Sander Kollaard, Kathleen Jamie

De Nederlandse schrijver Sander Kollaard werd geboren op 13 mei 1961 in Amstelveen. Zie ook alle tags voor Sander Kollaard op dit blog.

Uit: Lentehonger

“De laatste dagen dooit het. Vanochtend wandelden we met de hond door een grauw, nevelig landschap, waarin de laatste restanten van de sneeuw die in december royaal viel nog zichtbaar waren in de voren op de akkers en in de greppels langs de paden die we volgden. De paden zelf waren vrijwel onbegaanbaar: de door voetstappen aangestampte sneeuw is met de dooi veranderd in nat en spiegelglad ijs. S. wil dat ik schoenen met spikes koop maar die vind ik te duur en dus glijd ik zo nu en dan weg, maar vallen doe ik vooralsnog niet. De lente lijkt ver weg. Er zijn dagen dat ik me niet eens kan voorstellen dat ze ooit nog komt — dat er weer groene sprieten door de tot bruin en beige vergane velden tevoorschijn komen, of dat het klein hoefblad weer opduikt in de nog kale bermen, of dat de leeuweriken opnieuw hun hypomane liedjes zingen boven akkers die zich nog maar net hebben ontdaan van hun dek van sneeuw en ijs. Op zulke dagen is mijn geloof in de lente louter rationeel, kale kennis, ooit opgedaan op school. De aarde draait elk jaar rond de zon en elk etmaal om haar eigen as. Die as loopt van pool naar pool en maakt een hoek van 23,5 graden ten opzichte van het denkbeeldige vlak waarin zon en aarde staan. De aardas staat dus scheef. Die scheefstand zorgt ervoor dat verschillende delen van de aarde een gaande het jaar verschillende hoeveelheid licht vangen. Een half jaar lang — een halve omgang lang — leunt de Noordpool iets naar achteren, van de zon af, en ontvangen we op het noordelijk halfrond relatief weinig licht: de maanden van onze herfst en winter. Het halve jaar dat volgt — de resterende halve omgang — leunt de Noordpool juist iets naar voren, naar de zon toe, en ontvangen we relatief veel licht: de maanden van onze lente en zomer. De noordelijke lente valt op de kalender tussen 21 maart en 21 juni. Rond 21 maart staat de zon boven de evenaar, zo’n beetje halverwege Afrika. Waar wij wonen — ter hoogte van Stockholm — heeft die dag iets meer dan twaalf uur zonlicht. Rond 21 juni staat de zon boven de Kreeftskeerkring, in het noorden van Afrika, en vangen we hier ruim achttien uur licht. Na 21 juni beweegt de zon zich weer richting de evenaar en neemt de duur van het daglicht elk etmaal met een paar minuten af. Maar op een dag als vandaag zijn die feiten louter kennis, zonder emotionele lading, en dus gespeend van overtuigingskracht. Mijn voorstellingsvermogen en herinneringen ten spijt is er elke winter weer een periode dat ik er niet meer in geloof, niet echt, en dat een nieuwe lente onbereikbaar lijkt, altijd wijkend, niet reëler dan een regenboog, zodat er niets anders op zit dan me vast te klampen aan mijn kale, troosteloze kennis. Ik ben niet de enige met twijfels.”

 


Sander Kollaard (Amstelveen, 13 mei 1961)

 

De Schotse dichteres Kathleen Jamie werd geboren op 13 mei 1962 in Currie, Edinburgh. Zie ook alle tags voor Kathleen Jamie op dit blog.

 

De vallei

Aprilochtend, opkomende mist,
de laatste vluchtige sneeuwduinen
die zich onderaan de noordkant van de dijken nestelen,
een kale lijster
bes naast een klaterende beek
Ja, het is hier een ander seizoen, een andere wereld

Dus als je het niet erg vindt, heide van de heuvel,
en jij het goed vindt, kleine onoverwinnelijke vogel,
zal ik op dit rotsblok leunen
langs de oude veedrift,
en er mijn blik op werpen, dit en dat zien.

‘Het kan ons niets schelen’, zul je misschien je schouders ophalen,
en je hebt gelijk ook.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Kathleen Jamie (Currie, 13 mei 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn blog van 13 mei 2023 en ook mijn blog van 13 mei 2022 en ook mijn blog van 13 mei 2020 en eveneens mijn blog van 13 mei 2019 en ook mijn blog van 13 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Hagar Peeters, Cecilia Quílez

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hagar Peeters werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1972. Zie ook alle tags voor Hagar Peeters op dit blog.

 

Van heldinnen en hun daden die voorbijgaan

De batjesvedette is oud.
Haar handen trillen van de Parkinson
maar zij weet niet van ophouden.

Vibrerend vliegt de pingpong door de lucht,
raakt spiegels, vazen en violen
die op de vloer aan stukken slaan
maar zij wint als altijd.

Eén misslag van haar hand
brengt zoveel turbulentie in de lucht teweeg
dat de bal de juiste hoek maakt.

Wanneer de bal bijna het net raakt,
maakt dit een diepe buiging.
Als ze hem naast de tafel slaat,
springt deze razendsnel opzij en salueert.

Dreigt ze ondanks dit alles te verliezen
dan zet ze zo’n enorme keel op
dat langs haar stembanden de bal
alsnog naar zijn bestemming rolt.

Dingen weten dat je oude winnaars
nooit teleur moet stellen.

 

De roep die ik in mijzelf hoorde

Ik geef gevolg aan de niet geuite lokroep
die geheel en al buiten hen omgaat

die hun aanwezigheid slaakt zonder hen daarin te kennen
die aantrekking die ondanks hunzelf van hen uitgaat

kom ik tegemoet met beide armen uitgestrekt als een slaapwandelaarster
zo meander ik langs meubels, de afgronden van de kamer

en nader waar mijn radars mij brengen
daar waar mijn uitgestrekte armen in die van de ander

zich in de armen van de ander bergen. We doen ons tegoed.
Hier lopen we te hoop op botten en spieren en bloed

stuiten tegen muren ketsen af op gepantserde harten
want niemand riep mij op hem toe, niets verzocht mij te komen

dan de roep die ik in mijzelf hoorde.

 

De schouders van de slapende man

De schouders van de slapende man
hebben het juk van eeuwen voor één nacht
van zich afgeschud in de voren van het matras
waar het ademende lichaam nu de machine is
die het overdag bedienen moet.

De vork die het hooi moest scheppen
is uit de slapende hand gegleden
maar blijft in de droom de bladzijden schrijven
die ontbreken aan het meerjarenplan.

De schouders van de slapende man
puilen als korenschoven boven het laken uit,
schuilplaats in de regen op het veld,
op afstand houders van de dood.
Ik leg mijn hoofd er tegen.

 


Hagar Peeters (Amsterdam, 12 mei 1972)

 

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Spaanse dichteres Cecilia Quílez Lucas werd geboren in Algeciras in 1965. Zie ook alle tags voor Cecilia Quílez op dit blog.

 

DE NIEUWE KLEREN VAN DE KEIZER

Ik ken verhalen en legenden van buiten
die me verwittigen voor bewaakte lokvogels,
maar liet mijn laarsjes achter, vergeten
op een stut van duisternis.
Ik beweeg sierlijk bij het stappen,
mijn armen dansen
en zelfs mijn haar blijft in de maat
als ik door de buurt loop.
Zal er iemand op straat zijn,
iemand die me in het oor zegt
“zie je niet meisje
dat je naakt bent”?

 

Vertaald door Fa Claes

 


Cecilia Quílez (Algeciras, 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e mei ook mijn blog van 12 mei 2020 en eveneens mijn blog van 12 mei 2019.

In Memoriam Ewald Vanvugt

De Nederlandse schrijver Ewald Vanvugt is op 11 april op 82-jarige leeftijd overleden. Dat heeft Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar gisteren bekendgemaakt.  Ewald Vanvugt werd geboren op 16 april 1943 in ‘s-Hertogenbosch. Zie ook alle tags voor Ewald Vanvugt op dit blog.

Uit: Roofstaat

“Aan de guerrillaoorlog met de bosnegers of Marrons leek geen einde te komen.
Soms deden de planters een belangrijke vangst, zoals in augustus 1763 op de plantage Capoera aan de Pericarivier, waar zij een weggelopen man genaamd Palm oppakten. Met Palm als gids ontdekte een patrouille onder leiding van de vrijman Kwasi het afgelegen dorp Tessisi. Twaalf gevangenen, meest vrouwen en kinderen, konden zij naar Paramaribo meenemen. Bijna twee weken later sloegen de Marrons terug op de plantage Naccaruciba (Boven- Cottica). Midden in de nacht gingen 25 slaven op de loop. De meeste weglopers werden al in de omgeving van Koopmanskreek weer opgepakt. In Paramaribo liet het gezag de mannen doden. De vrouwen kregen ‘een Spaanse bok toegediend’: een afranseling op een zijkant van het lichaam.
In het district Cottica, rond de gelijknamige rivier, nam het aantal rebellen in 1771 schrikbarend toe. Een jaar later bedreigde volgens sommigen de slavenopstand het voortbestaan van de kolonie. De directie van de Sociëteit van Suriname wilde eens en voorgoed de opstandelingen verslaan. De Staten- Generaal droegen bij in de kosten van een huurlingenlegertje van 800 man onder een Zwitserse kolonel. Bij dit leger, dat in 1773 aankwam, bevond zich de Schotse kapitein John Gabriel Stedman (1744-1797).
Stedman heeft over zijn vijfjarige verblijf in Suriname een groot Engelstalig boek geschreven, getiteld A Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam (1796). Kort na aankomst zag hij op straat de eerste slaven: ‘Ik liet mijn rijtuig stilhouden om een troep menselijke wezens in ogenschouw te nemen, afkomstig van een schip dat juist voor de stad het anker had uitgeworpen, die bestemd waren later als slaven te worden verkocht. Het geheel leek mij zulk een weer levend geworden knekelhuis van vel-over-been, dat het mij levendig herinnerde aan de Dag van het Laatste Oordeel. Deze schepselen leken uit de dood te zijn opgestaan, of uit de snijkamer van een hospitaal ontsnapt; ik kan hen niet beter vergelijken dan met wandelende geraamten die met bruin leer waren overtrokken.”

 


Ewald Vanvugt (16 april 1943 – 11 april 2025)

Moeder (Victor Vroomkoning), Ida Gerhardt, Cecilia Quílez

 

Bij Moederdag

 


Moeder en kind door Pablo Picasso, 1901

 

Moeder

Uit wie mij spreken leerde
murmelt kruiswoordpuzzeltaal
– tiara, adat, Ido, baker –
borrelt praat van niets
dan allerlaatste kwalen.

Haar lijf dat naar de aarde groeit
staat onophoudelijk in bloei
van zomerjurken. Opgezette ogen
dwalen door haar bril. Haar kin
zinkt in haar parelhoenderkeel.

Grijs, met goud omhangen, groeten
haar de Juliana’s van haar huis.
Waar zij door de gangen schuifelt
sterft het van de kruisen.

Steeds dieper moet ik buigen
wil ik haar nog kussen.

 


Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)
Kasteel Stapelen in Boxtel

 

De Nederlandse dichteres Ida Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Zie ook alle tags voor Ida Gerhardt op dit blog.

 

Kinderspel

Hij zat nadenkend bij zijn kleine schat
– een doos met schelpen – en met fronsend turen
de namen prevelend zag hij de uren
terug, waarin hij hen gevonden had.

Dagen van open zon, dagen van regen
en vlagen wind, het breken van de zee –
en alle argelooze vreugden, die ermee
verweven waren, tot naar stiller wegen

zijn aandacht boog – het lijnenspel, de kleuren,
het kleine leven dat dit broze bouwde,
het zeediep met het wonderlijk gebeuren
van plant en dier, zooals hij in vertrouwde

verhalen het herlas… en in dit zoet herkennen
nog dieper dalend, sloot hij glimlachend de oogen;
glijdend langs nerf en karteling bewogen
de vingers in een tasten, een gewennen

aan diepste aandacht – Sober spel, omgeven
van een zóó groote stilte, dat ook wij gevangen
toezagen, – dan een flitsend even
elkaar aanzien: wij lazen een gelijk verlangen.

 

Troost der rivier

In droefenis een zuiv’re toeverlaat,
o zilveren rivier, waart gij het meest, –
gij zijt de wel van helderheid geweest,
die spiegeldiep, mijn vragen heeft verzaad.

Want wie u trouw blijft, weet hoezeer geneest
het peinzen, dat bij u te rade gaat
en zoekt en buigt zich over, tot hij leest
den zin, die in uw stroom geschreven staat.

Wat bleef van opstand aan uw oeverbocht?
wat kleine tranen om een klein verdriet,
verwaaid. – Het land rust mild en wijd.

Dan heeft de oogopslag zijn rijk gezocht, –
en ’t eindeloos blinken van uw stroomgebied
omvat hij in een klare zekerheid.

 

Kwade dagen

Ga niet naar anderen als dàt leed u slaat
dat de mens kromt, of als een wig hem splijt;
ga niet naar anderen: raak uw kracht niet kwijt,
die harde kern waarmee ge het bestaat.
En houd uw huis in stand, gelijk altijd.

Ga niet naar anderen: hun blik verraadt
weigering te beseffen wat er is.
Straks woelt hùn onrust om in uw gemis.
Mijd hun bedisselen, hun ergernis
dat ge u blijkbaar nièt gezeggen laat.

Zoek het bij een goed vriend, u toegewijd,-
een die u niets verwijt, niets vraagt, niets raadt,
maar u verdraagt met uw beschreid gelaat.
Die, zèlf zwijgzaam, u kent voor wie gij zijt,
en merkt dat het, nog bevend, berg-op gaat.

 


Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)
Standbeeld van Ida Gerhardt in Zutphen

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Spaanse dichteres Cecilia Quílez Lucas werd geboren in Algeciras in 1965. Zie ook alle tags voor Cecilia Quílez op dit blog.


GELUKZALIG GEHEUGEN

Met jou heb ik drie vluchtige ogenblikken
beleefd van dit ons leven dat eindeloos moest zijn.
De uren herinner ik me niet, en ook niet de dagen
(alles was zo weinig wanneer jij naar me keek)
Alleen bezit ik het diamanten beeld
van je lichaam,
de lichtgevende ledematen,
het kaneelkleurige vuur.
Ah, als ik mijn eeuwigheid kon kiezen
zou ik me rustig houden..!
Ik was niets. Het lichaam verdwijnt,
nutteloze steun die de ziel ondersteunt.
Alleen mijn keel en mijn ruggengraat.
En er zal zelfs geen wereld zijn die de moeite loont
en geen droevig vaarwel dat mij kan vervolmaken,
maar wel je lichtgevende ledematen
naakt in mijn ogen
als was jij de enige man in het universum.

 

Vertaald door Fa Claes

 


Cecilia Quílez (Algeciras, 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e mei ook mijn blog van 11 mei 2023  en ook mijn blog van 11 mei 2020 en eveneens mijn blog van 11 mei 2019 en ook mijn blog van 11 mei 2018.

J. C. Bloem, Jayne Cortez

De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog.

 

Een dag

Het zachte water trok aan ons voorbij,
Het oude water, een der elementen,
Hetzelfde van den aanvang aller lenten.
Wij stonden aan zijn oever, zij aan zij.

Wij waren stil, veerkrachtig en vermoeid
Van liefde en het verruischen van zijn vlagen;
Dezelfde van den aanvang aller dagen
Had onze warschheid eindelijk doorgloeid.

Wij dachten dit een eind van onze pijn
En dat het leven nu zijn greep zou slaken,
Dat het ons rustig en vervuld ging maken,
Zooals de weinigen, die gelukkig zijn.

En van heel dezen aanslag op den tijd,
Van al dit hunkren naar een levenswende,
Bleef ons alleen maar kommer en ellende,
Verraad en wrok en bittere eenzaamheid.

 

De Eenzame

Hoe heeft de nood des daags geteisterd en geschonden
Den droom van mijn geluk, zoo fel, zoo droef begeerd.
Hoe drong mij ’t leven neer tot zijn gewone zonden –
Nu heb ik ’t scheemrend pad naar ’t kleine huis hervonden,
De laagheid van ’t bestaan vanaf mijn ziel geweerd.

De eentoonge dag verging in een gebonden sloven:
Het dorperlijke werk, waarmee ‘k mijn nooddruft win.
Nu gaan de lichten aan, nu donkeren de hoven,
Nu komt de troost des nachts het zware zonlicht dooven,
En slaakt de dag zijn greep, en ga ‘k mijn wezen in.

In ’t witte huisjen, aan den rand van ’t dorp gelegen,
Waar de rivier zich toont aan ’t kruiven van haar damp,
Daar wacht me uw teederheid, een stille en milde zegen,
De ontroering van u dicht bij mij te zien bewegen
Binnen den weiflen kring der zacht-bewogen lamp.

Gezeten aan uw zij, gekoesterd en omgeven,
Door ’t heil waarom ik bad den ganschen langen dag,
Zoek ik een einde, een rust van ’t wenschen en het streven –
Vergeefs: de bitterheid van mijn besloten leven
Maakt mij, deze’ avond, mat en zwak van zelfbeklag.

En, luistrend naar den val der slingrende seconden,
Bepeins ik wat mijn jeugd zich flonkrend heeft gedroomd
Van tochten onbegrensd, van lusten ongebonden,
Hoor ‘k in den tik des tijds het drupplen van de wonden,
Die ’t leven sloeg – waaruit het leven mij ontstroomt.

Vergeef mij dan, dat ik, niet als zoovele dagen,
De aloude bitterheid verbijt, waardoor ‘k verteer.
Gij gaaft mij heel uw hart – hoe zoude ik mij beklagen
Maar ik ben strijdensmoede en luister naar de vlagen
Van ’t donker in me, en weet, dat ik te veel begeer.

 


J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)

 

De Amerikaanse dichteres en performster Jayne Cortez werd geboren op 10 mei 1936 in Fort Huachuca, Arizona. Zie ook alle tags voor Jayne Cortez op dit blog.

 

Daar heb je hem

En als we niet vechten
als we geen weerstand bieden
als we ons niet organiseren en verenigen en
de macht krijgen om ons eigen leven te beheersen
dan zullen we
voor altijd en eeuwig
de overdreven blik van gevangenschap
de gestileerde blik van onderwerping
de bizarre blik van zelfmoord
de ontmenselijkte blik van angst
en de ontbonden blik van repressie
in onze ogen hebben
en daar heb je hem

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Jayne Cortez (10 mei 1936 – 28 december 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 10 mei 2020 en eveneens mijn blog van 10 mei 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Paul Lynch, Charles Simic

De Ierse schrijver die Paul Lynch werd geboren op 9 mei 1977 in Limerick in het zuidwesten van Ierland. Zie ook alle tags voor Paul Lynch op dit blog.

Uit: Lied van de profeet (Vertaald door Tjadine Stheeman en Lidwien Biekmann)

“De avond is gevallen en ze heeft het kloppen niet gehoord, ze staat voor het raam naar de tuin te kijken. Geluidloos verdiept het donker zich om de kersenbomen. Verdiept zich om de laatste bladeren en de bladeren verzetten zich niet tegen het donker, maar aanvaarden het donker fluisterend. Ze is moe, haar dag zit er bijna op, maar er moet nog van alles gedaan worden voordat het bedtijd is, de kinderen hebben gegeten en zitten nu in de woonkamer, dit kleine momentje van rust bij het raam. Kijkend naar de donkerende tuin voelt ze het verlangen om met het donker te versmelten, om naar buiten te lopen en in het donker te gaan liggen, tussen de gevallen bladeren te gaan liggen en daar de nacht door te brengen, om wakker te worden bij zonsopgang en als herboren met de nieuwe ochtend op te staan. Maar dan het geklop. Eerst verweeft het zich met haar gedachten, het harde, onafgebroken geroffel, de klopper blijft zo maniakaal kloppen dat ze begint te fronsen. En dan hoort ze ook Bailey op de glazen deur naar de keuken kloppen, hij roept naar haar: mam, wijzend naar de gang zonder op te kijken van het tv-scherm. Eilish loopt als vanzelf met de baby op haar arm naar de gang, doet de voordeur open en voor de afgesloten glazen portiek staan twee mannen, bijna gezichtloos in het donker. Ze doet het buitenlicht aan en ze herkent de mannen direct aan hun houding, de kille avondlucht lijkt te ademen wanneer ze de portiekdeur openschuift, de stille woonwijk, de regen die haast geruisloos op St. Laurence Street valt, op de zwarte auto die voor het huis geparkeerd staat. De mannen lijken het gevoel van de avond met zich mee te dragen. Vanuit haar eigen beschermende gevoel observeert ze hen, de jonge man links vraagt of haar man thuis is en hij kijkt haar op een speciale manier aan, met een afstandelijke maar onderzoekende blik alsof hij probeert iets binnen in haar te vangen. In een oogwenk heeft ze de straat afgespeurd, ze ziet een eenzame wandelaar met een hond onder een paraplu, de wilgen knikken naar de regen, aan de overkant de flitsen van een groot tv-scherm in het huis van de familie Zajac. Ze roept zichzelf tot de orde, moet bijna lachen om dat schuldbewuste gevoel dat automatisch opkomt als de politie ineens op je stoep staat. Ben begint te spartelen in haar armen en de oudere man in burger rechts kijkt naar de baby en zijn uitdrukking lijkt te verzachten, daarom richt ze het woord tot hem. Ze weet dat hij ook vader is, zulke dingen weet je gewoon, die andere kerel is veel te jong, te netjes en te knokig, ze wil wat zeggen, merkt dat haar stem plotseling stokt. Hij komt straks thuis, over een uur of zo, zal ik hem even bellen?”

 


Paul Lynch (Limerick, 9 mei 1977)

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Autokerkhof

Hier eindigden al onze uitstapjes:
Onze vaders achter het stuur, onze moeders
Met picknickmanden op hun schoot,
Wij met open monden op de achterbank.

We reden zo de dageraad in.
Het land was vlak. Voor ons verrees een stad
Met brandende ramen van de ondergaande zon.
Dat alles verdween toen we de snelweg verlieten
En over een schemerig weiland voorthobbelden
Bezaaid met bierblikjes en snoeppapiertjes,
Tot we precies hier tot stilstand kwamen.

Eerst verloor de radiodominee zijn stem,
Vervolgens klapten alle vier de banden.
Als een nest ratelslangen
Knalden de veren uit de bekleding
En ondertussen probeerden wij kalm te blijven.
Later die nacht hoorden we gegiechel
Uit een kapotte lijkkoets – daarna, geen kik
Meer tot de dag van de Wederopstanding.

 

Vertaald door Wiljan van den Akker

 


Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2022 en ook mijn blog van 9 mei 2020 en eveneens mijn blog van 9 mei 2019 en ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Mirthe van Doornik, Gary Snyder

De Nederlandse schrijver en documentairemaker Mirthe van Doornik werd geboren in Rotterdam op 8 mei 1982. Zie ook alle tags voor Mirthe van Doornik op dit blog.

Uit: Een Tafel bij het raam

“Ik boog me over het dier, gleed met mijn vinger over de gekleurde veren. Mensen kwamen wel vaker iets brengen. Iets uit een moestuin, wat flyers voor op de bar. Nooit een zelf geschoten eend. Het was een mannetje, er zat hagel in zijn buik. Een groene vleesvlieg marcheerde over het oog richting de donshaartjes in de nek, hield stil om zijn poten tegen elkaar te wrijven. Slootjes vroeg of ik de eend uit zijn jasje wist te bevrijden. Ik schudde mijn hoofd. Ik had absoluut geen ervaring met plukken, en ook geen tijd, maar Slootjes zag het niet. Hij duwde zijn kin tegen zijn borst, plukte een vliegende mier van zijn overhemd en piekte hem de keuken door. ‘Het is de hitte,’ verklaarde hij. ‘Nu zijn al die verdomde eitjes tegelijk uitgekomen: Hij richtte zich weer tot de eend: ‘Ik schoot vroeger met mijn vader: Hij keek me kort aan, zijn bovenlip trilde altijd een beetje als hij het over zijn vader had. Slootjes begon door de keuken te lopen. Wanneer kon hij zijn eend komen eten? Ter hoogte van het gasfornuis draaide hij zich naar me om. `Je weet hoe mijn moeder het klaarmaakte, toch?’ Met zijn wijsvinger piekte hij tegen een stapel vieze pannen. ‘Hebben we nog steeds geen afwasser?’ `Nee,’ zei ik. `Of jawel, de jongen, maar die moet de bediening in, omdat Pom met vakantie is: `Dus nee: `Dus wat nee?’ Ik was niet scherp. Steeds opnieuw duwde ik mijn voorhoofd tegen mijn bovenarm in een poging wat zweet weg te vegen. `Geen afwasser dus: Hij pakte een pan op, hield hem even voor zich alsof hij er iets in bakte. ‘Weet je wat jij moet hebben? Een Moldaviër! Ik heb een vriend in Portugal die huizen door Moldaviërs laat bouwen. Hij zweert bij Moldaviërs. Geen Polen, geen Marokkanen. Moldaviërs, daar kun je op rekenen: Twee nieuwe bromvliegen cirkelden de keuken in, om mijn wapperende handen heen, om daarna alsnog op de eend te landen. Ik dacht aan maden, aan ongeneeslijke wonden, aan hoe vaak het leven neerkomt op een combinatie van ranzigheid en reinheid. `Is volgende week oké?’ Hij keek me aan, zijn mond hing een beetje open, zijn voorhoofd fronste alsof hij tegen de zon in keek. ‘Een tafel voor drie. Mijn neef, zus en ik:
Hij noemde een dag en ik liep naar de agenda om het op te schrijven. Achter mijn rug hoorde ik hem nogmaals besluiten dat ik een Moldaviër moest hebben voor de afwas. Het volgende moment liep hij de keuken uit, haastig, met grote stappen, alsof hij er direct een voor me ging zoeken.”  

 


Mirthe van Doornik (Rotterdam, 8 mei 1982)

 

De Amerikaanse dichter Gary Snyder werd geboren op 8 mei 1930 in San Francisco. Zie ook alle tags voor Gary Snyder op dit blog.

 

Stortsteen

Leg deze woorden vóór
Jouw geest neer als rotsen.
stevig geplaatst, door handen
Die plekken kiezen, genesteld
Voor het lichaam van de geest
in tijd en ruimte:
Stevigte van schors, blad, of wand
stortsteen van dingen:
Gruizel van melkweg,
dolende planeten,
Deze gedichten, mensen,
verdwaalde paarden met
Wapperende zadels –
en rotsachtige, tredgetrouwe paden.
De werelden als een eindeloos
vierdimensionaal
Go-spel.
mieren en kiezels
In de dunne klei, elke rots een woord
een riviergezuiverde steen
Graniet: getekend
door folter van vuur en zwaarte
Kristal en bezinksel gloedvol versmolten
elk veranderen, in gedachten
Net zo goed als in dingen.

 

Vertaald door Ad van Dun

 


Gary Snyder (San Francisco, 8 mei 1930)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e mei ook mijn blog van 8 mei 2020 en eveneens mijn blog van 8 mei 2019 en ook mijn blog van 8 mei 2018 en ook mijn blog van 8 mei 2016 deel 3.

Almudena Grandes, Volker Braun, Laura Accerboni

De Spaanse schrijfster Almudena Grandes Hernández werd geboren op 7 mei 1960 in Madrid. Zie ook alle tags voor Almudena Grandes op dit blog.

Uit: De moeder van Frankenstein (Vertaald door Mia Buursma en Rikkie Degenaar)

“Elke morgen speelde er iemand piano. De gangen in het Sagrado Corazón-paviljoen, waar de patiënten van de eerste klasse verbleven, hadden plankenvloeren van gelakt eikenhout dat in het zonlicht glansde als een vijver van karamel. Toen ik er voor het eerst overheen liep en voelde hoe de planken zweefden en krakend meevoerden onder mijn gewicht voordat ze hun stabiliteit hervonden, was ik me er niet van bewust dat ik zojuist een gevoel uit mijn kindertijd had hervonden. De vloer in het huis van mijn moeder, splinterig en bijna zwart, had niets meer van karamel. Er was veel tijd verstreken, meer dan ik buiten Spanje had gewoond, sinds die voor het laatst in de lak was gezet. Vijftien jaar lang had ik mijn best gedaan om de kleuren, structuren en gevoelens die ik had achtergelaten, vast te houden, maar toen ik terugkwam werd ik door alles verrast. Door de heldere januarizon op de door de rijp ineengekrompen velden, door de weidse dorre vlakten, de droge aarde en de vorm van de wolken, door het silhouet van de vrouwen die ik elke ochtend water zag halen bij de fontein op het plein, hun gebogen hoofden bedekt met een hoofddoek, maar die piano, die verraste me niet Ik ging zo op in de nieuwe cadans van mijn voetstappen op het hout dat ik er helemaal niet op lette, tot de muziek abrupt ophield toen ik langs een deur kwam. Pas toen herinnerde ik me weer waar ik woonde. Spanje was Zwitserland niet, Spaanse radiozenders zonden tussen de middag geen pianoconcerten uit. Een seconde later, alsof ze zich bij mijn bevreemding wilden aansluiten, begonnen alle kerkklokken van Ciempozuelos eenstemmig het angelus te luiden. Ik was nog niet gewend aan dat ritueel, dokter Robles en zijn volgelingen die klokslag twaalf uur alles lik hun handen lieten vallen en zich verzamelden in de hal, waar ze met overweldigende vroomheid een verbrokkeld gebed zeiden en een van de zusters enkele verzen uitsprak die de rest leek te beantwoorden. De eerste ochtend begreep ik niet wat er gebeurde en praatte ik door, tot een collega me bij mijn arm pakte en de wijsvinger van zijn andere hand naar zijn lippen bracht. Hij knielde zelf net, bad ook niet maar bleef rustig staan, zijn benen bij elkaar en zijn handen gevouwen voor zijn buik, tot de anderen klaar waren. Twee dagen later zag ik dat hij niet de enige was. Er was nog een psychiater uit Robles’ team die hetzelfde deed, en dat, mijn bezigheden onderbreken, naar de hal gaan, mijn benen bij elkaar brengen, mijn handen vouwen en mijn mond sluiten, deed ik sindsdien ook.”

 


Almudena Grandes ( 7 mei 1960 – 27 november 2021)

 

De Duitse dichter en schrijver Volker Braun werd geboren op 7 mei 1939 in Dresden. Zie ook alle tags voor Volker Braun op dit blog.

 

Aan Friedrich Hölderlin

Jouw eigendom ook, bodemloze
Jouw toevluchtsoord dat je bebouwde
Met schaduwspreidende bomen en wijn
Is volkseigen;
En je hoop, gevestigd
Tegen de symmetrische wereld!

Maar wie zal de vruchten, wie zal
De vaten leegdrinken, nemen
Dit dreunende veld?
De ijzeren banden, hoe
Vallen ze mij van de borst,
Als die zich verwijdt?

Niet traag
Zijn wij geboren, man, jouw God in staal gehuld
Gaat onder de werkenden:
Totdat een ingeboren gebruik
Zal zijn wat ons goed doet en
Borst aan borst zich verwijdt, zodat ze slaakt deze ijzeren
Schroom voor elkander!

 

Vertaald door Ad den Besten

 


Volker Braun (Dresden, 7 mei 1939)

 

De Italiaanse dichteres Laura Accerboni werd op 7 mei 1985 geboren in Genua. Zie ook alle tags voor Laura Accerboni op dit blog.

 

Terwijl ik tussen

Terwijl ik tussen
de auto’s smakte
‘Ik weet het niet meer,
ik weet het niet meer’
fluisterde
de kleine fee zonder tanden me in
en ze lag
op de plek des onheils
voor mijn ogen dood te gaan
terwijl ik niets achterliet
en het steeds opnieuw
terugnam.

 

Heb je enig idee

Heb je enig idee
hoeveel moeite het gekost heeft
om ze één voor één
te fileren,
en de kieuwen
te herinneren
aan de zee
met de warme straal
van de kraan
waarvan jij zegt
‘draai ’m dicht’.
En ik antwoord
dat het Kerstmis is
en het normaal is
een kuip te hebben
om in te vriezen.
En het zou beter zijn
dat je niet keek
je bent nog te jong
terwijl ik met mijn vingers
over de rug glijd
de buikwand openhaal
en de troep verwijder.
En jij schreeuwt
dat het Kerstmis is
en dat we allemaal
in gevaar zijn
onder de straal
warm water
en je schopt in de lucht
en jaagt me
naar lucht happend
de badkamer uit.

 

Vertaald door Frans Denissen en Hilda Schraa

 


Laura Accerboni (Genua, 7 mei 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e mei ook mijn blog van 7 mei 2020 en eveneens mijn blog van 7 mei 2019 en ook mijn blog van 7 mei 2018 en ook mijn blog van 7 mei 2017 deel 2.

Hélène Gelèns, Erich Fried

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

daar is de man

hij noemt zijn vier namen
zijn stem tekent het land van de bloemen
de moeder de vader de heuvels van daken
de raven die cirkelend hoger en hoger zweven
zijn stem tekent de straat van de slangen
één slang opent één slang sluit de straat
een slang voor elk huis en een huis voor elke slang
(de straat is gesloten)
 

steel de straat steel de man
open de straat plaats zijn voetstap op wit
hij banjert door plassen verrimpelt er maan
en gitzwarte takken de slangen zien toe
de straat ligt bezaaid met scherven hij trapt
één scherf recht op de bek van een slang
zijn knerpstap verheldert klinkt luider en luider hij groeit
(sluit de straat en je verliest de man)

daar is de man
hij noemt jouw vier namen
zijn stem tekent zijn kamers: één van schapenvacht
vol teder gebabbel van haar en het kind
één zonder luiken van vuisten en rook
één lege doorwaaide van uitzicht op raven
die beurt om beurt van een gletsjertong roetsjen
(de kamers zijn gesloten)

steel de man open jouw straat plaats je voetstap op wit
je balanceert op de stoeprand je roept:
alle straten hier voeren naar zee! hij prevelt:
hier beloopt men van straten de zonzijde
je wijst omhoog de zon kleurt er de meeuwen oranje
je roept: en de zee voert naar de hemel!
open je huis toon hem je kamers
(steel zijn kamers en je verliest het spel)

hier is de man
noem zijn vier namen
steel je stem teken en speel

 

[.interval]

daden achterwege laten
gedachten radicaal stilzetten
een half woord spreken niets verplaatsen
aan water neerzijgen – staren
elke dag de witte lijnen in het blauw
die elkaar kruisen en zwellen tot vegen
tot sluiers en weer oplossen
elke avond het zwarte gat
dat vanaf de kant het meer in trekt

er waaien wat mensen weg

ten slotte krijgt een eend twee koppen
één kop boven één kop onder
speelt een dartele vis met water
met zijn staart houdt hij druppels hoog
weeft een rups een cocon in een brand
netelblad dat ze vooraf aanvrat
landt een bij op haar vleugels en alles gonst
er waaien weer mensen door je buik
in je oren door je keel

interval.

 


Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Erich Fried op dit blog.

 

Leniging…

Zijn ongeluk
kunnen uitademen,
diep uitademen,
zodat je weer
kunt inademen.

En misschien ook zijn ongeluk
kunnen zeggen
in woorden,
in echte woorden,
die samenhangen
en zinvol zijn,
en die jij zelf nog
kunt begrijpen,
en die misschien zelfs
verder nog iemand begrijpt
of zou kunnen begrijpen.

En kunnen huilen!

Dat zou bijna
weer
geluk zijn!

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Erich Fried (6 mei 1921 – 22 november 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn blog van 6 mei 2020 en eveneens mijn blog van 6 mei 2019 en ook mijn blog van 6 mei 2018 deel 3 en eveneens deel 4.

 

Zonder handen, zonder tanden (Tom Lanoye), Roni Margulies

 

Bij Bevrijdingsdag

 


Het Monument voor de Vrijheid in Doetinchem, gemaakt door Marius van Beek, 1995

 

Zonder handen, zonder tanden

Geen woord zo vrij als vrij.
Het weert wat men verbiedt.
Smetvrij, vetvrij. Kogelvrij.
Maar wat is dan ‘gastvrij’?
(Ontdaan van vreemdelingenwaan?)
En vogelvrij: een doel, een straf?
Of een verzuchting op een graf?
Hier ligt hij:
Eindelijk vrij.
Geen woord zit zo gestoord vol zwijnerij.
‘Vrije jongen, vrije liefde, vrije handel.’
En toch loert overal ook angst voor vrije val.
Geen woord bekoort zozeer
Voor wie het hoort,
Geen woord vermoordt zoveel
Van wie er niet bij hoort
Vrij —
wij?
De lucht is vrij,
De vraag is vrij.
De vrijheid niet.
Ze lonkt en vrijt.
Maar zij ontschiet.

 


Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)
Sint-Niklaas tijdens een van de Vredefeesten, ter nagedachtenis van de bevrijding begin september 1944

 

De Turkse schrijver, dichter, vertaler en journalist Roni Margulies werd geboren op 5 mei 1955 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Roni Margulies op dit blog.

 

RAP IN AMSTERDAM

In het gras in het Rembrandtpark
werd mijn blik gevangen door iets
kleurigs, wat oplichtte in de zon,

ik dacht aan een sinaasappelschil,
keek ernaar, nee, het was papier,
ik bukte me en raapte het op:

Falım!

Een stel jongens van een jaar of dertien
liepen vlak langs me
te rappen in het Turks.

Tsjik tsji-tsjik tsjak!

Een hond ontsnapte en ging er vandoor.
Met z’n allen joelden ze hem na.
De baas keek geërgerd.

Zijn die jongens in het buitenland? O nee?
Waar komen ze dan vandaan? Als we terug
zouden gaan, waar moeten we dan heen?

Als we nu elk een pakje kauwgom kochten,
“Zes kauwgom alstublieft, meneer Ahmet”,
het openmaakten en onze toekomst lazen,

wat zou er dan in staan?

 

Vertaald door Sytske Sötemann

 


Roni Margulies (Istanbul, 5 mei 1955)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e mei ook mijn blog van 5 mei 2020 en eveneens mijn blog van 5 mei 2019.