Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

Regen op de rivier

Het regent sprakeloos, het groen wordt dieper,
het water neuriet als een jonge vrouw,
de vogels leven lachend mee, als liep er
een nachtwachtwoord blootsvoets door dag en dauw.

Het is mijn schuld niet, dat er booten fluiten!
Al is mijn evenwicht nu naar de maan,
vanavond loop ik steelsgewijs naar buiten;
ik zal het uit het water op zien gaan.

Ik zal de woorden in mijn handen wegen
en wikken tegen jouw bedauwde blik
totdat zij samenspannen om ’t verzwegen
consigne van zes letters: jij en ik.

 

Allemansgeest in de winter

Wanneer de wolken zoo verbeten naar
den einder jagen en het water droeve
versregels mompelt, vouwt de lage hoeve
de handen boven ’t hoofd. Om dit gebaar

lachen de vogels wel, maar die behoeven
zich niet te dekken tegen luchtgevaar.
Ben ik jaloers? Het tegendeel is waar:
de vogels kunnen naar de West oploeven

maar ik zie luisterend uit over het veld
en voel weer een gemis, gerustgesteld.
Op schilderijen zou de zon nu groen zijn.

Eigenlijk moest dit vers zijn bedacht
achter ginds raamkozijn te middernacht,
maar er wordt niet gestookt. Het zou geen doen zijn.

 

Nijmegen

Achter mij wuift mijn
haar op de heuvels
voor mij beweegt mijn
maanblauwe mond

boven mijn ogen
stijgen de vleugels
ik ben er tegen
ik ben Nijmegen
ik ben gewond

eerwaarde zusters
ja en amen
wandelen langzaam
langs mijn neus

ik heb geen keus
ja zeggen alle
klinkende namen
die mij invallen
amen is moe

blinkende ramen
vouwen zich toe

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

Een regenboog boven de Seine

Eerst geruisloos, een spray
van mist in het gezicht, een neus-
vrolijk van vocht dat nooit is
voorbestemd om een stortbui te worden.

Tot de doorweekte wolk
zich plotseling leegstort
in de Seine, met een luide
klap, dan een vallende ovatie

voor de ondoordringbare
zon – die blijft schijnen
op onze schoenen die zich vullen
als open boten en op de zeilen

van onze krantenhoedjes
die gaan scheuren, en die, signalerend
dat niemand er aan dacht
een paraplu mee te nemen,

in plaats daarvan een regenboog opzet.
Een regenboog boven de Seine,
perfect gewrocht als een teken-
brug gedroomd door een kind

in krijt, en volgens de wet
van dromen kan de verbinding,
eenmaal gemaakt, slechts verloren gaan;
wij, geen kind meer,

staan boven het rooster
van de metro die we niet
nemen, gedreun onder onze voeten, en
zuigen op wat we weten:

de triomf van deze arc-
en-ciel, het verbijsterende
van dit monumentale
prisma geslepen door motregen, is

dat het verdwijnt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2019 en ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.

Rutger Kopland, Martin Piekar

De Nederlandse dichter en schrijver Rutger Kopland (eig. Rutger Hendrik van den Hoofdakker) werd geboren in Goor op 4 augustus 1934. Zie ook mijn blog van 4 augustus 2010 en ook alle tags voor Rutger Kopland op dit blog.

 

Enkele andere overwegingen

Hoe zal ik dit uitleggen, dit waarom
wat wij vinden niet is
wat wij zoeken?

Laten wij de tijd laten gaan
waarheen hij wil,

en zie dan hoe weiden hun vee vinden,
wouden hun wild, luchten hun vogels,
uitzichten onze ogen

en ach, hoe eenvoud zijn raadsel vindt.

Zo andersom is alles, misschien.
Ik zal dit uitleggen.

 

Beukenlaan

De gedachte dat deze bomen weten
wie ik ben, uit al die mensen deze toevallige
man, vrouw, deze ene

ze komen zo langzaam uit het gazon
gaan zo langzaam langs het pad
verdwijnen zo langzaam

de gedachte dat deze bomen
om mij geven, dat ze op mij wachten,
dat ze weten dat ik kom

 

Roeiboot

Waarom moet ik blijven kijken
naar die ansichtkaart – een roeiboot

hij ligt op de rimpelende spiegel
van een avondhemel
verankerd met een dunne lijn
aan iets in de diepte

het is een foto maar je ziet hoe
de boot schommelt en
rukt aan zijn anker

zo moet het altijd te zien zijn geweest
een boot wachtend op zijn roeier

er is gedacht dat wij ooit zouden worden
gehaald en worden gevaren
naar een verre overkant

daarom

 

Rutger Kopland (4 augustus 1934 – 11 juli 2012)

 

De Duits-Poolse dichter Martin Piekar werd geboren op 5 augustus 1990 in Bad Soden am Taunus. Zie ook alle tags voor Martin Piekar op dit blog.

 

Frankfurt Centraal Station II

II

Rockupy menigte, doorverwezen
Naar naïeve gehoorgangen. Vrede,
Is de isolatie

Op de koop toe te nemen
Terwijl duiven
Iemand vermaken. In de architectuur
Stroomt woord voor mij voor woord,
Gist niet aan mij. Vergeet

Vergeet het, wat je wilde horen
Komt niet te laat, het krijgt
Geen toegang tot het onweer-
decor: Rockupy Cable Camp.
Reclame
Als speciaal fluctuerend element
Tussen de schouders.
Als vensterglas
Zit ik viskeus in reizen vast;
Aan zijn mp3-speler
Blijft Iedereen tussen de rails plakken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Martin Piekar (Bad Soden am Taunus, 5 augustus 1990)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e augustus ook mijn blog van 4 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 4 augustus 2019 en ook mijn blog van 4 augustus 2017 en ook mijn blog van 4 augustus 2013 en mijn blog van 4 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3 en mijn blog over Robert Beck.

Radek Knapp, Mirko Wenig

De Pools-Oostenrijkse schrijver Radek Knapp werd geboren op 3 augustus 1964 in Warschau. Zie ook alle tags voor Radek Knapp op dit blog.

Uit: Gebrauchsanweisung für Polen

„Die Lage ist prekär, aber auch vielversprechend. Seit unser Land sich von den Kommunisten befreit hat und von da an die zivilisierte Welt mit seiner Gegenwart beglückt, interessiert man sich ganz besonders in Westeuropa für uns, ja, hier und da hat man den neuesten Entwicklungen zum Trotz an uns sogar Gefallen gefunden. Nach dem Tiefseetauchen vor den Seychellen, dem Bungee-Jumping im Grand Canyon sind jetzt unsere slawischen Landschaften und Städte dran. Polen ist aus unerfindlichen Gründen trendy geworden und will daher gut präsentiert und gelobt werden.
Eine gute Nachricht ? Ganz sicher sogar. Bedauer¬licherweise gibt es auf der Welt kein Land, das man nur loben kann. Frankreich nicht und Amerika schon gar nicht, selbst am Fürstentum Monaco gibt es etwas auszusetzen. Und wir ? Wir sind wahrlich nicht Monaco, auch wenn kein Tag vergeht, an dem wir uns das nicht wünschen.
Allein bei unseren deutschen Nachbarn war man lange der Meinung, dass die Schwaben die besten Autos der Welt bauen, während die Polen Meister in der Kunst waren, sich diese illegal anzueignen. Ganz zu schweigen von unseren letzten politischen Kapriolen.

Wir selbst beschweren uns ja auch immer wieder, dass wir das eigene Land nicht mit dem nötigen Ernst behandeln, sodass es bei uns von Zeit zu Zeit so aussieht wie auf dem Umschlagmotiv dieser Gebrauchsanweisung. Gleichzeitig müssen wir uns den Vorwurf gefallen lassen, dass wir zu gern in die Rolle des Märtyrers ver¬fallen, um die Verantwortung abzuwälzen, die auf uns lastet.
Wollen wir all das bestreiten ? Natürlich nicht. Sind wir darüber unglücklich ? Gewiss. Aber Rechtfertigungen bringen uns nicht weiter. Es ist ja schon schwer genug, einem Westeuropäer beizubringen, warum jeder Zweite von uns einen Schnurrbart trägt. Geschweige denn, warum wir im Herbst wie eine Horde Yetis in den Wald stürmen, um Jagd auf Pilze zu machen, als wären es zumindest Austern.
Wenn also wir, meine lieben, widerspenstigen Landsleute, wirklich etwas für unser Land tun wollen, dann sollten wir zeigen, dass wir eine Nation mit Potenzial sind. Und dieses erkennt man am besten daran, wie viel Selbstkritik wir ertragen können. Denn die Zweifel an unserem Land kann nur das ausmerzen, was sie ver¬ursacht hat : Polen selbst, oder Pologne, oder wie man unsere Heimat da draußen sonst zu nennen pflegt.
Und während ihr, meine lieben und widerspenstigen Landsleute, in Anbetracht des soeben Behaupteten nachdenklich die Stirn runzelt, schreitet dieses Büchlein zur Tat und geht mit gutem Beispiel voran.“

 

Radek Knapp (Warschau, 3 augustus 1964)

 

De Duitse dichter Mirko Wenig werd geboren op 3 augustus 1977 in Gera. Zie ook alle tags voor Mirko Wenig op dit blog.

 

Ik, single, bewoonbaar

Aan mijn armen ontspruit
Een hek, een huis, een tuin.

Dit is mijn woonplaats
in de winter. Mijn rug is de bank,
linksonder, de kleine teen, een oven.
Roetzwart vreet zich het huis
in het hemd. ik hou me stevig vast

om niet voorover te vallen
waar de adem slecht ruikt. De sigaar
zendt rooksignalen. Hallo,
is er iemand, hier ben ik thuis.
Kom maar, ik lig
op mijn buik.

Dit hier
is een wollen deken.
Dit hier
is mijn adres.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mirko Wenig (Gera, 3 augustus 1977)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e augustus ook mijn blog van 3 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 3 augustus 2016 en mijn blog van 3 augustus 2015 en eveneens van 3 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

James Baldwin, Conrad Aiken

De Amerikaanse schrijver James Baldwin werd op 2 augustus 1924 in Harlem, New York, geboren. Zie ook alle tags voor James Baldwin op dit blog.

Uit: The Cross Of Redemption

“My quarrel with the English language has been that the language reflected none of my experience. But now I began to see the matter in quite another way. If the language was not my own, it might be the fault of the language; but it might also be my fault. Perhaps the language was not my own because I had never attempted to use it, had only learned to imitate it. If this were so, then it might be made to bear the burden of my experience if I could find the stamina to challenge it, and me, to such a test.
In support of this possibility, I had two mighty witnesses: my black ancestors, who evolved the sorrow songs, the blues, and jazz, and created an entirely new idiom in an overwhelmingly hostile place; and Shakespeare, who was the last bawdy writer in the English language. What I began to see — especially since, as I say, I was living and speaking in French — is that it is experience which shapes a language; and it is language which controls an experience. The structure of the French language told me something of the French experience, and also something of the French expectations — which were certainly not the American expectations, since the French daily and hourly said things
which the Americans could not say at all. (Not even in French.) Similarly, the language with which I had grown up had certainly not been the King’s English. An immense experience had forged this language; it had been (and remains) one of the tools of a people’s survival, and it revealed expectations which no white American could easily entertain. The authority of this language was in its candor, its irony, its density, and its beat: this was the authority of the language which produced me, and it was also the authority of Shakespeare.
Again, I was listening very hard to jazz and hoping, one day, to translate it into language, and Shakespeare’s bawdiness became very important to me, since bawdiness was one of the elements of jazz and revealed a tremendous, loving, and realistic respect for the body, and that ineffable force which the body contains, which Americans have mostly lost, which I had experienced only among Negroes, and of which I had then been taught to be ashamed.
My relationship, then, to the language of Shakespeare revealed itself as nothing less than my relationship to myself and my past. Under this light, this revelation, both myself and my past began slowly to open, perhaps the way a flower opens at morning, but more probably the way an atrophied muscle begins to function, or frozen fingers to thaw.”

 

James Baldwin (2 augustus 1924 – 1 december 1987)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

Lieveling, laten we nogmaals de regen prijzen

Lieveling, laten we nogmaals de regen prijzen.
Laten we een nieuw alfabet ontdekken,
Voor dit, wat zo vaak geprezen werd; en onszelf zijn,
De regen, de vogelmuur en het klisblad,
De groen-witte ligusterbloem, de gevlekte steen,
En alles wat de regen verwelkomt ; de mus ook, –
Die vanuit zijn afzondering met een scherp oog toekijkt,
Onder de iepentak, tot de regen voorbij is.
Er is een wielewaal die, ondersteboven,
Aan zijn nest hangt en zwaait met een oranje vleugel, –

Onder een boom zo dood en stil als lood;
Er is een enkel blad, in heel deze hemel
Van bladeren, die de regen van zijn twijg heeft losgemaakt:
De stengel breekt en hij valt, maar hij wordt opgevangen
Op een zusterblad, en zo hangt ze;
Er is een eikelnapje, naast een paddenstoel
Die drie druppels van de laag hangende wolk opvangt.
De schuchtere bij gaat terug naar de korf; de vlieg
Onder het brede blad van de stokroos
Hangt flauw van de kou; de regendonkere slak

Onderzoekt de natte wereld vanaf een waterige steen…
En nog steeds fluisteren de lettergrepen uit water:
Het wolkenrad draait langzaam: terwijl we wachten
In de donkere kamer; en in je hart vind ik
Een zilveren regendruppel, – op een meidoornblad, –
Orion in een spinnenweb, en de wereld.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e augustus ook mijn blog van 2 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 2 augustus 2018 en ook mijn blog van 2 augustus 2017 en ook mijn blog van 2 augustus 2011 deel 2.

Gerrit Krol, Thomas Rosenlöcher

De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol werd geboren op 1 augustus 1943 in Groningen. Zie ook alle tags voor Gerrit Krol op dit blog.

 

Athletiek

Junior heeft gelopen.
Hij wordt opgevangen
en tot stilstand gebracht;
het voordeel in zijn rug
bekeken en gemeten
de lengte van zijn schoen,
de druppel aan zijn neus
afgenomen, doorgegeven;
het voordeel in zijn rug,
de thermometerstand
vermenigvuldigd met
de luchtweerstand,
uitgerekend: Junior
heeft gelopen – hoera –
harder dan in Rome
vier jaar terug,
het record is gebroken!
En van de tribune komt kaal,
oud en fier – hoera –
de legendarische Huizinga
die voor de Eerste Wereldoorlog
het tweemaal heeft opgenomen
tegen een paard – om Junior
de hand te schudden.

 

Landschap

Ik ben na jaren terug,
op een gewone dag; het pad
leidt langs de kant
van russen en laagveen
naar waar de molen staat
van ijzer en manshoog;
zijn draaipot is vernield.

Het veen is omgekeerd,
de heide uitgebrand
van vuursteen; in de kuilen
ligt papier, de kuil
waar ik voorover lag
op een grijze morgen,
die kuil was hier.

 

Kleine oorlog

De illegalen zijn weer gevaarlijk
met hun fluitkoord om de hals.

Zij zeggen: als de sneeuw vuil is,
waarmee zal het worden gereinigd?

Dat is ons parool. En nog meer.
Want wie geen parool heeft is gek.

Zij werpen brandende lucifers
op een burger zijn kleren.

Zo een vrouw in de Spuistraat:
zij wordt met 1 schot neergelegd.

Afgelegd en de borsten gewreven,
of het niets is, met jongensgenade.

Dan komt het comitee te paard
om te zien of het is beëindigd.

 

Gerrit Krol (1 augustus 1934 – 24 november 2013)

 

De Duitse dichter en schrijver Thomas Rosenlöcher werd geboren op 29 juli 1947 in Dresden. Zie ook alle tags voor Thomas Rosenlöcher op dit blog.

 

De stille grond

Van heel hoog boven, als uitgegoten,
maar zich stil losmakend, viel
rechts links de heuvel af een klein juichend geluk
als een hemelgordijn omlaag. Kortom, het sneeuwde,
zeilend door de lucht, tot op de grond.
Dat het takje van elke tak, beladen met sneeuw,
een ander, wit gevederd, kruiste,
en ik door een steeds grotere wirwar liep.
De brug sliep al lang onder de boog van de brug.
Slechts tot zichzelf nog sprak de beek,
als buikspreker. En zelfs als mijn sjokken
me trouw over de weg zigzaggend volgde,
bleef onbegrijpelijk dat ooit mijn voet
op een dag in het wit voor mij zou kunnen stappen.
Vooral omdat het profiel van de zool
de voetafdruk van elk moment onder zich begroef.
Zo leefde ik. Niemand kwam me tegemoet.
Zelfs mijn vader niet, veel te lang al dood.
Nog slechts een bundel botten in de grond.
Dat het me nu toch gelukt was,
om hem te vergeten want ik liep en liep,
niet wetende dat ik al lang net zoals hij
mijn armen achter mij gekruist hield terwijl ik liep.
En dat door alle vorst en sneeuw
mijn baard en haar wit geworden waren,
alsof hij mij in mijzelf tegemoet kwam
en niemand stierf. Krankzinnig gestuif
diagonaal over de weg. Onder mij in het ijs
van zeer grote bellen, de snelle pulsatie.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Rosenlöcher (Dresden, 29 juli 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e augustus ook mijn blog van 1 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 1 augustus 2019 en ook mijn blog van 1 augustus 2017 en ook mijn blog van 1 augustus 2011 deel 3.

Elisabeth Büchle, Lucille Clifton

De Duitse schrijfster Elisabeth Büchle werd geboren op 26 juni 1969 in Trossingen, Baden-Württemberg. Zie ook alle tags voor Elisabeth Büchle op dit blog.

Uit: Mehr als nur ein Traum

„Fabienne Chevalier warf zum wiederholten Mal einen Blick in den Rückspiegel. Ein Wagen folgte ihr, wie an den kreisrunden Schein-werfern unschwer erkennbar war. Das war ungewöhnlich. Vor allem zu dieser nächtlichen Stunde. Erschöpft strich sie sich den Schweiß von der Stirn. Ihr Gesicht war für ihre 48 Jahre erstaunlich faltenfrei, dafür hob sich die Narbe auf ihrer Wange umso deutlicher hervor.Schwüle Hitze beherrschte die Nacht. Ein weißer Mond stand fast perfekt rund am Firmament und tauchte die Landschaft in ein blaues Licht. Der Mississippi wälzte sich brodelnd unter der alten Holzbrücke hindurch. Fabienne lenkte ihr Automobil vorsichtig über die knarrenden Holzbretter, kurz darauf rumpelte sie über die Schienen, die in Richtung des Holzfällerlagers und des Sägewerks führten.In dem von Schwarzen bewohnten Dorf brannte kein Licht. Friedli-che Stille lag über den einfachen Hütten und Anbauten. Trotz des lauten Motors hörte Fabienne eine Kuh in ihrem Verschlag brüllen, untermalt vom endlosen, schrillen Zirpen der Grillen.Die Schlaglöcher in der nicht befestigten Straße zwangen sie, langsa-mer zu fahren. Hinter ihr kamen die Autoscheinwerfer näher. Sie ver-ließ die Ansammlung der heruntergekommenen Hütten und drückte das Gaspedal durch. Das Land war durchzogen von Bodenwellen, über die die schnurgerade Piste hinwegführte. Links und rechts erhoben sich dunkle Baumriesen und ließen das Mondlicht nur sporadisch durch.Schließlich erreichte Fabienne ihr Ziel. Sie hielt am Straßenrand, stellte den Motor ab und schaute erneut in den Innenspiegel. Das Fahr-zeug, das ihr folgte, hatte ebenfalls nicht im Dorf angehalten. Soeben verschwanden seine Scheinwerfer in einer Senke und tauchten gleich darauf auf dem Hügelkamm wieder auf. Das flaue Gefühl in ihrer Ma-gengegend nahm zu. Mühsam kurbelte sie das Fenster hoch, griff nach ihrer Handtasche und stieg aus.
6Der Pick-up hielt auf der gegenüberliegenden Straßenseite. Über die Melodie der Grillen und das laute Knattern des Motors hinweg hörte sie, wie ratschend die Handbremse festgestellt wurde. Der Fahrer verließ seinen Wagen. Er ließ den Motor laufen, und die Scheinwerfer beleuch-teten die sandige Piste bis zur nächsten Bodenwelle.Der schwarze Schatten, der auf Fabienne zukam, ging leicht gebeugt, als wolle er etwas verbergen. Der Mann trat ins Mondlicht und Fabienne atmete erleichtert auf. „Sie sind es“, sagte sie und lächelte. „Kann ich etwas für Sie tun?“„Ja. Sterben Sie.“Fabienne taumelte unwillkürlich einen Schritt zurück. Sie tastete nach der offen stehenden Fahrertür. In den sonst so freundlichen Augen des Mannes lag ein gefährliches Glitzern. Erst jetzt bemerkte sie, dass er eine Schusswaffe in der Hand hielt.„Was …?“Sie kam nicht mehr dazu, den Satz zu Ende zu bringen. Die Pistole spuckte Feuer, brachte Lärm, Schmerz und Tod.”

 

Elisabeth Büchle (Trossingen, 26 juni 1969)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

 

Adam denkt

zij
gestolen uit mijn gebeente
is het een wonder
dat ik wanhopig verlang om
terug naar binnen te kruipen
om rib en klei opnieuw te verbinden
en weer heel zijn
er is een drang in mij
die worstelt om brullend door mijn mond
een naam te worden
deze schepping is zo fel
dat ik liever was geboren

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e juni ook mijn blog van 26 juni 2020 en eveneens mijn blog van 26 juni 2019 en ook mijn blog van 26 juni 2018 en ook mijn blog van 26 juni 2017 en eveneens mijn blog van 26 juni 2016 deel 2.

Johann Wolfgang von Goethe, Maria Barnas, A. Moonen, C. J. Kelk, Frederick Kesner, Rita Dove, John Betjeman, Elmar Schenkel, Harro Harring

De Duitse dichter en schrijver Johann Wolfgang von Goethe werd geboren op 28 augustus 1749 in Frankfurt am Main. Zie ook alle tags voor Johann Wolfgang von Goethe op dit blog.

 

Uit: Faust I

DER HERR:
Hast du mir weiter nichts zu sagen?
Kommst du nur immer anzuklagen?
Ist auf der Erde ewig dir nichts recht?
Mephistopheles:
Nein Herr! ich find es dort, wie immer, herzlich schlecht.
Die Menschen dauern mich in ihren Jammertagen,
Ich mag sogar die armen selbst nicht plagen.
DER HERR:
Kennst du den Faust?
MEPHISTOTELES:
Den Doktor?
DER HERR:
Meinen Knecht!
MEPHISTOTELES:
Fürwahr! er dient Euch auf besondre Weise.
Nicht irdisch ist des Toren Trank noch Speise.
Ihn treibt die Gärung in die Ferne,
Er ist sich seiner Tollheit halb bewußt;
Vom Himmel fordert er die schönsten Sterne
Und von der Erde jede höchste Lust,
Und alle Näh und alle Ferne
Befriedigt nicht die tiefbewegte Brust.
DER HERR:
Wenn er mir auch nur verworren dient,
So werd ich ihn bald in die Klarheit führen.
Weiß doch der Gärtner, wenn das Bäumchen grünt,
Das Blüt und Frucht die künft’gen Jahre zieren.
MEPHISTOTELES:
Was wettet Ihr? den sollt Ihr noch verlieren!
Wenn Ihr mir die Erlaubnis gebt,
Ihn meine Straße sacht zu führen.
DER HERR:
Solang er auf der Erde lebt,
So lange sei dir’s nicht verboten,
Es irrt der Mensch so lang er strebt.
MEPHISTOTELES:
Da dank ich Euch; denn mit den Toten
Hab ich mich niemals gern befangen.
Am meisten lieb ich mir die vollen, frischen Wangen.
Für einem Leichnam bin ich nicht zu Haus;
Mir geht es wie der Katze mit der Maus.
DER HERR:
Nun gut, es sei dir überlassen!
Zieh diesen Geist von seinem Urquell ab,
Und führ ihn, kannst du ihn erfassen,
Auf deinem Wege mit herab,
Und steh beschämt, wenn du bekennen mußt:
Ein guter Mensch, in seinem dunklen Drange,
Ist sich des rechten Weges wohl bewußt

 

 
Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832)
Faust und Mephisto im Kerker door Joseph Fay, 1848

 

De Nederlandse schrijfster, dichter en beeldend kunstenaar Maria Barnas werd geboren in Hoorn op 28 augustus 1973. Zie ook alle tags voor Maria Barnas op dit blog.

 

Het regent op het Frederiksplein

Ze staat aan de rand van wat er staat
te gebeuren en omringende bomen verstarren

rechtop. Ze vouwt beloften aan anderen
op en spuugt twee woorden in het resolute

witte water. Een hond springt
over de rand als het begint

te regenen in de fontein.
Liefde had ermee te maken

maar het is alleen de taal die neigt.
En neigen blijft.

Fonteinen maken vergelijkbare gebaren
en de hond schudt zich nog uit zijn vacht

als dit zo door blijft gaan. Haar hand aarzelt
en waar haar woorden het water raken

beginnen twee honden te dagen.
Een zonder vacht de ander zonder hart.

 

Er staat een stad op

Vanaf de hoogste verdieping de stad in.
Beneden razen de straten van Buenos Aires.

De stad waar alles goed komt.

Ze nemen je mee in hoeken
van negentig graden. Maar het waait hier

schaduwen en het wentelt kiezelstenen
gebouwen. Er is er één

met een hart van geschaafde rode steen.

En om niet te zien hoe een hart zich uitstort
ga je naar beneden. Hou je schaduw bij je.

De rode zoom langs je hals mondt uit
in een rode rivier. Denk waterval.

Watervallen.

De klep van een piano slaat een huis stevig dicht.
Mept een gebouw tegen de muur.

In de lift struikel je over de drempel uit een zeker huis.
Een plafond van sterren stijgt.

Zo storten twintig verdiepingen. Languit.
Er staat een stad op.

 

 
Maria Barnas (Hoorn, 28 augustus 1973)

 

De Nederlandse schrijver A. Moonen, (spreek uit: ‘a-punt-moonen’) werd geboren in Rotterdam op 28 augustus 1937. Zie ook alle tags voor A. Moonen op dit blog.

Uit: Eigen weg

“Voor verdere natuurbeschrijvingen sleept u maar enkele muffe streekromans onder uw keurige nest vandaan.
In de verdere loop der dag zal de serene stilte wel overstemd worden door bovenal een zwarte groeperingskliek met vetspekkig overzees oerwouddialect, vermoedelijk afkomstig uit Senegal en omstreken, een niet door mij thuis te brengen kreetlachtaaltje door voornamelijk manspersonen, soms begeleid via geboor en gehamer hunnerwege of andere buurtbevuilers, waar ik tijdens ‘genezingsproces’ de ganse zomer nogal nerveus – tegen overspanning aan – door raakte en slechts een ondernomen fietstocht bij schaars zonnig weertype afweer aan kon bewerkstelligen.
Ik fietste er een halfuurtje over om Kralingen te bereiken. Mij ontbloot te presenteren op toegestaan naaktrecreatiegedeelte der Kralingse plas begint zowaar een liefhebberij te worden. Rond een uur of halftwaalf op een eindelijk eens zonnige zondag bleek ’t nog vrij rustig, en waar ik mij bevond, zittend op een bankje met vóór mij een strook nat strandzand en in de verte enkele zeilscheepjes over wijdse plas varend, ontdaan mijner kleren, was ik de enige naturist. Mijn vreugdebron zwol geleidelijk aan tot volle stramme wasdom, bewoog brutaal van plezier met vurige, flinke kop. De stille omgeving leek speciaal voor mijn persoon ontworpen. Ge zou er zo een bordje eigen weg plaatsen. Soms werd de zon overwolkt. Bespiedde iemand mij links in het struikgewas? Teleurgesteld soms dat ik geen elfjarige ruige knaap betrof? Toch bleef ik niet langer dan een halfuur, kleedde mij weer aan en ondernam een fietstocht door het bos. Snoof de geur van lover en moeder aarde op.
Een week eerder had ik op het naaktgrasstrandje gelegen, bracht het zelfs zover dat een Marokkaan van middelbare leeftijd, zelf aangekleed zijnde, me nabijgekomen begon te aanschouwen. Net als bij mijn nog in z’n vaderland verblijvende vaste partner scheen m’n witte lichaam prikkelend op hem te werken, al waren er verderop tevens platte damesreten plus bungelende uiers te zien. Er volgde rap een afspraak ter samenvoeging in het bos. Hij popelde van ongeduld, leek me publiekelijk reeds te willen bespringen. Terwijl ik mij rustig begon aan te kleden, zag ik hem naast zijn fiets staan wachten op rijwielpad met achter hem zondaggangers over voetgangersgedeelte lopend, zich vergapend aan onverhoeds en door veler verrassing toegestane blootlijvigheid der geringe schaamtelozen in hun ogen waarschijnlijk. Een groepje jeugdige Marokkanen lachte mij samenzwerend toe; het afspraakje was hen op korte afstand van het nog overleggende duo niet ontgaan. Het tweetal zocht fietsend ’t bos af voor een geschikte plek. Fietsen tegen een boom.”

 


A. Moonen (28 augustus 1937 – 24 januari 2007)
Cover

 

De Nederlandse dichter, schrijver, letterkundige en literatuurcriticus Cornelis Jan (Cees) Kelk werd geboren in Amsterdam op 28 augustus 1901. Zie ook alle tags voor C. J. Kelk op dit blog.

 

Diana

In ’t najaar aangeland en zelf tot herfst geworden
vol spinnewebben, vocht en rottend loof,
ontwaar ‘k eerst nu de ondoorwaadbre kloof,
die mij gescheiden hield van Diana’s naakte horden.

De pijlen, die zij op zoo menig hert verschoten
snorden mijn levenlooze droom voorbij.
Hier kruipt een siepelend vocht door de vallei
en ginds aan d’overzij hoor ik ’t trappelen van de pooten.

Zij vluchten in het woud, maar worden toch gevangen
en vrouwen drukken ze aan haar boezems rijk.
Straks staan hun koppen op een disch te prijk,
waar zwoele monden hun de bouten prangen.

O zoo geschoten zijn, gejaagd en overwonnen,
o zoo te sterven aan het druppelende bloed,
maar toch ééns lust te zijn, verzadiging en gloed,
hoe snel ook al het vloeiende is geronnen!

Diana spant haar boog, haar benden volgen,
de herten tuimelen en het woud weerschalt!
Wanneer de nacht van blad en regen valt,
is reeds de buit gebraden en verzwolgen.

Die toch zijn hert geweest met trillende geweien
zonder ontkomen aan het mannelijke lot.
Getroff’nen van ’t godinnelijke schot
bleef niets hun over dan zich nedervlijen.

Nu zelf een herfst, in ’t najaar aangeland
vol spinnewebben, vocht en rottend loover,
doorschouw ik pas de onvervangbre toover
van ’t goddelijk jachtbedrijf aan de overkant.

 


C. J. Kelk (28 augustus 1901 – 25 december 1981)
Hier op het boekenbal in 1964

 

De Australische dichter Frederick Kesner III werd geboren op 28 augustus 1967 in Manilla op de Filippijnen Zie ook alle tags voor Frederick Kesner op dit blog.

 

To Write

often it is the only
etched thing
between you and
improbability.
no stink kicked up,
no feigning love,
no affluence
can
hatch it.

 

One Child

Child of the outside
on the inside
one foot out
one foot in
never belonging
never apart

Child of the inside
on the outside
one foot in
one foot out
never apart
never belonging

Child of both sides
on neither side
both feet out
both feet in
never apart
never a part

Heart & soul divided
Mind & hands confused
Ears & nose demanding
Eyes & tongue confiding
Child of both
Child of none

 

 
Frederick Kesner (Manilla, 28 augustus 1967)
Manilla

 

De Amerikaanse schrijfster en dichteres Rita Frances Dove werd geboren op 28 augustus 1952 in Akron, Ohio. Zie ook alle tags voor Rita Dove op dit blog.

 

The Canefields

There is a parrot imitating spring
in the palace, its feathers parsley green.
Out of the swamp the cane appears
to haunt us, and we cut it down. El General
searches for a word; he is all the world
there is. Like a parrot imitating spring,
we lie down screaming as rain punches through
and we come up green. We cannot speak an R—
out of the swamp, the cane appears
and then the mountain we call in whispers Katalina.
The children gnaw their teeth to arrowheads.
There is a parrot imitating spring.
El General has found his word: perejil.
Who says it, lives. He laughs, teeth shining
out of the swamp. The cane appears
in our dreams, lashed by wind and streaming.
And we lie down. For every drop of blood
there is a parrot imitating spring.
Out of the swamp the cane appears

 

November For Beginners

Snow would be the easy
way out—that softening
sky like a sigh of relief
at finally being allowed
to yield. No dice.
We stack twigs for burning
in glistening patches
but the rain won’t give.

So we wait, breeding
mood, making music
of decline. We sit down
in the smell of the past
and rise in a light
that is already leaving.
We ache in secret,
memorizing

a gloomy line
or two of German.
When spring comes
we promise to act
the fool. Pour,
rain! Sail, wind,
with your cargo of zithers!

 


Rita Dove (Akron, 28 augustus 1952)

 

De Engelse dichter en literatuurcriticus Sir John Betjeman werd geboren in Londen op 28 augustus 1906. Zie ook alle tags voor John Betjeman op dit blog.

 

How To Get On In Society

Phone for the fish knives, Norman
As cook is a little unnerved;
You kiddies have crumpled the serviettes
And I must have things daintily served.

Are the requisites all in the toilet?
The frills round the cutlets can wait
Till the girl has replenished the cruets
And switched on the logs in the grate.

It’s ever so close in the lounge dear,
But the vestibule’s comfy for tea
And Howard is riding on horseback
So do come and take some with me

Now here is a fork for your pastries
And do use the couch for your feet;
I know that I wanted to ask you-
Is trifle sufficient for sweet?

Milk and then just as it comes dear?
I’m afraid the preserve’s full of stones;
Beg pardon, I’m soiling the doileys
With afternoon tea-cakes and scones.

 

Business Girls

From the geyser ventilators
Autumn winds are blowing down
On a thousand business women
Having baths in Camden Town

Waste pipes chuckle into runnels,
Steam’s escaping here and there,
Morning trains through Camden cutting
Shake the Crescent and the Square.

Early nip of changeful autumn,
Dahlias glimpsed through garden doors,
At the back precarious bathrooms
Jutting out from upper floors;

And behind their frail partitions
Business women lie and soak,
Seeing through the draughty skylight
Flying clouds and railway smoke.

Rest you there, poor unbelov’d ones,
Lap your loneliness in heat.
All too soon the tiny breakfast,
Trolley-bus and windy street!

 

 
John Betjeman (28 augustus 1906 – 19 mei 1984)
Portret door Grahame Laver, 2003

 

De Duitse schrijver en vertaler Elmar Schenkel werd geboren in Hovestadt (Westfalen) op 28 augustus 1953. Zie ook alle tags voor Elmar Schenkel op dit blog.

Uit: Geisterzüge

„Auch die Gespenster sind nicht mehr das, was sie einmal waren oder vorgaben zu sein: neblige Gespinste, die aus der dunklen Nacht auftauchen oder ein kühler Hauch Jenseits in einer warmen Finsternis.
Die Ungeheuer, mögen sie auch dank special effects in den Kinos noch tier- oder menschenförmig weiterleben, haben längst ganz neue Gestalt angenommen: in technischen Großkatastrophen, im Börsenkrach oder als Terrorsysteme.
Die Gespenster (nicht die Mystik, wie Musil es sich wünschte) sind taghell geworden, je weiter die Technik voranschreitet und je mehr die analoge Welt von einer digitalen abgelöst wird. Das Flimmern, die unerklärliche Verdoppelung von Symbolen auf dem Bildschirm, der Computer, der sich nicht mehr ausschalten, das elektronische Wagenfenster, das sich nicht mehr per Hand öffnen lässt, sind nur die geringsten Beispiele einer Technik, die sich als eine Parallelwelt zu der unsrigen entwickelt hat und zu der wir nur mittels Helfer und Magier, die wir Spezialisten nennen, noch Zugang haben. Selbst Kfz-Mechaniker sind inzwischen auf sie angewiesen. Wenn Technik zurückschlägt, so nur auf eigenartig zufällige Weise, wie es einem Despoten entspricht.
Ernst Bloch hat einmal geschrieben, dass nicht die Aufklärung die Gespenster und den Aberglauben vertrieben habe, sondern schlicht und einfach das elektrische Licht: „Die Glühbirne im schattenarm gewordenen Zimmer hat die Anfechtungen des Nachtgrauens weit gründlicher geheilt als etwa Voltaire.“ Er hat recht, wenn er die alten Gespenster damit meint, jene lichtscheuen Gestalten aus den Dämmerungszonen der Welt und des Bewusstseins. Und doch hat Technik schon im Zeitalter der ersten industriellen Revolution es nicht vermocht, uns die Gespenster auszutreiben. Vielmehr haben diese es verstanden, sich in die neuesten Errungenschaften der Zeit einzunisten und sie sozusagen von innen her aufzulösen mit der Botschaft: ihr wisst nicht, wohin euch diese Maschinen tragen werden, keiner von euch weiß, in welche Richtung der Fortschritt geht. Auch Bloch gesteht schließlich ein, dass nach dem kostümierten Spuk der Vergangenheit uns noch weiterer und echter Spuk ins Haus steht in einer Welt, „deren Technik das Urböse geradezu ungeahnt elektrifiziert hat.“
Nirgendwo ist der Zweifel am Fortschritt sinnfälliger geworden als bei jener technischen Errungenschaft, die in ihren Auswirkungen noch am ehesten mit unserer digitalen Revolution vergleichbar ist.“

 


Elmar Schenkel (Hovestadt, 28 augustus 1953)

 

De Duitse dichter, schilder en revolutionair Harro Paul Harring werd geboren op 28 augustus 1798 op de Ibenshof in Wobbenbüll in Noord-Friesland. Zie ook alle tags voor Harro Harring op dit blog.

 

Der Bundestag

In Frankfurt, da sitzt der deutsche Bund
Und macht Verbote auf Verbote kund!

Das wird dem deutschen Bund recht schwer –
Denn er findet gar wenig zu verbieten mehr.

Drum stöbert er emsig in jedem Mist,
Wenn nur irgend was drin zu verbieten ist.

Und nächstens wird er mächtig schrei’n:
Es darf in den Straßen kein Pflaster sein!

Denn so lang’ das Volk auf’m Pflaster geht;
Eine Waff’ ihm noch zu Gebote steht.

Ein gefährlich’ Ding; – so’n Pflasterstein!
Drum muß das Pflaster verboten sein!

Der Bundestag fürchtet sich sehr vor’m Tod,
Drum arbeitet er – an dem Pflaster-Verbot.

 

 
Harro Harring (28 augustus 1798 – 15 mei 1870)
Portret door Hermann Wilhelm Bissen, 1820

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e augustus ook mijn blog van 28 augustus 2016 deel 2.

Charles Busch, Curtis Sittenfeld, Koos Dijksterhuis, Albert Alberts, Ilija Trojanow, Willy Russell, Gustav Ernst, Ephraïm Kishon, William Henley

De Amerikaanse schrijver en acteur Charles Busch werd geboren op 23 augustus 1954 in New York. Zie ook alle tags voor Charles Busch op dit blog.

Uit: Outrageous! Monologues and the Odd Scene

“CHARLES. You know, I wonder if this whole thing started when I was browsing at the Drama Book Shop and saw that several of my colleagues had anthologies of their monologues, and suddenly my eyes narrowed into an envious squint, and I thought, “Hey, why not me?” But maybe it was earlier when I received an email from a young girl in Austin, Texas, who wanted me to know that she had performed a monologue from one of my plays in competition material. Well, you know something?
She won! I think it was a monologue from Vampire Lesbians of Sodom.
She didn’t say which monologue, but there are several really juicy ones in that play. That got me thinking that maybe I could make it easier for people who are looking for audition material or competition pieces by compiling all the monologues from my plays into one book. I also think you can read this tome without an angle of looking for fresh material. Just have yourself a good laugh. That’s important nowadays. And so for good measure, I threw in some of my favorite two-person scenes from my vast oeuvre.
I’ve always been mad for the convention of the big speech in plays. I love giving actors and often one particular actor, ME, an opportunity for a tour de force moment. I think of these speeches as arias. I remember when we were in rehearsals for The Tale of the Allergist’s Wife, the great Linda Lavin, who created the role of Marjorie Taub, had big speeches dotted throughout the latter part of the play. However, she didn’t really get a chance to take stage until the end of the first act. Linda is a playwright’s dream, for she has unlimited resources of both intense emotion and comic invention. A number of years earlier, Linda had played Madame Rose in Gypsyon Broadway. I told Linda she needed the equivalent in our show to Rose’s first big number, “Some People.” Therefore, I wrote the speech that I’ve included in this anthology where Marjorie goes ballistic when her aged mother suggests she should do some volunteer work. It established the character as an extravagantly verbal, emotionally volatile woman and made the audience look forward to her next rant.”

 

 
Charles Busch (New York, 23 augustus 1954)
Cover

 

De Amerikaanse schrijfster Elizabeth Curtis Sittenfeld werd geboren op 23 augustus 1975 in Cincinnati, Ohio.Zie ook alle tags voor Curtis Sittenfeld op dit blog.

Uit: You Think It, I’ll Say It

“The understanding is that, after Casey’s iPhone alarm goes off at 6:15 a.m., Kirsten wakes the boys, nudges them to get dressed, and herds them downstairs, all while Casey is showering. The four of them eat breakfast as a family, deal with teeth-brushing and backpacks, and Casey, who is the principal of the middle school in the same district as the elementary school Jack and Ian attend, drives the boys to drop-off. Kirsten then takes her shower in the newly quiet house before leaving for work.
The reality is that, at 6:17, as soon as Casey shuts the bathroom door, Kirsten grabs her own iPhone from her nightstand and looks at Lucy Headrick’s Twitter feed. Clearly, Kirsten is not alone: Lucy has 3.1 million followers. (She follows a mere five hundred and thirty-three accounts, many of which belong to fellow-celebrities.) Almost all of Lucy’s vast social-media empire, which of course is an extension of her life-style-brand empire (whatever the fuck a life-style brand is), drives Kirsten crazy. Its content is fake and pandering and boring and repetitive—how many times will Lucy post variations on the same recipe for buttermilk biscuits?—and Kirsten devours all of it, every day: Facebook and Instagram, Tumblr and Pinterest, the blog, the vlog, the TV show. Every night, Kirsten swears that she won’t devote another minute to Lucy, and every day she squanders hours. The reason that things go wrong so early in the morning, she has realized, is this: she’s pretty sure Twitter is the only place where real, actual Lucy is posting, Lucy whom Kirsten once knew. Lucy has insomnia, and, while all the other posts on all the other sites might be written by Lucy’s minions, Kirsten is certain that it was Lucy herself who, at 1:22 a.m., wrote, “Watching Splash on cable, oops I forgot to name one of my daughters Madison!” Or, at 3:14 a.m., accompanied by a photo of an organic candy bar: “Hmm could habit of eating chocolate in middle of night be part of reason I can’t sleep LOL!”

 


Curtis Sittenfeld (Cincinnati, 23 augustus 1975)

 

De Nederlandse schrijver, journalist en dichter Koos Dijksterhuis werd geboren op 23 augustus 1962 in Amersfoort. Zie ook alle tags voor Koos Dijksterhuis op dit blog.

 

Meeroken is ongezond

Toen ik er een had opgestoken
Dacht ik bij de eerste trek:
Het is toch eigenlijk te gek
Om allen mee te laten roken

Dat gaat maar met mijn rookwaar aan de haal
Die pakjes kosten mij een kapitaal!

 

Speedy

Het rijmen viel die dag bepaald niet mee
mij was gevraagd een kort sonnet te schrijven
ik leek uit pure faalangst te verstijven
en rende af en aan naar de w.c.

Gehurkt ontsnapte mij een schietgebed
en zie: opeens had ik een speedsonnet

 

Kippig

Het pluimvee is met zorg gepluimd
en scharrelt nooit spontaan de mest in
toch broedt de fokker, piekert, duimt
want heeft zo’n hoenderhuisarrest zin?

Al zijn de kippen opgeruimd
in Barneveld heeft men de pest in

 

 
Koos Dijksterhuis (Amersfoort, 23 augustus 1962)

 

De Nederlandse schrijver en vertaler Albert Alberts werd op 23 augustus 1911 in Haarlem geboren. Zie ook alle tags voor Albert Alberts op dit blog.

Uit: Namen noemen / Het mooiste eiland van de wereld

“Ze lagen eigenlijk in de dossierkasten, die niet al te vaak werden opengemaakt. Waarom niet?
In de eerste plaats voelde het Bestuur er niet veel voor. Er zouden gronden moeten worden onteigend en er zou werkvolk moeten worden gevonden en beide maatregelen werden aangevoeld als een inbreuk op de vrijheid der bevolking. Bovendien waren de betrokken wedana’s van mening, dat het nut van Madoera’s reboisatie voor de lager gelegen landbouwgronden problematisch was. Zoals de zaken stonden viel tijdens iedere natte moesson het regenwater langs de kale kalkachtige heuvels en verdween in spleten om ondergronds keurige natuurlijke reservoirs te vormen, die in de droge tijd het nodige bevloeiingswater konden leveren. Het was vooral dit argument, dat het Bestuur in staat stelde de reboisatieboot jarenlang af te houden door in de letterlijke zin van het woord Gods water over Gods Madoerese akkers te laten lopen.
Gelukkig kon worden gezegd dat deze gang, of liever deze stilstand van zaken, de pret van de opperhoutvester van Madoera niet drukte. En dat was maar goed ook, want de gemeenschap van het eiland zou daaraan bepaald wat hebben gemist. De opperhoutvester Mijers was namelijk een bijzonder opgeruimd mens. Hij kon bovendien zijn ambtsbedrijf naar hartelust uitoefenen op het zestig mijl ten oosten van Madoera gelegen eiland Kangean. Daar stonden wel bomen. Hele bossen. De opperhoutvester werkte daar tot volle tevredenheid van zichzelf en waarschijnlijk ook wel van alle anderen, maar toch zat hier een haartje in de boter. En dat zat zo:
De opperhoutvester van Kangean-Madoera – om de man zijn volle titel te geven – had zijn standplaats op Pamekasan, de hoofdplaats van de bosloze residentie Madoera, en zijn werkelijke ressort, Kangean, lag in het regentschap Soemenep, waartoe laatstgenoemd eiland behoorde. De heer Mijers ging daar vrijwel iedere maand een week of tien dagen naar toe en het Soemenepse Bestuur, dat wil zeggen de regent, de assistent-resident, de patih en de aspirant-controleur, kwamen er hooguit driemaal per jaar. Het was dus een vaststaand feit, dat de opperhoutvester meer van de dagelijkse gang van zaken op Kangean meemaakte dan het desbetreffende Bestuur, dat zijn berichten over het wel en wee op het eiland kreeg van de wedana van Kangean, die hoogstens eenmaal per maand naar het hoofdeiland kwam. En het Bestuur vond dit alles niet helemaal plezierig, vooral niet wanneer deze situatie praktische gevolgen had. En die had ze.”

 

 
Albert Alberts (23 augustus 1911 – 16 december 1995)
Cover biografie

 

De Duitse schrijver en uitgever Ilija Trojanow werd geboren in Sofia, Bulgarije, op 23 augustus 1965. Zie ook alle tags voor Ilija Trojanow op dit blog.

Uit: Der Weltensammler

„Auf dem Schiff hatte er genug Hindustani aufgelesen, um sich grob zu orientieren, um sich vor den Einheimischen nicht lächerlich zu machen, und das war mehr – wie er zu seinem Erstaunen festgestellt hatte –, als selbst jene Offiziere vermochten, die vom Hind seit längerem gezeichnet waren. Einer von ihnen redete ausschließlich im Imperativ; ein anderer benutzte stets die weibliche Konjugation – alle wußten, er plapperte seine einheimische Geliebte nach. Ein Schotte hatte keinen einzigen seiner Zungenschläge anpassen können, so daß ihn seine Landsleute nur mühsam und die Einheimischen überhaupt nicht verstanden. Versuchte er sich am Hindustani, antworteten sie höflich und bedauernd, sie verstünden leider kein Englisch, der Saheb möge sich einen Augenblick gedulden, sie würden jemanden holen, der übersetzen könne.
Nach den Regimentspflichten setzte sich Burton an seinen Schreibtisch und versenkte sich bis in den späten Abend hinein in die Grammatiken, die er in Bombay erworben hatte. Er wurde selten gestört. Es hatte sich schnell herumgesprochen, daß der Griffin ein Sonderling war. Es fiel ihm nicht leicht, ruhig sitzen zu bleiben. Kein halbes Jahr her, da war er von Greenwich aus aufgebrochen, in der Erwartung, aus dem Krämeralltag in das Reich famoser Heldentaten und zügiger Aufstiege überzusetzen, Ruhm und Ehre anzulaufen. Männer seines Alters kommandierten dreitausend Sikhs, eroberten Ländereien für Ihre Majestät, die größer waren als Irland.
Schweißtropfen rannen über seine Unterarme, seinen Rücken, Fliegen schwirrten um ihn herum, Afghanistan war anderswo und bereits befriedet, und ihm blieb nichts anderes übrig, als Wörter laut auszusprechen, hundertfach wiederholt. Sobald er schwieg, hörte er das Surren der Moskitos, die er nicht loswurde, egal wie oft er durch die Luft schlug und dabei das Wort brüllte, das er sich gerade aneignete. Es gab nur eine Strategie, diese Plage zu besiegen.”

 

 
Ilija Trojanow (Sofia, 23 augustus 1965)

 

De Engelse dichter, schrijver, dramaturg en componist Willy Russell werd geboren op 23 augustus 1947 in Whinston bij Liverpool. Zie ook alle tags voor Willy Russell op dit blog.

 

I hate poems (Fragment)

I hate the theatre
And watchin’ plays
that go on… and on… and on for days
till you’ve got the stiff necks and the paralysed bums
waitin’ for Godot and he never bleedin’ comes
and do you know if you go down to that Barbican
its full of vegetarians
All eating lettuce off pebble dash bread
And tara.. mar.. solata
They look half dead

They don’t serve Spam
They don’t serve Spam
They don’t serve Spam at the Barbican

But I like the Arts Council
There should be more of that you know
They say no.. they say no.. they say no
They say, if you’re looking for funding then don’t come to me
Get they to a lottery
They make all the artists drop their pants
And then they cut off their arts council grants
One day soon their going to set us free
From all this awful artistry
And then they’ll be no more Orchestra’s, an painter’s an poets

And then they’ll
Bring back Hughie
Bring back Hughie

 

 
Willy Russell (Whinston, 23 augustus 1947)

 

De Oostenrijkse schrijver Gustav Ernst werd geboren in Wenen op 23 augustus 1944. Zie ook alle tags voor Gustav Ernst op dit blog.

Uit: Zur unmöglichen Aussicht

„Bei dem man in jedem Moment die Gewissheit hat, der hört wirklich zu! Das ist einmalig, sagte Kagraner, wirklich einmalig! Sie können ihm die persönlichsten Dinge erzählen. Sie haben sogar das Gefühl, was ihn wirklich interessiert, das sind Ihre persönlichsten Dinge. Sie fühlen sich sofort verstanden. Sie spüren Verbindlichkeit, Wärme, Anteilnahme. Er gibt keine Ratschläge, Ratschläge nie!, nie Ratschläge!, rief Kagraner aus, aber er stellt die richtigen Fragen, sodass Sie allein durch diese Fragen Ihre persönlichen Angelegenheiten in einem neuen und klareren Licht sehen. Ihnen fallen Dinge auf, die Ihnen bisher nicht aufgefallen sind. Und das freut ihn. Das bringt er auch zum Ausdruck, dass ihn das freut. Alle Bedenken, jemand anderen könne das nie und nimmer interessieren, was Sie zu erzählen haben, hat ja auch bisher niemanden interessiert!, sagte Kagraner, sind im Gespräch mit ihm wie weggeblasen. Er möchte immer mehr wissen, immer genauer erfahren, was Ihr Problem ist. Aber nicht aus Neugier, sagte Kagraner, das merken Sie sofort, nicht aus Neugier!, nie aus Neugier!, sondem aus wirklichem Interesse an der Sache. Verstehen Sie? Sie haben das Gefühl, frei von der Leber weg sprechen zu können. Sie können Dinge eingestehen, benennen, die Sie niemandem sonst gegenüber, auch sich selbst gegenüber nicht!, eingestehen und benennen würden. Die einzugestehen und zu benennen Sie auch noch nie Anlass gehabt haben. Und Sie haben auch nicht den Eindruck, und das ist überaus bemerkenswert!, sagte Kagraner, etwas einzugestehen. Sie sagen es einfach. Alles erscheint im Gespräch mit ihm vollkommen selbstverständlich. Tatsächlich?, sagte ich. Sie glauben mir nicht?, fragte Kagraner. Das verstehe ich gut, dass Sie mir nicht glauben, sagte er, ich würde Ihnen wahrscheinlich auch nicht glauben. Ich würde selbst mir nicht glauben, sagte Kagraner, wenn ich nicht genau wüsste, dass diese Person existiert hat, dass ich sie gekannt habe. Ein Sozialhelfer?, fragte ich. Sozialhelfer?, sagte Kagraner. Wieso Sozialhelfer? Überhaupt kein Sozialhelfer! Auch kein Psychologe oder Mediator. Also ein Wunder, sagte ich, ein Heiliger. Beinahe, sagte Kagraner und lachte. Aber das Interessante ist, sagte er, und das ist wirklich interessant, dass die Nähe, die in diesen Gesprächen hergestellt wurde, kaum war das Gespräch weg, auch weg war. Weg?, sagte ich. Und wie weg!, sagte Kagraner. Was meinen Sie mit weg?, fragte ich. Weg, sagte Kagraner, einfach weg. Es gab keine Anrufe, keine weiteren Treffen. Wo man doch glauben könnte, die Dinge, die man besprochen hat, würden zumindest einen Anruf nach sich ziehen, eine Nachfrage, wie das oder jenes ausgegangen sei. Nichts. Gar nichts. Kein Bedürfnis, mit mir in Verbindung zu treten.“

 

 
Gustav Ernst (Wenen, 23 augustus 1944)

 

De Hongaars/Israëlische schrijver Ephraïm Kishon werd op 23 augustus 1924 in Boedapest geboren. Zie ook alle tags voor Ephraïm Kishon op dit blog.

Uit: The Fox in the Chicken Coop

“The last session of the Temporary Council took place in an unprec-edentedly charged atmosphere. On the agenda was a tricky question: the village youth had informed the “government” that they wanted to set up a soccer team to compete with the team from the village of Metula beyond Flood Mountain. This preposterous idea would have been considered sacrilege only a few months back, but in view of the changed attitude of the public toward travelling—the council found itself in a quandary. The councillors were therefore not hasty in com-ing to a decision, but personally went out to the area at the foot of the dams and studied the youngsters’ exercises at length until they grew familiar with the rules of the game. After that the council decided in principle in favor of a one-time contest with Metula; but then they got stuck on the issue of picking the Kimmel Springs team. This was truly a complex matter. The barber, of course, demanded the majority of the team for himself, on the grounds that his bloc of support-ers formed the largest of all the village camps. But the cobbler denied the latter claim, stating that the Cobbler’s class at school was no smaller than the Barber’s, adding that the ball itself was his own manufacture. He therefore demanded for his followers three out of the five “forward” positions. As a result the other representatives demanded secure posi-tions for themselves, based on their status in the village. Moreover, the slaughterer announced that he wished to escort the players in person, in order to keep an eye on them in the tumult of Metula. “I also know something about ballplaying,” said the slaughterer in self-recommendation. “In Hebrew school we used to play a lot until the teacher caught us and pulled out sidelocks.” The councillors consented to the slaughterer’s trip since it would be irrational to leave him alone in the village when all the other coun-cillors would be taking upon themselves the burden of escorting the team. But under no circumstances could they agree on the composition of the team. Elifaz Hermanovich proposed the game be postponed until after the elections, since then it would be easier to work out the team according to electoral strength. But his proposal was immediately vetoed because—they claimed—”after the elections there would be no need for such trips.”

 


Ephraïm Kishon (23 augustus 1924 – 29 januari 2005)
DVD-cover voor de gelijknamige film uit 1978

 

De Engelse dichter en schrijver William Ernest Henley werd geboren op 23 augustus 1849 in Gloucester. Zie ook alle tags voor William Henley op dit blog.

 

With Strawberries

With strawberries we filled a tray,
And then we drove away, away
Along the links beside the sea,
Where wave and wind were light and free,
And August felt as fresh as May.
And where the springy turf was gay
With thyme and balm and many a spray
Of wild roses, you tempted me
With strawberries.
A shadowy sail, silent and gray,
Stole like a ghost across the bay;
But none could hear me ask my fee,
And none could know what came to be.
Can sweethearts all their thirst allay
With strawberries?

 

London Types: The Artist Muses At His Ease

The Artist muses at his ease,
Contented that his work is done,
And smiling-smiling!-as he sees
His crowd collecting, one by one.
Alas! his travail’s but begun!
None, none can keep the years in line,
And what to Ninety-Eight is fun
May raise the gorge of Ninety-Nine.

 

 
William Henley (23 augustus 1849 – 11 juli 1903)
Een portret door Leslie Ward, gepubliceerd in Vanity Fair 26 november 1892

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e augustus ook mijn blog van 23 augustus 2016 en ook mijn blog van 23 augustus 2015 deel 2.

Remco Ekkers, F. Starik, Wim T. Schippers, J. J. Voskuil, Carry Slee, Denis Johnson, Alun Lewis, George Sand, Juan Carlos Onetti

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Ekkers werd geboren op 1 juli 1941 in Bergen. Zie ook alle tags voor Remco Ekkers op dit blog.

 

Lezer

Waar in de bibliotheek zij zat
te lezen hoe woorden zich laten voegen
en niet begreep hoe een ander
moest lachen om de woorden
van een dichteres en vroeg
wat en hoe, waarom poëzie?

Hij, verbaasd dat niet iedere lezer
begreep waarom die woorden aandacht
trekken door hun muziek en betekenis
begon te begrijpen hoe klein de sekte was.

Vele jaren later steeds als hij
daar langs kwam, zag hij haar zitten
streng, gedisciplineerd en begreep
dat hij haar nooit bereiken zou
en ze wuifden naar elkaar zonder woorden.

 

De libellen

Waar de zwaan zwemt met vier jongen
over het kleine kratermeer Monticchio
zweven de blauwe libellen Calopterix Virgo.

Waar de vader zwaan de jongen bedreigt
die aan komt rennen om te vissen
vliegen rusteloos de blauwe libellen.

Waar de vader van de jongen zijn zoon redt
– angstig staat de jongen te wachten
tot de hand op zijn schouder hem rustig
leidt langs de blazende zwaan –

Daar dansen de blauwe libellen
over het water en schrijven hun brieven
over de zwaan, de jongen, het kratermeer.

 


Remco Ekkers (Bergen, 1 juli 1941)

 

De Nederlandse dichter, schrijver, beeldend kunstenaar, zanger en fotograaf F. Starik werd geboren in Apeldoorn op 1 juli 1958. Zie ook alle tags voor F. Starik op dit blog.

Uit: O teder lied. Bij Rainer Maria Rilkes Nieuwe gedichten

“Staat u mij dus toe een cruciale regel uit de eerste elegie in het Duits te citeren. Zo moeilijk is dat nu ook weer niet. En we gaan die engel straks nog nodig hebben. ‘Wie, als ik riep, zou mij dan horen uit de reien der engelen? En stel eens, één nam mij plotseling aan het hart: ich verginge von seinem stärkeren Dasein.’ Het is hier vertaald als ‘ik zou vergaan door zijn sterker bestaan’. Ik vind dat geen gelukkige keuze. Ik weet ook niet hoe dat beter moet, misschien is het een onoplosbaar probleem, maar wat had ik graag gezien dat Peter Verstegen zich met zijn wendbare elegantie hier eens aan waagde.
Het is tijd om op te merken dat Peter Verstegen de Neue Gedichte weergaloos heeft vertaald. Het lezen van een vertaling van Peter Verstegen is een verhelderende en plezierige exercitie; je valt van de ene verbazing in de andere. Hoe handig en slim hij dat heeft gedaan. Hoe hij goochelt met rijmschema’s, ritme, metrum, betekenis, stijl. Hoe hij, door soms ogenschijnlijk fors van het origineel af te wijken, dat origineel juist heel dicht nadert. Verstegen swingt.
In diezelfde intuïtief gerangschikte boekenkast moet zich ergens een exemplaar bevinden van de twintig liefdesgedichten van Rilke die Menno Wigman in 1997 heeft vertaald. Ik leen dus maar het exemplaar dat mijn geliefde in haar keurig alfabetisch geordende collectie heeft staan. Er is alleen even verwarring of het onder de W van Wigman dan wel de R van Rilke zal zijn gerubriceerd. Het blijkt de W van Wigman. Terecht: Wigman blijft in zijn vertalingen dicht bij zijn eigen stijlkenmerken als dichter. Het sluw verborgen halfrijm. De retorische drieslag van de opsomming. Verstegen is in de eerste plaats vertaler, al heeft hij zowel onder eigen naam als onder het pseudoniem Igor Streepjes enige poëzie gepubliceerd.”

 


F. Starik (1 juli 1958- 16 maart 2018)

 

De Nederlandse televisiemaker, schrijver en beeldend kunstenaar Wim T. Schippers werd geboren in Groningen op 1 juli 1942. Zie ook alle tags voor Wim T. Schippers op dit blog.

Uit: Veelbelovend

“Het afgewogen gat dat Harry en Hein lieten vallen in hun door anderhalve man en een paardenkop op gepaste afstand beluisterde tweespraak over Hegeliaanse dialectiek in het denken van Marx, werd prompt opgevuld met de zinsnede ‘en dan heb je nog je gas en je licht!’, toegevoegd door de aanschuivende, gemoedelijk ogende oude dikke gedragskunstenaar Gras Heyen. ‘Als het ware,’ nuanceerde een uit Gras Heyens schaduw opduikende magere jonge veelbelovende kunstenaar. Daar hadden de grote denker en de beroemde schaker niet van terug. ‘Eenieder wordt vriendelijk verzocht nu op te rotten, uw portier heeft ook recht op een seksleven,’ klonk aansluitend door het onherbergzame sociëteitslokaal. Hier en daar wat protest. Geruzie met de barman. Een gerenommeerd dichter sloeg met nieuwe vriendin en barkruk en al ruggelings tegen de vloer.
Lang geen gekke avond, stelde de veelbelovende kunstenaar vast. Veel onzin uitgekraamd, nog meer onzin opgevangen, een uur lang tot ergernis van velen weer eens fijn quatre-mains gespeeld met Gras Heyen, en passant gewonnen met sjoelbakken, mooie dingen bedacht – ook weer vergeten, maar toch. Geflikflooid met vrouwvolk. Misschien was zijn aanpak op het laatst te abrupt en/of te doortastend geweest want ze was er ineens vandoor, maar dat was voor een volgende keer dan wel weer een mooi aanknopingspunt, al had hij daar nu natuurlijk niet veel aan. En er viel niks te betalen want hij had hier en daar goed getimed een praatje aangeknoopt en onopvallend van rondjes geprofiteerd.
Weer eens als laatste kloste hij de steile houten trap af. Uitdagend gloorde de ochtend hem tegemoet. Hij schopte een berg kartonnen dozen vol horeca-afval van de stoep. Hij miste het geruststellende geritsel van de twee grote populieren die tot voor kort sinds jaar en dag, ver verheven boven het lamlendig struikgewas en het sleetse gras met in perkjes gevangen timide bloeiende plantjes, het aanzien van het pleintje bepaalden. De gemeentelijke plantsoenendienst had kennelijk ingezien dat die populieren er wel wat raar bij stonden en gedacht die misstand te kunnen rechtzetten, niet met het verplaatsen van de laag-bij-de-grondse begroeiing, maar met het omzagen van de hoge bomen. Daarmee waren ook de traditionele spreeuwen beroofd van een riante verzamelplek voor de trek. Eens, in een heldere oktobernacht, had hij Gras Heyen gewezen op zo’n bijeenkomst. Die wendde zich tot het vogelvolk, sprak en zei: ‘Dondert op met uw gekwetter! Vliegt op! En wel nu!’ En zie, zij vlogen op, scheerden in duikvlucht om de mannen heen en trokken zuidwestwaarts. Waarop Gras riep: ‘Niet zo bedoeld, kom maar weer terug, het spijt me!’ Maar ze wilden hem niet meer horen. Of ze hoorden hem echt niet. Die spreeuwen, welteverstaan. Want her en der werden ramen opengeschoven.”

 

 
Wim T. Schippers (Groningen, 1 juli 1942)

 

De Nederlandse schrijver Johannes Jacobus (Han) Voskuil werd op 1 juli 1926 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor J. J. Voskuil op dit blog.

Uit: Das Büro 1: Direktor Beerta (Vertaald door Gerd Busse)

“Waren Sie gerade am Arbeiten?” fragte er.
“Ich bin immer am Arbeiten”, antwortete Beerta. Er sah Maarten unbewegt an. “Ich hab dich lange nicht gesehen.” Es klang vorwurfsvoll.
“Wir haben ein Jahr in Groningen gewohnt”, sagte Maarten. “Ich war dort Lehrer.”
Beerta nickte. “Ich war auch Lehrer”, erwiderte er, so, als wenn das die Sache damit besser machte. “Und was tust du jetzt?”
“Nichts.”
“Nichts!” wiederholte Beerta. Er spitzte seine Lippen, halb erstaunt, halb ironisch. “Ich glaube, ich wäre darüber nicht so begeistert.” Er stand auf. “Wollt ihr vielleicht noch eine Tasse Tee?”
“Ob es ihm paßt, daß wir hergekommen sind?” fragte Nicolien, als Beerta das Zimmer verlassen hatte.
“Natürlich paßt es ihm”, sagte Maarten entschieden, aber er war sich seiner Sache nicht sicher. Er ließ seinen Blick über die große, eingerahmte Zeichnung eines Bauernjungens schweifen, ein Werk von Toorop oder von van Konijnenburg, betrachtete das Batiktuch, das dahinter über den Kaminsims drapiert war, sowie die dunklen Möbel und bestickten Kissen, die dem Raum etwas Unvergängliches gaben, ein Eindruck, der durch das langsame Ticken einer Pendeluhr im vorderen Zimmer noch verstärkt wurde. Es hing ein etwas drückender, leicht parfümierter Geruch im Raum, der ihn vage an das Zimmer seiner Großmutter erinnerte, in den letzten Jahren vor ihrem Tod.
“Von Klaas de Ruiter höre ich auch nichts mehr”, sagte Beerta, als er wieder in den Raum kam. Vorsichtig hantierte er mit einer Teekanne, die in einem in den Farben Rosa, Braun und Blau gestrickten Kannenwärmer steckte und aus der nur der Griff und der Ausguß herausragten.
“Der ist auch Lehrer”, sagte Maarten.
“Das weiß ich”, entgegnete Beerta trocken. “Aber ist das ein Grund, mich nicht mehr zu besuchen?”
“Vielleicht hat er viel zu tun”, wandte Nicolien ein. Sie lachte nervös.
“Wir haben alle viel zu tun”, sagte Beerta und verzog dabei ironisch seine Mundwinkel, “außer Maarten natürlich. Möchtet ihr Milch und Zucker?”
Sie bekamen einen Keks aus einer alten Blechtrommel, deren Blümchenmuster bereits an mehreren Stellen verschlissen war.“

 


J. J. Voskuil (1 juli 1926 – 1 mei 2008)

 

De Nederlandse schrijfster Carry Slee werd geboren op 1 juli 1949 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Carry Slee op dit blog.

Uit: #Laatstevlog

“Roos kijkt ongeduldig naar Femke, die in de aula bij de koffi eauto- maat met Jesse staat te praten. Ze wil naar hen toe gaan, maar weet niet of ze hen wel kan storen, want het gesprek ziet er heel serieus uit. Een eindje bij hen vandaan gaat ze zitten en ze haalt haar tablet uit haar rugzak Als ze dan toch moet wachten, dan kan ze mooi even haar Instagram-account checken. Roos bekijkt de foto die ze gisteravond heeft gepost. Chill! Al meer likes dan bij de vorige foto. Jammer genoeg heeft ze vandaag geen tijd om nog meer te posten. Ze moeten taarten bakken. Misschien hebben ze er nog wel meer bestellingen bijgekregen vanochtend. Roos checkt haar mail. Zie je wel, nog een bestelling. Dat zijn al drie taarten! Femke moet nu wel opschieten.
De deur van de aula gaat open. Gijs staat in de deuropening. Hij kijkt naar Femke. Wat een timing! Femke pakt Jesse vast en geeft hem een knuff el. Roos schrikt van Gijs’ kwade gezicht. Zal ze naar hem toe gaan en zeggen dat het niet is wat hij denkt? Femke is niet verliefd op Jesse, ze zijn gewoon vrienden. Maar Gijs draait zich om en loopt woedend weg. Laat maar, denkt Roos. Femke lost het wel weer op. Ze hebben wel vaker ruzie. Als het niet om Jesse is, dan gaat het wel ergens anders over.
Roos kijkt weer naar haar telefoon. Als ze ziet hoe laat het is, schrikt ze. Nu moet Femke toch echt komen, anders krijgen ze de bestellingen nooit af. Net op het moment dat Roos haar vriendin wil waarschuwen, geeft Femke Jesse een kus en komt naar haar toe.
‘Hèhè,’ verzucht Roos.
‘Sorry!’ Femke wacht tot Jesse de deur van de aula achter zich dichtdoet. ‘Ik moest echt even naar Jesse luisteren. Hij was zo zielig.”

 


Carry Slee (Amsterdam, 1 juli 1949)
Cover

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Denis Hale Johnson werd geboren op 1 juli 1949 in München. Zie ook alle tags voor Denis Johnson op dit blog.

 

Heat

Here in the electric dusk your naked lover
tips the glass high and the ice cubes fall against her teeth.
It’s beautiful Susan, her hair sticky with gin,
Our Lady of Wet Glass-Rings on the Album Cover,
streaming with hatred in the heat
as the record falls and the snake-band chords begin
to break like terrible news from the Rolling Stones,
and such a last light—full of spheres and zones.
August,
you’re just an erotic hallucination,
just so much feverishly produced kazoo music,
are you serious?—this large oven impersonating night,
this exhaustion mutilated to resemble passion,
the bogus moon of tenderness and magic
you hold out to each prisoner like a cup of light?

Quickly Aging Here

1
nothing to drink in
the refrigerator but juice from
the pickles come back
long dead, or thin
catsup. i feel i am old

now, though surely i
am young enough? i feel that i have had
winters, too many heaped cold

and dry as reptiles into my slack skin.
i am not the kind to win
and win.
no i am not that kind, i can hear

my wife yelling, “goddamnit, quit
running over,” talking to
the stove, yelling, “i
mean it, just stop,” and i am old and.

 

 
Denis Johnson (1 juli 1949 – 24 mei 2017)

 

De Engelse (Welshe) dichter Alun Lewis werd geboren op 1 juli 1915 in Cwmaman, in de buurt van Aberdare in Cynon Valley, Zuid-Wales. Zie ook alle tags voor Alun Lewis op dit blog.

 

Goodbye

So we must say Goodbye, my darling,
And go, as lovers go, for ever;
Tonight remains, to pack and fix on labels
And make an end of lying down together.

I put a final shilling in the gas,
And watch you slip your dress below your knees
And lie so still I hear your rustling comb
Modulate the autumn in the trees.

And all the countless things I shall remember
Lay mummy-cloths of silence round my head;
I fill the carafe with a drink of water;
You say ‘We paid a guinea for this bed,’

And then, ‘We’ll leave some gas, a little warmth
For the next resident, and these dry flowers,’
And turn your face away, afraid to speak
The big word, that Eternity is ours.

Your kisses close my eyes and yet you stare
As though god struck a child with nameless fears;
Perhaps the water glitters and discloses
Time’s chalice and its limpid useless tears.

Everything we renounce except our selves;
Selfishness is the last of all to go;
Our sighs are exhalations of the earth,
Our footprints leave a track across the snow.

We made the universe to be our home,
Our nostrils took the wind to be our breath,
Our hearts are massive towers of delight,
We stride across the seven seas of death.

Yet when all’s done you’ll keep the emerald
I placed upon your finger in the street;
And I will keep the patches that you sewed
On my old battledress tonight, my sweet.

 


Alun Lewis (1 juli 1915 – 5 maart 1944)
Cover brievenboek

 

De Franse schrijfster George Sand (pseudoniem van Amandine Lucile Aurore Dudevant, geboren Dupin) werd op 1 juli 1804 geboren in Parijs. Zie ook alle tags voor George Sand op dit blog.

Uit: Journal intime

„L’homme se sait nécessaire à la femme.
Il a trop d’imbécile confiance et, soit cupidité, soit galanterie, soit vanité, la plupart des femmes sont trop intéressées par leur amour pour qu’il ne s’arroge pas un pouvoir despotique sur elles, dans l’amour, comme dans la haine.
La femme n’a qu’un moyen d’alléger son joug et de conserver son tyran, quand son tyran lui est nécessaire : c’est de le flatter bassement. Sa soumission, sa fidélité, son dévouement, ses soins, n’ont aucun prix aux yeux de l’homme ; sans tout cela, selon lui, il ne daignerait pas se charger d’elle. Il faut qu’elle se prosterne et lui dise : « Tu es grand, sublime, incomparable. Tu es plus parfait que Dieu ! Ta face rayonne, ton pied distille l’ambroisie, tu n’as pas un vice et tu as toutes les vertus. Aucun mortel ne peut t’être comparé, je ne dis pas par moi qui suis éblouie de l’éclat de tes regards, mais par ce peuple stupide qui devrait se prosterner quand tu passes et t’élire roi de l’univers ; quand tu me frappes, je suis glorieuse , quand tu me repousses du pied, mon sort est préférable à celui de tous les êtres, t’appartenir est une telle gloire que le genre humain tout entier voudrait se mettre à ma place s’il savait quel honneur y est attaché. » Et pourtant, ces aberrations sont quelquefois dans l’amour le plus pur et le plus vrai. Mais si elles ne sont suivies de réactions violentes, n’y crois pas, homme imbécile, car celle qui t’adore sans cesse, te méprise en secret, celle-la seule qui t’accepte imparfait, et te subit injuste, t’aime avec désintéressement. Mais, fat imprudent, tu ne veux pas qu’on te pardonne, tu veux qu’on croie et qu’on prétexte n’avoir rien à te pardonner. Tu veux qu’on baise la main qui frappe et la bouche qui ment. Cherche donc l’objet de ton amour dans la fange, et empêche tout un rêve d’en sortir tant que tu seras toi-même une idole debout, car si la femme n’ennoblissait, tu serais forcé, pour demeurer son supérieur, de t’ennoblir et de te purifier aussi et c’est ce que tu ne sais, ne peux, ni ne veux faire.”

 


George Sand (1 juli 1804 – 8 juni 1876)
Cover Engelse uitgave

 

De Urugayaanse schrijver Juan Carlos Onetti werd geboren op 1 juli 1909 in Montevideo. Zie ook alle tags voor Juan Carlos Onetti op dit blog.

Uit: Das kurze Leben (vertaald door Curt Meyer-Clason)

“Santa Rosa
“Verrückte Welt”, sagte noch einmal die Frau, als zitiere, als übersetze sie.
Ich hörte sie durch die Wand. Ich stellte mir ihren Mund vor, wie er sich vor dem nach gärenden Nahrungsmitteln riechenden eisigen Atem des Kühlschrankes bewegte oder vor dem braunen Holzperlenvorhang, der vermutlich steif zwischen dem Abend und dem Schlafzimmer hing und die Unordnung der jüngst eingetroffenen Möbel verdunkelte. Zerstreut lauschte ich den abgehackten Sätzen der Frau, ohne an das zu glauben, was sie sagte.
Als ihre Stimme, ihre Schritte, ihr Morgenrock und ihre dicken Arme – so stellte ich sie mir vor – von der Küche ins Schlafzimmer wanderten, wiederholte ein Mann einsilbige Worte, stimmte zu, ohne sich völlig dem Spotten zu überlassen.
Die Hitze, welche die Frau im Gehen durch schnitt, schloß sich wieder, füllte die Ritzen und legte sich schwer auf alle Zimmer, auf die Hohlräume der Treppen, in die Ecken des Gebäudes.
Die Frau ging in dem einzigen Raum der Wohnung nebenan auf und ab, ich hörte sie vom Bad aus, den Kopf unter den fast unhörbaren Regen der Dusche gebeugt.
“Auch wenn es mir das Herz in winzige Stücke zerreißt”, sagte die Stimme der Frau leicht singend, nach jedem Satz den Atem anhaltend, als tauche jedes Mal ein hartnäckiges Hindernis auf, um sie davon abzuhalten, etwas zu bekennen, “schwöre ich, werde ich ihn nicht auf den Knien anflehen. Er hat es so gewollt, und nun hat er es. Auch ich habe meinen Stolz. Auch wenn es mir weher tut als ihm.”
“Komm, komm”, sagte der Mann versöhnlich. Kurze Zeit lauschte ich der Stille in der Wohnung, in dessen Mitte jetzt Eisstückchen in Gläsern quirlten. Der Mann war vermutlich in Hemdsärmeln,
vierschrötig und dicklippig; sie zog nervöse Grimassen, trübselig wegen des Schweißes, der ihr von der Oberlippe und der Brust rann.“

 


Juan Carlos Onetti (1 juli 1909 – 30 mei 1994)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e juli ook mijn blog van 1 juli 2017 deel 2.

Saul Bellow, Ion Creanga, Oktay Rifat, Peter Kurzeck, Antun Mihanović, Tijl Nuyts

De joods-Amerikaanse schrijver Saul Bellow werd geboren op 10 juni 1915 te Lachine, een voorstad van Montreal. Zie ook alle tags voor Saul Bellow op dit blog.

Uit: By The St. Lawrence

“Not the Rob Rexler?
Yes, Rexler, the man who wrote all those books on theater and cinema in Weimar Germany, the author of Postwar Berlin and of the controversial study of Bertolt Brecht. Quite an old man now and, it turns out, though you wouldn’t have guessed it from his work, physically handicapped-not disabled, only slightly crippled in adolescence by infantile paralysis. You picture a tall man when you read him, and his actual short, stooped figure is something of a surprise. You don’t expect the author of those swift sentences to have an abrupt neck, a long jaw, and a knot-back. But these are minor items, and in conversation with him you quickly forget his disabilities.
Because New York has been his base for half a century, it is assumed that he comes from the East Side or Brooklyn. In fact he is a Canadian, born in Lachine, Quebec, an unlikely birthplace for a historian who has written so much about cosmopolitan Berlin, about nihilism, decadence, Marxism, national socialism, and who described the trenches of World War I as “man sandwiches” served up by the leaders of the great powers.
Yes, he was born in Lachine to parents from Kiev. His childhood was divided between Lachine and Montreal. And just now, after a near-fatal illness, he had had a curious desire or need to see Lachine again. For this reason he accepted a lecture invitation from McGill University despite his waning interest in (and a growing dislike for) Bertolt Brecht. Tired of Brecht and his Marxism-his Stalinism-he stuck with him somehow. He might have canceled the trip. He was still convalescent and weak. He had written to his McGill contact, “I’ve been playing hopscotch at death’s door, and since I travel alone I have to arrange for wheelchairs between the ticket counter and the gate. Can I count on being met at Dorval?”
He counted also on a driver to take him to Lachine. He asked him to park the Mercedes limo in front of his birthplace. The street was empty. The low brick house was the only one left standing. All the buildings for blocks around had been torn down. He told the driver, “I’m going to walk down to the river. Can you wait for about an hour?” He anticipated correctly that his legs would soon tire and that the empty streets would be cold, too. Late October was almost wintry in these parts. Rexler was wearing his dark-green cloaklike Salzburg loden coat.”

 


Saul Bellow (10 juni 1915 – 5 april 2005)

 

De Roemeense schrijver Ion Creanga werd geboren op 10 juni 1839 in Humuleşti. Zie ook alle tags voor Ion Creanga op dit blog.

Uit: Memories of My Boyhood (Vertaald door Ana Cartianu en R.C. Johnston)

“Yet, the true St. Nicholas seems to have been mindful of me, for, lo and behold, that blessed boy walked into the schoolroom. Where upon, with permission or not, I made for the door, slipped out quickly, and, never lingering about the school, took to my heels homewards! A glance over my shoulder showed me two hulking brutes already on my tracks. Then I started running so fast that my feet struck sparks out of the ground! I passed our house without going in, turned left and entered the yard of one of our neighbors; from the yard I went into the stableyard, and from the stableyard into the maize field, newly hoed and tilled, with the boys after me. Before they reached me, scared out of my wits as I was, I somehow managed to burrow into the mound at the root of a maize stalk. Nica, Costache’s son, with Toader, Catinca’s son, an equally loathsome brute, passed by me, saying just what they were going to do to me.
Surely the Lord blinded them, so that they couldn’t find me! After a while, hearing no rustling of maize leaves, not even a hen scratching the ground, I suddenly darted out, with earth on my head, and rushed home to mother and began telling her with tears in my eyes that I would not go back to school, no, not if they were to kill me. The next day, however, the priest came to our house and settled things with father; they calmed me down and took me back to school again. “For really, it’s a pity to be left without any education, ” the priest was saying, “you’re now past your ABC’s, you’re working on the prayerbook, and, one of these days, you’ll go on to the psalter, which is the key to all wisdom. And who can tell what time has in store for us? Maybe you’ll live to become the priest here, at the church of St. Nicholas, because it’s for the likes of you that I take the pains I do. I have an only daughter, and I will think seriously about my choice of a son-in-law.”

 


Ion Creanga (10 juni 1839 – 31 december 1889)

 

De Turkse dichter Oktay Rifat werd geboren op 10 juni 1914 in Trabzon. Zie ook alle tags voor Oktay Rifat op dit blog.

 

Agamemnon I (Fragment)

Leaving the ships to be scraped we trudged on, and reached a valley; each of us rolled a cigarette with fingers gnarled or missing.
A smoke killed time as we crouched and leant against the rocks.
The quickest way to kill time! It gets less and less or ends for good. Or then again, it expands against the pull of earth and the north-caster! Panting like squirrels, suspicious, always suspicious!
Whatever is ours is behind the mountain. But they are there, running away in the sudden flight of a partridge, or in a lizard’s glance, in every hole and under every stone.
They turned their fiery sharp savage weapons of destruction against us, cowardly with their long-shadowed spears, murderous as their guns or mortars, shells and bazookas.
Just when we say they can’t increase, they do! Their faces are like ours but inside their armour are gods, their luminous eyes terrifying!
`What have we done wrong?’ we asked, ‘can someone tell us our crime?’ We know the weight of guilt. Our backs bent double under this rock, our teeth blackened with tbis water.
If we must land up in hospital wards or in prison cells, or be sold dirt-cheap in the labour-market, so be it!
From behind the barbed wire let’s look at someone taking random instant photographs of the white muslin over the copper yoghurt vessel, or of the huge Prison full of light!

In the evening the water in our jug is finished and perched on stone, or sometimes concrete, our birds all fly away.
One piece of lokum remains on the rose-patterned plate – God knows how! The fruit on the branch consumes night for us.
Yes, for us! Agamemnon laughs at this. Diomedes belts on his swords to become the icon of deathless epics.

 

Vertaald door Richard McKane en Ruth Christie

 

 
Oktay Rifat (10 juni 1914 – 10 april 1988)
Trabzon

 

De Duitse schrijver Peter Kurzeck werd geboren op 10 juni 1943 in Tachau, Bohemen. Zie ook alle tags voor Peter Kurzeck op dit blog.

Uit: Ein Kirschkern im März

„Im Westend ein vornehmes Mietshaus. Die Wohnung im zweiten Stock und im Dachgeschoß nochmal zwei Zimmer. Birgit und Peter heißen meine Gastgeber. Und Domi ihr Sohn. Mit Carina im Kinderladen. Birgit ist Lehrerin. Sie will malen. Als Lehrerin eine halbe Stelle. Schon ihr Leben lang will sie malen. Und Peter (der andere Peter, sagen Domi und Carina, mein Peter und dein Peter) am Institut für Friedens- und Konfliktforschung. Bart und Doktortitel. Ein freundliches Gesicht. Birgits Arbeitszimmer mit hellen Möbeln, die nach Bienenwachs riechen. Ihr Schreibtisch schon für mich leergeräumt. Über dem Schreibtisch ein Oberlichtfenster. Viel Himmel und den ganzen Tag hell das Licht auf den Schreibtisch. Ein großer Strauß frische Tulpen und ein voller Obstkorb für mich. Wie für ein Bild der Obstkorb und Kunstbücher in den Regalen. Teppich und Holzfußboden. Und ein Sofa, aus dem man mit drei Handgriffen ein Bett machen kann. Hier also. Und daneben das zweite, sein Arbeitszimmer. Groß. In der Mitte ein Schreibtisch und noch zwei Tische daneben. Überall Papier, Akten, Mappen und Ordner. Regale, ein Schrank. Auf dem Fußboden Domis Spielzeug. Playmobil. Eine Ritterburg, Elefanten, Bauernhoftiere, ein Indianerlager und Schiffe. Ein Meer von Schiffen. Drei Fenster nach Westen und unter den Fenstern eine stille Nachmittagsseitenstraße. Du kannst mein Arbeitszimmer auch mitbenutzen, sagt er zu mir. Tagsüber sowieso, tagsüber ist er in seinem Büro. Mitbenutzen nicht, sagte ich mir, aber manchmal zur Tür herein und durch das Licht und die Stille von Fenster zu Fenster. Hier also! Und dann noch das Bad. Ein kleines perfektes Bad. Für heißes Wasser ein Boiler mit bunten Lämpchen. Und im Vorraum zum Bad Waschmaschine, Kühlschrank und Kochplatte. Also gerettet? In Sicherheit? Vorerst gerettet, aber wie lang? Und zusammen mit Freunden noch ein Haus auf dem Land, sagen meine Gastgeber am ersten Tag mittags beim Essen zu mir.In der Schwalm. Klein und alt und für die Wochenenden beinah schon ein bißchen zu weit. Ein Fachwerkhaus mit spitzem Giebel und kleinen Fenstern. Und ein Gärtchen dabei und im Gärtchen die Jahreszeiten. Vielleicht bald einmal zusammen hinfahren, sagen sie. Mit den Kindern. Wenn es jetzt wärmer wird. Görzhain heißt das Dorf. In der Schwalm sind die Winter länger. Schön, daß Carina und Domi sich so gut verstehen. Als Gast, wie lang bleibt man als Gast? Mittag, der erste Tag. Mit meinen Gastgebern essen und nach dem Essen noch jeder einen Kaffee.“

 


Peter Kurzeck (10 juni 1943 – 25 november 2013)

 

De Kroatische dichter en diplomaat Antun Mihanović werd geboren in Zagreb op 10 juni 1796. Zie ook alle tags voor Antun Mihanović op dit blog.

 

Ons mooie vaderland

Ons mooie vaderland,
Zo onverschrokken en verfijnd,
De oude glorie van onze vaders,
moge u voor altijd gelukkig zijn.
Beste, u bent voor ons als enige glorieus,
U bent ons als enige lief,
Beste, waar u een vlakte bent,
Beste, waar u een berg bent.
Drava, Sava, blijf stromen,
Noch de Donau verliest kracht.
Diepe blauwe zee, vertel de wereld,
Dat een Kroaat van zijn volk houdt.
Zolang z’n gebieden in de zonneschijn warm zijn,
Zolang z’n eiken door wilde winden worden geschud,
Zolang z’n doden in graven verborgen liggen,
Zolang zijn levende hart slaat.

 


Antun Mihanović (10 juni 1796 – 14 november 1861)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Vlaamse dichter Tijl Nuyts werd geboren in 1993. Zie ook alle tags voor Tijl Nuyts op dit blog.

 

Safra

het tetragrammaton licht op in het duister
zon breekt als een stralend mes in onze ogen

onder de trompetboom drinken we zwart vocht
en lezen boeken vol mensenproza
de tijd is een tumor die de taal in een hoek drukt

ik zal jullie vertellen wat ik gisteren zag
vanuit mijn zetel van bruine skai, in de schaduw van de ficus:

een kleuter-krijger liep over het hete asfalt de rotonde op
en slalomde tussen de auto’s

toen hij stilstond op het riooldeksel was de straat leeg
het ene moment stond hij gewoon naast de brievenbus en de kriekelaar
het volgende werd hij opgegeten door papier

(het klinkt raar, ik weet het, maar zo ging het):

boodschappenlijsten, doktersvoorschriften, boeken over ibn ‘arabi
werden aangeblazen door de lome wind en drukten zich op zijn
zomerarmen, -benen, -schouders, -hoofd, -romp, -handen, -voeten;
de bladen bezetten zijn lichaam met kleur en lastlijn

de kleuter-krijger werd volledig gemummificeerd

toen het oud papier even later wegwaaide
was de kleuter-krijger verdwenen

 

 
Tijl Nuyts (Kortrijk (?), 1993)