Christoph Marzi, Volker Braun

De Duitse schrijver Christoph Marzi werd geboren op 7 mei 1970 in Mayen. Zie ook alle tags voor Christoph Marzi op dit blog.

Uit: Mitternacht

„Alle Bücher träumen von Geschichten. Diesen Satz dachte Nicholas James, als er erwachte. Sie fürchten sich vor dem Vergessenwerden. Der Gedanke fühlte sich fremd an, wie etwas, das eigentlich nicht ihm gehörte, aber dennoch zu ihm gekommen war wie ein Fundstück, über das man zufällig stolpert, während man abwesend an etwas ganz anderes denkt. Er öffnete die Augen und blinzelte in die schattenhelle Kajüte, die ihm selbst jetzt, in der Nacht, vertraut war. (Kein Wunder, sie war auch nicht besonders groß.) Das Licht der Straßenlaterne vom Uferweg flutete sanft die Stille und streifte das Durcheinander in der schmalen und engen Behausung gemeinsam mit dem Mondlicht, das sich nicht von den Gardinen einfangen ließ. Durch das gekippte Fenster wehte kühle Luft herein, das leise Plätschern des Wassers im Kanal und die fernen Nachtgeräusche von Camden Town im Schlepptau. Benommen dachte Nicholas zuerst an das Notizbuch, das drüben auf dem Esstisch lag und das er mit einem Roman, seinem zweiten, zu füllen gedachte. Das, was er gerade gedacht hatte, würde bestimmt einen guten Anfang für einen Roman abgeben. Alle Bücher träumen von Geschichten. Er überlegte, ob er aufstehen sollte, um den Satz zu notieren, doch lieber gähnte er und blieb liegen. Dann dachte er an den Traum, den er gerade vergessen hatte. Das tat er eigentlich fast immer: Er träumte — und dann vergaß er, wovon er geträumt hatte, aber er spüre, dass da bis vor wenigen Augenblicken noch ein Traum gewesen war und ihn beschäftigt hatte. Kurz fragte er sich, ob dieser Satz womöglich aus jenem frisch vergessenen Traum stammte. Egal! Er lächelte verschlafen und zufrieden, drehte sich auf dem schmalen Bett zur Seite und knüllte sich das Kopfkissen bequem. In dem Moment bemerkte er die Silhouette des Mannes, der neben seinem Bett stand und ihn beobachtete. Das war der Augenblick, in dem sich sein Leben änderte und die Dinge ins Rollen kamen. »Wer sind Sie?« Nicholas setzte sich ruckartig auf. Das Herz schlug ihm auf einmal bis zum Hals. Der Mann, der nur ein Schatten und darüber hinaus noch sehr dünn war (ein dünner Schatten, könnte man sagen), erschrak ebenfalls. So jedenfalls schien es. Er fuhr zurück, ein wenig nur, machte aber keine Anstalten abzuhauen. »Niemand«, sagte er leise. Eine Stimme wie Honig, Whiskey, Sturm. Er klang überrumpelt. War das etwa ein Akzent? Schottisch? Nicholas James erkannte die Sprache seiner Heimat, auch wenn jemand die Sprachmelodie zu verbergen versuchte. »Was tun Sie hier?« Der dünne Schatten kam näher. Er hatte stechend blaue Augen in einem hageren Gesicht, zornig aussehende Brauen, dazu weißes Haar, widerborstig hoch stehend, und dennoch eine elegante Erscheinung, fast ein Gentleman aus dem Fernsehen.“

 

Christoph Marzi (Mayen, 7 mei 1970)

 

De Duitse dichter en schrijver Volker Braun werd geboren op 7 mei 1939 in Dresden. Zie ook alle tags voor Volker Braun op dit blog.

 

De levenswandel van Volker Braun

Ik ben op een zondag geboren en achtervolgd
door het geluk:
Niet uiteengerukt door bommen, niet uitgeteerd
Door de ene honger na de andere.

In het verre venijn van de ether, de haat
Ben ik niet gestikt, noch in de walm van de
boekenmagazijnen
Het slappe aftreksel van de burelen.

Ik groeide op aan de groenige grens tussen stad
en land
Die langzaam verbrokkelt onder onze ledematen
En verdeel mijn tijd tussen distels en compressoren.

(Dat is allemaal van mij, zolang ik denken kan.)

Geluk, zeg ik, ik weet hoe het schaarse goed smaakt.
Ik heb landschappen ontsloten en vertrapt,
ik zag de akkers van Saksen
Aaneengroeien en fabrieken woeden.

Ja, ik kan van geluk spreken, de bloedbaden zijn ver weg.
Verder dan mijn huid komen de slagen niet.
Ik wijk niet uit en brul, je hoort het, zonder
schaamte.

En ik voel, verzot op mijn provincie,
Hier wordt de wereld een voorbeeld van mildheid gesteld
Van onverbiddelijke mildheid, van milde beslistheid.

(Dat vereist de lange adem van miljoenen rustige
longen.)

Maar ik zie gelukkig dat dit alles weinig is
En mijn dag niet gevuld is tot de uiterste, tedere rand.
De werken van mijn land zijn thans gering.
Hoezeer lijk ik erop! De vrolijkste van mijn wensen
Sterven. Te ver uiteen bloeit ons zachte
brein.
En wat zeg ik helemaal. (Wat heb ik te zeggen?)

(Maar mijn kameraden achter de oostelijke grenzen
denken zoals ik.)

Ik leef met velen en draag mijn zinnen bij.
Wat zijn wij alleen, zeg ik. Wat moet ik met die
verzotheid?
Aan alleen maar een land verspil ik mijzelf niet langer.

En niet langer gelaten loop ik onder de witte
en bruinige stammen
Die langs omwegen kruipen naar het meer of minder
geprezen land
Verschillend gescheiden of zich met stalen buizen
aaneenlassend.

(Ja, ik zeg: in deze veldslag met elkaar is
ieder slachtoffer alleen maar meegenomen.)

Ik, gevormd uit de stof van vele geslachten
Die ik in mij voel, van een gemengd gezelschap
de voortzetting
Met gemengde gevoelens hunker ik naar beslissingen.
Een ogenblik lang zie ik in de schemering mijn
scheenbenen glimmen
Als het gebeente van een dode, en ik lig afwezig van mijzelf
En vraag me af of ik niet teveel praat

Niet teveel praat voor ons lijf en goed.

 

Vertaald door Ab Bertholet

 

Volker Braun (Dresden, 7 mei 1939)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e mei ook mijn blog van 7 mei 2020 en eveneens mijn blog van 7 mei 2019 en ook mijn blog van 7 mei 2018 en ook mijn blog van 7 mei 2017 deel 2.

Laura Accerboni

De Italiaanse dichteres Laura Accerboni werd op 7 mei 1985 geboren in Genua, waar zij Moderne Letterkunde studeerde. Haar eerste bundel, “Attorno a ciò che non è stato”(Rondom dat wat niet was), verscheen in 2010. In 2015 volgde “La parte dell’annegato” (Het spel van het verdrinken). Accerboni is naast dichter en fotograaf redacteur van het literair tijdschrift Steve. Samen met Elio Grasso vertaalde ze werk van de Amerikaanse dichter Taje Silverman. Haar werk is gepubliceerd in een groot aantal tijdschriften, waaronder Italian Poetry Rewiew, Poesia, Specchio della Stampa, Gradiva, Steve en Loch Raven Review.

 

The lights

The lights.
You have to turn out the lights.
Otherwise
the veins show up too much,
they throb from the heat
they no longer flower.
But don’t you see the exact point
where the wire germinates?
It’s only a bare wire . . .
You blame the outlet
that’s always on your wrist
but it’s not beating
it’s blue
deep down
it’s always blue
but it’s not beating.

 

Vertaald door George Tatge

 

Gisteren stopte de grootste jongen

Gisteren stopte de grootste jongen
een steen
tussen zijn tanden
en begon te kauwen.
Hij toonde
zijn moeder
wat een mond vermag
die tot het uiterste gedreven wordt
en dat een vernield huis
niet méér is dan een vernield huis.
Gisteren hebben alle grotere jongens
hun vijanden uitgehongerd
en hun speelgoed haastig bij elkaar gezocht.
Ze hebben hun moeder
de orde
en de tucht van de doden getoond
en zijn daarna snel
hun handen gaan wassen
en gaan luisteren
naar het nieuws
in de vorm van wiegeliedjes.

 

Vertaald door Frans Denissen en Hilda Schraa

 

Laura Accerboni (Genua, 7 mei 1985)

Hélène Gelèns, Roni Margulies

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

eerst olifantshuid kweken

ik wil beproeven naakt te zijn maar wacht
moeials zwaaien met spandoeken: vel is kwetsbaar!
vel moet geleidelijk wennen aan blootstelling!
een halfuur blootstelling bij startkracht loom
leidt bij ongehard vel al tot onherstelbare schade!
ik neem heus veltype en startkracht in acht
maar spandoekers versperren mij de weg
roepen: bedek de blootgestelde delen!
voorkom overmatige blootstelling!
ik kies woorden met hoge beschermfactor
spuug ze in alle richtingen (dat werkt
vooral als je erg bibbert of sterk zweet
ik zweet licht) niet langer wachten nu
hup! mijn lijf maakt wel hulpstoffen aan

 

opstartmodes

gisteren zouden we bloot zijn en beginnen
truien jurkjes t-shirts vlogen door de lucht
sommigen vingen zoveel mogelijk slipjes
een enkeling gaf zich werkelijk bloot
de meesten keken op sokken toe hoe
een van ons zelfs haar oude huid afstootte
tot het doorschijnend en half in vorm
oprimpelde er zachtglanzend rozerood vel
tevoorschijn kwam en iedereen wegkeek
zullen we haar vandaag nog terugzien?
zal iemand haar nog herkennen?
vandaag spelen we de eeuwige beginner

 

niet beginnen bij het hoofd

niet beginnen bij het hoofd
niet bij de voet
niet bij de hand
niet bij de pink
van de linkerhand van meneer herbert

beginnen bij vingertoppen
niet bij de
niet bij mijn – besmeurd met inkt
beginnen bij toevallige: die virginale
vingertoppen van een aangestaarde
wier ogen en tong haar verraden:
niet bijdehand niet bij de pinken

bij vingertoppen die glijden zoals
ze zouden glijden en prikken
zoals ze zouden en kittelen
ze trekken een krullende lijn in de lucht
haar blik kleft erachter erboven eronder
beginnen bij haar zin
in vingertoppen tintelt gemis

over naar mijn vingertoppen
ze tintelen
tot ik tast

 

Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

De Turkse schrijver, dichter, vertaler en journalist Roni Margulies werd geboren op 5 mei 1955 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Roni Margulies op dit blog.

 

OUD

Ik had een trui,
blauw. Turqoise. Hemelsblauw.
Het was mijn lievelingstrui, die ik het meest droeg.
We hebben zoveel samen gezien en meegemaakt,
van verre werd ik aan zijn kleur herkend.

Hij was een cadeau van Elsa.
Hij werd oud.

Zijn ellebogen sleten, zijn mouwen lubberden.
Hij hing als een zak om me heen, werd onhoudbaar.
Zijn rafels vielen niet meer te repareren.
Ten slotte stuurde mijn moeder hem op een dag
samen met andere oude spullen naar het bejaardentehuis.

Die dag had ik trouwens
Elsa al in geen jaren meer gezien.

In de straten van Istanbul zwerft nu
een oude man met een blauwe trui.
Hij gaat winkels in, kijkt uit over zee.
Soms lijkt het alsof ik hem werkelijk zie.
Dat bewijst dat Elsa ooit van mij hield.

 

Vertaald door Sytske Sötemann

 

Roni Margulies (Istanbul, 5 mei 1955)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2020 en eveneens mijn blog van 6 mei 2019 en ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 3 en eveneens deel 4.

Een vreemde vrijheid (Ingmar Heytze), Roni Margulies

 

Bij Bevrijdingsdag

 

Het bevrijdingsmonument in Venlo

 

Een vreemde vrijheid

Vreemde vrijheid, kun je zeggen, binnen zitten
op verzoek zodat het morgen niet verplicht is, vrij

om te verwelken achter dubbel glas of te verrekken
op ic’s en in verpleegtehuizen, spooksteden vol

geloken luiken, frisse lucht om naar te happen
vanaf je Frans balkon, slapeloos kijken
waar nog licht brandt.

Maar je kunt ook zeggen: vrijheid is meer
dan doen wat je niet laten kunt, iets anders
dan gratis geluk voor iedereen.

Vrijheid, vandaag, is geschiedenis schrijven
door thuis te blijven, indrukwekkend afwezig zijn
om redenen die ons bewegen.
Vrijheid blijkt iets wat je weg kunt geven.

 

Ingmar Heytze (Utrecht, 16 februari 1970)
De Bevrijdingsboom in Utrecht

 

De Turkse schrijver, dichter, vertaler en journalist Roni Margulies werd geboren op 5 mei 1955 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Roni Margulies op dit blog.

 

ENKELVOUD

Engels is simpel. Je plakt er een s aan.
Turks is ook makkelijk: ler, lar.
Maar dan de meervoudsuitgangen van het Grieks:
die lijken absoluut niet te leren.

Haven is bijvoorbeeld limani.
Bij meer dan een wordt het limania.
Een brief is een gramma
als ze zich vermenigvuldigen: grammata.

Volkomen onnodig zijn sommige weer anders.
Sommige vrouwelijk, andere mannelijk.
Uiteindelijk laat ik ze ook maar zitten,
al die uitgangen.

Alleen herhaal ik soms,
totaal onnodig, in mijn hoofd
Het enige enkelvoud dat ik ken
Elsa, Elsa, Elsa.

 

Vertaald door Erik-Jan Zürcher

 

Roni Margulies (Istanbul, 5 mei 1955)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e mei ook mijn blog van 5 mei 2020 en eveneens mijn blog van 5 mei 2019.

Otto Baisch

De Duitse schrijver, redacteur, lithograaf en schilder Otto Baisch werd op 4 mei 1840 in Dresden geboren als zoon van de lithograaf Wilhelm Gottlieb Baisch, die daar als artistiek directeur werkte bij de hofdrukkerij C.C. Meinhold. Baisch bezocht de Annenschule, een middelbare school in Dresden. In 1852 verhuisde het gezin naar Stuttgart. Zijn vader richtte een lithografisch bedrijf op in zijn eigen huis aan de Neckarstrasse 34b. Baisch ging naar de middelbare school in Stuttgart. Daarna voltooide hij een stage als lithograaf bij zijn vader en studeerde van het voorjaar van 1860 tot 1863 schilderkunst aan de kunstacademie van Stuttgart. Na de dood van zijn vader in 1864 nam Otto Baisch in naam en voor rekening van zijn moeder de leiding van het lithografische bedrijf over, terwijl zijn broer Hermann zijn leertijd nog aan het afronden was. Naast bloem- en fruitstukken leverde hij voor Amerika vooral genrestukken op groter formaat in kleurendruk. In zijn vrije tijd van 1865 tot 1868 volgde hij lezingen over literatuur- en kunstgeschiedenis van Friedrich Theodor Vischer en Wilhelm Lübke. In 1873 gaf hij het lithografische bedrijf op. Baisch besloot zich in de toekomst aan de schilderkunst te wijden en ging naar München, waar zijn jongere broer sinds 1870 woonde. Op 1 mei 1873 begon Baisch schilderkunst te studeren aan de Academie voor Schone Kunsten in München. In tegenstelling tot zijn succesvolle broer Hermann Baisch was hij echter niet succesvol als schilder. Baisch verhuisde naar Berlijn, waar hij redacteur werd van de “Tägliche Rundschau”, opgericht in 1881. Vanaf juni 1885 werkte Baisch als redacteur van het tijdschrift “Über Land und Meer” in Stuttgart. Tegelijkertijd werd hij redacteur van de tijdschriften “Illustrirte Welt” en “Deutsche Romanbibliothek”, eveneens uitgegeven door Deutsche Verlags-Anstalt. In 1886 trouwde hij met de schrijfster Amalie Baisch, geboren Marggraff. Het huwelijk resulteerde in hun zoon Hermann Baisch. Het gezin woonde in Stuttgart in een gehuurd appartement aan de Neckarstrasse 123 in het Deutsche Verlags-Anstalt-gebouw. Otto Baisch stierf op 18 oktober 1892 in Stuttgart op 52-jarige leeftijd als gevolg van pleuritis. Zijn broer Hermann vervulde de wens van zijn overleden broer en regelde een jaar voor zijn eigen dood de publicatie van een verzameling gedichten van Otto, die hij versierde met zijn eigen illustraties.

 

Schneeglöckchen

Sei gegrüßt, du zarte Blüte,
Unter Schnee und Frost
Mit prophetischem Gemüte
Still hervorgesproßt!
“Soll der Winter ewig dauern?”
Fragt es hier und da;
Sieh, da rufst du durch sein Schauern
„Heil, der Lenz ist nah!”

Bald nun nehmt ihr an den Hagen
Grüne Spitzen wahr,
Hört die Nachtigallen schlagen
Süß und wunderbar;
Frischbelaubte Wipfel geben
Dann den Ton zurück,
Und es labt sich alles Leben
An des Lenzes Glück.

Du jedoch, die ihn vor allen
Ahnend vorempfand,
Biegst dann welk dahingefallen
Auf dem grünen Land.
Rasch ist deine Zeit verronnen,
Holdes Lenzgedicht:
Künden darfst du Frühlingswonnen,
Sie genießen nicht.

 

Gruß in die Ferne

Mag die Sonne heiter sehen,
Mädchen, auf dein liebes Haupt,
Wenn Orangenblüten wehen,
Mädchen, auf dein liebes Haupt.

Fern von dir, wie sehnlich wünsch’ ich,
Dass ich nah’ dem Himmel stände,
Seinen Segen zu erstehen,
Mädchen, auf dein liebes Haupt.

 

Otto Baisch (4 mei 1840 – 18 oktober 1892)

Echte wereld (Huub Oosterhuis), David Guterson

 

Bij 4 mei

 

Oorlogsmonument in Steenwijk

 

Echte Wereld

Meer dan vijftig jaar geleden
in de dagen dat een nieuwe tijd begon
schreef Hans Lodeizen, een dichter:
‘deze wereld is niet de echte’.

1.
Denk je in: wij hier
met tien miljoen vermenigvuldigd
zouden zeker weten
dat door met spandoeken te lopen
op blote voeten en te zingen,
wij een nieuwe oorlog
konden voorkomen,
wie zou niet –

Bereken
of door prijs te geven
de helft van onze kapitalen
wij misschien doden
zouden doen leven,
breken
de armoedespiraal.

Stel dat een oogopslag bestaat
een handomdraai
die wij door gestage oefening
kunnen leren,
en waarmee wij,
in plaats van ons dood te vechten,
het lot keren en deze wereld
veranderen in de echte –

dan zou Afghanistan
weldra een boomgaard zijn,
en Irak het stromenland weer
waar de mensheid begon
en van Gaza

tot de ceders van de Libanon
zouden vriend en vijand
dansen tot diep in de nacht
bij de bandoneon.

2.
Sinds onheuglijke tijden
staat de hoop geschreven
dat ooit grote woorden als
‘verzoening – leed geleden –
mensenrecht – schoon water – vrede’

tot een nieuwe wereld worden
eindelijk de echte.

In naam van hen
die vóór ons waren
en omwille van wie na ons komen

blijf die grote woorden dromen –
laat de hoop niet varen.

 

Huub Oosterhuis (1 november 1933 – 9 april 2023)
Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam, de geboorteplaats van Huub Oosterhuis

 

De Amerikaanse dichter en schrijver David Guterson werd geboren op 4 mei 1956 in Seattle. Zie ook alle tags voor David Guterson op dit blog.

 

GESLOTEN MOLEN

Sommige van die bomen zijn nu verdwenen en sommige zijn er nog.
De molen, die verdween, heeft mos achtergelaten.
Tussen de bramen ligt een kluwen kabels
Bij de rivier – in de open plekken tussen dorens,
In beslag genomen chokers, een in beslag genomen motor.
Zelfs de zaagselberg is tot onkruid verwaaid,
Waartussen brandnetels niet meer te ontwijken zijn.
Ik herinner me de ochtend dat de kok
Vertrok en zijn verfrommelde schort achterliet
Onder de warme lampen terwijl plakken wentelteefjes
Rookten op de grillplaat. Ik heb genoeg vijanden gemaakt
Om de toekomst te kleuren. ik heb niets gedaan
Om het heft uit handen te geven. Mijn vriend wilde
Jack Daniel’s in het ziekenhuis en kreeg het.
Iemand probeerde me met een hamer te slaan.
We konden nergens naar toe en we gingen
Er samen heen. Terugkomen is niet erger dan
Een nare droom, denk ik, maar ik heb spijt,
Nu, van die draaiende molen.
Al die luidruchtig door de zaag gedreven bomen
In de tijd dat ik koning was.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

David Guterson (Seattle, 4 mei 1956)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn blog van 4 mei  mijn blog van 4 mei 2019 deel 2.

Erik Lindner, Erich Fried

De Nederlandse dichter Erik Lindner werd geboren op 3 mei 1968 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Erik Lindner op dit blog.

 

De sleutel

II

Lichtvlekken in het matglas beramen
hoe lang stil te staan voor een deur

uit een boodschappentas steekt een wandelstok
in de goot liggen in touw gebonden vloerkleden
op de stoeptegels kleeft een panty

twee mannen maken twee gebalde vuisten
en kussen de rug van elkaars handen
terwijl de stad oogt

past het mesje halfweg in het sleutelgat.

III

Op de tramhalte tegenover het plantsoen
staat een in haar jas verscholen meisje
klaar om iemand bij de mouw te pakken
iemand voor haar bij de revers te grijpen
met een uitgestrekte hand hangend boven
het handvat van een koffer hengsels van een tas
naast haar duim droogt de kleine tatoeage van een ster.

IV

Het belletje van de winkeldeur gaat omhoog
een jongen stapt naar voren en bestelt een brood
een man leest in een schrift en noemt een naam
op de televisie op de toonbank zingt een mevrouw
die haar borst rondt tegen het blad van de gitaar
rook draait voor het scherm en trekt naar het plafond
de man legt de hoorn op de haak en het belletje klinkt.

 

Erik Lindner (Den Haag, 3 mei 1968)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Erich Fried op dit blog.

 

Waar leren we

Waar leren we leven
en waar leren we leren
en waar vergeten
om niet slechts het geleerde te leven?

Waar leren we slim genoeg te zijn
om de vragen te vermijden
die onze liefde niet harmonieus maken
en waar
leren we eerlijk genoeg te zijn
en omwille van onze liefde
de vragen niet te vermijden?

Waar leren we
ons tegen de werkelijkheid te keren
die ons van onze vrijheid
wil beroven
en waar leren we dromen
en wakker zijn voor onze dromen
zodat iets ervan
onze werkelijkheid wordt?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Erich Fried (6 mei 1921 – 22 november 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e mei ook mijn blog van 3 mei 2022 en ook mijn blog van 3 mei 2020 en eveneens mijn blog van 3 mei 2019 en ook mijn blog van 3 mei 2017 en mijn blog van 3 mei 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Wytske Versteeg, Gottfried Benn

De Nederlandse schrijfster Wytske Versteeg werd geboren op 2 mei 1983. Zie ook alle tags voor Wytske Versteeg op dit blog

Uit: Het gouden uur

“Dit is het tegenovergestelde van thuis. Dit land is in zichzelf gekeerd, de grond is uitgebeend en hard. De straten hebben geen namen, de huizen geen nummers. Vijf keer per dag galmt de luidspreker van de moskee de oproep om te bidden door heel Sarakina. Hier is het licht in de middag intens zoals jij het kende, de lucht droog zoals jij, denk ik, gewend was. De nacht is zwarter, het donker donkerder, de ruimte boven mijn hoofd overweldigend. Overdag zoek ik met Tarik naar de sporen van mensen die allang verdwenen zijn, een jongere versie van de aarde, een moment waarop alles nog openlag, ik verlies mezelf gretig in een zee van tijd. Niet ver van hier doen ze aan dagbouw, we reden er gister nog langs. Een van de bergen wordt door graafmachines systematisch ondermijnd zodat de flank ervan nu niet meer schuin en grillig afloopt, maar langzaam verandert in een ouderwets spelletje Tetris. Er zijn nette, rechte strepen uit de stenen gehakt; een keurige leegte bedreigt de berg, op een dag is er niets meer van over. Niet veel later zal niemand nog vermoeden dat die berg hier miljoenen jaren is geweest, binnen enkele decennia zal zelfs de herinnering aan de herinnering verdwenen zijn. Ik dacht dat we meer dagen zouden hebben, weken, maanden — misschien jaren. De avond voordat je vertrok leek er een als alle andere, pas achteraf werd het de avond voordat ik alles verloor. Dus verbaasde het me toen je zachtjes in mijn hand kneep alsof ik een kind was of een heel oude vrouw of getroffen door groot ongeluk. Ik probeerde de uitdrukking op je gezicht te lezen, maar je keek langs me heen naar het raam en naar het donker buiten. Nog eens kneep je in mijn hand en ik moest lachen om dat ouderwetse, troostende gebaar, wat ongemakkelijk omdat het me iemand maakte die niet voor zichzelf kon zorgen, iemand die troost nodig had. Wat?’ vroeg ik. Je glimlachte. Wanneer jij glimlacht deel je niets, integendeel. Je glimlacht als een kind dat een arm over zijn schoolwerk houdt om te voorkomen dat zijn buurman afkijkt. Je glimlachte alsof je aan een grap dacht die ik niet zou begrijpen. Wat?’ herhaalde ik. `Wat nou wat?’ zei je. Je liet mijn hand los, stond op en liep naar het raam, plukte een blaadje van de zieltogende basilicumplant die in de vensterbank stond en kauwde er nadenkend op. Nu zag ik alleen je rug nog, je smalle schouders onder je lievelingsshirt, zwart met daarop in witte letters FOR •HE LOVE OF BASS. (Die neiging van je om bij het raam te gaan staan als het buiten nog koud was maar de zon al scheen: je armen om jezelf heen geslagen en je hele bovenlichaam naar het glas gericht, hunkerend naar het kleinste beetje warmte.”

 

Wytske Versteeg (Amsterdam (?), 2 mei 1983)

 

De Duitse dichter en schrijver Gottfried Benn werd geboren in Mansfeld op 2 mei 1886. Zie ook alle tags voor Gottfried Benn op dit blog.

 

Requiem

Op elke tafel twee. Mannen en wijven
kruislings. Nabij, naakt, en toch zonder pijn.
De schedel en de borst open. De lijven
die nu voor het laatst aan het baren zijn.

Ieder drie kommen vol: van brein tot zak.
En zie Gods tempel en des duivels stal
nu borst aan borst beneden in een bak
grijnzen naar Golgotha en zondenval.

De rest: wedergeborenen in kisten:
mansbenen, kinderborst en vrouwenhaar.
‘k Zag het van twee die ooit naast de pot pisten,
als uit één moederlichaam lag het daar.

 

Vertaald door Kees van Hage

 

Gottfried Benn (2 mei 1886 – 7 juli 1956)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e mei ook mijn blog van 2 mei 2022 en ook mijn blog van 2 mei 2021 en ook mijn blog van 2 mei 2018 en ook mijn blog van 2 mei 2017 en ook mijn blog van 2 mei 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

The Song of the Wage-slave (Robert W. Service), Aleksander Wat

 

Bij 1 mei        

 

Onder het juk (het kreupelhout verbranden) door de Finse schilder Eero Järnefelt, 1893

 

The Song of the Wage-slave

When the long, long day is over, and the Big Boss gives me my pay,
I hope that it won’t be hell-fire, as some of the parsons say.
And I hope that it won’t be heaven, with some of the parsons I’ve met —
All I want is just quiet, just to rest and forget.
Look at my face, toil-furrowed; look at my calloused hands;
Master, I’ve done Thy bidding, wrought in Thy many lands —
Wrought for the little masters, big-bellied they be, and rich;
I’ve done their desire for a daily hire, and I die like a dog in a ditch.
I have used the strength Thou hast given, Thou knowest I did not shirk;
Threescore years of labor — Thine be the long day’s work.
And now, Big Master, I’m broken and bent and twisted and scarred,
But I’ve held my job, and Thou knowest, and Thou wilt not judge me hard.
Thou knowest my sins are many, and often I’ve played the fool —
Whiskey and cards and women, they made me the devil’s tool.
I was just like a child with money; I flung it away with a curse,
Feasting a fawning parasite, or glutting a harlot’s purse;
Then back to the woods repentant, back to the mill or the mine,
I, the worker of workers, everything in my line.
Everything hard but headwork (I’d no more brains than a kid),
A brute with brute strength to labor, doing as I was bid;
Living in camps with men-folk, a lonely and loveless life;
Never knew kiss of sweetheart, never caress of wife.
A brute with brute strength to labor, and they were so far above —
Yet I’d gladly have gone to the gallows for one little look of Love.
I, with the strength of two men, savage and shy and wild —
Yet how I’d ha’ treasured a woman, and the sweet, warm kiss of a child!
Well, ’tis Thy world, and Thou knowest. I blaspheme and my ways be rude;
But I’ve lived my life as I found it, and I’ve done my best to be good;
I, the primitive toiler, half naked and grimed to the eyes,
Sweating it deep in their ditches, swining it stark in their styes;
Hurling down forests before me, spanning tumultuous streams;
Down in the ditch building o’er me palaces fairer than dreams;
Boring the rock to the ore-bed, driving the road through the fen,
Resolute, dumb, uncomplaining, a man in a world of men.
Master, I’ve filled my contract, wrought in Thy many lands;
Not by my sins wilt Thou judge me, but by the work of my hands.
Master, I’ve done Thy bidding, and the light is low in the west,
And the long, long shift is over … Master, I’ve earned it — Rest.

 

Robert W. Service (16 januari 1874 – 11 september 1958)
Harris Museum, kunstgalerie en bibliotheek in Preston, Lancashire, de geboorteplaats van Robert W. Service

 

Japans boogschieten

1

De hand zegt de pees:
Gehoorzaam mij.
De pees antwoordt de hand:
Tref zeker, jij.
Tegen de pijl zegt de pees:
Vlieg nu weg, pijl.
De pijl antwoordt de pees:
Maak dat ik ijl.
De pijl zegt de schijf:
licht mij bij.
De schijf antwoordt de pijl:
houd van mij.

2

De schijf zegt pijl pees hand oog:
Tat swam Asi
Wat in de heilige taal betekent:
Ik ben Jou.

3

(Noot van een christen:
Moeder Maria,
waak over de schijf, de boog, de pijl
en de schutter.)

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Aleksander Wat (1 mei 1900 – 29 juli 1967)
Cover biografie

 

Zie voor de schrijvers van de 1e mei ook mijn blog van 1 mei 2021 en ook mijn blog van 1 mei 2020 en eveneens mijn blog van 1 mei 2019 en ook mijn blog van 1 mei 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.