Percival Everett

De Amerikaanse schrijver en letterkundige Percival Everett werd geboren op 22 december 1956 in Fort Gordon, Georgia. Hij studeerde biochemie en filosofie aan de Universiteit van Miami en erkende dat hij was beïnvloed door de geschriften van Ludwig Wittgenstein, in het bijzonder diens semantische theorieën. Hij behaalde universitaire graden in literatuur en filosofie. Hij begon zijn carrière in de literatuur in 1983, toen hij een masterdiploma behaalde aan de Brown University met de publicatie van zijn roman “Suder”, wiens held een professionele honkbalspeler is. Vervolgens publiceerde hij “Walk Me to the Distance” (1985) over een soldaat die terugkeert uit de oorlog in Vietnam. Zijn latere romans proberen de Griekse mythologie te actualiseren. Tijdens deze eerste periode van zijn carrière als schrijver publiceerde Everett ook verschillende korte verhalen, die later in bundels werden opgenomen. In 1994 publiceerde hij “God’s Country”, een moderne westerse parodieroman. In “Glyp” (1999) wordt Ralph, hoofdverteller, een afasische baby, maar begaafd in lezen, schrijven en redeneren, opgejaagd, ontvoerd, ontvoerd en gebruikt door kwaadwillende volwassenen, en/of een auteur-verteller die bedreven is in semiologie en Frans theorie. In “Erasure”, gepubliceerd in 2001, roept Everett de kwestie van raciale identiteit op door tussenkomst van een zwarte Amerikaanse romanschrijver. In 2005 was “Wounded  zijn eerste kennismaking met detectiveromans. De plot, vermengd met western, stelt een vraagstelling voor over intolerantie, homofobie en racisme. Het zijn de codes van de roman-noir en de western die worden ondermijnd in “Assumption”, gepubliceerd in 2011, waar Ogden Walker, plaatsvervangend sheriff van een provincie in New Mexico, vertelt over een onderzoek dat hij leidt en waarvan hij de hoofdverdachte is. In 2021 verscheen “The Trees”, een boek waarvoor Everett onderzoek deed naar lynchpraktijken in de VS. Percival Everett is hoogleraar Engels en voorzitter van de afdeling Engelse literatuur aan de University of Southern California in Los Angeles. Hij is de winnaar van de John-Dos-Passos-prijs 2010.

Uit: The Trees

“Money, Mississippi, looks exactly like it sounds. Named in that persistent Southern tradition of irony and with the attendant tradition of nescience, the name becomes slightly sad, a marker of self-conscious ignorance that might as well be embraced because, let’s face it, it isn’t going away.
Just outside Money, there was what might have loosely been considered a suburb, perhaps even called a neighborhood, a not-so small collection of vinyl-sided, split-level ranch and shotgun houses called, unofficially, Small Change. In one of the dying grass backyards, around the fraying edges of an empty above ground pool, one adorned with faded mermaids, a small family gathering was happening. The gathering was neither festive nor special, but usual. It was the home of Wheat Bryant and his wife, Charlene. Wheat was between jobs, was constantly, ever, always between jobs. Charlene was always quick to point out that the word between usually suggested something at either end, two somethings, or destinations, and that Wheat had held only one job in his whole life, so he wasn’t between anything. Charlene worked as a receptionist at the Money Tractor Exchange J. Edgar Price Proprietor (the official business name, no commas), for both sales and service, though the business had not exchanged many tractors of late, or even repaired many. Times were hard in and around the town of Money. Charlene always wore a yellow halter top the same color as her dyed and poofed hair, and she did this because it made Wheat angry. Wheat chain-drank cans of Falstaff beer and chain-smoked Virginia Slims cigarettes, claiming to be one of those feminists because he did, telling his children that the drinks were necessary to keep his big belly properly inflated, and the smokes were important to his bowel regularity.
When outside, Wheat’s mother—Granny Carolyn, or Granny C—wheeled herself around in one of those wide-tired electric buggies from Sam’s Club. It was not simply like the buggies from Sam’s Club; it was, in fact, permanently borrowed from the Sam’s Club down in Greenwood. It was red and had white letters that spelled am’s Clu. The hardworking electric motor emitted a constant, loud whir that made conversation with the old woman more than a bit of a challenge.”

 

Percival Everett (Fort Gordon, 22 december 1956)

Astrid Lampe, Kenneth Rexroth

De Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. Zie ook alle tags voor Astrid Lampe op dit blog.

 

Museumdag

ze tekkelt kaders
ademend veld
wipt haar nerveuze dikstaart;
hoofs in de pas, ook
kontroleert ze
meermaals
de sluiting van haar tas

puur puurst wat hen de kurk schraagt,
om duurst wat hen de kragen laagt de
knal is echt:

als uit één mond

eenstemmig ‘Mooi!’ slijpt de keeldrups
smeert hen de krop

langgerekt:
‘Le-ver-vlek’, hun

baltsroep ‘mooi’
fixspuit
meet oogloos op
mooi mooi stijft de doodskus
mooi mooi spiest vlinders levend
knikt hen de kop

 

BIG MAC
(omarmend rijm)

voorbij dit hondenschoonloopmatje
denk in plaatjes op een zuchtje kom je weg

reflexen het hoofd bieden en lopen
met ogen open in mijn tangconstructie
(kijk het aan)

kijk het af van mijn hoogleraar in de veekunde uit texas
kies: pneumatisch / hydraulisch
denk in plaatjes op een zuchtje kom je weg

noem het knuffel
noem het kreng

klem in de houdgreep van dit gedicht
met klem tal van tactiele stimuli het hoofd bieden

tal tactvol het hoofd biedend
met klem klem in de houdgreep van dit gedicht

op een zuchtje ben je weg
volkomen tot rust in mijn moederarmen
(ik keek het af van temple grandin)

o

rústig kijken we dit af van temple grandin
(de autistische doctor in de dierkunde)
plegen plagiaat

geen krimp kijk toch mijn texaanse professor
haar model van de Squeeze Machine

geen gezicht maar wel volkomen tot bedaren weer bij zinnen:
omarmend rijm / dit gedicht

 

Jaloezie

woejwoej o zo fijn poederkool
met rook op diezelfde wind verspreid
(voor de spiegel dit ja-woord oefenen)

dat vooral ja
van vliegas kreeg hij borstgroei…
gingen zijn borsten groeien
helmpje mijn helm
vraag het mijn handpop

helmpje mijn helm
de dood ook mooi

die slaat hen met graagte – wat heet –
die slaat hen met zwaarte
voor de spiegel in huzarenkostuum:
wij zijn helemaal geen watjes
wij laten ons niet pletten

af en toe een hand

naar het schaaltje pistachenootjes

voor de spiegel fok ja
je kanariepiet

 

Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)

 

De Amerikaanse dichter Kenneth Rexroth werd geboren in South Bend (Indiana) op 22 december 1905. Zie ook alle tags voor Kenneth Rexroth op dit blog.

 

Dubbele spiegels

Het is het donker van de maan.
Laat in de nacht, het einde van de zomer,
De sterrenbeelden van de herfst
Gloeien in de dorre hemel.
De lucht ruikt naar vee, hooi,
En stof. In de oude boomgaard
Zijn de peren rijp. De bomen
Zijn ontsproten uit oude onderstammen
En de vrucht is oneetbaar.
Terwijl ik er langs loop hoor ik iets
Ritselen en grommen en richt
Mijn licht op de takken.
Twee wasberen met zuur peren-
Sap en speeksel kwijlend
Vanuit hun bek staren naar me terug,
Hun ogen diepe sponzen van licht.
Ze kennen me en rennen niet
Weg. Terwijl ik de weg op kom
Door de zwarte eiken schaduwen,
Zie ik overal voor me,
Glinsterend van de stoffige
Grind, kleine koude stipjes
Blauw licht, als de schittering van
IJzeren sneeuw. Ik vermoed wat het is,
En kniel om te kijken. Onder elke
Kiezel en elk eikenblad zit een
Spin, waarvan de ogen naar me
Schijnen met mijn weerkaatsende licht,
Over een onmetelijke afstand.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kenneth Rexroth (22 december 1905 – 6 juni 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e december ook mijn blog van 22 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Ted van Lieshout, Ivan Blatný

De Nederlandse dichter en schrijver Ted van Lieshout werd geboren op 21 december 1955 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Ted van Lieshout op dit blog.

 

Twee honden
Floortje

Onze hond is van de dood gestorven.
Ze moest een spuitje voor de slaap,
een tweede tegen het ontwaken.

Mam huilt en legt een bloem op haar lijk;
beslissen om iemand te laten gaan, dood,
is een soort van schuld, al is een hond

niemand. Nu hoeft ze nooit meer om te vallen
of hijgen zonder reden, of weten dat ouwe
honden sjokken moeten zonder stok.

 

Hij slaapt

Hij slaap, deze vader. Ik leer hem kennen om
de sterkste en de beste heen. Zo stil en hulpeloos
op de bank, moegedaan, laatvermoeid, moegelaaid.

Zijn duim waar die gebleven was tussen
de bladzijden van het boek dat hij las. Welke regel
heeft te zwaar aan zijn wimpers gehangen?

Dat ik om hem heen sluip en de lampen uitdoe
is bescherming; de vijand heet beweging en geluid.
ik kus hem niet. Ik leg geen deken over hem heen.

Ik zorg zolang voor hem. Ik zit op een stoel,
kijk naar hem, houd de wacht, houd van hem.
Stil. Hij is van mij. Deze lieve kleine vader slaapt.

 

Vaders interland

Mijn vader heeft het voetballen uitgevonden –
de televisie kan er nog van leren –
maar ze luisteren nooit.

En wat erger is: de andere landen spelen vals.
Pas als Nederland heeft gewonnen
zegt vader dat het mooi en eerlijk was.

Ik vind het zoenen leuk, al kussen ze
alleen spelers van de eigen ploeg.
Of kun je maar maximaal met zijn elven vrijen?

 

Ted van Lieshout (Eindhoven, 21 december 1955)

 

De Tsjechische dichter Ivan Blatný werd geboren op 21 december 1919 in Brno. Zie ook alle tags voor Ivan Blatnýop dit blog. Zie ook alle tags voor Ivan Blatný op dit blog.

 

Weihnachten

De continentale kerstdagen zijn vol mysterie,
bijna altijd wit
door de sneeuw gaan we naar de middernachtmis
naar de kerk van St. Franciscus
mijn favoriete heilige.
Hij hield van de simpele geneugten van het leven
zoals het versieren van de kerstboom
als je oud genoeg bent om het zelf te doen.
Het gerinkel en de glazen versiersels komen van de zolder
waar ze een heel jaar rustten.
We hadden soms problemen
maar het kerstgebak stelt nooit teleur.
Ik hou het meest van de Vanillekipferl
maar ze steken nooit het Engelse Kanaal over.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ivan Blatný (21 december 1919 – 5 augustus 1/990)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e december ook mijn blog van 21 september 2018 en ook mijn blog van 21 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Hans van Willigenburg, Kenneth Rexroth

De Nederlandse dichter, schrijver en journalist Hans van Willigenburg werd geboren in Utrecht op 20 december 1963. Zie ook alle tags voor Hans van Willigenburg op dit blog.

 

Dissident

Wat ik tot dusver heb gedaan met mijn leven is weinig,
ik heb het niet op straat gegooid,
niet geslagen,
niet geaaid,
niet één keer nauwkeurig bekeken.

Ik houd mijn handen thuis en sluit bij voorkeur mijn ogen.

Wat ik tot dusver heb gedaan met mijn leven is weinig,
nee schudden,

zuchten,
steunen,
uitblazen van niets,
daar ben ik grotendeels mee bezig geweest.

Ik behoor bij uitstek tot de mensensoort
die men oproept te ontwaken,
ter verbetering van het één of ander.

Met het leven weinig doen
is iets waarvan ik merk dat anderen dan ik
zich er ongemakkelijk bij voelen.

Aangezien ik niet van plan ben me ongemakkelijk te gaan voelen
ga ik gewoon door
met het leven weinig te doen.

Ik zeg: laat het maar een opdracht voor die anderen zijn
hun gevoelens van ongemak te leren beheersen
terwijl ik mijn leven alweer niet oppak
hangend in een stoel volle dagen
naar iets staar
waarvan ik niets verlang

het minste een droom of idee waaraan ik zou kunnen werken.

 

Mijn allernieuwste kick

Je kunt ook niet beslissen, niet bepalen
wat belangrijk is en wat niet.

Je kunt ook niet om je heen kijken en weten
dat alles wat je niet ziet jou raakt.

Je kunt ook niet de deur uitgaan, de radio
aanzetten en genieten van vele vaagheden.

Je kunt ook niet vrijen en je handen om de hoek
van het bureau krullen met affectie.

Je kunt ook niet papieren opruimen, blijven zitten
en de rotte geur van losgelaten plannen een kans geven.

 

Hans van Willigenburg (Utrecht, 20 december 1963)

 

De Amerikaanse dichter Kenneth Rexroth werd geboren in South Bend (Indiana) op 22 december 1905. Zie ook alle tags voor Kenneth Rexroth op dit blog.

 

Vallende bladeren en vroege sneeuw

In de jaren die komen zullen ze zeggen:
“Ze vielen als de bladeren

In de herfst van negentienhonderdnegenendertig.”
November is in het bos aangebroken,
In de weilanden waar we de cyclamen hebben geplukt.
Het jaar vervaagt met de witte vorst
Op de bruine zegge in de nevelige weiden,
Waar de hertensporen ’s morgens zwart waren.
IJs vormt zich in de schaduwen;
Slordige esdoorns hangen over het water;
Diep gouden zonlicht glinstert op de geslonken stroom.
Slaperige forellen bewegen door pilaren van bruin en goud.
De gele esdoornbladeren wervelen erboven,
De glinsterende bladeren van de populier,
De olijfachtige, fluweelzachte elzenbladeren,
De scharlaken kornoeljebladeren,
Het meest schrijnend van allemaal.

In de middag drijven dunne wolkjes
Boven de bergen;
De onweerswolken volgen hen;

Fijne regen valt zonder wind.
Het bos is gevuld met natte resonerende stilte.
Wanneer de regen de wolken tegenhoudt
Vastplakt aan de kliffen en de watervallen.
’s Avonds draait de wind;
Sneeuw valt tijdens zonsondergang.
We staan in de besneeuwde schemering
En kijken hoe de maan opkomt in een wolkbreuk.
Tussen de zwarte dennen liggen smalle stroken maanlicht,
Glinsterend van glijdende sneeuw.
Een uil huilt in de zevende duisternis.
De maan glanst als een gletsjer.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kenneth Rexroth (22 december 1905 – 6 juni 1982)
Zelfportret, z.j.

 

Zie voor de schrijvers van de 20e december ook mijn blog van 20 december 2018 en ook mijn blog van 20 december 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

The Visitation (Malcolm Guite), Paolo Giordano, Jens Fink-Jensen

 

Bij de vierde zondag van de Advent

 

De Visitatie door Frans Francken II, 1618

 

The Visitation

Here is a meeting made of hidden joys
Of lightenings cloistered in a narrow place
From quiet hearts the sudden flame of praise
And in the womb the quickening kick of grace.
Two women on the very edge of things
Unnoticed and unknown to men of power
But in their flesh the hidden Spirit sings
And in their lives the buds of blessing flower.
And Mary stands with all we call ‘too young’,
Elizabeth with all called ‘past their prime’
They sing today for all the great unsung
Women who turned eternity to time
Favoured of heaven, outcast on the earth
Prophets who bring the best in us to birth.

 

Malcolm Guite (Ibanda, 12 november 1957)
Molete Baptist Church, Ibadan, Nigeria

 

De Italiaanse schrijver Paolo Giordano werd geboren in Turijn op 19 december 1982. Zie ook alle tags voor Paolo Giordano op dit blog.

Uit: In tijden van besmetting (Vertaald door Pietha de Voogd)

“De corona-epidemie maakt een goede kans om de belangrijkste gezondheidsdreiging van onze tijd te worden. Niet de eerste, niet de laatste, en misschien niet eens de huiveringwekkendste. Waarschijnlijk heeft ze tegen de tijd dat ze is uitgewoed niet meer slachtoffers gemaakt dan andere epidemieën, maar drie maanden na de uitbraak heeft ze al een record gebroken: sars-CoV-2 is het eerste nieuwe virus dat zich zo snel over de wereld heeft verspreid. Andere virussen die er sterk op lijken, zoals zijn voorganger sars-CoV, zijn in korte tijd tot staan gebracht. Weer andere, zoals hiv, hebben jarenlang in het geniep op ons liggen loeren. Maar sars-CoV-2 is driester. Zijn brutaliteit maakt ons iets duidelijk dat we al wisten maar nog niet zo goed konden inschatten: op hoeveel niveaus we, overal, met elkaar verbonden zijn, en de complexiteit van de wereld waarin we leven, zijn sociale, politieke, economische, maar ook interpersoonlijke en psychische samenhang.
Ik schrijf dit op een uitzonderlijke 29ste februari, een zaterdag in dit schrikkeljaar. Het aantal bevestigde besmettingen in de wereld heeft de vijfentachtigduizend overschreden, waarvan tachtigduizend alleen al in China, en het aantal doden nadert de drieduizend. Deze merkwaardige boekhouding klinkt nu al drie maanden als ondertoon mee in mijn leven.
Ook op dit moment heb ik de interactieve kaart van de Johns Hopkins University weer voor me. De verspreidingsgebieden worden aangegeven met een rode cirkel die scherp afsteekt tegen de grijze ondergrond: alarmerende kleuren die wel wat terughoudender hadden mogen worden uitgekozen. Maar goed, virussen zijn natuurlijk rood, en noodsituaties ook. China en Zuidoost-Azië zijn onder één grote vlek verdwenen, maar de hele wereld zit onder de rode vlekken, en die rash wordt gegarandeerd steeds ernstiger.
Italië heeft zich, tot verrassing van velen, ontpopt als kampioen in de wedstrijd om welk land het griezeligst is. Maar dat is puur toeval. In een paar dagen tijd kunnen andere landen er zomaar slechter aan toe zijn dan wij.”

 

Paolo Giordano (Turijn, 19 december 1982)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jens Fink-Jensen op dit blog.

 

Boven het stervende land

Onder:
Verscheurde berglandschappen
Met strepen sneeuw

Tussen twee lagen plexiglas:
Een vlieg opgegroeid en gestrand
In eindeloze ketens van afscheid
En aankomsten waar ik zelf
De zwakste en brekende schakel ben

Boven:
Vorstheldere zon en wazige dromen
Verwachting zekerheid

Vanbinnen:
Verlangen. Bijna voordat
Het afscheid in mij is neergedaald.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e december ook mijn blog van 19 december 2018 en eveneens mijn blog van 19 december 2015 deel 2.

A. M. Homes, Jens Fink-Jensen

De Amerikaanse schrijfster Amy Michael Homes werd geboren op 18 december 1961 in Washington DC. Zie ook alle tags voor A. M. Homes op dit blog.

Uit: Dagen van inkeer (Vertaald door Gerda Baardman en Monique ter Berg)

Ze is aan de telefoon. Hij ziet haar in de badkamerspiegel, een headset op haar hoofd alsof ze een luchtverkeersleider of een agent van de geheime dienst is. ‘Weet je het zeker?’ fluistert ze. ‘Ik kan het gewoon niet geloven. Ik wil het niet geloven. Als het zo is, is het verschrikkelijk… Natuurlijk weet ik niets! Als ik iets wist, zou ik het je zeggen… Nee, hij weet ook niets. Als hij het wist, zou hij het zeggen. We hebben beloofd dat we niets voor elkaar geheimhouden.’ Ze zwijgt, luistert
even. ‘Ja, natuurlijk, geen woord.’
‘Tom,’ roept ze. ‘Tom, ben je zover?’
‘Bijna,’ zegt hij.
Hij bekijkt zichzelf in haar make-upspiegel. Hij trekt zijn wenkbrauwen omhoog, ontbloot zijn tanden, glimlacht. En dan glimlacht hij nog eens, nog breder, zodat je zijn tandvlees ziet. Hij kantelt zijn hoofd naar links en naar rechts, kijkt waar de schaduwen vallen. Hij doet het licht aan en draait de spiegel in de vergrootstand. Er komt een dunne zilveren naald in beeld; een close-up van huid, de glanzende punt van de naald omgeven door een halo van licht. Zijn ogen knipperen. De naald gaat erin; hij houdt de spuit met vaste hand vast. Hij injecteert een beetje hier, een beetje daar; een kwestie van bijwerken, een rimpelvuller. Later, als iemand zegt: ‘Wat zie je er goed uit,’ zal hij glimlachen en zijn gezicht zal zachtjes plooien, maar er zullen geen rimpels verschijnen.
‘Op doktersvoorschrift,’ zal hij zeggen. Hij doet de dop weer op de injectiespuit, stopt hem in het zakje van zijn overhemd, klapt de toiletbril omhoog en doet een plas.
Als hij uit de badkamer komt, zit zijn vrouw Sandy in de slaapkamer te wachten. ‘Wie had je aan de telefoon?’
‘Sara,’ zegt ze.
Hij wacht, weet dat ze meer vertelt als hij zwijgt.
‘Susie heeft Sara gebeld, ze is bang dat Scott een verhouding heeft.’
‘Scott is wel de laatste van wie ik dat zou denken,’ zegt hij gemeend.
‘Ze weet niet of hij een verhouding heeft, ze vermoedt het alleen maar.’ Sandy stopt een omslagdoek in een tas en geeft hem zijn camera. ‘Die moet je niet vergeten,’ zegt ze.
‘Dank je,’ zegt hij. ‘Ben je zover?’
‘Kijk even naar mijn rug,’ zegt ze. ‘Ik voel iets.’ Ze draait zich om en trekt haar blouse omhoog.
‘Je hebt een teek,’ zegt hij en hij plukt hem van haar af.
Ergens in het zomerhuis gaat een harde zoemer af. ‘De handdoeken zijn klaar,’ zegt ze.
‘Moeten we wijn meenemen?’ vraagt hij.
‘Ik heb een fles champagne en wat sinaasappelsap ingepakt. Het is tenslotte zondag.’

 

A. M. Homes (Washington DC, 18 december 1961)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jens Fink-Jensen op dit blog.

 

In mijn kasteel

Nu ben ik in mijn kasteel
Deze geheime plek in de bergen
Die alleen jij mijn liefste kent

Met de steen met het gat
Waar een hele zee
Doorheen gespoeld is
En die een prinses
Aan haar vinger heeft gehad
Voordat zij een
Van de duizenden kikkers werd
In een fontein
Met zingend water

Als ik hem heb geschreven
Deze weemoedige brief

Wil ik de zee drinken
Met de kikker trouwen
En door het gat glippen
De betoverde steen in
Om thuis te komen bij jou.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e december ook mijn blog van 18 december 2018 en eveneens mijn blog van 18 december 2016 deel 2.

90 Jaar Yvonne Keuls, Jens Fink-Jensen

De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Yvonne Keuls op dit blog. Yvonne Keuls viert vandaag haar 90e verjaardag.

Uit: Rapport Tommie

“In het Jan Rap Opvanghuis begeleidde ik in 1973 en 1974 een aantal jongens die mij, geheel los van elkaar, hun trieste levensgeschiedenis vertelden. Ze hadden hun jeugd doorgebracht in kindertehuizen en observatietehuizen en waren daar volgens eigen zeggen misbruikt door groepsleiders en oudere medebewoners. Zelfs de kinderrechter, met wie ze inmiddels te maken hadden gekregen, had zijn oog op hen laten vallen, helaas echter met de bedoeling om zijn eigen pedofiele neigingen ruim baan te geven. Een van hen vertelde dat hij soms op zaterdagen werd opgehaald door de chauffeur van de kinderrechter en naar het Paleis van Justitie werd gebracht. Daar gebeurde ‘van alles’ zei hij, maar hij wilde niet zeggen wat precies. In de loop der jaren groeiden de jongens uit van slachtoffertjes tot zelfbewuste jochies die zich in bovengenoemde tehuizen en in hun relatie met de kinderrechter een machtspositie hadden veroverd. Zij verkochten hun seksuele
diensten voor steeds meer geld en wanneer daar problemen door ontstonden, dreigden ze regelmatig ‘alles naar buiten te brengen’. Chanteren werd voor hen een aantrekkelijke levenswijze.
Natuurlijk was ik geschokt door de mededeling dat een kinderrechter tot hun clientèle behoorde, maar toen mij duidelijk werd dat die kinderrechter niemand minder was dan de Haagse kinderrechter mr. R. was ik verbijsterd. Deze man zat in het bestuur van het Jan Rap Opvanghuis waar ik als staflid werkte. Ik kende hem als een gevoelig, betrokken mens. Hij zette zich volledig in voor de opvang, psychische steun en resocialisering van jongeren die om welke reden dan ook tussen wal en schip terecht waren gekomen. Met deze man stond ik op vriendschappelijke voet; ik had
bijna dagelijks met hem te maken. De verhalen van de jongens kon, of wilde, ik niet geloven. Toen ik uiteindelijk toch de moed kon opbrengen om mr. R. met de verhalen te confronteren, was ik makkelijk door hem te overtuigen. Deze jongens waren crimineeltjes, ze waren gewend te liegen en te bedriegen en mensen in een kwaad daglicht te plaatsen. ‘Ik ben toch een aimabel man,’ zei
hij – en dat moest ik inderdaad toegeven – ‘ik heb ze moeten straffen voor diverse vergrijpen en daarom nemen ze wraak op mij door zulke verhalen te vertellen.’ Ik behield mijn twijfel, maar de
betreffende jongens verlieten ons opvanghuis en daarmee verloor ik de directe aanleiding om de zaak verder te onderzoeken.
Het opvanghuis ging ter ziele, door wanbeleid van diverse gemeentelijke instanties, maar helaas ook door toedoen van de bevlogen maar vaak ondeskundige medewerkers. Mijn frustraties hierover heb ik kunnen omzetten in het boek Jan Rap en z’n maten vervolgens in de gelijknamige toneelproductie (1977). Deze trok een jong publiek waardoor ik in aanraking kwam met een groot  aantal jongeren die in de problemen waren gekomen door het gebruik van drugs.”

 

Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jens Fink-Jensen op dit blog.

 

Of is het de wind?

Je ogen – zo vochtig
Of is het de wind?
Hier waar we staan
In woorden – zo serieus
En om ons heen kijken
Door het uitgestrekte land

Ik zeg – vergeet de uitgestrektheid
Denk aan de reis
Afscheid is ook aankomst
Verlangen is ook liefde
Vertel me – huil je?
Of is het de wind?

ik zou het gevoel hebben
Dat we elkaar verharden
Door de oneindige uitgestrektheid
Deze bekende stemmen
Deze rustgevende bezweringen
Of is het de wind.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e december ook mijn blog van 17 december 2018 en eveneens mijn blog van 17 december 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Adriaan van Dis, Jens Fink-Jensen

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog. Adriaan van Dis viert vandaag zijn 75e verjaardag.

Uit: Vijf vrolijke verhalen (gutmensch)

…….“Ina Carelsen knipte sinds begin jaren negentig met regelmaat een oorlog uit de kranten: kindsoldaten in Mozambique, gebombardeerde scholen in Afghanistan, aanslagen in Sri Lanka, etnische zuiveringen in Nagorno-Karabach… Dat was in haar werkende leven wel anders geweest. Toen ze nog schooljuf was, bladerde ze vaak vluchtig door het nieuws. Ze wilde zichzelf en haar leerlingen behoeden voor het boze buiten. Haar stem had zich aan de toon van kinderen aangepast, net alshaar handschrift: ze zette een nulletje boven de i.
Rond en zacht wilde Ina leven. Beschermd. Eenmaal met pensioen en verhuisd naar het platteland, raakte zij betrokken bij de interkerkelijke werkgroep Met Hart en Handen. Niet dat ze gelovig was, maar waar geen kabeltelevisie werd aangelegd, kwam nog wel de kerk aan huis, met een collectebus. En omdat ze niemand kende en bij het nieuwe dorp wilde horen, liet ze zich overhalen ook langs de deuren te gaan. Ze liep langs brede erven en blaffende honden. Rammelend voor verre ellende, die het een paar munten te bestrijden was – vaak met een fotomapje zielig kijkende kinderen in de hand. Ja, de wereld was gemeen en god wat had ze lang haar ogen ervoor gesloten.
Toen haar heup opspeelde, kreeg Ina het verzoek kranten voor de werkgroep te knippen. Bij voorkeur aansprekende oorlogen, waar je goed voor collecteren kon. Haar man Jan knipte uit aardigheid mee. Eén krant bleek niet genoeg. Nog een abonnement erbij. En hoe meer ze knipten,
hoe betrokkener ze raakten. Verbaasd over hun eigen gulheid gireerden ze voor kaarsen in Soweto en bunsenbranders in Malawi. Een spatje in de vlam, maar wie goed doet, goed ontmoet. Dikker was hun bijbel niet. Al knippend vergrootten ze hun wereld. En zo stuitten ze steeds vaker op Somalië. Een land dat ze hadden moeten opzoeken.
In de Hoorn van Afrika werd een koude oorlog uitgevochten. Krijgsheren, bewapend door Oost en West, speelden bevolkingsgroepen tegen elkaar uit. En weer keek de wereld weg van de vluchtelingenstromen, weer reageerde Europa met bureaucraten achter loketten. In Nederland gingen de eerste stemmen op dat ‘die vluchtelingen’ de huizen van ‘onze kinderen’ inpikten.
Ina wilde fatsoenlijker zijn: ze hing een fluorescerend plakkaat in de buurtsuper: wij openen ons huis voor vluchtelingen. u ook ?
Geen enkele reactie. Ja, de nieuwe buren mopperden: ‘Het is al gehorig genoeg.’ Niet één vluchteling belde aan.
Een jaar later kwam het rijk met een plan de al jaren leegstaande streekschool als asielzoekerscentrum in te richten – nog geen tien minuten lopen van de Carelsens. Het dorp was faliekant tegen.
Protestborden in de tuinen. De Carelsens waren voor en voerden het woord op de zoveelste hoorzitting. Ina sprak over noaberschap. Ze werd uitgelachen: wat wist ze daarvan? Stadse lui mochten zo’n woord helemaal niet gebruiken. Hun plakkaat vonden ze verscheurd in de brievenbus terug.”

 

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jens Fink-Jensen op dit blog.

 

De Visser

Elke dag
Sinds hij werd geboren
Aan een oude kust
Heeft hij de oceaan gezien
Als zilveren dienblad
Terwijl de avond komt

De zon die splijt
Als een lichtgevende sinaasappel
Bij een bergtop
Terwijl de ooievaars wegvliegen
En de vissen opduiken
Om goedenacht te kussen

Elke nacht
Heeft hij gedroomd
Over die beelden
Terwijl de maan stilte zong
En de bomen fluisterden
In de duisternis boven de wereld

Elk jaar heeft hij geleefd
Om deze beelden
Door te geven
Iemand te hebben
Met wie hij kon delen deze
Oneindige momenten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e december ook mijn blog van 16 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Klaus Rifbjerg, Indrek Hirv

De Deense dichter en schrijver Klaus Rifbjerg werd geboren op 15 december 1931 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Klaus Rifbjerg op dit blog.

 

Geboorte

Poseur vanaf het begin.
Met een elegante beweging
wikkel ik me uit de navelstreng
die als cashmereshawl
drie keer om mijn hals is gewikkeld.

Een onaangenaam manspersoon
bewijst haastig de hardheid van het nieuwe leven
drie klinkende klappen op de bibs.

Men probeert me tevergeefs van het leven te beroven
onder de koude kraan
maar geeft later de voorkeur aan een sluipweg
door een pilsflesje aan mijn voeteneind te leggen.
Ondanks de inhoud: lauw water
stijgt de lust van het groene glas
toch in deze eerste minuten
door mijn gevoelige voetzolen.

Nu ben ik geheel zelfstandig.
Kleine trekvogel aangevlogen uit warmere landen
zit in zijn blauwe nestje.
De natuur zie ik op mijn slaapkamerplafond
kleine bladschaduwen schommelen
en vormen gezichten
vriendelijke portretten op de kalkhemel van mijn eerste uur.

Heerlijke nieuwe wereld
ik functioneer!
ik produceer!
Meteen wordt de zachtste maan
vol en rijp aangestoken boven mijn wieg
de lamp geeft het donker duwtjes
en zorgvuldig legt men een tafelkleed
op mijn vochtige billen.

Is het etenstijd?
Wie is er uitgenodigd?
Had ik maar niet zo’n slaap.

Als volleerde gentleman
steun ik op mijn elleboog
groet met imaginaire Eden-hat
mijn moeder:

Dank broedkip!
Dank voor de goede kameraadschap,
goed geroeid!

En zink slaperig terug in het kussen,
een veeleisende dag!

 

Vertaald door Annelies van Hees

 

Klaus Rifbjerg (15 December 1931 – 4 April 2015)

 

De Estse dichter, beeldend kunstenaar en vertaler Indrek Hirv werd geboren op 15 december 1956 in Kohila. Zie ook alle tags voor Indrek Hirv op dit blog.

 

Karlova

De toekomst is niets anders
dan duizenden ongemakkelijke momenten.

Trots van de nachten van mijn jeugd,
met je hart dat als een gek klopt,
pas op in het tedere licht!

Zie: een dronken huis
wierp zijn zoete schaduw, –
de stad van mijn jeugd achtervolgt me nog steeds
in donkere doodlopende wegen.

De smalle ramen hebben tot de ochtend
een gezicht, verfrommeld door het lawaai van de avond.

Trots van de nachten van mijn jeugd,
geloof me,
onder de kasseien, zijn de dagen
verduiveld lang!

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Indrek Hirv (Kohila, 15 december 1956) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e december ook mijn blog van 15 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

P.C. Hooftprijs 2022 voor Arnon Grunberg

P.C. Hooftprijs voor Arnon Grunberg

De jury van de P.C. Hooftprijs kent de prestigieuze oeuvreprijs toe aan Arnon Grunberg. De schrijver krijgt de prijs, en het bijbehorende geldbedrag van 60.000 euro, voor zijn proza. Arnon Grunberg werd geboren in Amsterdam op 22 februari 1971. Zie ook alle tags voor Arnon Grunberg op dit blog.

Uit: Bezette gebieden

Maar ik ben dit niet,’ roept moeder. ‘Voor dat meisje was ik het, zij was erin gaan geloven, maar voor mezelf en voor jou toch nooit echt? Zeg nou eerlijk, waarom hebben we dit gedaan?’
‘Ik had geen keus,’ zegt Kadoke, zittend op de grond. ‘Je was zo depressief. Kun je je dat nog herinneren? Het verdriet had je overmand, je dreigde erdoor te worden weggespoeld, ik had alles gedaan om dat te voorkomen. Ik heb je wensen vervuld, niet meer dan dat.’
Kadoke’s vader had op hoge leeftijd besloten vrouw te worden, beter gezegd, hij had besloten zijn eigen vrouw te worden nadat die was overleden. Na enige aarzeling besefte Kadoke dat hij hem in die beslissing moest steunen en gaandeweg was de oude man veranderd in een oude vrouw, de komedie was werkelijkheid geworden.
‘Ik kan een van de plastabletten niet meer vinden,’ zegt Kadoke.
‘Wat kunnen mij die plastabletten schelen. Ik ben je moeder niet. Daar gaat het om. Jouw moeder is dood. Ik ben je vader en ik wil ook dood. Maak me alsjeblieft dood.’
Had hij haar wensen vervuld of toch alleen zijn eigen wensen? Had hij haar, toen ze nog hij was, moeten laten sterven? Had hij haar moeten opgeven? Was dit de dood die te laat kwam?
Kadoke staat op, streelt haar vrijwel kale hoofd. Nu, zo zonder pruik, maar wel met een jurk aan, krijgt het woord ‘farce’ een andere lading. Waarom neerkijken op de aftakeling? Met welk recht? Behalve dan het recht van de gezondheid, de jeugd.

‘Je weet wat mijn beroep is, ik maak mensen niet dood, ik probeer ze in leven te houden. Er zijn discussies over de vraag wanneer je mensen moet laten gaan, ik heb daar ideeën over, misschien zelfs overtuigingen, hoewel ik niet zo van overtuigingen hou, het woord staat me tegen, het is me te compromisloos. Maar als dat echt is wat je wil dan kunnen we daarover praten, ik geloof alleen nog niet dat dat echt is wat je wil, een week geleden wilde je het nog niet.’
Moeder ziet er, hij kan het niet ontkennen, erbarmelijk uit, een toneelspeelster na afloop van de première in de kleedkamer, in het volste besef dat het stuk geen succes was.
‘Toen deed ik alsof.’
‘Je deed alsof je wilde leven?’
Ze knikt. ‘Voor jou,’ zegt ze met een zachte stem, alsof ze een misdaad opbiecht, ‘en voor dat meisje.’
‘Dan kun je het nu toch ook voor mij doen? Maar ik ga even verder met het zoeken naar die plastablet. Kun je beloven niet weer alle medicijnen op de grond te gooien? Kun je proberen niet opstandig te zijn?’
‘Ik bén opstandig,’ roept moeder. ‘Dat meisje heeft me in de steek gelaten.’ Ze pakt haar pruik, gooit die door de kamer. Voor iemand die dood wil zit er veel leven in haar.
‘Michette is niet van ons,’ antwoordt Kadoke vanonder de tafel en even ervaart hij de stekende sensatie van het gemis. Hij had geleefd voor twee mensen, Michette is weg en moeder wil geen moeder meer zijn, sterker nog, ze wil dood. ‘Ik vind wel een andere verzorger voor je. En natuurlijk ben je niet te oud voor nog een transformatie, ik had dat niet moeten zeggen. Als je weer vader wil worden, zal ik je helpen. Misschien is het voor iedereen makkelijker. Weet je nog, die verzorgster die het niet kon verdragen dat je… dat je een moeder was met een piemel?’ Hij heeft de plastablet gevonden.
‘Ik ben geen moeder met een piemel,’ roept moeder. ‘Hou op met die onzin. Mijn ogen zijn geopend.’
Kadoke kruipt onder de tafel vandaan. Er ligt daar veel stof. Hij slaat het van zijn broek en veegt de plastablet schoon.”

 

Arnon Grunberg (Amsterdam, 22 februari 1971)