Anthony Staring, Derek Walcott

De Nederlandse dichter, landbouwkundige en landheer Anthony Christiaan Winand Staring werd geboren in Gendringen op 24 januari 1767. Zie ook alle tags voor Anthony Staring op dit blog.

 

In een vriendenrol.
1823.

Elk zoekt Geluk; maar talloos zijn de paden,
Waarlangs wij zoekend grafwaarts gaan.
De zucht naar Goud, naar Weeld’, naar Magt, naar Lauwerbladen
Kiest onderscheiden baan.

Op ónzen weg zweeft, lokkend, voor ons henen
Der Kunsten en der Muzen Koor.
Met ons kwam Liefde zich, als togtgenoot, vereenen –
Houdt Vriendschap ’t eigen spoor.

In milden glans ontluikt voor onze treden
Een bloei, des nijvren plukkers waard,
Wiens oog niet, afgedwaald, voorbij ’t Genoeg van Heden
Op ’t Veel van Morgen staart.

Dat zóó – mijn Vriend! – dat zóó ons heil moog’ duren!
Dat ons erkentlijk offer geur’;
Tot eens de jongste koom’ van de ons bescheiden Uren,
En de aardsche voorhang scheur’!

 

Het geluk.

Wat baat den stervling al zijn zwoegen?
Wat noopt de waan hem vroeg en spaâ?
Wat klimt hij ’t lokkend schijngenoegen,
Van rots tot rots, aamechtig na?
In ’t eind op hachlijk steil verheven,
O arme vreugd! hij staart in ’t rond,
Om fluks weêr naar een kruin te streven,
Gezien van breeder horizont.

Een Dwaze hang’, met gierige oogen,
Aan roem, of magt, of goud, of eer;
Tevreên, in ’t lot haar toegewogen,
Knielt stille Wijsheid dankend neêr.

’t Geluk is veil voor zweet noch zorgen;
’t Ontvlugt hem, die naar hooger staat;
Maar toeft, in ’t schuilend dal verborgen,
Als huisgenoot, bij Middelmaat.

 

De winterroos.

Versliept gij ’t zoet der Lentedagen,
Traag Roosje, dat gij nu nog waakt?
Uw Zusters toefde, in hof en hagen,
Een rust, die gij alleen niet smaakt!

Moge u de storm ten Zefir wezen,
Arm Bloemtje, spreek, wat wint ge er bij?
’t Genot der vreugd, hoe uitgelezen.
Is, ongedeeld, van geen waardij.

 


Anthony Staring (24 januari 1767 – 18 augustus 1840)
Standbeeld in Vorden

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

V

Hij kon de honden horen in de verte, en hun gekef
leidde hem naar het kerkje dat oprees naast de weg,
maar hij ging niet naar binnen. Dit was te min voor gebed
en de zwarte honden waren slechts zijn gedachten in nachten van vrees
door de strakke en lonende bossen van Santa Cruz;
zijn hart hobbelt, bubbelend bloed als bessen op zijn spoor,
drie of vier palmen heffen hun kroon en de gekke papegaaienkreten
zijn als het gekletter van getuigen in een obsceen proces,
maar ze doorkruisen een roze hemel en vervagen en er komt soelaas.
In de hete, holle middag gaat er een schreeuw door het dal,
er zweeft een havik en achter de vlam van de immortelle brandt een heuvel
met een kolom van blauwe rook; dit is alles wat er is aan waarde.
O bladeren, vermenigvuldig de dagen van mijn afwezigheid en trek ze af
van de vernedering der bestraffing, de hinderlaag van schande
om wat ze zijn: excrement, onwaardig voor elk thema,
niet de knoest en de houding van een ceder of het buigzaam gras,
alleen de hoon van onverschilligheid, van beschimping doorstaan
als de lenige duik van takken die zwiepen met de gratie
van het verduren, buigend onder de manier waarop de bamboe
de horizontale vlagen van de regen gehoorzaamt, geen martelaarschap
maar natuurlijke meegaandheid; er was een huis beneden hem
waar hij zonder een wond meer dan welkom was,
en vriendelijke honden kwamen zich bij de poort verdringen om zijn stem.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)
Borstbeeld in Castries, Saint Lucia

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e januari ook mijn blog van 24 januari 2024 en ook mijn blog van 24 januari 2021 en ook mijn blog van 24 januari 2019 en ook mijn blog van 24 januari 2017 en ook mijn blog van 24 januari 2016 deel 2.

In Memoriam Esther Jansma

In Memoriam Esther Jansma

De Nederlandse dichteres, schrijfster en archeologe Esther Jansma is gisteren op 66-jarige leeftijd overleden. Esther Jansma werd op 24 december 1958 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Esther Jansma op dit blog.

 

Archeologie

Als we ons dan toch moeten kleden,
tegen kou bijvoorbeeld, of in naam van iets,
in resten van dit of dat verleden,
verhalen en geheugensteuntjes die niets

vertellen dan dat we er al waren
in de tijd die bestond voor dit heden –
als wij onszelf alleen in het nu kunnen bewaren
door onszelf voortduren uit te vinden in het nu

dan liefst eenvoudig, aan de hand van kleding.
Je zit aan tafel. Opeens zie je hoe iemand
ijs overstak, hoe hem de kou beving

of een ander einde en je zegt: kijk,
hier heb je zijn schoenen, leren mantel, wanten.
‘Waar is de tijd? Hier is de tijd.’

 

Dit hier

Je loopt op het strand: de zee, de einder,
het geluid dat de kom van de wereld
tot de rand toe vult – nee, kleiner.

Je zet je schoenen in het zand: koeienhuid,
geërodeerde bergen, het een laat
een afdruk na in het ander – nee, anders.

Je bent ergens, het doet er niet toe
waar, altijd aan een rand, dit keer tussen
land en water, het gaat over nu – nee

je ligt op je buik. Zand zingt zich voort
zoals water, geribd. Je kiest de kleinste rib.
Berg. Je kiest de kleinste korrel. Aarde.

 

Schaduw

We hebben geen doden, we zijn alleen
denkende weefsels in het heden die zich denkende
weefsels herinneren, vertalingen maken zoals
u bent nu tien jaar dood – tien jaar

dood zijn bestaat niet. Wie herdacht wordt verdween
vanuit het eigen perspectief dat er niets is
tegelijk een miljard jaar en een seconde geleden.
Verdween totaal. Er is dus geen u die iets is.

Wij bestaan in de schaduw, het geraas van
een golf die voor altijd zojuist begon aan zijn
val – al dat schuim, als dat verdwijnen
in onze hoofden van wie er niet zijn.

 


Esther Jansma (24 december 1958 – 23 januari 2025)

Wouter van Heiningen, Derek Walcott

De Nederlandse dichter Wouter van Heiningen werd geboren op 23 januari 1963 in Leidschendam. Zie ook alle tags voor Wouter van Heiningen op dit blog.

 

Warme woorden

Veel kunnen het er zijn, slechts enkele
halen de lijst van waaruit selectie

plaats vindt. Losgezongen van inhoud,
klinkers of medeklinkers of waardering

door deze of gene. Slechts zij die aan de
criteria voldoen mogen zich verheugen.

Ballotage noch voorverkiezing wegen mee,
uiteindelijk bepalen betekenis en klank

waar warme woorden aan voldoen. Zo is
parelmoer een mooi voorbeeld.

 

 

Berekenend

Waarom een rentetabel mij fascineert,
een opsomming van dode cijfers.

Rangschikking mag dan belangrijk zijn,
het afronden van getallen na de komma

doet het voor me. Lees in cijfers de
berekening van daden en verwachtingen.

Nacalculatie is als voorspel zoals het
Klaarzetten van reeksen. En dat dan

logisch gestructureerd met een aanhef
tot het laatste isgelijkteken.

 

 

Dat wat er is

Ik hoef mij er niet van te vergewissen
dat ook op de lege dagen, in de stille uren,
ik jou steeds opnieuw zal missen

dat ik nimmer zal vergeten
hoe je naar me keek en hoe je
genoot van de gebeurtenissen

We hoeven wie we zijn niet
te bemeten aan onze naam en onze
functie, noch hoeven we te beslissen

of dat wat is, er wel mag zijn, we laten
ons niet dirigeren, negeren deze
hindernissen, ons denken is niet ingesleten

 


Wouter van Heiningen (Leidschendam, 23 januari 1963

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

IV

Hij zat een vagevuur-november uit, maar dan een zonder
vuur, waarvan de rook slechts de geladen mist was
die stroomde door de verkoolde bossen, waar een ronde
zon vaag tuurde in ’t voorbijgaan en waar schaduwen zich
verbaasden over elke helderheid op trottoir en okeren muur,
maar die de wet van de seizoenen deed verbleken en uitwiste
als een fout. Hij ging door de menigte als een crimineel,
bracht alles wat hij aan gratie kon opbrengen op in het lichtste
gebaar, de terloopse frase, een kom in de hand; hij at
zonder het hoofd te laten hangen, en in die doorzichtigste
uren die soms het grijze licht doorboorden, herhaalde hij
bij zichzelf dat dit niet zijn klimaat of volk was, geen jaargetij
zo afmattend als dit, en hieraan voorbij was de zee
en de onverbiddelijke genade van licht, een raam in de kerker
die zijn geest geworden was; dat het lijden wel meeviel
als er daarna de waarheid maar was van een andere hemel
en er andere bomen waren die pasten bij zijn natuur, zijn hand
die heel zijn vijfenzestig jaren lang getracht had niet meer te liegen
dan een krab dat zou kunnen die loopt over zijn bladzijde zand.
De dagen werden donkerder met kou, achter hekken stierven
meer bladeren, de mist werd dikker, maar daarna was er het groene eiland.
Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e januari ook mijn blog van 23 januari 2019 en ook mijn blog van 23 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Delphine Lecompte, Rainer Stolz

De Vlaamse dichteres en schrijfster Delphine Lecompte werd geboren op 22 januari 1978 in Gent. Zie ook alle tags voor Delphine Lecompte op dit blog.

 

Plaaggeest

Ik was een plaaggeest
Toch mocht ik achttien jaar worden
Ik heb vlechten afgeknipt en
Met diezelfde vlechten hun schootcavia’s gewurgd
Ik heb tanden op grind geprojecteerd en
Er niet om gemaald dat de bisschop toekeek.

Ik heb mijter beklad en kwispedoor gestolen
Gespuwd in de ogen van razende hoenderen
Vruchtbaarheidsmaskers verkocht aan ongelovige slachters en
Vuurtjes gestookt in overbevolkte methadonhuizen
Toch kreeg ik een taart en een ezel
Van een vergevingslustige paap toen ik achttien werd
Maar schilderen heb ik nooit gedaan
Want ik ging dood toen ik het geld op de toonbank legde
Het geld om een canvas te kopen
Een monstrueus doek groter dan een laconieke kermispony
Kleiner dan de piramide van de Bremer stadsmuzikanten.

Ik ging dood zonder poging tot reanimatie
Nochtans stond hij daar: de zwembadopzichter
Met twee tubes olieverf in zijn pollen
Als de handvaten van een drinkbeker van een korsakovpatiënt
Klemde hij ze vast
Ultramarijn en fuchsia
De dopjes vlogen eraf
Een laatste goocheltruc
Een gemoedelijk plaagstootje.

Het kostte me achttien jaren om vriendelijk te sterven
Nu ben ik dood en terug met nieuwe truken:
Ik ben het zuur in de muur van de oude kruisboogschutter
De puisten in de decolleté van de Veurnse femme fatale
De roos op de schouders van de Elvisimitator
De kale plekken op de flanken van de trofeewinnende terriër
De gebitsprothese van de tienjarige musicalster
De kleinzielige Clauspastiche van mijn grootvader
Maar toch vooral, het liefst van al,
Ben ik telkens weer de terpentijn die op je eiland valt.

 

Headphones en hazenlip

Ik was een wit paard
een Mongoolse kuisvrouw
ik voldeed aan de criteria misschien
op de brandladder stond ik te staren
de jonge mannen werkten ongedwongen
een put was oppervlakkig, de andere gevuld.

Mijn tekeningen grillig
letters werden algauw obscene woorden
werden karaktermoorden.

Hazenlip wandelt voorbij
hij zingt uit volle borst
klaaglijk zing ik hem na
de tekst is een uitnodiging
de uitnodiging valt in dovemansoren.

 


Delphine Lecompte (Gent, 22 januari 1978)

 

De Duitse dichter en schrijver Rainer Stolz werd geboren in Hamburg op 22 januari 1966. Hij woont nu in Berlijn. Zie ook alle tags voor Rainer Stolz op dit blog.

 

bonuszone

de bio-reclame van de valse acacia’s bereikte ons
per geurpost door het keukenraam, de spreeuwen
boven de reislustschotels vermengden de avond
met een kwetterdessert, extra licht, als was
de permanente voorstelling stad haar speelschema moe geweest
straalde zij een plotselinge stilte uit, nauwelijks over te brengen
rammelde wat aan de grensvoorzieningen van de particuliere ontvangers
van zonder-zorg-kaarten, ik heb, zei ik, in mijn zak
een gat, moet dat niet vergeten, ach man
mijn accu is leeg, zei je, van deze leegte
kan ik niet meer genoeg krijgen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Rainer Stolz (Hamburg, 22 januari 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e januari ook mijn blog van 22 januari 2021 en ook mijn blog van 22 januari 2019 en ook mijn blog van 22 januari 2017 deel 1, deel 2 en deel 3.

Kristín Marja Baldursdóttir, Derek Walcott

De IJslandse schrijfster Kristín Marja Baldursdóttir werd geboren op 21 januari 1949 in Hafnarfjörður. Zie ook alle tags voor Kristín Marja Baldursdóttir op dit blog.

Uit: Die Farben der Insel (Vertaald door Coletta Bürling)

„Wallender Dampf versuchte aus der Küche auszubrechen, und drängte sich an die Fensterscheiben wie eine vollbusige Frau an einen schlanken Mann, aber es gelang ihm nicht. Ich hatte das Fenster zugemacht, denn ich wollte ein Bad nehmen und keine Zugluft haben. Als die Luft so heiß und feucht war, dass sich Wasserperlen auf Tisch und Stühlen bildeten, zog ich mich aus und stieg in den großen Holzzuber, den Frauen für die große Wäsche oder für die Kinder an Samstagen verwenden, er war viel zu klein für eine erwachsene Person. Aber wenn ich die Beine anzog und mich zusammenkauerte, hatte ich Platz genug. Wir haben immer Platz genug, wenn wir es richtig anstellen. Wasser lässt Erinnerungen wach werden. Solange ich mich erinnere, habe ich auch die Kontrolle über die Vergangenheit. Kontrolle über mein Leben. Kann es mir gestatten, von großer Helligkeit zu träumen. Das Wasser und ich wurden eins, ich vergaß alles um mich herum, ich befand mich bereits weit im Süden und wurde von so starken Sonnenstrahlen umschmeichelt, dass ich mir die Hand vor die Augen halten musste; undeutlich sah ich die Fischerboote, die bei Sonnenaufgang in die Bucht hineinfuhren, schemenhaft sah ich die Schwalben, die zwischen den blühenden Bäumen unterhalb des weißen Hauses flogen, genau wie auf dem Bild, das ich in diesem ausländischen Buch gesehen hatte. Und ich hatte auch das Gefühl, als könnte ich den Duft von italienischem Waschpulver und frisch gebackenem Brot zum Frühstück riechen, ich war in meiner wunderschönen Welt, als es an der Haustür klopfte. Und dann öffneten bereits diejenigen, die draußen standen, die Tür, sie warteten nicht darauf, dass sie hineingebeten wurden, so war es üblich, klopfen und dann gleich die Tür öffnen, in diesem Dorf schloss man das Haus nicht ab, nicht einmal nachts. Ich hörte, wie sie den Flur betraten, ich kannte ihre Stimmen und fragte mich, warum in aller Welt sie immer gerade dann zu Besuch kamen, wenn ich ein Bad nehmen wollte. Und dann standen sie auch schon mitten in der Küche und sagten: »Wie oft badest du eigentlich, Karitas?« Als sei ich ein unmündiges Kind, das man dauernd zurechtweisen müsse. Es schien ihnen aber andererseits vollkommen gleichgültig zu sein, dass ich in dem Zuber saß, deswegen kam mir gleich der Verdacht, dass ihnen etwas anderes und Wichtigeres auf dem Herzen lag. Sie waren gekommen, um mich um einen Gefallen zu bitten, und gaben sich deshalb alle Mühe, nett zu mir zu sein. Und genauso war es: Es ging darum, dass die Kulissen fiir die Weihnachtsaufführung gemalt werden mussten, und das konnte niemand besser als die Zeichenlehrerin an der Volksschule, die früher einmal in Kopenhagen studiert hatte. Ihretwegen durfte sie deshalb gern in ihrer Anwesenheit ein Bad nehmen. Sie boten sogar an, mir beim Haarewaschen zu helfen, die eine massierte mir die Kopfhaut mit grüner Seife, während die andere heißes und kaltes Wasser mischte, um damit die Seife auszuspülen.“

 


Kristín Marja Baldursdóttir (Hafnarfjörður, 21 januari 1949)

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

III

Hij droeg zijn duistere gedachten in en uit de schaduw
als een luipaard dat van leger wisselt om een gespikkelde rust
te vinden, passend voor bespiegelingen, terwijl zijn gele ogen nu
dichtgaan op een prikkelende geeuw, zat van niets, van leegte,
toch vol pompende, afgemeten vrede, zoals een kudde zebra’s
die de gestreepte tint van grassen naar een drinkplaats brengen
maar met het gestage van hoofden en hoeven, hun vetlokken schrap
voor zijwaartse uitschieters. De bladeren en schaduwen helen;
allen liggen welwillend neer in de voldoening der bomen, leeuw
met jakhals, wanneer de middag het koninkrijk van de vrede is;
zij rekken zich, rillen en zijn stil, de enige actie ligt
in hun langzaam draaiende ogen. Hier onder de hevige dom
van een wolkenloze augustus voelt hij hoe het lome klimt
van buik naar traag ooglid en leeuwengeeuw, rilt
in zijn flanken en langs zijn leden kruipt, een vrede
die zo ver teruggaat als de paraplubomen, in een rust
dicht bij Eden, eer een donkere gedachte als een wolk
racet over het open gras, en zijn dravende volgster, leeuwin,
gehurkt haar gewicht verplaatsend, toesloeg! Dan komen een kleine horde
hoppende, openmakende gieren en de gespikkelde hyena’s erin.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e januari ook mijn blog van 21 januari 2022 en ook mijn blog van 21 januari 2019 en ook mijn blog van 21 januari 2018.

Stefan Popa, Derek Walcott

De Nederlandsche schrijver en journalist Stefan Popa werd op 20 januari 1989 geboren in Vleuten. Zie ook alle tags voor Stefan Popa op dit blog.

Uit: Het feest

“De vrouw buigt en fluistert haar petekind bewaarwoorden toe: ‘Deug, liefje, maar niet te veel. Na de dood is er meer dan genoeg tijd voor nietsigheid.’ Tante Tola duwt het kind van zich af. Ze cirkeldanst zichzelf in ademnood. Haar jurk plakt al aan haar rug. Omdat ze zwart velours draagt, ziet niemand haar zweet. Maar Batko ruikt het, hoe haar huid en de stof aaneenkleven. Het meisje ademt licht als haar hup. Ze springt op de leesstoel om de gasten te overzien, die over het tapijt schuifelen dat over de breedte van Tola’s woonkamer ligt uitgespreid. Op die hoogte, zo groot als een man, staart ze naar het beest, alsof ze berekent hoe groot de kans is dat ze wordt opgevreten. Op zijn grote achterpoten danst Batko Wojtek mee met de gasten van tante Tola. Geen schakel in de cirkel, maar er middenin, naast het tweemansorkest, een vrouw met een accordeon en een vrouw met een klarinet. Ze spelen niet slecht. De zussen moesten de beer door de deurpost duwen. Batko droeg de berenleidster met een koord achter zich aan. Het ware beest. De beer schudt zijn kop. Hij gromt. Het lijkt alsof hij de klarinet voelt. De belletjes die ze aan hun rokken hebben geknoopt. Of hij wordt gek, lastig vast te stellen bij een roofdier dat uit de wildernis is geroofd. Bij elke danspas krassen zijn teennagels door het tapijt en in het eikenhout daaronder. Kras in het hout, kras in Tola’s ziel. De plankenvloer trilt, kraakt, swingt. De kerstballen in de spar zwieren mee. Batko draagt de muilkorf van een herdershond. Niet omdat de beer zo klein is, maar omdat de herdershonden van de Balkan zo groot als beren zijn. Klarinet, accordeon, belletjes en een muilkorf. Dit is nog eens een feestje, denkt Batko Wojtek. Jij dacht dat beren niet kunnen denken?
Dit is nog eens een feestje, denkt Batko Wojtek. Jij dacht dat beren niet kunnen denken? Batko overziet alles, hoort alles, snapt vrijwel alles. Hij is groter dan het meisje op de stoel. Slimmer dan alle gasten bij elkaar. Hij danst, als je het zo mag noemen. Zo waren de feestjes, voor Coca-Cola en Burger King, toen er nog ijzeren gordijnen waren en geen wereldwijde webben, toen het buurdorp nog een andere wereld was. Alle rimpelhanden vullen elkaar.
‘Hoppa,’ roepen ze allemaal, ‘hoppa!’ Tante Tola port de paarden op, haar gasten, ze hinniken, wisselen om de pas. Mensen met invloed, professoren en hun bruiden, dokters en doctors, leraren, en vrienden, buren, kennissen, collega’s en gewezen familieleden. Het ziet er zwart van. ‘Is er nog rakia?’ vraagt iemand. Een terechte vraag, denkt Batko. ‘Op tafel,’ antwoordt tante Tola. ‘Er is altijd rakia.’ Een goed antwoord. De cirkel breekt en de cirkel heelt opnieuw aan. Dansen, laat die botten kraken, dansen zullen we, dansen zullen we tot we natollen in het graf. Alleen tante Tola, en Batko, weet waarom ze vandaag vreten en zuipen, en dansen zodat ze vervolgens nog meer kunnen vreten en zuipen. Vandaag, drie dagen na het kerstdiner, twee dagen na de naamdag van Emma, haar buurvrouw op links, en één dag na die van de heilige Stefan, sommeerde tante Tola haar dochter om de sofa tegen de ene muur te schuiven en haar salontafel onder het raam daartegenover. Snel, maar zorgvuldig. De twee binnentapijten, de goede, de Turkse, liggen intussen gewikkeld als een koolrol op de trap naar boven.”

 


Stefan Popa (Vleuten, 20 januari 1989)

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

II

Hij geloofde dat de pijn van het balling zijn voorbij was gegaan
nu, maar hij was opgehouden de dagen en maanden te tellen
en onlangs de jaargetijden, gegeven de belofte dat niets kan bestaan
een heel leven lang, laat staan voor altijd, dat als wij eens,
maar grondig, een verlies hebben geleden, wij dat niet nog eens
doen op dezelfde manier, zodat wat hij telde de jaren waren
wier getallen hij niet hardop herhaalde, maar hij wist dat als er
regen viel en na regen de wind de plaza’s veegde, zijn tranen
zo snel droogden als de verblekende platen beton tegenover
het nationale park met zijn fietspaden en het
regenachtig zilver van wielen, dat de zomerhitte
in een van de vriendelijkste steden van Europa niets
was vergeleken bij het inferno van augustus thuis.
Hij mompelt in zichzelf met de oude koloniale dictie
en hij hoorde hoe hij nog steeds thuis zei, niet alleen
om de hoop dat hij daar gauw weer zou zijn te sussen, maar
dat hij aan de reling van de lijnboot zou staan en de getande indigo
bergruggen zou zien die op hem hadden gewacht, en al de vertrouwde
ijzeren daken en zelfs de gieren die balanceren op de hete
richels van het douanekantoor. Hij is in ’t zwart, zijn haar is
wit geworden en op een parkbank ligt zijn wandelstok.
Zo’n persoon bestaat niet. Ik ben zelf een fictie
die zich de heuvels van het eiland herinnert als het donker wordt.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e januari ook mijn blog van 20 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Bert Natter, Derek Walcott

De Nederlandse schrijver, uitgever en journalist Bert Natter werd geboren in Baarn op 19 januari 1968. Zie ook alle tags voor Bert Natter op dit blog.

Uit: Ze zullen denken dat we engelen zijn

“Een politiebusje rijdt het plein op. Ik zoek de ogen van de vrouw. Zij staart naar het brandende café waarin de geldwagen verdween, haar vrije hand is op weg naar haar telefoon, haar andere hand houd ik nog vast.
Uit het politiebusje springen in het zwart gehulde mannen die eensgezind iets onverstaanbaars roepen en ieder een kant op gaan.
Als een buurman die zijn gazon sproeit, loopt een van hen weloverwogen in onze richting, zijn wapen met twee handen vasthoudend en bij elke stap die hij zet een schot lossend. Plotseling kijk ik recht in zijn donkere ogen, die schuilgaan in de spleet van zijn bivakmuts. In die glanzende gaten lees ik wat hij wil: dood.
Alle kogels lijken mijn kant op te komen. Deze zelfmoordenaar heeft het op mij gemunt.
Hij knalt niet in het wilde weg, hij maait mij niet neer in een krankzinnige kogelregen, hij schiet gericht, op mij. Eerst moet ik dood, dan hij.
Als ik omkijk zie ik een bejaarde dame met een grijze knot op een met bloed overgoten tafelblad liggen, een hondje staat met zijn voorpoten in haar schoot amechtig te blaffen.
In paniek wil ik vluchten. Dat lukt niet. Ik word in mijn stoel gedrukt. De ene hand van de vrouw naast me reikt nog steeds naar haar telefoon, lijkt in de lucht te hangen, alsof alles stilstaat en de kogels netjes zullen wachten tot zij heeft gecontroleerd of er nog berichtjes zijn.
Eindelijk heeft ze haar telefoon te pakken. Nadat ik me met veel moeite heb losgewurmd, laat ik me op de grond vallen. Ik trek haar mee naar beneden. Ze kijkt me met grote ogen aan en begint te gillen.
We belanden op de tegels.
Ik leg mijn hand over haar mond, wat half lukt, want ze zet haar tanden in mijn vlees en krast met haar nagels over mijn wang. Rustig ademen, kalm blijven. Ik trek haar tegen me aan, onze handen grijpen in elkaar alsof we armpje drukken. Als de schoten nog dichterbij lijken te komen, ga ik over haar heen liggen. Ik pers alle geluid, elk gerucht, iedere kreet uit de vrouw.”

 


Bert Natter (Baarn, 19 januari 1968)

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

I

Dit is de eerste fictie: de bijbelse plaag van de libellen
die over de palmpluimen trokken na de reusachtige regens
waarvan we dachten dat het sprinkhanen waren; wat ze zwellen
doet in onze ogen is intrige, geloven dat de fictie begint
met het opstijgen van verwonderlijke insecten van de eerste lijn.
Paarden stampen aan de lasso’s van muggen en de zoete geur
van hun mest mengt zich met de reuk van gras dat droogt,
en ik zie de bergen stomen vanuit de zonverlichte deur.
Er zit symmetrie in dit alles, of alle fictie is bedrog.
Bid voor een leven zonder intrige, een dag zonder verhalen,
maar de libellen drijven als een korf adjectieven, losgeraakt
uit een woordenboek, als bijen uit de korf van het brein,
en zoals de tijd verstrijkt verstrijken zij, hun aantal vermindert
en ze betekenen niet meer dan dat ze komen na regen.
Ze komen na regen naar dit dal als de bamboe weer kalm wordt
na het dorsen en plonzen als de manen van paarden, ze komen
met de pestilente horde van een profeet, aangegord
voor de dag van de sprinkhaan. Wat hun legermacht opriep
is nergens te zien; toch herbergt het angstwekkend zoemen van vleugels
boven de tuin echo’s van een oeroude bezoeking, bezoekers
die zijn gekomen om ons te herinneren aan onze eerste ondeugden,
granaatogig en drakerig; science noch fiction.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e januari ook mijn blog van 19 januari 2019 deel 1 en ook deel 2.

Peter Stamm, Sascha Kokot

De Zwitserse schrijver Peter Stamm werd geboren op 18 januari 1963 in Weinfelden. Zie ook alle tags voor Peter Stamm op dit blog.

Uit: Wenn es dunkel wird (Nahtigal)

„David hatte die Maske mitgenommen, obwohl er sicher war, dass er sie heute noch nicht brauchen würde, eine Eichhörnchenmaske, die den ganzen Kopf bedeckte. Er hatte sie als Kind zum Geburtstag geschenkt bekommen, als er längst keine Lust mehr hatte, sich zu verkleiden, vielleicht, weil er da schon in dem Alter war, in dem es einem vorkommt, als sei man immer verkleidet, auch wenn man es nicht will. Sein Körper war ihm vorgekommen wie ein schlecht sitzendes Kostüm, das seine wirkliche Persönlichkeit, das, was er sein wollte, was er zu sein glaubte, zu etwas Unförmigem verzog. Warum ausgerechnet ein Eichhörnchen, warum nicht ein Wolf oder wenigstens eine Eule? Irgendwann musste er seine Mutter auf die Maske hingewiesen haben, schau mal, das Eichhörnchen, wie süß. Und Jahre später, als sie nicht gewusst hatte, was sie ihm schenken sollte, hatte sie sich daran erinnert und die Maske, ohne viel nachzudenken, gekauft. David hatte sie ein einziges Mal angezogen, an jenem Geburtstag, und seiner Mutter vorgespielt, er freue sich darüber. Danach hatte er sie zu unterst in seinem Schrank verborgen, ein beschämender Beweis dafür, wie wenig sie ihn kannte, wie wenig irgendjemand ihn kannte. Er schielte in die Plastiktüte, die neben seinem Stuhl stand, und musste heimlich lachen, wenn er daran dachte, wofür die Maske nun gut sein sollte. Seine Mutter würde sich wundern, alle würden sich wundern, wozu das Eichhörnchen imstande war. An diesem Morgen, gleich nachdem seine Mutter zur Arbeit gegangen war, hatte David sich im Geschäft krankgemeldet. Sein direkter Vorgesetzter war in den Ferien, und die Sekretärin hatte nicht nachgefragt, als er gesagt hatte, er sei erkältet. jetzt, während der Sommerferien, war ohnehin nichts los, und die Lehrlinge wurden mit allen möglichen sinnlosen Arbeiten beschäftigt. Auf dem Dachboden gab es einen unerschöpflich erscheinenden Vorrat an alten Briefumschlägen und Rechnungsformularen, auf die noch die alte Telefonnummer gedruckt war, und wenn gar nichts anderes mehr zu tun war, versammelten sich die Lehrlinge im Sitzungszimmer unter dem Dach, wo es im Sommer muffig und heiß war, und überklebten die alten Nummern mit kleinen Etiketten in Leuchtfarben, auf denen die neue Nummer stand, die auch schon seit Jahren galt. Die meiste Zeit aber ulkten sie herum, halb träge, halb aufgekratzt, oder trafen sich in der Kaffeeküche oder in einem der Sitzungszimmer, immer auf der Hut, von keinem Vorgesetzten beim Nichtstun erwischt zu werden. David hatte um zehn in der Stadt sein wollen, aber nachdem er im Geschäft angerufen hatte, war er noch einmal ins Bett gekrochen, als sei er tatsächlich krank, und war wieder eingeschlafen.“

 


Peter Stamm (Weinfelden, 18 januari 1963)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

je ziet de dooi op de lagere hoogten grazen
niemand anders ontmantelt de laatste hekken
vreet van de wallen aan de stormkant
de gebarsten leisteen blijft liggen
met een dikke vacht staan de katten op
kauwen hun klauwen scherp en ruiken de kou
de eerste honden beginnen te blaffen
terwijl ze wakker worden
je geur plotseling vreemd voor hen is
je pas aan het eind van het jaar weer
naar de huizen afdalen kunt

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e januari ook mijn blog van 18 januari 2019 en ook mijn blog van 18 januari 2015 deel 2 en ook deel 3.

Ilja Leonard Pfeijffer, Sascha Kokot

De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.

Uit: Alkibiades

“Ik heb reden om te geloven dat mijn bestaan als zodanig in bepaalde kringen een probleem is gaan vormen en een moordenaar is in deze tijden niet moeilijk te vinden. Maar nog erger dan beticht te worden van lichthartigheid, waarmee ik mijn eigen leven in gevaar breng, zou het zijn om beschuldigd te worden van lafheid en ik vraag jullie het te willen zien als een teken van mijn oprechtheid als ik jullie zeg dat ik mij in het land van Phrygië bevind. Ik heb in afwachting van de beslissende fase in de uitvoering van mijn plan voorlopig mijn intrek genomen in een onbeduidend stadje dat in het Grieks de naam Melissa draagt en ik beschouw het als een goed voorteken dat die naam verwijst naar bijen, die, zoals de oude verhalen beweren, dichters honing in de mond leggen om hun woorden zoetgevooisd te maken. Hoewel ik geen dichter ben en hoewel het verre van mij staat te willen verleiden met zoete woorden, kan ik, mede gezien het feit dat ik vaardiger ben met het zwaard dan met de rietstengel, de hulp van de bijen goed gebruiken om de opgave die ik mijzelf heb gesteld tot een goed einde te brengen en voor eens en voor altijd definitief en naar waarheid op schrift te stellen welke overwegingen, besluiten en ontwikkelingen mij hier hebben gebracht in het holst van het Perzische Rijk en verder weg van Athene dan een Atheens hart verdragen kan.
Melissa ligt niet ver ten noorden van de trotse stad Kelainai, die is gebouwd rond de heilige, met riet omzoomde bron van de rivier de Maiandros, die tussen Priene en Myous uitmondt in de Golf van Ikaros, tegenover de Ionische stad Milete, die slechts tien stadia van de riviermond is verwijderd. Kelainai is een van de belangrijkste pleisterplaatsen aan de Perzische Koningsweg, waarlangs de legers van Xerxes marcheerden om Hellas binnen te vallen. Na de nederlaag bij Salamis heeft Xerxes aan de voet van de bovenstad van Kelainai een paleis laten bouwen. Kyros heeft dat paleis onlangs uitgebreid en omzoomd met een park vol wilde dieren, geïmporteerd uit Azië en Afrika en daar losgelaten voor de jacht, dat hij zijn paradijs noemt. Wanneer de tijd rijp is, zal ik op voorspraak van de Phrygische satraap Pharnabazos, de zoon van Pharnakes, door de poorten van Kelainai gaan om de grote koning, koning der koningen, Artaxerxes, de zoon van Dareios, de zoon van Artaxerxes, de zoon van Xerxes, de zoon van Dareios, de zoon van Hystaspes, de Achaimenide, eindelijk te ontmoeten.
Daar bij de bron van de Maiandros vond het duel plaats tussen de god Apollo en de satyr Marsyas. Ik heb de enige man die mij met schaamte kan vervullen wel eens met Marsyas vergeleken.”

 


Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

de winter weeft ijverig een ijzige doek
tussen mijn raamkozijnen geen handbreedte
voor het temperatuurverloop is de verf
al sinds de vorige huurder nauwelijks genoeg vanaf
de weg sijpelt het asgerommel zonder
de kou van deze dagen was ik liever een
behaard dier op de sporen in het park vlak boven
het dek tussen alle sneeuwpoppen
de gele terreingrenzen van jonge gezinnen de
takken van voorgaande jaren val ik nog altijd
aan jouw gefluit ten prooi ver weg blijf je alleen
van mij

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e januari ook mijn blog van 17 januari 2019, mijn blog van 17 januari 2017 en ook mijn blog van 17 januari 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Ester Naomi Perquin, Anthony Hecht

De Nederlandse dichteres Ester Naomi Perquin werd geboren in Utrecht op 16 januari 1980. Zie ook alle tags voor Ester Naomi Perquin op dit blog.

 

Ter verdediging van een nachtsuppoost

Zoveel jaar en nooit een nacht gemist.
Hij was een plattegrond geworden
van waar al lang geen mens meer kwam.

Hij hield de wacht, hij was alleen en dacht
teveel aan wat maar niet gevangen kan.

Hij zag wat nooit grondvast wil worden
en dat in elk van vlucht verstoken ding,
de stijve duiven achter duimdik glas,
iets van beweging over was. Dat een vitrine
nooit van binnenuit aan scherven ging.

Het vrat hem langzaam aan. De nachten
waren vol verstomd gefluit en trekkersdrang.

Hij liep zijn rondes nog in wetenschap
maar hoorde vleugels zingen in de gang.
Hij vond soms veren op de trap.

Zo zaagde hij de sloten door. Hij bracht
de fuut en nachtegaal, de arend en harpij
hun kasten en hun kooien uit. De nacht
stond vol bevroren vliegverkeer. Hij zag
een broedplaats zonder leven.

Zoveel jaar en steeds de zon gemist.
Hij sloeg zijn armen op en neer.
Ze moeten hem zijn vlucht vergeven.

 

Bestemmingsplan

Je bouwt niet groots voor een knooppunt van lijnen, niet dag en nacht
voor een streep op een kaart, niet zo hard voor het knarsen
van schakels en oeverloos zuchten van treinen

je bouwt alleen zo voor de hand in de lucht, voor het vergeefse zwaaien
om een bocht, het jongetje dat bij het raam mag en luidkeels
zijn uitzicht blijft roepen, voor mensen die niet kunnen
scheiden, voor het meisje dat eersteklas huilt.

Je bouwt omhoog en opzij voor een stoet van vertrokken gezichten,
verdwenen gesprekken, voortrazende harten – voor onderweg,
voor laptopmensen en lawaaimuziek, voor maaltijdsalades,
gevallen ontslagen, oude dames, schreeuwstudenten,
voor beginnende dichters, wanhopig verliefd.

Je bouwt een reusachtig theater voor wie aan zal komen,
decor voor vertraging, de laatste glimp weerspiegelt
in de ruit, voor wie voet aan de grond zet, voor wie
straks bij het remmen al opkijkt en zegt:
ik ben er. Hier ga ik er uit.

 

OPONTHOUD

We zijn modern. Het is de juiste eeuw voor liefde niet
en nergens staan nog vrouwen op de torens,
uit te kijken. De laatste ridder
stierf aan syfilis.

We zijn de wapperende vlaggen verleerd,
het fluisteren tussen de stenen,
gezang en bloemennamen.

We werpen elkaar in het passeren
haastig lichaamsdelen toe.
Alles gaat goed.

Vergrendel deze deuren als het
donker wordt. Blijf bij me.
Zet je paard op slot.

 


Ester Naomi Perquin (Utrecht, 16 januari 1980)

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

De Venetiaanse Vespers (Fragment)

Canto II

Waarschijnlijk sterf ik hier onopgemerkt
In mijn armzalig logement waar zelfs
Mijn laatste ademtocht nog wordt verpest door
De lichte stank van zee en van moeras,
Moment van gêne en last voor ’t personeel.
Dat lijkt me erg genoeg, ook zonder dat
Wat Byron zei te vrezen: ‘Word ik ooit oud,
Dan sterf ik “eerst van boven”, net als Swift.’
Of Swifts door hemelvuur getroffen boom.
Ook is hier ooit een Zwitser, droomexpert,
Henry Fuseli, nog pas eenendertig,
Een dag of wat geplaagd door zware koorts;
Daarvan hersteld leefde hij voort metharen,
Wit als een rechterspruik, en blijvende
Linkshandigheid. En Koning George de Derde,
Die kennis maakte met een boom op Windsor,
Daar hij die aanzag voor de Vorst van Pruisen,
Zodat hij hem royaal de hand gaf. Lach maar,
Alwie nooit op een zaal met zwaargestoorden
Gelegen heeft. Eerstwerd hij plat gespoten,
Toen, constant gesedeerd, strak ingesnoerd,
Een parelhoen gelijk. Inmiddels weet ik:
Een klein apéritif bij Florian
Helpt iéts, al kan ik nimmer echt vergeten.
Ik volg Fuseli’s eigen therapie,
En ik citeer: ‘Eerst ga ik rustig zitten
En dan wind ik me op. En daarna knal ik
Het zwart erin. En dan haal ik het licht weg.
Zijn angstdroom werkte prima, maar de mijne?
Die speelt zich af op het plafond van mijn
Gehuurde kamer of mijn schedeldak,
In ’t donker, steeds als ik mijn licht weghaal.

Het licht. Ik koos Venetië om haar licht,
Haar luchtigheid, haar drijven, zweven haast
In tijd en water, èn haar vreemde rust.
Ik, die Amerika de rug toekeerde
En van een jaargeld leef, kijk naar het water
Van de lagune in de ochtendzon.
Palladio’s kerk drijft, vrediglijk verankerd,
Recht vóór mij uit, de kerk van de Gezondheid,
Gewijd door de Venetianen, dankbaar
Dat hen de hemel van de pest ontsloeg,
Strekt zich, barok gekruld, in het kanaal.

 

Vertaald door Paul van den Hout

 


Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e januari ook mijn blog van 16 januari 2019 en ook mijn blog van 16 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.