twee jaar uitgereikt aan de tweede bundel van een veelbelovende jonge dichter, en is daarmee een aanmoediging voor de continuïteit van het dichterlijk talent. De prijs, groot 2500,- euro, is in het leven geroepen door de stichting Mr.J.C. Bloem-Poëzieprijs en de gemeente Steenwijkerland. Ze is bedoeld om de nagedachtenis aan naar de dichter J.C. Bloem levend te houden. In 2003 werd deze prijs voor de beste tweede bundel voor het eerst uitgereikt.

Jonathan Griffioen werd geboren in Amsterdam in 1987, maar groeide op in Wijk bij Duurstede en studeerde verpleegkunde in Den Bosch. Griffioen was finalist van Write Now! 2012 en halvefinalist van de NK Poetry Slam 2015. Zijn werk verscheen in diverse literaire tijdschriften zoals De Contrabas, De Optimist. Awater, Krakatau, De Poeziekrant en Het Liegend Konijn. In november 2015 debuteerde hij met “Wijk”, waarmee hij genomineerd werd voor de C. Buddingh’-prijs.

Als een Dodokolonie

Het dashboard krult op in de rode Mazda 626 uit 1990
waar ik met Jimmy uit voortkom, waar ik plots uitspring.
– Ik rol door het donker met mijn cv, mijn arme cv die hapert
als de straatverlichting, krabbel op en beweeg in de kleine ruimte
tussen geslaagde mensen (werkelijk jongens, ik ben van jullie
gaan houden, jullie zijn zo goed gelukt) als een dodokolonie, en
ik begin langzaam te wennen aan al jullie vieringen, dronken
van Mariokart en Marx.
Trek me alsjeblieft niet in twijfel zoals ik in twijfel ben
getrokken, zeg me of we op mogen staan, gaan we al werken?
Want mijn hoofd is rood geworden van de ijver in mij, en mijn
handen zijn rood als mijn hoofd op een tafel vol replica’s
van Darth Vaders lichtzwaard.
Dadelijk ben ik begeesterd, ben ik gelovig, ben ik niet
meer mijn buik, ben ik mijn buik en mijn rug en de darkside,
kruinen en vliezen vergeten.

Ik ben mijn buik vergeten. Jullie zijn mijn buik vergeten.
De lucht die we sinds de puberteit binnenhielden, is ontsnapt.

 

Wijk

In Wijk lagen we als leeggelopen ballen tegen muren,
vlakgedrukt tegen de loodrechte huizen in buitenwijken,
aanstekers en Axe en vertrokken gezichten.
Balkons vol moeders schreeuwden dat het etenstijd is
en wij rookten paracetamol of kerfden onze namen
in strak getrokken huiden, wij gooiden stenen naar reigers
omdat ze zo clichématig langs de waterkant stonden.
We gingen de nacht in via steeds legere garages,
stonden rond een ouijabord onder de sluizen,
maar de geesten die er dwaalden,
hadden nooit iets boeiends te vertellen.
In Wijk, maakten we van meisjes knellende ritsen
met tongen van ijzer en borsten vol sokken,
was het tijd, bleven wij in de portieken hangen.
In Wijk droomde ik van een huis zonder NCRV-gids.

 
Jonathan Griffioen (Amsterdam, 1987)

Charles Ducal, Adriaan Jaeggi, Frederik van Eeden, Bert Bakker, Peter Huchel, Arlette Cousture, Pieter Aspe, Karel N.L. Grazell, Washington Irving

De Vlaamse dichter en schrijver Charles Ducal (pseudoniem van Frans Dumortier) werd geboren in Leuven op 3 april 1952. Zie ook alle tags voor Charles Ducal op dit blog.

 

Ballade van de zee

Niet de wind, maar een boze mond
doofde de kaars. De koningszoon verdronk.

Wie op hem wachtte werd gek van verdriet
en sprong in zee. Beiden werden een lied.

Is het water te diep, koopt men een plaats
op een boot. De afstand is niet zeer groot.

De levens aan boord, zij wegen zo zwaar
en de boot is licht. Ook brandt er geen kaars.

Aan de overkant is nog een feest aan de gang.
Men eet er de wereld, al eeuwen lang.

Spoelen de lijken aan, vangt men ze op
en wordt stil. Een minuut lang spreekt God.

Daarna blazen monden het fort weer dicht,
voor de poort ligt een oorlogsschip.

De doden in zee, ook zij worden een lied.
Het zingt niet, het huilt.

En toch hoort men het niet.

 

Honger

Niet langer bij wijze van spreken,
maar in de precisie van huid en haar,
een schoonheid met leeftijd en wereld:
ik wil een antwoord, geen vraag.

Ik wil een kamer zonder verbeelding,
een vrouw die is wat ik lees.
Honger die het verlangen kan breken,
wrevel wordt, vlees op vlees.

Ik wil je schaamte, je kleine gebreken,
je schoonheid in menselijke taal.
Maar ik vrees dat te veel is geschreven,
dat de werkelijkheid niet meer bestaat.

 

Werkelijkheid

Toen de lucht op was verdwenen de dingen.
De meubels stonden gedacht, louter schimmen
van ambacht en hout. Ik hield een pen in de hand,
maar kon mij het doel niet herinneren.
Er scheen licht, maar dat lag aan de lamp.

Of omgekeerd. Alle verklaring was opgebrand.
De boekenkast vol, maar zonder gewicht.
Zodra ik er mij op beriep, vielen de letters
als zand van de bladen. De spiegel keek wit
van schrik naar de kamer, die barstte,

scherven van een onleesbaar gedicht.
Zo geschiedde in alle kamers waarin ik
was opgesloten, in theorie. Elke deur
vastgezogen door niets, het luchtledige.
Alsof niet achter de deur de materie

met duizend handen de werkelijkheid schiep.

 

 
Charles Ducal (Leuven, 3 april 1952)

 

De Nederlandse schrijver, dichter en columnist Adriaan Jaeggi werd geboren op 3 april 1963 in Wassenaar. Zie ook alle tags voor Adriaan Jaeggi op dit blog.

Uit: Held van beroep

“Ik vind de afstandsbediening en knip de televisiebeelden weg. Mijn oma zucht. Ze draait een halve slag in haar stoel en staart naar buiten, met haar theekopje aan haar lippen.
‘Is het niet triest, Sam, als zo veel mensen blij zijn als je begraven wordt?’
‘Blij? Ik geloof niet dat ze blij zijn,’ zeg ik. ‘Ze huilen toch?’
‘Daar zijn ze juist blij om. Dat iemand voor ze gestorven is, zodat ze een reden hebben om te huilen. Niet om haar,’ ze maakt een geluid alsof ze haar neus ophaalt, ‘pauvre, silly, niet om dat arme domme veulen, maar om alle dingen, Samson, alle dingen waar ze anders niet om durven huilen. Lacrimae rerum, Sam, weet je wat dat betekent? De tranen om de dingen.’ Mijn oma spreekt vier of vijf talen, Nederlands, Engels, Frans, Duits, het ltaliaans van mijn opa. Nu komt haar Latijn ook weer terug. Het begint wel steeds meer door elkaar te lopen met de jaren.
Mijn oma houdt haar kopje uit. Ik schenk haar bij. Ze kijkt me strak aan over de rand en dan, van het ene op het andere moment, alsof er een deur voor haar neus is dichtgeslagen, glijdt haar blik van me af en zijn haar gedachten niet meer hier. Ik probeer haar aandacht te trekken, maar haar heldere moment is alweer voorbij. Ze staart naar het kopje in haar schoot dat ze met twee handen vasthoudt. Als je zo oud bent als mijn oma heb je zoveel om aan terug te denken dat je weinig tijd meer over hebt voor wat er nog om je heen gebeurt. Het lijkt me prettig om zeventig te zijn, of tachtig, de leeftijd waarop het niet meer uitmaakt, dat je rustig kunt doen wat je wilt, omdat je het prima gedaan hebt en dat elke extra dag die je leeft je prestatie alleen nog maar groter wordt.
Mijn oma leeft weer op.
‘Hoe is het met Patrick, Sam?’
‘Goed, oma.’
‘En hoe is het met die lieve moeder van je?’
Dat heeft ze me al tien keer gevraagd.
‘Goed, oma.’

 

 
Adriaan Jaeggi (3 april 1963 – 10 juni 2008)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Frederik van Eeden werd geboren in Haarlem op 3 april 1860. Zie ook alle tags voor Frederik van Eeden op dit blog.

Uit: Paul’s ontwaken

“Op Vrijdag 21 Februari ooverleed mijn zoon Paul van Eeden na vier en twintig jaren leevens. Het komt niet vaak vóór dat een vader de biografie schrijft van zijn zoon. Maar het zal toch wel niet strijden teegen algemeene gevoelens van kieschheid en bescheidenheid. Dat een zoon het doet van zijn vader is nooit hinderlijk gevonden, maar in teegendeel vaak geëerd als een werk van piëteit en liefde. En hoe sterk zijn de gevoelens van piëteit en liefde die mij dwingen tot het schrijven van deeze bladzijden!
Ik waag het naauwelijks te beginnen, uit vrees dat ik het niet goed en waardig genoeg zal doen, niet genoegsaam in den geest van hem, zooals hij was bij zijn scheiden. Zoo groot is mijn eerbied voor mijn eigen kind, zooals het geworden is door lijden en geduld, en zoo groot is mijn dankbaarheid voor wat hij mij gaf in zijn korte leeven en vooral bij zijn heerlijk einde.
Want hij is het waardig dat ik van zijn schijnbaar weinig beteekenende loopbaan het eedelste en merkwaardigste neederschrijf en zijn nagedachtenis voor anderen tracht te bestendigen, omdat hij een gewoon jongensbestaan met fouten en vergissingen, wist te doen eindigen in wat ik wel een heilig wonder noemen durf, en een volstrekt niet feilloos karakter wist te verreinen en te verheffen tot een volkoomen zuiverheid van zachtmoedige liefde.
Zijn ziekte, zijn lijden was de donkerste schaduw op mijn leeven, en zijn heengaan zag ik tegemoet als de zwaarste slag die mij treffen kon – maar door de wijze waarop hij stierf is deeze slag en zeegen voor mij geworden.
Jarenlang, sints den eersten aanval zijner ziekte, was hij mijn smartekind, met wiens beeterschap of verergering mijn stemming op en neer ging, en wiens lijden mij te meer folterde, om zijn innige geneegenheid en kinderlijk vertrouwen jeegens mij, in wiens handen hij zijn lot altijd met volle oovergave legde, en die daardoor de verantwoording voor elken misslag met soms duldelooze zwaarte droeg.
Toen is, wat ik het meest van alles duchtte, het toppunt van de angst die mij benaauwde – het afscheid van den zoo geliefden zoon, tot een zeegen en een genade geworden. En ik schrijf dit alles nu en zal het oopenbaar maken – omdat ik weet dat wat hij mij gaf ook voor meerderen bedoeld is, wien ik de gave niet onthouden mag.”

 

 
Frederik van Eeden (3 april 1860 – 16 juni 1932)
Paul van Eeden

 

De Nederlandse dichter, schrijver en uitgever Bert Bakker werd geboren in Huizum (Leeuwarden) op 3 april 1912. Zie ook alle tags voor Bert Bakker op dit blog.

 

Grensgebied

Met één seizoen is nooit ons hart tevreden.
Jan Van Nijlen

Grijs is de middag, grijzer is het water.
Regen versluiert zee en horizon.
O, dat de dag zóó duren kon,
En niet meer verderschoof – naar later.

Wij loopen onder lucht en boomen.
Het waaiend regenen deert ons niet.
En wat elk eens in heimwee achterliet,
Wordt hier vernieuwd teruggenomen.

Meen niet, dat wij den weg ten einde loopen.
Wie ’t licht verlaat, krijgt heimwee naar het licht.
En wat soms lokt en roept, blijft lang nog dicht,
En doet zich niet dan na ons sterven open.

Mei! O, gij zachtste aller maanden,
Wij staan in u ter grens van leven en van dood.
Maar ’t wankel hart weet onuitsprekelijk groot
De rust om wat voorbij is en aanstaande.

 

 
Bert Bakker (3 april 1912 – 19 september 1969)
In 1965

 

De Duitse dichter Peter Huchel werd geboren in Lichterfelde bij Berlijn op 3 april 1903. Zie ook alle tags voor Peter Huchel op dit blog.

 

Rom

Vollendeter Sommer,
am äußersten Rand der Sonne
beginnt schon die Finsternis.
Lorbeerverwilderungen,
dahinter aus Disteln und Steinen
ein Versteck,
das sich der Stimme
verweigert.

Transparenz
des Mittagslichtes,
Verse, die an nichts erinnern,
ein helles Wasser
berührt den Mund.

 

Die Sternenreuse

Daß du noch schwebst, uralter Mond?
Als jung noch deine Scheibe schwebte,
hab ich an einem Fluß gewohnt,
wo nur das Wasser mit mir lebte.
Das Wasser schwoll, es war Gesang,
ich schöpfte und mein Atem lauschte,
wie es um Steine tönend sprang
und schäumend schoß und niederrauschte.

Zwei Felsen, wie betäubt von Ruß
und steil und schmal wie eine Schleuse,
umstanden damals noch den Fluß.
Im Wasser hing die Sternenreuse.
Ich hob die Reuse aus dem Spalt,
es flimmerten kristallne Räume,
es schwamm der Algen grüner Wald,
ich fischte Gold und flößte Träume.

O Schlucht der Welt, des Wassers Schwall
kam wie Gesang: war es mein Leben?
Damals sah ich im dunkeln All
ganz nah die Sternenreuse schweben.

 

 
Peter Huchel (3 april 1903 – 30 april 1981)
Fotoboek met teksten van en over Peter Huchel

 

De Canadese schrijfster Arlette Cousture werd geboren in Saint-Lambert op 3 april 1948. Zie ook alle tags voor Arlette Cousture op dit blog.

Uit: Chère Arlette

“J’ai quitté ce monde bien avant que tu n’y arrives. Tyr fais partie de cette cohorte de petits-enfants dont, jusqu’à ma mort, j’ai ignoré l’existence. Dommage. J’aurais aimé vous connaître, non pas tant pour vous bichonner; mais bien pour voir s’il y avait encore chez vous de moi et d'(h’ila. j’ai aimé cet homme à la folie, mais à y repenser, je ne crois pas que nos folies se soient fréquem-ment rencontrées. je dirais qu’elles se sont à peine anisées. Je m’intennge maintenant sur les raisons qu’il avait de me demander en mariage si ce n’est pour m’enlever à quelque soupirant Au moins tu auras compris que le grand perdant aura été Henri Domine, le cher homme. Encore maintenant, je crois avoir rêvé quand je repense à Oviles Il étaitgrand, beau et indépendant C’est peut-être ce qui m’attirait Je n’avais qu’un désir; le faire chuter dans mes filets tendus à tous les coins de sa vie, depuis l’école jusqu’aux chantiers.
Dans la paroisse de Saint-Tite campagne, il n’y avait pas beaucoup d’hommes d’aussi beau que lui, honnis son frère Oside. Nous n’avions que deux ans de dift&ence, mais j’aurais aimé que tu lui voies le regard, les cuisses et le postérieur. Quant à ce que ses vêtements cachaient, pendant longtemps j’étais la seule à pouvoir y accéder. Il s’était fait des épaules carrées et puissantes à force de bûcher. Il avait un corps qui ressemblait à ceux des ouvriers de la fin du XIX’ ou du début du xr siècle, je dis bien qui ressemblait. Si j’osais, je dirais qu’il était encore plus beau que le David de Michel-Ange, dont mon bon Henri m’avait montré une photo-graphie. Th sais que, même maintenant, ces pen-sées impudiques — Henri aurait dit lubriques- me troublent Je suis un peu effrontée de parler de son corps puisque ce n’est ni de mon âge, ni de ma génération. Le fait est que c’est quand même la première chose qui nous saute aux yeux, tu en conviendras je peux t’avouer, maintenant que je sais que tu as deviné beaucoup de nos secrets, que je ne cessais de nous trouver des occasions d’être ensemble. La crèche de Noél aura été la première. Je regardais toutes les filles qu’il pouvait zieuter et je voyais bien qu’Ovila était une espèce de coq. Donc, à mon goût, il était le plus beau de la paroisse, peut-être pas le plus auentif ou le plus ser-viable, mais le plus beau, c’est certain. »

 

 
Arlette Cousture (Saint-Lambert, 3 april 1948)

 

De Vlaamse schrijver Pieter Aspe (pseudoniem van Pierre Aspeslag) werd geboren in Brugge op 3 april 1953. Zie ook alle tags voor Pieter Aspe op dit blog.

Uit: Het vierkant van de wraak

‘Van In hier,’ zei hij bits. ‘Hallo, Van In, u spreekt met De Kee, goeiemorgen.’ Niets klinkt ironischer dan je baas die je op zondag een goeiemorgen toewenst. ‘Excuseer dat ik u zo vroeg stoor.’ De ironie van de hoofdcommissaris kende vandaag geen grenzen. Van In nam een nijdige trek van zijn sigaret. Hij wist dat er nattigheid op komst was. ‘Ik ben net opgebeld door Ludovic Degroof. U kent hem toch?’ Die ken ik,’ antwoordde Van In gelaten. Iedereen kent Hitler toch ook, wou hij zeggen. ‘Goed. Luister nu goed wat ik ga vertellen, Van In.’ De Kee kon niet anders dan Van In verklappen dat Degroof hem uit zijn bed had gebeld. Het geval zat hem allesbehalve lekker. ‘Een paar uur geleden constateerde een van onze nachtpatrouilles een inbraak bij zijn zoon, de juwelier uit de Steenstraat,’ legde De Kee uit. ‘U vraagt zich waarschijnlijk af waarom ik u lastig val met een ordinaire inbraak en dat op een zondagmorgen nog wel.’ Van In vroeg zich af waarom iemand De Kee lastig viel met een gewone inbraak op zondagmorgen. ‘Maar de zaak is delicater,’ vervolgde De Kee. ‘Volgens een eerste vaststelling is er helemaal niets gestolen. De dader zou alle juwelen in een bak met koningswater hebben gedumpt. Ghislain Degroof, de juwelier, beweert dat het zuur zijn hele collectie heeft vernietigd.’ De Kee pauzeerde even. De eerste sigaret, die anders zo lekker smaakte, prikkelde Van Ins keel en hij moest hoesten. ‘Hallo, Van In?’ `Moment, commissaris,’ rochelde Van In. Het werd hoog tijd dat hij ermee kapte. De Kee liet een zekere geïrriteerdheid blijken. ‘Indien Deleu niet op vakantie was geweest, had ik u natuurlijk niet lastig gevallen. Maar u begrijpt dat we in dergelijke omstandigheden best een geroutineerde rechercheur inzetten, vooral als we met iemand zoals Degroof te maken hebben.’ Deleu was de schoonzoon van De Kee. Van In had hem destijds ingewerkt bij de politie. ‘Natuurlijk, commissaris,’ zei hij bijna gedwee. Deleu kreeg gewoontegetrouw de meest ophefmakende zaken toegeschoven. Als hij het onderzoek verknalde, en dat lukte hem altijd, mocht Van In opdraven om de brokstukken te lijmen. Deze keer kon De Kee niet anders dan een beroep doen op hem.”

 

 
Pieter Aspe (Brugge, 3 april 1953)
Cover

 

De Nederlandse schrijver en dichter Karel N.L. Grazell werd geboren in Amsterdam,op 3 april 1928. Zie ook alle tags voor Karel N.L. Grazell op dit blog.

Uit: Niet meer zo piep

“Multinational Shell bijvoorbeeld bericht graag in de media over zichzelf. Dus waarom zou ik als stadsdichter uit Zuid dat niet mogen?
In 1985 ontstond in Amsterdam de stichting Gilde: 50plussers gingen belangeloos hun kennis en ervaring aan anderen doorgeven. Ik meldde me meteen. En zo is min of meer Mee in Mokum (je weet wel, die rondleidingen door ouderen in de stad) bij mij thuis ontstaan, zo heb ik op het gebied van marketing in mijn respectieve Rivierenbuurtse woningen (en nu in het Buitenveldertse Bolestein) velen geadviseerd, onder meer hoge heren uit de omroepwereld, een bankier, Albert Heijn Gzn – wat schrijven betreft begeleidde ik met nogal succes onder anderen aanstaande reclameschrijvers en journalisten, maar ook verhalenschrijvers. En natuurlijk: dichters. Zo hielp ik de huidige stadsdichter van Haarlem, de talentvolle Sylva Hubers, en Gerard Beentjes: de uiterst actieve dorpsdichter van Laren, ik stond mede aan de wieg van de eerste bundelpublicatie van de hedense stadsdichter van Utrecht, Ingmar Heytze. En in 1988 kreeg ik m’n eerste bezoek van Wim Moerenhout.
Wim was verzekeringsmakelaar met pensioen en hij wilde poëzie schrijven. Ik gaf hem in vele zittingen les (over dichten kun je met boekenvol praten). Zowat elke veertien dagen kwam en komt hij bij me. Hij is nu 89.
Ik nam hem op in een leerlingencollectief, waarmee ik exposeerde, en optrad in theaters en andere zalen, ik had samen met hem een jaarlang een galerie Toonplaats in de stad, ik liet hem bij allerlei andere gelegenheden publiceren en optreden. Tegen de helft van de jaren negentig gaf ik hem een soort titel: de grijze dichter uit Osdorp. En toen ik in 2006 zelf tot stadsdeeldichter van ZuiderAmstel was gekozen, mailde ik een wethouder in Osdorp en Wim is nu stadsdeeldichter van West.”

 


Karel N.L. Grazell (Amsterdam,3 april 1928)

 

De Amerikaanse schrijver Washington Irving werd geboren op 3 april 1783 in Manhattan, New York. Zie ook alle tags voor Washington Irving op dit blog.

Uit: The Devil and Tom Walker

 “I was once at a hunting dinner, given by a worthy fox-hunting old Baronet, who kept Bachelor’s Hall in jovial style, in an ancient rook-haunted family mansion, in one of the middle counties. He had been a devoted admirer of the fair sex in his young days; but having travelled much, studied the sex in various countries with distinguished success, and returned home profoundly instructed, as he supposed, in the ways of woman, and a perfect master of the art of pleasing, he had the mortification of being jilted by a little boarding school girl, who was scarcely versed in the accidence of love.
The Baronet was completely overcome by such an incredible defeat; retired from the world in disgust, put himself under the government of his housekeeper, and took to fox-hunting like a perfect Jehu. Whatever poets may say to the contrary, a man will grow out of love as he grows old; and a pack of fox hounds may chase out of his heart even the memory of a boarding-school goddess. The Baronet was when I saw him as merry and mellow an old bachelor as ever followed a hound; and the love he had once felt for one woman had spread itself over the whole sex; so that there was not a pretty face in the whole country round, but came in for a share.
The dinner was prolonged till a late hour; for our host having no ladies in his household to summon us to the drawing-room, the bottle maintained its true bachelor sway, unrivalled by its potent enemy the tea-kettle. The old hall in which we dined echoed to bursts of robustious fox-hunting merriment, that made the ancient antlers shake on the walls. By degrees, however, the wine and wassail of mine host began to operate upon bodies already a little jaded by the chase. The choice spirits that flashed up at the beginning of the dinner, sparkled for a time, then gradually went out one after another, or only emittednow and then a faint gleam from the socket.
Some of the briskest talkers, who had given tongue so bravely at the first burst, fell fast asleep; and none kept on their way but certain of those long-winded prosers, who, like short-legged hounds, worry on unnoticed at the bottom of conversation, but are sure to be in at the death. Even these at length subsided into silence; and scarcely any thing was heard but the nasal communications of two or three veteran masticators, who, having been silent while awake, were indemnifying the company in their sleep.”

 


Washington Irving (3 april 1783 – 28 november 1859)
The Devil and Tom Walker door Charles Deas, 1843

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e april ook mijn blog van 3 april 2017 en ook mijn blog van 3 april 2016 deel 2.