Robert Bly

De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Bly werd geboren op 23 december 1926 in Madison, Minnesota. Zie ook alle tags voor Robert Bly op dit blog.

 

Driving toward the Lac Qui Parle River

I
I am driving; it is dusk; Minnesota.
The stubble field catches the last growth of sun.
The soybeans are breathing on all sides.
Old men are sitting before their houses on car seats
In the small towns. I am happy,
The moon rising above the turkey sheds.

II
The small world of the car
Plunges through the deep fields of the night,
On the road from Willmar to Milan.
This solitude covered with iron
Moves through the fields of night
Penetrated by the noise of crickets.

III
Nearly to Milan, suddenly a small bridge,
And water kneeling in the moonlight.
In small towns the houses are built right on the ground;
The lamplight falls on all fours on the grass.
When I reach the river, the full moon covers it.
A few people are talking, low, in a boat.

 

A BOY ON THE FARM

I was one of the saved.
The chickens were, too.
Morning came; only
The hired girl was ready.

The rest of us dozed,
And got up, and fed chickens.
The guinea hens rose
From unimaginable places.

We couldn’t understand
How strange they were.
They slept in trees
And had better nights.

 

LATE AT NIGHT DURING A VISIT OF FRIENDS

I
We spent all day tithing and talking.
At last, late at night, I sit at my desk alone,
And rise and walk out in the summery night.
A dark thing hopped near me in the grass.

II
The trees were breathing, the windmill slowly pumped.
Over head the rain clouds that rained on Ortonville
Covered half the stars.
The air was still cool from their rain.

III
It is very late.
I am the only one awake.
Men and women I love are sleeping nearby.

IV
The human ace shines as it speaks of things
Near itself, thoughts full of dreams.
The human face shines like a dark sky
As it speaks of those things that oppress the living.

 

De kunstenaar op zijn vijftigste

De kraai nestelt hoog in de den.
Vogels hippen met korte kreten
over de besneeuwde takken. Sneeuwplakken vallen.
Muizen rennen met hangende staarten door de verse sneeuw.

Jaar na jaar werkt de kunstenaar,
vroeg en laat, de ouden bestuderend.
Wat wint hij erbij? Tenslotte droomt hij
op een nacht van hertengeweien achtergelaten in de sneeuw.

 

Vertaald door J. Bernlef

 


Robert Bly (23 december 1926 – 21 november 2021)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e december ook mijn blog van 23 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

La visitation (Marie Noël), Kenneth Rexroth

 

Bij de vierde zondag van de Advent

 


La Visitation de la Vierge (Le Magnificat) door Jean Jouvenet, 1716

 

La visitation

La vieille Elisabeth sur sa porte fleurie
File, écoutant des yeux les pas lointains du soir…
Voici par le sentier sa cousine Marie,
Celle de Nazareth, qui monte pour la voir.

Voici venir Marie avec sa grand’ nouvelle
Ce qui l’autre semaine en elle est arrivé..
Elisabeth la voit et court au-devant d’elle
Laissant rouler au vent son fil inachevé.

Dieu sait ce quelles ont toutes les deux ensemble
De pressant à ce dire ! Et pourtant l’entretien
leur manque tout à coup, la joie en elle tremble
Leurs mots se sont perdus, elles ne disent rien.
Chacune va cherchant en elle une assurance

Avant de confier à l’autre sans délai
Sous son voile une nouvelle
Tout haut, cette espérance au-dessus d’espérance
est ce bien vrai ? … Mon Dieu, si ce n’était pas vrai

Mais soudain le miracle a bougé dans leur âme
Dans leur corps ! Le silence autour a chancelé
Elle, la jeune fille, elle, la vieille femme,
Tressaillent : leurs petits en eux se sont parlés.

C’est impossible, ô Dieu ! c’est une rêverie…
Impossible ! Et pourtant plus vrai que tout, plus vrai
Que le soleil qu’on voit. Et le cœur de Marie
En a chanté comme un buisson au mois de mai.

Elle part, elle monte, elle a pris sa volée
Elle monte et sans route arrive au pied de Dieu.
Elle chante, à jamais hors de terre en allée,
Elle chante, perdue au plus haut du ciel bleu.

Et ne sachant plus rien, réalité, chimère,
Mensonge, vérité, raison ou déraison,
Sauf que son Dieu peut tout et qu’elle sera mère…
Mais voici Zacharie au seuil de la maison.

 


Marie Noël (16 februari 1883 – 23 december 1967)
Auxerre, de geboorteplaats van Marie Noël met de kathedraal Saint-Étienne

 

De Amerikaanse dichter Kenneth Rexroth werd geboren in South Bend (Indiana) op 22 december 1905. Zie ook alle tags voor Kenneth Rexroth op dit blog.

 

De stad van de maan

Boeddha nam wat herfstbladeren
in zijn hand en vroeg
aan Amanda of dit alle
rode bladeren waren die er waren.
Amanda antwoordde dat het
herfst was en dat er overal bladeren
op hen neervielen,
meer dan ooit geteld
kunnen worden. Dus zei
Boeddha: “Ik heb je
een handvol waarheden gegeven. Naast
deze zijn er nog vele
duizenden andere waarheden, meer
dan ooit geteld kunnen worden.”

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Kenneth Rexroth (22 december 1905 – 6 juni 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e december ook mijn blog van 22 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

 

Ted van Lieshout, Ivan Blatný

De Nederlandse dichter en schrijver Ted van Lieshout werd geboren op 21 december 1955 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Ted van Lieshout op dit blog.

 

Verandering

Als uit een kaal ei een donzig kuikentje
komt, uit een vraatzuchtig lompe rups
een lichte vlinder ontsnapt, dan waarom

kan ik niet op een dichtbije dag opstaan
en veranderd zijn van wie ik was
in wie ik ben bedoeld, in iets moois

op zijn minst? Als alles op weg is,
als alles nieuw wordt, waarom luistert
de spiegel dan zo langzaam als ik er in kijk?

 

De ware

Hoe kan het dat de ware nooit ver weg is?
Is dat toeval of zijn er zoveel
liefdes als er plaats
is om je heen? Ik ben nergens, of
onderweg, alleen.

Als liefde enig is, kan er ook maar één ware zijn.
Die is niet hier, dus ik moet reizen en zoeken,
al is die ene ook op zoek naar mij. Misschien

kan ik beter blijven om elkaar niet mis te lopen.
Vind mij. Ik roep het: ik ben hier!

 

Een lichtblauw kleurpotlood

De zon is door de stad gezakt,
de daken gloeien na.
Er brandt iets aan de horizon,
zie ik vanwaar ik sta.

Ik kijk nog even door het raam
en zie het avondrood.
Dan ga ik slapen en ik droom
een lichtblauw kleurpotlood

En in de morgen is het donker
stilletjes weggegaan.
De lucht is licht en heel misschien
heb ik dat wel gedaan.

 


Ted van Lieshout (Eindhoven, 21 december 1955)

 

De Tsjechische dichter Ivan Blatný werd geboren op 21 december 1919 in Brno. Zie ook alle tags voor Ivan Blatnýop dit blog. Zie ook alle tags voor Ivan Blatný op dit blog.

 

Rodina (Familie)

Ik voel me thuis bij jou, als ik de cactussen water geef,
de rubberplant, de klimop en de rest.
Dan moet ik gaan, jij hangt mijn stropdas recht,
het ontbijt is nu voorbij en jij mag uitrusten.
En als de avond valt, ben ik terug in onze haven,
de wereld is nu een schilderij, jij bent de gouden lijst,
met onze honden en katten, de schouw van marmer,
jaren en jaren na nu zal het absoluut hetzelfde zijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
Ivan Blatný (21 december 1919 – 5 augustus 1990)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e december ook mijn blog van 21 september 2018 en ook mijn blog van 21 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Sky Gilbert, Kenneth Rexroth

De Canadese dichter, schrijver en acteur Sky Gilbert werd geboren op 20 december 1952 Norwich, Connecticut. Zie ook alle tags voor Sky Gilbert op dit blog.

Uit: Come Back

“Yes, I am aware that I should, perhaps, not go there. Even as I write, the word sentiment — or rather sentimentality — comes up like yesterday’s dinner. Please believe me that there is no urge on my part to go back. It is long gone and I don’t give a flying fuck. So I am slipping into my previous nomenclature. But I don’t — I really don’t — give a damn about any of it. Do you think I want to go back? When I think for a moment, it all returns. Like a flood, yes, but one I can control.
I see you, in my mind’s eye, sitting there, smiling, looking satiric. When? When was it that I suggested something you considered very outrageous, and you said, “It seems that you have temporarily lost your mind”? And then you went on in that vein. You know, my darling, I wish you were not so ruled by your loins.
Is it that? You claim it is.
Of course, Johnny. But sometimes I think it is your heart, because that is the way we think of women — and you are one. But still. Let’s just say it has nothing to do with being a woman. We both know that men too are puddles, and can dissolve even without menstruating.
Remember when you stopped menstruating? I do. You dove into bodybuilding with your usual innocent bravado — no reservations whatsoever. Then it was, “I want a period. I don’t want to stop fucking menstruating. Jesus.” Someday you will. Soon, actually. That is certainly a something I no longer regret. Perhaps it has to do with what I am going to tell you about. Because, Johnny, I am going to use you unabashedly as a sounding board. That’s what you are best at when it comes to me, but I wouldn’t be alive if it wasn’t for you, so I suppose you are more than that to me. You know what I mean. You are what, barely fifty? And I am … so old, so very, very old. One cannot even imagine how old I am. And to have died so many times! When one has lived and died so often it does not seem quite so fantastical to get a little teary-eyed. It won’t last. But yes, even after all these years there is a whiff. A friend of mine wrote a beautiful essay once called “A Whiff of Abandon.” There’s a whiff of abandon in me. It’s still there, even though I cannot, or will not, act upon it. No, I have no real actual desire to climb onto one of those things, to straddle it again, or better yet to have it in my mouth. There is still the memory — but memory does not express it — the mood (it is in a way a mood) that overtakes one. But that sounds too romantic. There is a sense memory — the way actors talk about the remembrance of a smell, or a taste. Jesus, it’s enough maybe to say there is still a longing for it — an appreciation of beauty that never goes away.” 

 


Sky Gilbert (Norwich, 20 december 1952)

 

De Amerikaanse dichter Kenneth Rexroth werd geboren in South Bend (Indiana) op 22 december 1905. Zie ook alle tags voor Kenneth Rexroth op dit blog.

 

Vitaminen en ruwvoer

Met sterke enkels, verbrand door de zon, bijna naakt,
Worden door de dochters van Californië
Onwillige humanisten onderwezen;
In hun schedels drukken zij met tennisballen
De ongelukkige realisatie
Dat de natuur nog steeds sterker is dan de mens.
Het speciale Helleense voorrecht
Van het speciale intellect sijpelt
Eindelijk in deze geïrrigeerde grond.
Zweet van atleten en sap van geliefden
Zijn sterker dan Socrates’ dollekervel;
En de spelletjes van nauwgezette Euclides
Verdwijnen in de gymnopaedia.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Kenneth Rexroth (22 december 1905 – 6 juni 1982)

 

Zie voor de schrijvers van de 20e december ook mijn blog van 20 december 2021 en ook mijn blog van 20 december 2018 en ook mijn blog van 20 december 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Paolo Giordano, Alexander Gumz

De Italiaanse schrijver Paolo Giordano werd geboren in Turijn op 19 december 1982. Zie ook alle tags voor Paolo Giordano op dit blog.

Uit: De hemel verslinden (Vertaald door Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd)

“Later ging ik in de zon liggen, maar het was twee uur ’s middags, de slechtste tijd, dus ik hield het niet lang vol. Ik liep door de tuin en stapte over de stenen die de afscheiding vormden met het open veld. Ik vond de plek waar de jongens over de omheining waren geklommen. Aan de bovenkant was het gaas ingedeukt en daaronder was het vervormd. Aan de andere kant stonden ook bomen, ze waren net iets hoger dan bij ons. Ik keek of ik de masseria kon zien, maar die was te ver weg.
Voordat hij verdween, had Bern me gevraagd of ik bij de begrafenis wilde zijn van de kikkers die zijn schepnet niet hadden overleefd. Na al die uren in de zon was er geen druppel zweet op zijn lijf te zien.
Ik vroeg aan Cosimo of hij de banden van mijn oma’s oude fiets wilde oppompen en even later stond hij klaar, gepoetst en geolied.
‘Waar ga je naartoe?’
‘Een eindje fietsen, hier, op de oprijlaan.’
Ik wachtte tot mijn vader naar zijn vrienden ging en stapte op de fiets.
De toegang tot de masseria bevond zich aan de andere kant van hun terrein, je moest een hele omweg maken om er te komen, als je er tenminste niet voor koos om over het hek te klimmen en dwars over het terrein te lopen, zoals de jongens hadden gedaan. Op de asfaltweg raasden de vrachtwagens langs me heen. Ik had mijn walkman in het fietsmandje gelegd en moest vooroverbuigen omdat de draad van de koptelefoon te kort was.
De masseria had niet echt een hek, alleen een ijzeren slagboom, en die stond open. In het midden van het weidepad stond onkruid en de randen waren niet scherp afgebakend, alsof de auto’s die er-
overheen reden, bepaalden waar het precies liep. Ik stapte af en ging lopend verder. Het kostte me nog vijf minuten om het huis te bereiken.
Ik was al eerder in masseria’s geweest, maar deze was anders. Al- leen het middelste gedeelte was van natuursteen, de rest zat ertegenaan geplakt. Het terras, dat bij ons een gladde stenen vloer had, was hier van beton, met barsten erin.”

 


Paolo Giordano (Turijn, 19 december 1982)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Alexander Gumz werd geboren op 19 december 1974 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Alexander Gunz op dit blog.

 

the answer is: dankjewel

dat alles wat op de grond valt als bellen
weer opstijgt. slechte muziek bijvoorbeeld.

wachten op treinstations bij klote weer,
onverlicht. zeker, dat hebben de schermen zo gewild

ook dank aan de klootzakken die rookpluimen uitblazen
in onze smoelen. zij knorren.

dit is onze toekomst: een remix van beloftes,
die niemand nakomt. volume omlaag! de trein arriveert.

we leggen onze wangen op onze koffers en lijden kou. this is
my heart en dat is niet meer van mij. maakt niet uit.

dankjewel, dat de archieven kleiner worden, dat de kennis
over ons verdwijnt. we denken nog aan verhuizingen,

eenzaamheden, snelle nachten, bier. over hoe ver
we zullen komen als we van deze borstwering springen.

bedankt, beste architecten, dat jullie de vloer
zo ver naar beneden hebben aangebracht. wij zullen erop letten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Alexander Gumz (Berlijn, 19 december 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e december ook mijn blog van 19 december 2018 en eveneens mijn blog van 19 december 2015 deel 2.

A. M. Homes, Gatien Lapointe

De Amerikaanse schrijfster Amy Michael Homes werd geboren op 18 december 1961 in Washington DC. Zie ook alle tags voor A. M. Homes op dit blog.

Uit: Dit boek redt je leven (Vertaald door Gerda Baardman en Wim Scherpenisse)

“Hij staat achter het glas en kijkt naar buiten. De stad ligt voor hem uitgespreid, gehuld in mistige sluimer. Lage druk. Wolken komen over de heuvels aanrollen en sijpelen uit barsten en kloven alsof de aarde zelf rooksignalen uitzendt. Beneden, helemaal onder aan de helling, zwemt een vrouw; haar lange bruine haar sliert achter haar aan door het water. Haar badpak is een schitterende felrode stip, een zeldzame tropische vogel in het onnatuurlijk blauwe zwembad. Ze zwemt iedere morgen — een olympische crawl. Haar zwemmen doet weldadig aan, haar vastberadenheid, ritme, routine, het feit dat ze wakker is terwijl hij wakker is. Haar slag heeft iets gedrevens; ze moet zwemmen, ze kan niet anders. Ze is zijn vertrouwelinge, zijn muze, zijn meermin. Hij staat achter het glas; anders staat hij daar nooit om deze tijd. Anders gaat hij na het opstaan meteen op de loopband — hij rent terwijl zij zwemt. Onder het rennen houdt hij de elektronische tickertape in de gaten die voorbijrolt terwijl hij orders opgeeft met een toetsenbord dat aan het looptoestel is bevestigd, al joggend typt, risico’s neemt, zijn posities aanpast, long en short gaat, kijkt hoe hoog of laag hij kan gaan, surfend op een onzichtbare elektronische golf. Anders dit, anders dat. Vandaag is alles anders en toch precies hetzelfde, en het kan nooit meer hetzelfde worden. Hij staat achter het glas. De mechanische geluiden van het huis overvallen hem. IJsblokjes tuimelen in het bakje van de ijsblokjesmachine, de koffiepot vult zich met water, lucht zoeft uit de ventilator en doet zijn broekspijp opbollen. Hij huivert. `Hallo?’ roept hij. ‘Is daar iemand?’ Anders hoort hij dat allemaal niet. Hij hoort nooit iets, voelt nooit iets, daar zorgt hij wel voor. Hij wordt wakker, zet zijn geluidwerende koptelefoon op, gaat naar het raam, kijkt naar de zwemmende vrouw en stapt op zijn loopband. Hij zit in een vacuum van stilte — geannuleerd leven. Hij wist niet eens dat het koffiezetapparaat volautomatisch was —hij drinkt nooit koffie; die is voor Cecelia, de huishoudster, die tussen  halfacht en acht uur komt. Hij snuift de geur diep op — heerlijk, dat aroma. Hij zorgt al jaren dat hij met rust gelaten wordt, maar nu jaagt al die rust hem ineens een beetje angst aan, de angst niets te horen, niets te voelen, niets te merken. Hij drukt zijn oor tegen het glas. Muziek. Hoger op de heuvel zijn mannen een gazon aan het aanleggen waar eerst niets was — struiken. Ze hebben een scheidingswandje gemaakt en rollen nu graszoden uit. Het wordt een miniatuurgolfbaan — één hole. Boven en onder hem slingert zich een keten van huizen over de helling; een sociale keten, een economische keten, een voedselketen. Het einddoel is bovenaan te komen, de rest te overheersen — te winnen. Iedereen kijkt op de ander neer en acht zichzelf beter, maar er is altijd wel iemand die van onderaf duwt of van bovenaf neerkijkt. Winnen is onmogelijk.”

 


A. M. Homes (Washington DC, 18 december 1961)

 

De Canadese dichter en schrijver Gatien Lapointe werd geboren op 18 december 1931 in Québec. Zie ook alle tags voor Gathien Lapointe op dit blog. 

 

Ik hoor toe aan de aarde

Wie heeft er weet van het zuivere begin
Ik ken alleen ’t naïeve wijsje van de aarde
Ik wil verstaan en ik wil zeggen met mijn lijf
Ik heb in mij de hoop van dieren

Wijs me degeen die je brood en olie delen zag
Het daglicht en al het gerei van alledag

Ik heb in mij de hoop van dieren
Ik vang in mijn hand het hart van de wereld
Er stromen vier rivieren uit de lucht
Ik houd in mijn arm de zevendaagse wereld

Wijs me degeen die je brood en olie delen zag
Het daglicht en al het gerei van alledag

Ik houd in mijn arm de zevendaagse wereld
Ik sta aan de voet van het eerste gebergte
Ik graaf naar een bron in de flank van de aarde
Er beeft een boom van duizend woorden

Wijs me degeen die je brood en olie delen zag
Het daglicht en al het gerei van alledag

Er beeft een boom van duizend woorden
Mijn oog is spiegeling van aarde
Ik vang in mijn hand het hart van de wereld
En o, ging alles maar niet voorbij

 

Vertaald door Judy Elfferich

 


Gatien Lapointe (18 décember 1931 – 15 september 1983)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e december ook mijn blog van 18 december 2018 en eveneens mijn blog van 18 december 2016 deel 2.

Yvonne Keuls, Rafael Alberti

De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Yvonne Keuls op dit blog.

Uit: Meneer en mevrouw zijn gek

“Ik had met de auto kunnen komen. ‘Over parkeren hoeft u zich geen zorgen te maken. Bloemendaal heeft voldoende parkeergelegenheid,’ aldus de folder. Maar ik verkies de bus, om weer even dat terug-naar-af-gevoel van Gemma door me heen te laten gaan. Het weer helpt daarbij mee. Barre regen. Met opzet vraag ik de buschauffeur om mij een seintje te geven als Bloemendaal in zicht komt, want uit ervaring weet ik dat er dan altijd wel een medepassagier zijn diensten aanbiedt. En zo ook nu. ‘Ik moet er ook zijn, ik loop wel met u mee,’ zegt een wat oudere man en hij gaat maar meteen tegenover me zitten opdat ik hem niet zal ontvlieden. `Dus u kent het niet, anders zegt u niet: Geef me een seintje.’ `Nee, ik ken het niet,’ lieg ik en ik wacht rustig tot hij opening van zaken zal geven. Tot mijn verbazing gebeurt dat niet, pas tegen het eind van de rit zegt hij: `Zo, nog één halte. En dan ga ik weer naar mijn zuster. Die zit er nu ook weer zo’n tien jaar. Kent u mijn zuster? Iedereen kent mijn zuster. Ida heet ze. Ida Been. Die in die rolstoel.’ Hij verwacht van mij geen antwoord, tuurt gewoon naar buiten en poetst zijn bewasemde raampje schoon. ‘Kijk, daar ligt het. Ach, ach wat een regen, het lijkt wel of heel Bloemendaal huilt. Weet u hoe groot het is? 72 hectare, net een landgoed van de koningin, met hoge bomen en parken, en wat ik persoonlijk niet zo geslaagd vind, met donkere sloten met van dat overhangende groen en vijvers met de dood op de bodem. Echt iets om jezelf in te smijten als je depressief bent. En neemt u maar van mij aan dat er in de loop der jaren heel wat kopje-onder zijn gegaan in die rottige vijvers en dat de helft ervan niet boven is gekomen. Ik heb weleens gevraagd, is het niet verstandig om die plomp te dempen? Maar dan gooien ze zich onder een auto, zeiden ze, hierzo, de provinciale weg die langs de inrichting loopt, die is zo onveilig als de pest, je mag er zeventig rijden, maar honderd is het gemiddelde. Ja, dat walst wel plat. Gaat u ook iemand opzoeken?’ `Ik ga naar de vergadering van de Patiëntenraad.’ `0,’ zegt hij. ‘Mijn zuster zit ook in de Patiëntenraad. Ze is altijd tegen.’ Hij zwijgt. Terwijl ik voor me kijk, voel ik zijn onderzoekende blik op me. Hij denkt kennelijk dat ik ook een patiënt ben. Ik krijg een stempel. `Zozo, tja-ja-ja…’ zucht hij. Zelfs hij. Met een zuster tien jaar in een inrichting. Zelfs hij doet eraan mee. Als ik wil uitstappen, tikt hij me op de schouder en wijst vervolgens naar buiten, naar de poort waar een man naast een racefiets staat, in professioneel wielrenners-outfit, een veldfles aan de mond. `Daar staat-ie weer,’ zegt hij. ‘Als hij hier langs komt, stapt hij altijd af om naar binnen te gluren. En als je hier toevallig loopt, voelt hij zich betrapt, begint hij meteen te kwekken. Vertelt altijd hetzelfde. Dat hij gevoel heeft en geen steen is, dat de wereld naar de knoppen gaat door de luchtvervuiling en de graffiti. Dat hij Peugeot rijdt”.

 


Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)

 

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook alle tags voor Rafael Alberti op dit blog.

 

Met Pablo Neruda in het hart

II.
Maar op een dag baadde het gelaat van Spanje in bloed,
het oude hart werd met een mes doorstoken,
een golf van haat verhief zich in de duisternis
en er was geen zee, er waren geen poorten of muren
die de botsing tussen licht en donker konden stoppen.

Jullie zult vragen: waarom spreekt zijn poëzie
niet van de droom, van de bladeren,
van de grote vulkanen in zijn land?
Komt en ziet het bloed in de straten.

Dat zei je toen
en nu kan ik, zoals je zelf vaak toegaf,
zeggen dat de pupillen in je ogen anders werden,
dat Spanje in je hart gedrongen was,
dat je voor Spanje opnieuw de wereld introk,
geraakt door haar doorzeefde licht,
je zang bedekt met het bloed van de straten.

De jaren zijn voorbijgegaan,
grimmige, droevige oorlogen zijn voorbijgegaan,
wat kwam was duisternis en tranen (zelden de zon),
de nacht heeft lang gezeteld met z’n zwarte zwaard,
terwijl jij, Pablo, innige vriend van de vrede,
van het goede voor de mens,
van het woord dat uitrolt over zee
en over hoge bergen,
Pablo van de plechtige rivieren en de tere blaadjes van de bloem,
van de zuidelijke, oeverloze luchten,
van de open hartstocht en de juiste straffen,
toen je meer de stem was van de hoop,
toen je het licht hoog ophief voor je volk,
(ik hoorde ’t op een ochtend) stierf,
stierf van verdriet, omringd door moordenaars,
terwijl in Chili het bloed door de straten stroomde.

Komt en ziet zijn geschonden huis,
zijn gebroken deuren en ramen,
komt en ziet zijn in de as gelegde boeken,
zijn schelpencollecties in gruzelementen,
komt en ziet zijn gevallen lichaam,
zijn immense hart, gestort
op het puin van zijn kapotte dromen,
terwijl het bloed nog altijd door de straten stroomt.

 

Vertaald door Barber van de Pol

 

 

Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)
Monument voor Rafael Alberti in Leganés, een voorstad van Madrid

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e december ook mijn blog van 17 december 2018 en eveneens mijn blog van 17 december 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Adriaan van Dis, Rafael Alberti

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: De kolonie mept terug

“WE GAAN EEN REIS MAKEN. Van kolonie naar revolutie. Van heden naar toekomst. Maar we beginnen met Stilte:
De vogels zongen. De auto’s knorden niet meer. Geen streep aan de hemel. Coronavirus: lockdown maart 202o. Heerlijke tijd — niet voor een bijstandsmoeder met jengelkinderen maar wel voor iemand die naar een lege agenda verlangt om te schrijven aan de tiende Kousbroeklezing. Te houden 14 april 2020. Het was zo stil in huis dat ik de boeken in mijn kast hoorde fluisteren. Leesherinneringen drongen zich op. Als ik voor de dikke meter boeken van Rudy Kousbroek stond, hoorde ik zijn stem. Krakerig, en ik rook zelfs de geur van een verboden sigaret.
Kousbroek is naar schatting mijn meest gepavoiseerde auteur: plakkertjes, post-itvelletjes, leesvaantjes. Al lezend kon ik het kennelijk niet laten om veel van zijn zinnen aan te strepen. Zoals deze: ‘Schaamte, spijt en verlangen, dat zijn voor mij de emoties verbonden aan ons koloniale verleden, maar de meeste van deze is het verlangen.
Toen Kousbroek in februari 1992 te gast was in ons VPRO-boekenprogramma — om over zijn toen net verschenen Het Oost-Indisch kampsyndroom te komen praten — vroeg ik hem naar dat verlangen: de beelden, de tropensensaties die hem het sterkst waren bijgebleven. Een vraag die ik van zijn redacteur Tilly Hermans moést stellen. `Eh, eh… dat weet ik niet meer.’ De schrijver van vloeiende zinnen klapte totaal dicht. Op papier kon hij prachtig mijmeren over de opdampende geuren na een tropische regen en de smaak van schaafijs, maar er publiekelijk over praten vond hij kennelijk te beschamend. Ook in zijn essays over de kolonie Nederlands-Indië verkoos hij de strenge toon boven gezwijmel. Bij herlezing trof het me zelfs hoezeer hij de schaamte en de schuld grondiger heeft verkend dan het verlangen.
Al die strepen en papiertjes in zijn boeken zijn stille getuigen van een gesprek dat ik al jaren met hem voer — ook na zijn dood. Ach, lieve Rudy, wat heb ik toch veel van je geleerd. Dat ik niet `jappen’ moest zeggen, maar ‘Japanners’, niet `concentratiekamp’ maar ‘interneringskamp’. En: `Hoed je voor leedconcurrentie’. Kousbroek was allergisch voor zelfmedelijden en wars van een cultuur van slachtofferschap. `Slachtofferschap is in. Het verovert de wereld:* Om die reden lukte het hem ook nauwelijks te schrijven over het verblijf in zijn laatste kamp Si Rengo-Rengo. Hij was streng voor zichzelf en streng voor zijn Indische lotgenoten. Natuurlijk erkende hij de abominabele manier waarop de mensen uit Indië door de Nederlandse regering zijn behandeld’, maar dat was nog geen excuus om de feiten te verdraaien. Al besefte hij wel dat clichés en mythes een functie hebben: ‘de mensen willen helemaal niet weten of ’t echt waar is — het geeft betekenis aan hun leven en daarom houden ze eraan vast. Pogingen om iets ervan te ontzenuwen roepen alleen maar woede op, dan zijn zij “diep gekwetst” omdat “hun lijden niet wordt erkend.”

 


Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook alle tags voor Rafael Alberti op dit blog.

 

Met Pablo Neruda in het hart

I.
Eerst zeiden ze (ik hoorde het vroeg in de ochtend):
Pablo Neruda is vermoord.

Het was van heel ver dat zijn brieven kwamen,
hulpkreten, kreten vol eenzaamheid en pijn,
van ver over zee.

Ach, ik vergeet mijn eigen taal,
sorry voor de fouten.
Stuur me een woordenboek.

Op een dag, op een wintermiddag,
viel een manuscript, als de laatste reddeloze bladeren van de herfst,
in mijn handen open.
Het heette: Verblijf op aarde.

Als as, als zee zich bevolkende,
in de overstroomde traagheid, in het vormeloze,
of zoals hoog boven de wegen
de klokken kruiselings weergalmen…

Het was een dode galop,
een hart dat in de verte sloeg,
een kreet, nee niet van de aarde,
meer van de verzonken wortels van het vuur,
de geboortepijn van een boom, de pijn
van een steen die verkalkt is door de bliksem.

Pablo Neruda is gestorven. (Dat hoorde ik een andere ochtend).
De zaak was rechtgezet; wat maakt het uit?
Door mijn tranen heen komen de herinneringen.

Hoe kan ik die ochtend op mijn terras vergeten,
de laatste sneeuw tegen het blauwe decor van de Guadarrama,
de eerste woorden van onze ontmoeting,
zijn verre beeld, eindelijk aanwezig?

Je gaf ons alles, toen,
de goedheid van de pas verschenen broeder,
wanhopige, onstuimige zangen,
en in ruil gaven wij je vreugde
en daarmee de hand waar je lang op wachtte.
Zo werd je immense eenzaamheid bevolkt,
werd Miguel, Manolo, Vicente, Federico…,
werd heel de lyrische stem van Spanje
die de vleugels monteerde aan je groene paard,
want mooi waren de winden die het doorsneed
en mooi de nieuwe galop van de hoeven op de uitgesleten stenen.

 

Vertaald door Barber van de Pol

 


Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e december ook mijn blog van 16 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Vor Weihnachten (Karl Gerok), Klaus Rifbjerg

 

Bij de derde zondag van de Advent

 


Morning Of Advent door Tancau Emanuel, 2012

 

 

Vor Weihnachten

Die Kindlein sitzen im Zimmer
– Weihnachten ist nicht mehr weit –
bei traulichem Lampenschimmer
und jubeln: “Es schneit, es schneit!”

Das leichte Flockengewimmel,
es schwebt durch die dämmernde Nacht
herunter vom hohen Himmel
vorüber am Fenster so sacht.

Und wo ein Flöckchen im Tanze
den Scheiben vorüberschweift,
da flimmert’s in silbernem Glanze,
vom Lichte der Lampe bestreift.

Die Kindlein sehn’s mit Frohlocken,
sie drängen ans Fenster sich dicht,
sie verfolgen die silbernen Flocken,
die Mutter lächelt und spricht:

“Wisst, Kinder, die Engelein schneidern
im Himmel jetzt früh und spät;
an Puppenbettchen und Kleidern
wird auf Weihnachten genäht.

Da fällt von Säckchen und Röckchen
manch silberner Flitter beiseit,
von Bettchen manch Federflöckchen;
auf Erden sagt man: es schneit.

Und seid ihr lieb und vernünftig,
ist manches für euch auch bestellt;
wer weiß, was Schönes euch künftig
vom Tische der Engelein fällt!”

Die Mutter spricht’s; – vor Entzücken
den Kleinen das Herz da lacht;
sie träumen mit seligen Blicken
hinaus in die zaubrische Nacht.

 


Karl Gerok (30 januari 1815 – 14 januari 1890)
De Stadtkirche in Vaihingen an der Enz, de geboorteplaats van Karl Gerok

 

 

De Deense dichter en schrijver Klaus Rifbjerg werd geboren op 15 december 1931 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Klaus Rifbjerg op dit blog.

 

Conceptie

Een, twee, drie
onbegrijpelijk samensmelten van twee organismen
pilatus pas
en de basis is gelegd voor het beste van al:
bestaan

Hocus, pocus,
zonder mystiek vindt de bevestiging plaats
een leven wordt gevormd
en de verwondering is groot en warm
over de intense samenwerking
tussen deze microscopische elementen.

Bim, bam in de klok van het lichaam
een klein kaarsje aangestoken
in het buikuniversum
de donkere boog van de moederhemel

 

Vertaald door Annelies van Hees

 


Klaus Rifbjerg (15 December 1931 – 4 April 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e december ook mijn blog van 15 december  2023 en ook mijn blog van 15 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Nader tot U (Brief door tranen uitgewist)

“Wimie schonk ons allebei nog eens in. Weet je nog wel hoe we toen en toen, met die en die, daar en daar hebben zitten zuipen? Dat komt nooit meer terug – nee, nooit meer. Ik probeerde monter te blijven door veel te praten, en dikwijls, luid en snuivend, te lachen. Om me heen, op de vloer, stond alles wat ik van het zoldertje naar beneden had gehaald om mee te nemen: een boeket donkerrode, grote plastic rozen, waar ik lang geleden van plan was geweest heel kleine lampjes binnen in te maken, in een massief glazen standaard met gaatjes; nog een, kleiner, bosje roze roosjes in een flesje; drie plastic prunustakjes staande in een lege portfles van een zending drank van Beschermer Q., van jaren geleden; een rood glazen vissersbal; een bovenschedel die Wimie, misschien wel tien jaren geleden, in de Parijse katakomben uit de wand had getrokken en snel in een door mij opengehouden strandtas had gestopt, waarna er enkele ogenblikken een geweldig gekraak was geweest door een algemene verzakking in de opstapeling, die echter, voordat hij iemands aandacht had getrokken, weer was opgehouden; welke schedel we in het hotel in het bidet uitwasten en besloten ‘Frédérique’ te noemen, want we stelden ons toen nog enorm aan; een aan de overwinning van Longwy in 1914 gewijd Duits gedenkbord en, in een kringetje op de mat gezeten, met hun gezichtjes naar elkaar toe, de vier Dieren; om te beginnen het konijn met roze oren van binnen, dat ik Wimie in 1962, een paar weken na zijn verjaardag, in Londen gegeven had; dan het koala beertje, dat ik veel langer geleden voor hem gekocht had, ik denk in het voorjaar van 1957, ook in Londen, vermoedelijk kort voordat we uit Engeland weggingen: het was bijna lente geworden, toen, en we kregen veertien dagen kunstbroeder W. zijn buitenhuis, in Suffolk, tot onze beschikking, dat toen nog geen elektriciteit had en waarvan de schoorsteen slecht trok, vooral als de wind uit een ongunstige hoek waaide en de kleine salamander, in het kamertje boven, geweldig hoestte en plofte – des middags, in een nevel van kachelrook, speelde Wimie daar op de viool een sonate van Bach of Händel, in elk geval van één van die pruikekoppen, waarnaar ik stil luisterde terwijl ik uitkeek over het akkerland waarop soms, keffend, een fazant voortschreed. (Kunstbroeder had een hele kist laten bezorgen vol met fruit en drank – twee hele flessen gin, twee hele flessen droge Martini, twee flessen droge sherry, en een half flesje whisky van een goed merk – maar we begrepen niet, dat het voor ons was en dorsten er niets van te gebruiken, behalve het fruit, telkens wanneer iets ervan het bederf te dicht genaderd was.)
Het koala beertje sliep in die dagen bij ons in bed, en heette Alexander – ik kan het ook niet helpen, want we hebben altijd eerlijk ons best gedaan om oorspronkelijk te doen.
Het derde dier was een vrij grote panda, die ik, een paar jaar na de koala beer, en ik denk ook in Londen, voor Wimie kocht, en die ‘Heer Panda’ of gewoon ‘Panda’ heette. Het vierde dier was een vosje – net als het konijn, zonder naam – dat ik in het voorjaar van 1962 in West-Berlijn gekocht had.”

 


Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Boudewijn Büch op dit blog.

Uit: Weerzien

“Schooltrap
In 1954 werd ik door mijn moeder naar de lagere school gebracht. Een somber gebouw met hoge ramen. Er was een nieuwe vleugel aan gebouwd met vier klaslokalen. Er heerste een juffrouw over ons – Wegberg was haar naam – die een scooter bereed, met een liniaal op je vingers sloeg en buitengewoon hechtte aan schrijfletters met overdreven krullen. De eerste les bestond uit het afleren van linkshandigheid bij enkele jongens (meisjes waren elders ondergebracht in Wassenaar). Binnen drie maanden was ik rechtshandig.
Ben ik een overgevoelige natuur of wàs het indertijd weerzinwekkend? Als ik mijn oude lagere school betreed, breken er angsten in mij uit. Ik zie de hoofdmeester nog los rammen op een jongen die tijdens een godsdienstige eredienst had zitten praten. Hij werd voor de klas gehaald. De hoofdmeester sloeg zo lang op het hoofd van de jongen dat hij neerviel. Wij zaten met zijn allen in splinterige, wasgeboende en van inpandige inktpotjes voorziene tweezits-schoolbanken het sadistisch tafereel gade te slaan. Soms was ik die jongen die had gepraat. Dan sloegen mijn klasgenootjes mij gade.
In een klein kamertje (vroeger het natuurkundig kabinet) naast de gymzaal (nu een kantine) zit een bekende. ‘Wat krijgen we nou… Búúúggg! Wat doe jij hier. Ben jij het ècht? Ik zag je pas bij Sonja en toen zei ik nog tegen mijn vrouw: volgens mij is dat die kleine Büch,’ zegt de voormalige hulpkoster en voormalige conciërge van de voormalige meisjesschool. Hij is nu bewaker van mijn lagere school waarin op het ogenblik van mijn bezoek een moedermavo, een tiepschool en nog wat andere modernismen huizen. Ik vraag de vriendelijke man die in niets van vroeger verschilt – behalve dan doordat zijn hoofd dertig jaar ouder is geworden maar dat geldt ook voor mij – of ik wat mag rondlopen door het gebouw. ‘Wat dacht je, Büch; je kent de weg.”

 


Boudewijn Büch (14 december 1948 – 23 november 2002)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

Het werk van de dichter

I
Het aangename verkeren met de anderen
Op het gemaaide gras des zomers
Onder witte wolken

Het aangename verkeren met de vrouwen
In een grijze en warme woning
Onder een doorschijnend laken

Het aangename verkeren met zichzelve
Voor het blank blad papier
Onder de dreiging der onmacht
Tussen twee tijden en twee ruimten

Tussen de levensmoeheid en de zucht tot leven

 

 

Vertaald door Koos Schuur

 


Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2021 en ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.