Sander Kollaard, Kathleen Jamie

De Nederlandse schrijver Sander Kollaard werd geboren op 13 mei 1961 in Amstelveen. Zie ook alle tags voor Sander Kollaard op dit blog.

Uit: Stadium IV

“Op weg naar eiland vloog Nils Holgersson in de nek van Maarten de gans achter Akka aan over een zee als een spiegel zo glad. Het bracht hem in de war. Hemel en aarde vervloeiden. Hij wist niet meer wat boven en onder was en dacht dat ze de hemel in vlogen. De buiken die hij onder zich zag, herkende hij niet als de weerspiegeling van de vogellijven in het blauwe water van de Oostzee: hij dacht dat de vogels op hun rug vlogen. En toen ze ()land naderden en in de mist verdwenen die van het eiland opsteeg, witte wandwolken, raakten ook de ganzen de kluts kwijt, totdat Akka het doffe geluid opving van het mistkanon dat op de zuidelijke punt van het eiland werd afgeschoten, en weer precies wist waar ze waren. Toen Sarie in de koudste weken van de winter van 1968 de kaart van eiland openvouwde, zag ze een langgerekte scherf, afgebroken van de Zweedse oostkust. Ze vermoedde een geschiedenis van schollentektoniek, een verhaal over de plooien en rimpels die de trekkende ingewanden van de planeet in haar huid achterlaat, maar herinnerde zich ook hoe Selma La-gerijd& een oude herder liet vertellen dat eiland is ontstaan uit het vergane lijf van een reusachtige vlinder. Turend naar de kaart zag ze inderdaad dat vlinderlijf, rank en elegant, maar ook machteloos en verminkt zonder de vleugels. Ze vond het een aantrekkelijk beeld omdat het herinnerde aan die wondermooie metamorfosen, het eitje, dc rups, de pop, en dan de vlinder — het leven op zijn allerlichtst de onwaarschijnlijke kleuren en patronen, dat aandoenlijke gedwarrel, de levensduur van maar enkele dagen of weken. (Mand: een in zee ver- zonken, door afzetting van kalk gemummificeerd vlinderlijf, dat van lieverlee begroeid raakte, bevolkt, bebouwd.
Nils en de ganzen kwamen terecht op de zuidelijke punt van het eiland, Seidra Udde, de plek waar het mistkanon werd afgeschoten. Na een paar dagen vervolgden ze hun reis, gevoed en uitgerust, naar het noorden, over de lengte van het eiland. Sarie volgde de reis van de vogels met haar vinger op de kaart. Zo’n beetje op een derde van het eiland zag ze aan de oostkust het haventje van Bliisinge liggen. Selma Lagerkif schrijft er niets over maar Saries vinger bleef er dralen omdat het haventje de komende zomer haar bestemming was. Ze haalde de kaart naar zich toe en keek goed. De plattegrond van het haventje deed haar denken aan een merkwaardige, hoekige hap uit de kust. Het leek een eenzame plek, ongemakkelijk op de grens van een oud cultuurlandschap en een nog veel oudere zee, wringend met beide. Het schermde zich van de zee af met een naïef dammetje, min of meer dwars op de dubbele havenmond. Het landschap — velden, akkers, een paar stroken bos — keerde het met volmaakte onverschilligheid de rug toe. Zo lag het daar in een vreemd isolement, een geografisch fremdkörper alsof een kwaadaardige vis een beet uit het vlinderlijf had genomen — een beet die vervolgens was volgestroomd met water zodat een dubbele inham was ontstaan, in het gareel gebracht met kades, de kades bebouwd met schuurtjes en loodsen en rekken waar de vissers hun netten ophingen.”

 

Sander Kollaard (Amstelveen, 13 mei 1961)

 

De Schotse dichteres Kathleen Jamie werd geboren op 13 mei 1962 in Currie, Edinburgh. Zie ook alle tags voor Kathleen Jamie op dit blog.

 

Moerasspirea

Dus begroeven ze haar en keerden terug naar huis,
een saaie psalm
om hen heen hangend als zeemist,

niet wetend dat de vloeistof
die van haar lippen druppelde
zijn weg naar beneden zou zoeken,

en dat wat plakte in haar langzaam
uiteenvallende vlecht van grijs haar
zomerzaadjes waren:

moerasspirea, bijenblad,
tekenen van eerlijkheid, die al
begonnen naar het licht

te kruipen , en haar zo toonden,
toen de tijd daar was,
hoe ze zichzelf kon uitgraven –

naar boven komen en hen begroeten,
de mond jong en weer vol
van vuil, spuug en poëzie.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kathleen Jamie (Currie, 13 mei 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn blog van 13 mei 2023 en ook mijn blog van 13 mei 2022 en ook mijn blog van 13 mei 2020 en eveneens mijn blog van 13 mei 2019 en ook mijn blog van 13 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Moeder (Martinus Nijhoff), Hagar Peeters, Cecilia Quílez

 

 

Mijn moeder door Helene Schjerfbeck, 1909

 

Moeder

We liepen samen dikwijls langs de stranden
Als ’t avond werd. Dan zong ze naast de zee –
Ik, kleine jongen, die haar stem zoo kende,
Ik hield haar hand en zong de liedjes mee.

Een klein wit vrouwtje, met nerveuse handen
En steeds bewegend, steeds bewegend hart –
Wij wisten dat in haar geleden werd,
Dat zij het leven kende, en ’t voelde branden.

Ze ligt in ’t graf met het gelaat naar boven.
Donkere moeder, wieg haar lichaam warm,
Zie, als een kind ligt zij naakt in uw schoot –

Zachter dan ’t leven zij haar de eeuw’ge dood,
Die menschen eenzaam maakt en stil en arm –
Maar die het witte zonlicht niet kan dooven.

 

Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)
De Grote of Sint-Jacobskerk in Den Haag, de geboorteplaats van Martinus Nijhoff

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hagar Peeters werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1972. Zie ook alle tags voor Hagar Peeters op dit blog.

 

Je bewoont al jaren

Je bewoont al jaren
alle kamers in mijn hoofd.
Het lukt maar niet
je te verdrijven.

Ik heb er andere namen
in gestopt, maar geen
wil zo beklijven
als die van jou.

Ik vind hem terug in het
merk kleren dat ik koop,
je speelt mee in alle
films die ik zie

en zo vaak roept iemand je
op straat dat ik
me afvraag hoe het kan
dat je uniek bent
en toch zo gangbaar.

Je speelt denk ik niet
in films, en mijn hoofd
bewonen doe je zeker niet.
Was het maar waar. Je woont

ergens in een huisje aan zee
en tuurt daar uit het raam.
Je wacht. Op mij. Maar
je vergat mijn naam.

 

Verklaring

Het is hier buitenwereld wit.
Zo licht en ondoordringbaar niks is dit,
als dichte mist.
Als wat ik dagelijks begaan moet
aan dichte onbegaanbaarheid.
Het is mijn ingedikte ik.
Het is de wereld die ik openrijt met woorden.
Ziet u hoe het zwart sneeuwt voor uw ogen,
hoe ik verbeten letters zet.
Ik doe op het papier
wat ik vergeefs steeds in het echte leven deed;
het witte lichte niks verstoren.
Ik schrijf mijn geboortekreet.

 

Zelfportret aan tafel

In de rook van je sigaret kringelen alle gestalten
die je niet geworden bent maar wel bent
naar het plafond en op muren
werpen zij schaduwen, multipel,
de talenten waarmee
je nooit naar buiten trad.

Die sluier van rook, dat is ook
de aaneenschakeling van schouders
van alle voorouders die zichzelf
aan je doorgaven. Je ging gebukt onder hun donatie.

Wij brengen een toast uit aan tafel
op alles dat ons ontglipt. Rook omsluit ons
volledig. Nu is de wereld verstikt.

De rook, dat zijn de handen
die je naar hoogten dragen vanwaar
bijna alles verdraaglijk is.
Kijk maar naar me:
er zijn vele schakeringen Hagar.

 

Hagar Peeters (Amsterdam, 12 mei 1972)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Spaanse dichteres Cecilia Quílez Lucas werd geboren in Algeciras in 1965. Zie ook alle tags voor Cecilia Quílez op dit blog.

 

HET WONDER VAN DE VISSEN

Je komt in de slaapkamer binnen, niet in de schaduw.
De schaduw ben jij.
Ik projecteer je in mijn vlees zoals toen,
in die schelp die een andere omhelzing leek.
Je naderde mij met op je tong een testament
en een harpoen in je borst.

Onder de opgebrande kaarsen hebben we gebeden
bij de ochtendklaarte waar je de wonderen waarneemt
en alles uit de som van het niets ontstaat.
Wij waren, jij en ik, delirium van de onbetwistbare dagdroom
in een andere wereld met twee woeste meren
en twee vissen klaar om elkaar te vernietigen.

Ik denk nu aan die nachten
waarin de uilen op de vensterbank
van deze schaduwen in zwijm vallen.
Schreeuw en herhaal voor mij gelijk een litanie
dat je je dit alles naar waarheid
herinnert.

 

Vertaald door Fa Claes

 

Cecilia Quílez (Algeciras, 1965)

 

Zie ook alle tags voor Moederdag op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e mei ook mijn blog van 12 mei 2020 en eveneens mijn blog van 12 mei 2019.

Ida Gerhardt, Cecilia Quílez

De Nederlandse dichteres Ida Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Zie ook alle tags voor Ida Gerhardt op dit blog.

 

Voor dag en dauw

In memoriam M. Nijhoff

Wel elke ochtend ligt de dauw
over uw verzen, als dien dag
dat morgenlijk uw hand hen schiep.
De donkere wereld merkt het nauw,
maar wie niet tot de morgen sliep
leest tussen maan en dageraad
de bladzij die hij eenmaal zag
en sedert leest met de ogen dicht.

Er staat geschreven wat er staat’.

En wat uw hand heeft aangeraakt,
thans is het aan uzelf verricht:
de dag, die uit de nacht ontwaakt,
de dauw, het ongerepte licht.

 

Stem van de Herfstregen

Wees niet bevreesd wanneer de vlagen gaan
rondom uw huis-het is uw aards verblijf.
Wees niet bevreesd als ziekte u komt slaan-
uw lichaam was altijd een aards verblijf.
Zonder bekommernis laat u ontgaan
roem, eer en staat; zij zijn een aards bedrijf.
Maar wees bevreesd wanneer de tranen gaan,
de bevende, om wat is aangedaan
door u.
De liefde is uw eeuwige verblijf.

 

Het vers dat in het zonlicht kan bestaan

Het vers van Gorter heeft de geur van graan
dat bloeit en stuift: die reuk van hemels zoet
met erdoorheen het aardse evengoed:
dat zegt de tarwe en het brood al aan.

En koren geurt weer uit het brood vandaan.
Hij schreef vanuit die kringloop overvloed
– het waait ons uit de woorden tegemoet –
het vers dat in het zonlicht kan bestaan,

de volle dag trotseert. Het voedt als brood
en bloeit als koren, stuifmeelovertrild.
Het vers van Gorter: franke gulheid noodt

dat wie hier nadert toch de honger stilt
die hij verborg of nimmer uit kon spreken.
Brood met de geur van graan. Gij moogt het breken.

 

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Spaanse dichteres Cecilia Quílez Lucas werd geboren in Algeciras in 1965. Zie ook alle tags voor Cecilia Quílez op dit blog.

 

DIT ZURE KWAAD

Nachten zijn dagen en nachten
zonder ophouden, zonder uitstel.
Ik ben een volstrekt kwaad,
een onderaardse gang in mijn gefnuikte gaven,
een bittere kramp van opdrachten
die mijn buik kwetst van binnenuit.

Ik leg mijn ingewanden op mijn schrijftafel
en bekijk ze zonder achting.
En ik wacht.
Ik wacht om te zien of iemand langskomt
die ze zeeft zoals de linzen
die op het marmer alle hoop opgeven.

Met een beetje geluk
wordt
het overige een waar festijn.

 

Vertaald door Fa Claes

 

Cecilia Quílez (Algeciras, 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e mei ook mijn blog van 11 mei 2023  en ook mijn blog van 11 mei 2020 en eveneens mijn blog van 11 mei 2019 en ook mijn blog van 11 mei 2018.

J. C. Bloem, Jayne Cortez

De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog.

 

Hart en wereld

De nieuwe huizen aan de nieuwe straten,
Beprezen door de dwaze of veile schaar –
De drom der immer naamloozer gelaten,
Wars evenzeer van vreugde als van gevaar –

Vanzelve wendt het hart, vol troostloos weten,
Zich van een leven af, dat bidt noch vloekt,
Als ’t met de onfeilbare aandrift der magneten
De streek van zijn verteederingen zoekt.

Het werd niet ouder, het is trouw gebleven
Aan alles waar zijn jeugd zich in verzweeg:
Een stadsplantsoen, waar hart en schaduw beven,
Het nauwe duister van een lauwe steeg.

Nochtans weet het: ook dit is ouder worden:
’t Leven te schouwen met ontgoocheld oog,
Vermoeid, omdat veel herfsten al verdorden,
Maar dat geen dood in schijn van bloei bedroog.

 

De Stem der Steden

Wanneer de late herfststorm in de steden
Zijn donkere verschrikkingen begint,
En de arme menschen sidderen beneden
De teistrende aanvlucht van den barren wind;

Dan is ’t één krampen van geschonden leven,
Dat strijdt, wanhopig, en toch ondergaat,
Terwijl de menschen loopen als gedreven
Door de geboden van een wilden haat.

Hij jaagt hen uit, de storm, waar ’t licht der straten
Nog killer is dan zijn ontboeid geweld.
Hij boet zijn lust aan allen die, verlaten
Van vreugde, dwalen moede en onverzeld.

Soms striemt zijn geesel wel twee hopeloozen
Te zamen, waar een schaduw veilig schijnt
Voor hen, die boven ’t ijdel woelen kozen
De teederheid, die week maakt en verreint.

Doch ook dit laat hen ledig en zij scheiden.
In droefheid eindigt wat in hoop begon,
En voor zich uit zien zij het lange lijden,
De dorre dagen en de nieuwe zon.

Zij sleepen moeizaam door de zware nachten
Al wat hun hart verbeidt, hun droom belijdt –
Zij, de berooiden, die in ’t donker wachten
Op ’t flitsen der beloofde zaligheid.

Zij gaan: ontelbre huiverende stoeten,
Door de onafwendbaarheid des doods gemaand,
Wier luide woorden en gelach begroeten
’t Geluk, het heil dat elk bij de’ ander waant.

Maar diep in ’t hart heeft ieder meegedragen
Den weerklank van een hemelwijd accoord,
Dat meeruischt met de langgerekte vlagen;
Een stem begon, zwol aan en is verhoord:

De groote stem der luidbevolkte steden,
Die spreekt van meer dan vreugde en meer dan leed
Tot hem, in wien zich ’t leven gaat verbreeden,
En die om grooter droom zichzelf vergeet.

En ik beken mij een van deze menschen,
Van dit geslacht, dat doolt en lacht en lijdt,
Geknot, vernederd in zijn liefste wenschen,
En toch zoo brandende van zaligheid.

 

J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)

 

De Amerikaanse dichteres en performster Jayne Cortez werd geboren op 10 mei 1936 in Fort Huachuca, Arizona. Zie ook alle tags voor Jayne Cortez op dit blog.

 

De onderdrukkers

Kunst
wat geven de kunst
onderdrukkers
om kunst
ze springen op de kar
wentelen zich in persclips
en laten de planeet stinken
met hun
pornografische onderdrukking

Kunst
wat geven zij om kunst
zij vormen zich om van
hedendaagse babykussers
tot corrupte politici van vroeger
tot zelfbenoemde censuurgriffiers
die kunst niet zullen steunen
maar oorlog zullen steunen
armoede
longkanker
racisme
kolonialisme
en giftig slib
dat is hun moraal
dat is hun religieuze overtuiging
dat is hun bescherming van het publiek
& bijdrage aan familie-entertainment
wat geven zij om kunst

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jayne Cortez (10 mei 1936 – 28 december 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 10 mei 2020 en eveneens mijn blog van 10 mei 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Dirk Kroon

De Nederlandse dichter en schrijver Dirk Kroon werd geboren op 9 mei 1946 in Schiedam. Hij was de jongste telg in het gezin van moeder Aagje Kroon-Lakerveld, vader Piet Kroon, een gestorven eerste kind (‘zusje’), de naar dat kind vernoemde zus Marina en de broers Wim en Herbert. Het gezin kan als gelovig protestants maar onkerkelijk worden gekenschetst. Taal en muziek stonden er in hoog aanzien, er werd veel gezongen. Aria’s en psalmen bepaalden de boventoon. Na de lagere school ging Dirk naar het Groen van Prinstererlyceum te Vlaardingen en volgde er de richting Gymnasium-b. Hij leerde er zijn toekomstige vrouw Annie van Luyk kennen, met wie hij in 1967 zou trouwen. Tijdens de middelbare schoolperiode schreef hij zijn eerste gedichten. In 1966 begon hij de volgens het boekje ruim zes jaar durende studie Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Rijksuniversiteit van Leiden. In 1974 rondde hij deze af met als doctoraalstudie Letterkunde en bijvak Filosofie. Zijn afstudeerscriptie was een uitvoerige analyse van het begrip werkelijkheid in het werk van Victor E. van Vriesland. Intussen gaf hij vanaf 1967 als deeltijddocent lessen Nederlandse taal. Door zijn literaire werk bleef hij parttimer, tot hij in 1991 hoofddocent Taal & Communicatie werd aan de Polytechnische Faculteit en het Rotterdams Instituut Voor Informatica Opleidingen van de Hogeschool Rotterdam & Omstreken. In 2006 koos hij voor ‘pensionering’. Hij werkt en woont sinds 1973 in Rotterdam.

 

Ruysdaels psalm

hoe grijs werd de schilder
van zulke wolken

zette hij wilgen
steeds uit het lood

wie in deze bomen gelooft
herkent ze als letters

lijnrecht tegen de tijd in
raakt de schilder ontzet

valt zijn penseel uit
wrijft iemand zich de ogen

trekken er wolken weg
krijgen ze wimpers

klinkt een psalm op
geurt het naar hars

 

Hoogteverschil

de vogels verliezen gewicht
als ze niet zijn weggeschoten
weet ik ze zo hoog gestegen
dat ze niet meer te zien zijn

de dagelijks dood van de foto’s
en die van geliefden die
ziek worden weggedragen

ik heb haat en hoogmoed
laten verschralen
ik ben zo laag gegaan
dat het verraad werd

ik zeg de werkelijkheid af

 

Gegeven

Je neemt de krant
en ziet de wereld.
Wat je niet kunt verdragen
lees je mij voor.
Ik staar naar je hand;
de diamant die je draagt
is harder dan de feiten.

 

Dirk Kroon (Schiedam, 9 mei 1946)

Himmelfahrt (Ludwig Bechstein), Paul Lynch, Charles Simic

 

 

De Hemelvaart van Christus door Giacomo Cavedone, 1640

 

Himmelfahrt

Kein schön’res Fest auf Erden,
Kein schön’res im Himmel ist,
Als da zum Gott geworden
Der Heiland Jesus Christ.

Jede Klage soll verstummen,
Soll schweigen jedes Leid;
Aus den Herzen soll ertönen
Ein Lied der ewigen Freud!

O Himmelfahrt, wie ziehst du
Die Seelen himmelwärts,
O Himmelfahrt, wie senkst du
Uns Frieden in das Herz!

O Himmelfahrt, ich senke
Mich in Erinnerung,
Und meine Jünglingsträume
Sie werden noch einmal jung.

Sie waren göttlichen Ursprungs,
So blühend, rein und hell,
Sie sind zurückgeflossen
In ihren ewigen Quell.

Gen Himmel sind sie gefahren,
Gen Himmel mit meinem Glück,
Und ließen, die Gottverklärten,
Ihren weinenden Jünger zurück.

 

Ludwig Bechstein (24 november 1801 – 14 mei 1860)
De katholieke Herz-Jesu-Kirche in Weimar, de geboorteplaats van Ludwig Bechstein

 

De Ierse schrijver die Paul Lynch werd geboren op 9 mei 1977 in Limerick in het zuidwesten van Ierland. Zie ook alle tags voor Paul Lynch op dit blog.

Uit: Prophet Song

“Prophet SongThe night has come and she has not heard the knocking, standing at the window looking out onto the garden. How the dark gathers without sound the cherry trees. It gathers the last of the leaves and the leaves do not resist the dark but accept the dark in whisper. Tired now, the day almost behind her, all that still has to be done before bed and the children settled in the living room, this feeling of rest for a moment by the glass. Watching the darkening garden and the wish to be at one with this darkness, to step outside and lie down with it, to lie with the fallen leaves and let the night pass over, to wake then with the dawn and rise renewed with the morning come. But the knocking. She hears it pass into thought, the sharp, insistent rapping, each knock possessed so fully of the knocker she begins to frown. Then Bailey too is knocking on the glass door to the kitchen, he calls out to her, Mam, pointing to the hallway without lifting his eyes from the screen. Eilish finds her body moving towards the hall with the baby in her arms, she opens the front door and two men are standing before the porch glass almost faceless in the dark. She turns on the porch light and the men are known in an instant from how they are stood, the night-cold air suspiring it seems as she slides open the patio door, the suburban quiet, the rain falling almost unspoken onto St Laurence Street, upon the black car parked in front of the house. How the men seem to carry the feeling of the night. She watches them from within her own protective feeling, the young man on the left is asking if her husband is home and there is something in the way he looks at her, the remote yet scrutinising eyes that make it seem as though he is trying to seize hold of something within her. In a blink she has sought up and down the street, seeing a lone walker with a dog under an umbrella, the willows nodding to the rain, the strobings of a large TV screen in the Zajacs’ house across the street. She checks herself then, almost laughing, this universal reflex of guilt when the police call to your door. Ben begins to squirm in her arms and the older plainclothesman to her right is watching the child, his face seems to soften and so she addresses herself to him. She knows he too is a father, such things are always known, that other fellow is much too young, too neat and hard-boned, she begins to speak aware of a sudden falter in her voice. He will be home soon, in an hour or so, would you like me to give him a ring? No, that will not be necessary, Mrs Stack, when he comes home could you tell him to call us at his earliest convenience, this is my card. Please call me Eilish, is it something I can help you with? No, I’m afraid not, Mrs Stack, this is a matter for your husband.”

 

Paul Lynch (Limerick, 9 mei 1977)

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Aan die ene daarboven

Baas der bazen van het universum.
Meneer weetal, ritselaar, touwtrekker,
En waar je ook maar goed in bent.
Vooruit, schud je nullen vannacht.
Doop de komeetstaarten in inkt.
Niet het sterlicht vast aan de nacht.

Je zou beter koffiedrab kunnen lezen,
Bladzijden van de Boerenalmanak omslaan.
Maar nee! Je stelt je liever aan
En cultiveert je beroemde sereniteit,
Zit achter je grote bureau
Met noppes in je bakje met inkomend, noppes
In je bakje met uitgaand,
En de hele eeuwigheid voor je uitgespreid.

Vind je het niet griezelig
Ze op hun knieën te horen smeken,
Aandoenlijk te sputteren,
Alsof je een levensgrote opblaaspop bent?
Vertel ze hun kop te houden en naar bed te gaan.
Doe niet net alsof je te druk bent om het te merken.

Je handen zijn leeg, evenals je ogen.
Je hoeft nergens je handtekening onder te zetten,
Zelfs al zou je je eigen naam kennen
Of geloven in die ik steeds voor je bedenk,
Terwijl ik je in het donker dit kattenbelletje schrijf.

 

Vertaald door Wiljan van den Akker

 

Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2022 en ook mijn blog van 9 mei 2020 en eveneens mijn blog van 9 mei 2019 en ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Mirthe van Doornik, Gary Snyder, Kevin van Vliet

De Nederlandse schrijver en documentairemaker Mirthe van Doornik werd geboren in Rotterdam op 8 mei 1982. Zie ook alle tags voor Mirthe van Doornik op dit blog.

Uit: Een Tafel bij het raam

“Koken bestaat voor het grootste gedeelte uit afwassen, dat realiseert niemand zich. Tv-koks laten nooit de troep zien die achterblijft. Je ziet ze proeven, schelden, experimenteren; je ziet ze nooit alles weer schoonmaken. Ik stond af te wassen toen Slootjes het restaurant binnenliep. Ik draaide geen ingewikkelde parfait in elkaar, reed niet op een scootertje naar de markt, poetste geen lokale groenten op; ik waste af en droogde het bestek met een pluisvrije doek. Het was de heetste middag van het jaar, iedereen bewoog zich in slow motion, waardoor de uren zich eindeloos oprekten om zich pas op het laatste moment in de dag te knopen. Buiten stoven vliegende mieren als dikke spetters door de lucht. Hennie, mijn vader, zou zeggen dat dit iets betekende, die hitte, die extreme
weersomstandigheden. Als amateurmeteoroloog koppelt hij weersomstandigheden aan gebeurtenissen uit de geschiedenis. Hij kan beweren dat de Spanjaarden de Slag bij Nieuwpoort hebben verloren omdat ze tegen de zon in keken, of dat Keulen werd platgebombardeerd omdat het boven Hamburg onweerde. Hennie is erg goed in het negeren van complexe factoren.
Slootjes liet zich niet tegenhouden door de weersomstandigheden. Hij had het pad gevolgd dat als een slordige lasso om de heuvel lag en zijn auto naast de heg geparkeerd. De bult, zeggen ze in de stad. Door het keukenraam, van achter de grill, kon ik gasten en wandelaars de vlakke top zien bereiken, maar Slootjes merkte ik pas op toen hij midden in de zaak een beetje om zich heen stond te roepen. Er zat geen deur in de keuken. Vanuit de keuken, aan de koude kant, kon je het restaurant in kijken. Je kon de gasten zien binnenkomen, je kon ze zien eten, maar als je ze echt wilde verstaan moest je naar de bar lopen. Het was een goed systeem. Ik wilde niemand verstaan. Ik kon het net opbrengen om kort te zwaaien wanneer gasten hun jas weer aantrokken. Het lucht me altijd op wanneer mensen weggaan of een gesprek beëindigen.
“Daar ben je”, riep Slootjes toen ik de keuken uit liep. Hij droeg laarzen waar zijn benen belachelijk iel in afstaken en hield een plastic tas omhoog. “In één keer uit de lucht en daarna voor de zekerheid nog even gedraaid”.
Zonder aankondiging liep hij langs mij de keuken in, waar hij een eend uit de zak haalde en op mijn werkbank legde. Hij nam de eendenkop, die over de rand van de werkbank bungelde, tussen duim en wijsvinger en rolde ermee heen en weer. “Iedereen denkt dat je het lichaam beetpakt en de kop draait. Maar het is andersom: je draait het lijf. Draaien, knak. Pijnloze techniek.”

 

Mirthe van Doornik (Rotterdam, 8 mei 1982)

 

De Amerikaanse dichter Gary Snyder werd geboren op 8 mei 1930 in San Francisco. Zie ook alle tags voor Gary Snyder op dit blog.

 

Oesters

        Een reusachtig maal op wit
        houten platplankige Staatspark-bank
                        en tafel
                               aan de Berkenbaai
                       waar we stenen raapten
           om cadeau te doen.

En aten oesters, gebakken - rauw - gekookt in melk
        gerold in kruimels -
zoveel als we wilden

Eerst de Samish-baai
               dan op oesterjacht, de hele ochtend

              zoveel als we wilden

              & stapten weer in onze wagen,
              reden weg.

Vertaald door H. C. ten Berge

 

Gary Snyder (San Francisco, 8 mei 1930)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijver Kevin van Vliet werd in 1993 geboren in Harderwijk. Zie ook alle tags voor Kevin van Vliet op dit blog.

Uit: Wolfsjong

Mijn vader ging zoals hij geleefd had: eenzaam en in stilte, toen de nachtzuster wegkeek. Ik sliep die nacht thuis. Tijdens de uitvaart regende het. Iedereen droeg zwart, niemand huilde en de dominee las een loodzwaar Bijbelvers over zonde voor.
De dagen na vaders dood hadden zijn neven en nichten op zolder een veldbed uitgeklapt en beurtelings bezet, in de overtuiging verkerende dat ik troost ontleende aan hun gezelschap en bemoeienissen met de kist-, bloem- en muziekkeuze. Toen vader eenmaal in de grond lag maakten ze rechtsomkeert naar een ver thuis. Ik hoopte ze nooit meer te zien.
De dagen na de uitvaart wilde ik niemand zien of spreken. De gordijnen gingen dicht, ik deed voor niemand de deur open en de stekker van het telefoontoestel rukte ik uit de muur. Toen mijn vader nog leefde, belde er zelden iemand. Verkopers kwamen in die tijd nog aan de deur en vrienden had mijn vader niet. Na zijn dood hing plots het halve dorp aan de lijn. Ze vonden het zo erg dat ik nu geen vader meer had, maar ze wisten zeker dat hij in de hemel was en ik mocht altijd aankloppen voor hulp. Een leugen, natuurlijk. Er zijn nu eenmaal tijdstippen waarop je bij niemand kan aankloppen, zelfs niet bij je naasten. Doordeweeks tussen drie en vier uur ’s nachts bijvoorbeeld.
Troost zocht ik in verbeelding, een heel goede afleiding van wat dan ook. Bij de bieb haalde ik de ochtend na de uitvaart een stapel boeken. Welke precies, dat weet ik niet meer.
In mijn tienerjaren las ik het liefst over antieke beschavingen: gepoederde douairières, huisknechten in livrei, familiefortuinen; Britse aristocraten met staande boorden, de puntjes gevouwen, in een landschapstuin; handelsreizigers in hagelwit linnen, flanerend tussen de tamme olifanten in Brits-Indië. Verhalen die ik niet las om intrige, drama of plot, maar om de vormen, de tafelmanieren, de stoffen, de bloemen, het servies, de krantenkoppen, de verdampte tijdsgeur.”

 

Kevin van Vliet (Harderwijk, 1993)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e mei ook mijn blog van 8 mei 2020 en eveneens mijn blog van 8 mei 2019 en ook mijn blog van 8 mei 2018 en ook mijn blog van 8 mei 2016 deel 3.

Almudena Grandes, Volker Braun, Laura Accerboni

De Spaanse schrijfster Almudena Grandes Hernández werd geboren op 7 mei 1960 in Madrid. Zie ook alle tags voor Almudena Grandes op dit blog.

Uit: Inés en de vreugde (Vertaald door Mia Buursma en Rikkie Degenaar)

“Toulouse, een dag in augustus, misschien nog juli, of mogelijk begin september 1939. Er loopt een vrouw door de straat met de op elkaar geklemde lippen en de jachtige, maar tegelijk afwezige houding van iemand die in moeilijkheden verkeert of een lange lijst bezigheden moet afwerken. Ze heet Carmen en ze is heel jong. Zeer waarschijnlijk is ze die dag, waarvan de precieze datum niet bekend is, nog geen drieëntwintig. Toch heeft ze veel meegemaakt. Bonjour, monsieur.'Bonjour, madame!’ De bakker, mogelijk de slager of de fruitverkoper, leunend tegen de deurpost waar Carmen net is langsgekomen, groet op tevreden toon een klant die hij een tijdje niet heeft gezien, misschien omdat ze op zomervakantie was. In 1939 hadden de Fransen nog zomervakantie, leefden ze nog in een wereld waarin banen, vakanties, stranden met badhokjes en in het zand gestoken parasols, kalme golven van de Middellandse Zee en majestueuze getijden van de Atlantische Oceaan nog bestonden. Daaraan zou Carmen denken en, misschien, aan een
archipel van dakterrassen waar lakens hangen, of aan wijnstokken, kromgetrokken door het gewicht van de groene trossen, aan de zon die weerkaatst tegen de witgekalkte muren tijdens de lome stilte van de siësta, aan een vlieg, duizelig van het urenlang vliegen boven het ronde mysterie van een en dezelfde aarden kruik, en aan halfnaakte kinderen met lachende monden vol vijg of watermeloen, het suikerzoete fruitsap dat op hun kin vrolijke, gelukzalige riviertjes tekent. Dat was in een andere tijd, in zomers, niet zo lang geleden, die haar nu eindeloos ver weg lijken, een land dat bestaat en toch ook niet bestaat, dat is verdwenen maar waar de ramen nog altijd gesloten zullen zijn, de rolluiken neergelaten als schild tegen de warmte en in de steden terrassen bomvol zingende en dronken nachtbrakers, gelukkig dat ze het midden op straat opnieuw dag zien worden. Aan de kust zullen ook nog altijd dorpen bestaan met duizelingwekkend steile straatjes, als glijbanen van stoffige gelige aarde en zonder stoepen, met in de verte stukjes van een eigen zee, zo schoon, zo mooi, zo blauw als een vreemde zee nooit zal kunnen zijn. Het is beter niet te weten, er niet aan te denken. Terwijl Carmen in de verte de stem hoort van een onbekende klant die de winkelier vraagt wat dit of dat kost, denkt ze aan Spanje, versnelt haar pas en klemt haar lippen op elkaar, die getergde variant van vastberadenheid, het enige wat wanhopige mensen nog rest. Ecoute, Marcel! Ou vas-tu tellement…?’ In de herrie van het getrap op de pedalen, van de ketting die piepend en knarsend razendsnel beweegt, gaat de rest van de vraag verloren. Maar ze hoort wel het antwoord, salut!, een neutrale uitdrukking die door de ondeugende, plagerige toon van de fietser is veranderd in een code die zij niet kan ontcijferen.”

 

Almudena Grandes ( 7 mei 1960 – 27 november 2021)

 

De Duitse dichter en schrijver Volker Braun werd geboren op 7 mei 1939 in Dresden. Zie ook alle tags voor Volker Braun op dit blog.

 

De consolidering

Bovenaan de ladder, juichen verplicht
Met starre glimlach, persklaar
Boordevol verworvenheden met uitgevallen haren
Schrijdt zij, onophoudelijk aan zichzelf sabbelend
Op deze tekortgekomen morgen
Die tussen 9 en 10 bureaucratisch vastloopt
Schrijdt zij, met de status quo in haar vaandel
Flikflooiend, tandenknarsend, woest
De hoerenmadam van de macht, om jou niet bekommerd
Schrijdt ze wondermooi onverwijld voort
Haar dode kindje verborgen in haar fladderende schoot.

 

Vertaald door Ab Bertholet

 

Volker Braun (Dresden, 7 mei 1939)

 

De Italiaanse dichteres Laura Accerboni werd op 7 mei 1985 geboren in Genua. Zie ook alle tags voor Laura Accerboni op dit blog.

 

Ik zou een everzwijn kunnen zijn

Ik zou een everzwijn kunnen zijn
als ik dat wilde
en mezelf tussen de ogen schieten
als ik dat wilde
En niemand
die daar iets van zou vinden.
Iemand
zou de moeite nemen
het lood uit het lichaam
te halen.
Zodat het niet terechtkomt
tussen de tanden,
zodat het de wangen
niet verwondt
rond het middaguur.

 

Alles aan jou

Alles aan jou
is vriendelijk en volmaakt.
Als ik iemand was
zou ik je ogen
kopen,
als ik een huis had
zou ik je als antenne gebruiken
om de buren te stalken.
Ik zou respectabel
en fatsoenlijk worden
als ik maar jouw rug had,
recht als een man
die nieuwe kleren koopt
altijd in de spotlights
zichtbaar opgemaakt.

 

Vertaald door Frans Denissen en Hilda Schraa

 

Laura Accerboni (Genua, 7 mei 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e mei ook mijn blog van 7 mei 2020 en eveneens mijn blog van 7 mei 2019 en ook mijn blog van 7 mei 2018 en ook mijn blog van 7 mei 2017 deel 2.

Hélène Gelèns, Erich Fried

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

opstartmodes

gisteren zouden we bloot zijn en beginnen
truien jurkjes t-shirts vlogen door de lucht
sommigen vingen zoveel mogelijk slipjes
een enkeling gaf zich werkelijk bloot
de meesten keken op sokken toe hoe
een van ons zelfs haar oude huid afstootte
tot het doorschijnend en half in vorm
oprimpelde er zachtglanzend rozerood vel
tevoorschijn kwam en iedereen wegkeek
zullen we haar vandaag nog terugzien?
zal iemand haar nog herkennen?
vandaag spelen we de eeuwige beginner

 

hoe los blad

vandaag hier en daar een windvlaag die wild wordt
van losvast blad, het is een windvlaag die alles losmaakt
en weer loslaat, behalve haar woesjwaai met blaadjes

morgen kans op een windvlaag met vlinders in de buik
ze fladderen rond blaadjes die hun boom loslieten
wees alert: de blaadjes springen op vlinderen mee

hang ik een zwerfblad terug aan een tak?
waai het mijn wargeestige hand uit!

zing ik een zwerfblad terug de boom in?
waai mijn woordenpraal dood op mijn tong!

ja! daar springt mijn hand op, vlindert mijn tong

 

knielen in de klei, 1932

knielen brengt je op ooghoogte met een hond
tegenover een mens ben je niet langer gelijk
misschien kan het je niks schelen, je knielt niet alleen
en met de ogen gesloten
              kijk je naar niemand op
je raakt bevrijd van akker laagland moerasland
richt je tot de hemel de sterren het al
de wereld verdwijnt:
                onrecht beklijft niet, onrust dooft uit
er komt een tijd die niet van afwezigheid wil weten
ieder mens is aansprakelijk onpartijdigheid is schijn
een hond wacht af met de staart tussen de poten

 

Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Erich Fried op dit blog.

 

Inscriptie

Zeg me
waarin
graveer ik
je naam?
In de hemel?

Die is te hoog
in de wolken?
Die zijn te vluchtig
In de boom
die geveld en verbrand wordt?

In het water
dat alles wegspoelt?
In de aarde
die men vertrapt
en waarin alleen
de doden liggen?

Zeg me
waarin
graveer ik
je naam?

In mij
en in mij
en steeds dieper
in mij.

 

Vertaald door Germain Droogenbroodt

 

Erich Fried (6 mei 1921 – 22 november 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2020 en eveneens mijn blog van 6 mei 2019 en ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 3 en eveneens deel 4.

Vrijheid (Remco Ekkers), Roni Margulies

 

 

Bevrijdingsmonument in Leiden, gemaakt door Pieter Starreveld, 1957

 

Vrijheid

Je kunt je haar wel voorstellen
bij gebrek aan werkelijkheid
hoe mooi de rivier wegstroomt
weg, weg, van de oude stad.

Of hoe het licht in de winter
hangt tussen bomen in de hof
waar stenen schijnen te groeien
in zwellende, brekende grond.

Maakt het iets uit of je haar ziet
of niet, de rivier stil staat
as opstijgt, als jij
je bewust bent van licht?

 

Remco Ekkers (Bergen, 1 juli 1941)
Verzetsmonument in Bergen

 

De Turkse schrijver, dichter, vertaler en journalist Roni Margulies werd geboren op 5 mei 1955 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Roni Margulies op dit blog.

 

ERFENIS

De lans die voor de grote tent in de grond stak
kondigde de ernstige ziekte van de Khan aan.
In de allereerste plaats deelde hij zijn
onmetelijke rijk tussen zijn vier zonen.
In vieren verdeelde hij de vrucht van twintig jaar verovering.

Toen riep hij zijn zonen bij zijn ziekbed.
Aan elk van hen gaf hij één pijl. Breek hem! sprak hij.
Ze deden het met gemak. Toen gaf hij hun er ieder vijf.
Breek ze! sprak hij. Het lukte hen niet.
Blijft samen! sprak hij. Wie alleen staat, wordt gebroken.

Hij liet zijn zonen gaan; zijn laatste werk was verricht.
Moeizaam draaide de grote Khan zich om in zijn bed,
en haalde zich de wereld voor ogen die hij had geschapen.
Aan één kant de Kaspische zee aan de andere de Chinese muur.
Ik kan rustig sterven, dacht hij, de voorvaderen verwachten mij.

En mijn kleinzoons zullen gewaden van gouddraad dragen
en paarden bestijgen, sneller dan de wind,
ze zullen de mooiste vrouwen omarmen.

En aan wie zij dat alles te danken hebben,
helaas, ik weet het zeker,
dat zullen ze vergeten.

 

Vertaald door Erik-Jan Zürcher

 

Roni Margulies (Istanbul, 5 mei 1955)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e mei ook mijn blog van 5 mei 2020 en eveneens mijn blog van 5 mei 2019.