Ilja Leonard Pfeijffer, Sascha Kokot

De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.

Uit: Alkibiades

“Ik heb reden om te geloven dat mijn bestaan als zodanig in bepaalde kringen een probleem is gaan vormen en een moordenaar is in deze tijden niet moeilijk te vinden. Maar nog erger dan beticht te worden van lichthartigheid, waarmee ik mijn eigen leven in gevaar breng, zou het zijn om beschuldigd te worden van lafheid en ik vraag jullie het te willen zien als een teken van mijn oprechtheid als ik jullie zeg dat ik mij in het land van Phrygië bevind. Ik heb in afwachting van de beslissende fase in de uitvoering van mijn plan voorlopig mijn intrek genomen in een onbeduidend stadje dat in het Grieks de naam Melissa draagt en ik beschouw het als een goed voorteken dat die naam verwijst naar bijen, die, zoals de oude verhalen beweren, dichters honing in de mond leggen om hun woorden zoetgevooisd te maken. Hoewel ik geen dichter ben en hoewel het verre van mij staat te willen verleiden met zoete woorden, kan ik, mede gezien het feit dat ik vaardiger ben met het zwaard dan met de rietstengel, de hulp van de bijen goed gebruiken om de opgave die ik mijzelf heb gesteld tot een goed einde te brengen en voor eens en voor altijd definitief en naar waarheid op schrift te stellen welke overwegingen, besluiten en ontwikkelingen mij hier hebben gebracht in het holst van het Perzische Rijk en verder weg van Athene dan een Atheens hart verdragen kan.
Melissa ligt niet ver ten noorden van de trotse stad Kelainai, die is gebouwd rond de heilige, met riet omzoomde bron van de rivier de Maiandros, die tussen Priene en Myous uitmondt in de Golf van Ikaros, tegenover de Ionische stad Milete, die slechts tien stadia van de riviermond is verwijderd. Kelainai is een van de belangrijkste pleisterplaatsen aan de Perzische Koningsweg, waarlangs de legers van Xerxes marcheerden om Hellas binnen te vallen. Na de nederlaag bij Salamis heeft Xerxes aan de voet van de bovenstad van Kelainai een paleis laten bouwen. Kyros heeft dat paleis onlangs uitgebreid en omzoomd met een park vol wilde dieren, geïmporteerd uit Azië en Afrika en daar losgelaten voor de jacht, dat hij zijn paradijs noemt. Wanneer de tijd rijp is, zal ik op voorspraak van de Phrygische satraap Pharnabazos, de zoon van Pharnakes, door de poorten van Kelainai gaan om de grote koning, koning der koningen, Artaxerxes, de zoon van Dareios, de zoon van Artaxerxes, de zoon van Xerxes, de zoon van Dareios, de zoon van Hystaspes, de Achaimenide, eindelijk te ontmoeten.
Daar bij de bron van de Maiandros vond het duel plaats tussen de god Apollo en de satyr Marsyas. Ik heb de enige man die mij met schaamte kan vervullen wel eens met Marsyas vergeleken.”

 


Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

de winter weeft ijverig een ijzige doek
tussen mijn raamkozijnen geen handbreedte
voor het temperatuurverloop is de verf
al sinds de vorige huurder nauwelijks genoeg vanaf
de weg sijpelt het asgerommel zonder
de kou van deze dagen was ik liever een
behaard dier op de sporen in het park vlak boven
het dek tussen alle sneeuwpoppen
de gele terreingrenzen van jonge gezinnen de
takken van voorgaande jaren val ik nog altijd
aan jouw gefluit ten prooi ver weg blijf je alleen
van mij

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e januari ook mijn blog van 17 januari 2019, mijn blog van 17 januari 2017 en ook mijn blog van 17 januari 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Ester Naomi Perquin, Anthony Hecht

De Nederlandse dichteres Ester Naomi Perquin werd geboren in Utrecht op 16 januari 1980. Zie ook alle tags voor Ester Naomi Perquin op dit blog.

 

Ter verdediging van een nachtsuppoost

Zoveel jaar en nooit een nacht gemist.
Hij was een plattegrond geworden
van waar al lang geen mens meer kwam.

Hij hield de wacht, hij was alleen en dacht
teveel aan wat maar niet gevangen kan.

Hij zag wat nooit grondvast wil worden
en dat in elk van vlucht verstoken ding,
de stijve duiven achter duimdik glas,
iets van beweging over was. Dat een vitrine
nooit van binnenuit aan scherven ging.

Het vrat hem langzaam aan. De nachten
waren vol verstomd gefluit en trekkersdrang.

Hij liep zijn rondes nog in wetenschap
maar hoorde vleugels zingen in de gang.
Hij vond soms veren op de trap.

Zo zaagde hij de sloten door. Hij bracht
de fuut en nachtegaal, de arend en harpij
hun kasten en hun kooien uit. De nacht
stond vol bevroren vliegverkeer. Hij zag
een broedplaats zonder leven.

Zoveel jaar en steeds de zon gemist.
Hij sloeg zijn armen op en neer.
Ze moeten hem zijn vlucht vergeven.

 

Bestemmingsplan

Je bouwt niet groots voor een knooppunt van lijnen, niet dag en nacht
voor een streep op een kaart, niet zo hard voor het knarsen
van schakels en oeverloos zuchten van treinen

je bouwt alleen zo voor de hand in de lucht, voor het vergeefse zwaaien
om een bocht, het jongetje dat bij het raam mag en luidkeels
zijn uitzicht blijft roepen, voor mensen die niet kunnen
scheiden, voor het meisje dat eersteklas huilt.

Je bouwt omhoog en opzij voor een stoet van vertrokken gezichten,
verdwenen gesprekken, voortrazende harten – voor onderweg,
voor laptopmensen en lawaaimuziek, voor maaltijdsalades,
gevallen ontslagen, oude dames, schreeuwstudenten,
voor beginnende dichters, wanhopig verliefd.

Je bouwt een reusachtig theater voor wie aan zal komen,
decor voor vertraging, de laatste glimp weerspiegelt
in de ruit, voor wie voet aan de grond zet, voor wie
straks bij het remmen al opkijkt en zegt:
ik ben er. Hier ga ik er uit.

 

OPONTHOUD

We zijn modern. Het is de juiste eeuw voor liefde niet
en nergens staan nog vrouwen op de torens,
uit te kijken. De laatste ridder
stierf aan syfilis.

We zijn de wapperende vlaggen verleerd,
het fluisteren tussen de stenen,
gezang en bloemennamen.

We werpen elkaar in het passeren
haastig lichaamsdelen toe.
Alles gaat goed.

Vergrendel deze deuren als het
donker wordt. Blijf bij me.
Zet je paard op slot.

 


Ester Naomi Perquin (Utrecht, 16 januari 1980)

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

De Venetiaanse Vespers (Fragment)

Canto II

Waarschijnlijk sterf ik hier onopgemerkt
In mijn armzalig logement waar zelfs
Mijn laatste ademtocht nog wordt verpest door
De lichte stank van zee en van moeras,
Moment van gêne en last voor ’t personeel.
Dat lijkt me erg genoeg, ook zonder dat
Wat Byron zei te vrezen: ‘Word ik ooit oud,
Dan sterf ik “eerst van boven”, net als Swift.’
Of Swifts door hemelvuur getroffen boom.
Ook is hier ooit een Zwitser, droomexpert,
Henry Fuseli, nog pas eenendertig,
Een dag of wat geplaagd door zware koorts;
Daarvan hersteld leefde hij voort metharen,
Wit als een rechterspruik, en blijvende
Linkshandigheid. En Koning George de Derde,
Die kennis maakte met een boom op Windsor,
Daar hij die aanzag voor de Vorst van Pruisen,
Zodat hij hem royaal de hand gaf. Lach maar,
Alwie nooit op een zaal met zwaargestoorden
Gelegen heeft. Eerstwerd hij plat gespoten,
Toen, constant gesedeerd, strak ingesnoerd,
Een parelhoen gelijk. Inmiddels weet ik:
Een klein apéritif bij Florian
Helpt iéts, al kan ik nimmer echt vergeten.
Ik volg Fuseli’s eigen therapie,
En ik citeer: ‘Eerst ga ik rustig zitten
En dan wind ik me op. En daarna knal ik
Het zwart erin. En dan haal ik het licht weg.
Zijn angstdroom werkte prima, maar de mijne?
Die speelt zich af op het plafond van mijn
Gehuurde kamer of mijn schedeldak,
In ’t donker, steeds als ik mijn licht weghaal.

Het licht. Ik koos Venetië om haar licht,
Haar luchtigheid, haar drijven, zweven haast
In tijd en water, èn haar vreemde rust.
Ik, die Amerika de rug toekeerde
En van een jaargeld leef, kijk naar het water
Van de lagune in de ochtendzon.
Palladio’s kerk drijft, vrediglijk verankerd,
Recht vóór mij uit, de kerk van de Gezondheid,
Gewijd door de Venetianen, dankbaar
Dat hen de hemel van de pest ontsloeg,
Strekt zich, barok gekruld, in het kanaal.

 

Vertaald door Paul van den Hout

 


Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e januari ook mijn blog van 16 januari 2019 en ook mijn blog van 16 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Antoine Wauters, Sascha Kokot

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

Uit: Mahmoed of het wassende water (Vertaald door Katelijne De Vuyst)

Helemaal beneden de minaret van de grote moskee.
Ik cirkel eromheen.
Het is zo mooi!
Vissen.
Andere algen, gezwollen als het haar van de doden.
De groengouden lichtbaan van mijn zaklamp.
En hoger, als een insectenvleugel in de wind,
mijn sloepje dat schommelt, mijn houten barquette.
Zonder de zon te vergeten, die me, zelfs hier, blijft
achtervolgen.
Mijn moedervlek doet zeer, maar hier
vermoeien de dingen me niet meer.
Ik voel me goed.
Het is geen fysieke afstand. Het is de tijd.
10
Ik bereik wat verloren ging.
Ik bereik de verloren tijd.
Op het terras van café Farah zoek ik naar een vrije tafel,
maar vind alleen vissen, hele scholen.
Ze staren me even aan, voor ze verzwinden.
Ik zwem terug naar de sloep.
Ik red een vlinder.
Alles is er nog.
Ik haal adem.
Sommige dagen heb ik de kracht niet
om te duiken.
De wind van de spijt waait te hard en zittend met mijn rug
naar de gevechten denk ik aan mijn jaren in de gevangenis,
en begrijp mijn kinderen, die de wapens hebben opgenomen
en ten strijde zijn getrokken.
Even ben ik van plan ook te gaan vechten.
Ik neem het me voor.
Ik bloos ervan.
Daarna begrijp ik dat er geen vijanden meer zijn.

 


Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

ook als de vrouw al lang weg is
klinkt nog steeds het avondprogramma
het heeft zich veel te luid ingebrand
en sijpelt door het plafond op ons neer
waar we in onszelf naar de slaap grijpen
de dagen uit onze vacht strijken
kunnen we ze nog heel lang volgen
de reportages, studio’s en moordenaars
voordat ze na middernacht van de stroom
worden afgesneden en wij achterblijven
in onze nachtelijke onrust die langzaam
ontwaakt in oude stilte

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e januari ook mijn blog van 15 januari 2019 en ook  mijn blog van 15 januari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

J. Bernlef, Sascha Kokot

De Nederlandse schrijver en dichter J. Bernlef werd geboren op 14 januari 1937 in Sint Pancras. Zie ook alle tags voor J. Bernlef op dit blog.

 

Bekoorlijk

tenminste voor mij
is te zien hoe of iemand struikelt
zich vergist na hard hollen de
tram mist of iets anders

misschien omdat syncopen eigenlijk
lege plekken zijn tussen de maat
en wat er op straat gebeurt

een soort van onhandig gescharrel
dat de melodie vacant laat
dat die melodie dus wel vaststaat
maar de maat even niet nu

 

Het laatste rechte eind

het evenwicht
ligt achterin de nekwervels
gestrekt voor
het laatste rechte eind-subtiel

verankerd aan iemand die
eenmaal op de grond
licht en onooglijk lijkt: de jockey
kompasnaald

nerveus-attent verschuift
zijn dunne strakgespannen billen
winnen is belangrijk
snelheid gegeven balans alles

ieder paard raakt wel
eens uit cadans
de jockey voelt dat aan
en corrigeert met zijn gewicht

’t valt niet te leren
een paard praat weinig
heeft een goed geheugen
en een hekel aan straf

wat is het dan? intuïtie?
het vermogen iemands fouten
te voorzien voordat zij
fouten…

de grens tussen paard
en berijder
vervlogen in hun bijna
onbeteugelde stijl

 

Schittering

Verlegen maakt iemand
op zijn mooist, siert hem
van binnen

Verstrikt in aarzelingen
houdt hij het schichtig
voor gezien

Trilt hij van twijfel of
is het inspanning zijn
hand niet te laten vangen
door gebaar, zijn mond door woord?

Door afwezigheid
schittert hij even

Dan kiest hij opnieuw zijn naam
en stelt zich handenschuddend voor.

 


J. Bernlef (14 januari 1937 – 29 oktober 2012)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

ik hoor de storm aan de stad rukken

ik hoor de storm aan de stad rukken
zich op het balkon hiertegenover kaal en helder afstemmen
kuilen en straten bedekken onder een grijze grinddeken
in de laatste lichtkegel trekt hij blindelings zijn kringen
daarachter verstoppen dieren zich om in te dommelen
je kijkt uit naar dit braakland
tussen scheuren en roest zoek je naar sporen
ze drijven met je onder de binnenplaats rond
duwen je verder weg van het taalstruikgewas
dat je met mij als op bezoek hebt gedeeld
daar koelen nog woorden af losjes verspreid
naast je naam voor mij volkomen onleesbaar

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e januari ook mijn blog van 14 januari 2019 en eveneens mijn blog van 14 januari 2018 deel 2.

Edmund White, Anthony Hecht

De Amerikaanse schrijver en essayist Edmund White werd geboren op 13 januari 1940 in Cincinnati. Zie ook alle tags voor Edmund White op dit blog.

Uit: Jack Holmes and His Friend

“Jack, who was from an eccentric Midwestern family, J wasn’t quite sure what a gentleman was other than someone who opened doors for ladies and didn’t curse in mixed company. He’d gone to a boarding school, but one outside Detroit, which the sons of the “automobility” attended; they judged each other by their cars, not their manners or clothes. Although the school-boys all had to wear coats and ties, their jackets were usually off the rack and were rumpled and styleless. Who would worry about clothes when he could tool around in a Corvette or Austin-Healey or Thunderbird up and down the leafy lanes of Bloom-field Hills or get into a drag race with an older businessman down Woodward Avenue? Although Jack was bookish and refined after his own fashion, he was used to brash guys who lived in a loud, locker-banging, all-male world of muddy knees and broken noses and wolfed-down generic meals in the immense, pseudo-Gothic dining-hall they called the “cathedral of carbohydrates.” In Detroit in the 1950s, no one earned extra points for reading, or for visiting Europe—well, okay, visiting it counted. Back then, it was still rare to travel abroad and cost a lot. The brainy daughter of rich Midwesterners might live with a French family for a semester in
Tours, which was supposed to have the best accent. By the end of six months, she could barely express herself in French, but she’d have lost that extra ten pounds and acquired dark, becoming clothes and a convincing French “r” (you could hear the re-turning American girls on the Queen Mary asking each other confidentially, “How’s your ‘r’?”). The boys didn’t even consider doing anything so painful and embarrassing as tackling another language; they were all going to study automotive engineering in a normal Midwestern university. Jack would have gone abroad, but his father, a chemical engineer, couldn’t see the point. He sent his son to the University of Michigan because it was midway between his house in Cincinnati and his summer cottage on Walloon Lake, Michigan. Jack had been accepted at Harvard and had even won a merit scholarship there, but it turned out that Jack’s father earned too much for Jack to receive anything other than a parchment for his pains. And Jack’s father said he’d be damned if any son of his would attend a pinko school like Harvard. Even at the University of Michigan, ack managed to declare himself a socialist, while at the same time he joined his father’s fraternity, a Southern one where they wore masks with eye-holes and held swords up during the initiation ceremony and pledged to protect the purity of Southern womanhood. They didn’t have any black or even Jewish members the handsome, dark-haired Jews all belonged to ZBT down the street), but Jack had plenty of Jewish friends and Chinese friends (he was majoring in Chinese art history), and he even knew a black poet whom all his bohemian friends admired intensely: Omar. When Omar talked to them about Rilke, they could hear the clack and rustle of angel wings.”

 


Edmund White (Cincinnati, 13 januari 1940)

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

De Venetiaanse Vespers (Fragment)

Canto II

O mocht de ziel zich schoeien, mocht de geest
Zijn handen wassen aan de kraan, mocht slechts
Eén grein onsterflijkheid voorzien zijn van
Een kunstgebit. We glijden langzaam af,
Geheugenzwakte, lege blik, kwijlbekkend,
Bezoedeld en verguisd, naar lichaam en
Naar geest – naar dat doodlopende kanaal
Der Incurabili, dat voert voorbij
De laatste aanlegplaatsen van de ziel,
In glanzend zwart van koets en kist en voor
Veel méér dan één obool gevaren door
Een leerling-Charon naar de Calle dei Morti.
Je nadert de Venetiaanse Hades
Stil over ’t water, waar de gondelier
Met elke slag een kolk in trekt, die wervelt
Als eikewortels, zilver, glad, gespierd.
Je glijdt er als in zwijm heen, weg naar oorden,
Massaal bevolkt door de verstomde doden,
De levenlozen, grondig onverschillig
Voor wie of wat hun schimmenrijk betreedt.
De gondelstok werpt wijd zijn parels licht,
Goedkope glitters; verder vaar je, langs
Al die behuizingen van rauwe sienna,
Gebrande omber, heel het scala van
Gekleurde klei. Je zwakte wordt allengs
Zelf tot genieting van een milde leegte.
(Hef beide armen boven ’t hoofd, haal dan
Drie maal diep adem, houd de laatste in.
Je maat, je jeugdgids naar de andere wereld,
Slaat dan van achteren zijn beide armen
Zó stevig om je heen, dat heel je hoofd
Gaat prikken, branden, als een arm of been,
Dat slaapt als het een tijd niet is doorbloed.
De longen worden warm van pijn, dan glijd je
Een zwartfluwelen duister in, je beul-
Anubis sprakeloos erkentelijk…)

 

Vertaald door Paul van den Hout

 


Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e januari ook mijn blog van 13 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Cees van der Pluijm, Anthony Hecht

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Valse lente

De liefde maakt van elke uil een valk Maar kun je vliegen met een vleugelspalk?

I
De jagersman heeft geen seconde vrij
Hij telt het jachtseizoen van mei tot mei –
Hij maakt het leven zelf tot veile prooi –
En maalt niet om allure of allooi

Hij zet zijn idealen graag terzij
En met een grijnslach opent hij de kooi
Hij schiet de vogels om hun verentooi

Wij joegen op elkaar, soms schoten wij
Het doel in alle hartstocht zelfs voorbij
Pas toen de lente kwam, verliep het tij

En toch besef ik tot de laatste kus
Hoe blij je zijn kunt met een dode mus

Wij hebben als een duivenpaar getorteld
De liefde leek soms diep in ons geworteld

 

II
De tijd heelt niets, dus ook niet alle wonden
De tijd maakt slechts een optelsom van pijn
En deelt die door zichzelf, zodat het lijkt
Of ons een kleiner leed wordt aangereikt

Maar ook al word je nog zo goed verbonden
En helen alle breuken op termijn
Wie niet zijn idealen steeds herijkt
Riskeert het dat hij aan de tijd bezwijkt

Geen prooi ontkomt de jager ongeschonden
Geen jager ook die op zijn jachtterrein
Ontkomen kan aan zijn onwrikbaar lot

Bedenk dit als gij naar het voorjaar kijkt
Verdwaal niet in die tovertuin van God
De paashaas schiet zijn kuikentjes kapot

 

1975


Je koos de Karelstad tot domicilie
Je boedel paste prima in een busje
Je zwaaide joviaal naar je familie

En je vertrok. Je kamer was een hok
En schilderwerk je eerste eigen klusje
Je was nu eigen baas en eigen kok

Maar ondanks al je spullen om je heen
En heel de stad – je was verdomd alleen

Dan maar een advertentie in de krant
(Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen)
Je had geen ander middel bij de hand

Verlegen als je was en onervaren
En zie, je liet je door de hartstocht vangen:
Hij
kwam en zou de liefste zijn voor jaren

 


Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)

 

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

De Venetiaanse Vespers (Fragment)

Canto II

Een weelde weggeveegd, vaak met haar makers;
Kanaries, katten, honden en parkieten,
In zakken afgevoerd als Monte Cristo’s:
Geen grasveld, wei of heuvel in de buurt
Om te bemesten of als graf te dienen.
Voor hen wordt in de nacht het glas gebroken,
Het in memoriam der vuilnislieden.
Ik rouw, wanneer hun uur weer daar is, met
Een litanie van eigen makelij.
Hier stierf ooit Wagner, ligt Strawinsky’s graf,
Vond Cimarosa, door vilein vergif,
Zegt men, de dood. Het brein, om vier uur ’s ochtends,
Is slechts een brij, wormstekig en armzalig.
Ik zag het vaak gemorst als zwezerik,
Dromend van Byrons woord: ‘Vaak bij mooi weer
Zou ik mij voor de kop geschoten hebben,
Had het mijn schoonmama geen pret bezorgd.’
Zo wordt de deugd, zegt men, ons opgedrongen
Door ons gewetenloos gedrag. Ik zié hem,
Met zijn gevolg van hoeren en gravinnen,
Naar muskus, knoflook en seringen riekend,
Ménage die veeleer ménagerie was:
Een vos, een wolf, een bulldog, vogels, apen,
Corbaccio’s en corvino’s, spintriae,
De heffe van Venetië ’s onderwereld,
Aasvliegenplaag. Uitvaagsel. Uitgebraakt.
O licht en levers. Doder dan morsdood.
In ’n kist gevoerd met zij in theerooskleur.

 

Vertaald door Paul van den Hout

 


Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)
In 1960

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e januari ook mijn blog van 11 januari 2019 en ook mijn blog van 11 januari 2015 en ook mijn blog van 11 januari 2016 deel 2.

Katharina Hacker, Anthony Hecht

De Duitse dichteres en schrijfster Katharina Hacker werd geboren op 11 januari 1967 in Frankfurt am Main. Zie ook alle tags voor Katharina Hacker op dit blog.

 

Über Land

wieder über land unter den überland-
leitungen dort hinter dem zweiten feld
der zweiten baumreihe,
wo die habichte und mäusebussarde
zuweilen über den kranichen und krähen
vom anderen vogelgetier zu schweigen
kreisen: auf der jagd.
wie ich mich langsam nähere den noch schwer kenntlichen
braunen flecken hinter der baumreihe im gras dort
gelagert nämlich die herde
– die ganze herde, möchte ich sagen, als wäre das
denkbar –,
in ruhe nach vielleicht unruhiger
nacht, sie
erheben sich, zögernd,
da ich, langsam reitend,
die baumreihe quere,
das unruhige pferd zügelnd, daß es sehe,
was da im im gras, das nicht besonders hoch,
aufmerksam geworden jetzt, äugend zu uns,
dann, da ich angaloppiere,
ungeduldig geworden,
aufspringt,
nicht leicht davonstiebt wie rehe:
mit dem getöse wilder schafe.

 

Katze

Kaum öffne ich die Tür zum Hof, kommt die Katze ins Haus und weicht mir nicht mehr von der Seite. Da sie kleiner ist als die zwei Hunde, passt sie drunter durch und hält so daran fest, in meiner Nähe zu bleiben, auch wenn ein Hund neben mir geht. Setze ich mich an den Schreibtisch, springt sie auf meinen Schoß, ich kann nicht arbeiten, wenn sie es sich da gemütlich macht. So packe ich sie, verstaue sie hinter meiner Rücken, rutsche fast an die Stuhlkante, damit sie Platz hat. Oft bleibt sie.
Ziehe ich mit meinem Laptop aufs Sofa um, bleibt sie auch, verzichtet auf Nähe, da sie meinen Platz einnehmen kann.

 

Ungeduld

Vorbild all jener, die ungeduldig und unwirsch und höchst unhöflich nach einem Taxi rufen, ist die Katze. Sie sitzt irgendwo auf einem Zaun, auf einem Baum, auf einer Wiese.
Vielleicht regnet es, vielleicht schläft zwischen ihr und dem Haus der Hund.
Vielleicht ist ihr der Weg zu weit.
Sie brüllt.
Taxi, Taaaxiii!
Brüll du nur.
Sie lässt mich nicht aus den Augen.
Hau ab, sage ich.
Sie brüllt und lässt mich nicht aus den Augen.
Nichtsnutziger Fellsack, sage ich laut.
Taaxiii! brüllt sie lauter.
Ich wende mich ab.
Taaaxxiiii!
Dann kehre ich um und gehe am schlafenden Hund vorbei und durch den Regen, den weiten Weg zum Baum, zum Zaun, zur Wiese und trage die Katze ins Haus.

 


Katharina Hacker (Frankfurt am Main, 11 januari 1967)

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

De Venetiaanse Vespers (Fragment)

Canto II

Elders wordt vaak de levensgeest gedagvaard
Met klokgelui, gezeefd door scholen, slierten
Zonovergoten peppelblaren – ijle
Nuances kleur (Monet en Debussy) –
Of woeste vlagen aanstormend verkeer,
Het schor en eenzaam loeien van een misthoorn,
Of, liefst van al, de schuchtere aubade
Van vroege vogels die het kil asgrauw
Van Fenix Dageraad het eerst bespeuren.
Gedagvaard voor het aards bestaan, let wel,
Uit kerkers à la Piranesi en
Uit zelfgewrochte krochten. Maar Venetië,
’s Werelds kunstmatigste, meest louche stad
(Waar mijn relaas uiteindelijk zal stokken),
Dagvaardt met bruut verbrijzelen van glas,
Toepasselijke nijverheid ter stede,
Die geld en ruimte spaart en werk biedt aan
De jonge mannen op de vuilnisschuiten.
Wijnflessen van een klaar zeewatergroen,
Rookbleke maatjes acqua minerale,
Fiaschi, jodiumbruin, het Waterman-
Kobalt van Bromo Seltzer, lampen vol
Gevangen mist, TL-verlichtingsbuizen
Met vacuümverpakte wolkenmonsters,
Die wachten op hun liquidatie èn
Herrijzen in Murano’s ovens met
Hun wonderingewanden. Ondertussen
Dient plaats gemaakt voor al het efemere,
Afdankertjes, aankoeksels, alles wat
Door ouderdom verweekt is, òf versteend,
Ons stadsafval. Venetië hééft geen goten
Voor hond-in-goot, zodat we door het oker
Van hondepoeppastei in menig opzicht
Met beide benen op de aarde blijven:
De Dogenstad gedoogt geen hovaardij,
Zij zal ons wel een poepje laten ruiken!

 

Vertaald door Paul van den Hout

 


Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e januari ook mijn blog van 11 januari 2019 en ook mijn blog van 11 januari 2015 en ook mijn blog van 11 januari 2016 deel 2.

Saskia Stehouwer, Anthony Hecht

De Nederlandse dichteres Saskia Stehouwer werd geboren op 10 januari 1975 in Alkmaar. Zie ook alle tags voor Saskia Stehouwer op dit blog.

 

flinter

gevallen boom brengt leven voor velen
die zich tegoed doen aan het malse lijk
hun bekjes te klein om onze oren te bereiken
groot genoeg om een woudreus leeg te lepelen
voor later

hoe kun je een ander verhaal
vertellen dan dat van jezelf
als ik over de gevallen boom praat
is dat omdat ik vanochtend leerde
over de springstaartjes en hun vele kompanen
is dat omdat ik er een zag vallen op ons land
en dacht hoeveel huis kan ik hiervan maken

het is de boom die me leert praten
men leert klimmen langs zijn liggende stam
terwijl hij zijn nieuwe kinderen voedt
zijn takken buigend als het ritme van een zin

 

een stal voor het water 

alles wat ik was
paste in jouw hand
de hand die spijkers sloeg
en katten streelde

je deed me het vliegen voor

ik bewoog me tussen de bergen
en buigzame woorden

zette voet in de rivier
die steeds anders was

ik gaf je vragen
om aan te wennen

we trokken voren

langzaam groeide het water
we zetten ons schrap
tot ons huis werd opgeslokt

we legden ons verhaal neer
en wasten onze harten

het gras waar we gelopen hadden
richtte zich weer op

 

vonden onze weg door de bossen

vonden onze weg door de bossen
om een kaart te tekenen
volgden de sporen tussen stammen
die ons nauwlettend gadesloegen
zagen in een hoefafdruk
de dag van een dier

onze voeten en de grond in gesprek
de dieren en de lucht die waakten
tekens gaven dekking boden

niemand ging dezelfde kant op als wij

er was de bereidheid om het koud te hebben
om te lopen met een lege maag
we dachten in het donker
sliepen met een kind op wacht

de ogen in de struiken
het ritselen van pootjes
de geur van bezig bos

vezels rechtop
zintuigen gespitst
leunend op het weten

dat wij dat waren

erbij hoorden
ertoe deden
erin zouden blijven

 


Saskia Stehouwer (Alkmaar, 10 januari 1975)

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

Meer licht! Meer licht!

Voor Heinrich Blücher en Hannah Arendt

Deze bewogen regels, volgens pijnlijk gebruik
Naar de brandstapel gebracht, werden in de Tower geschreven,
Nog voor de executie; ze werden overhandigd en luidden:
“God is mijn getuige, dat ik geen misdaad heb bedreven.”

Hij was welzeker moedig, maar de dood was gruwelijk:
De zak met buskruit vatte maar geen vlam.
Zijn benen waren beblaarde staken, waarop het zwarte sap,
Bubbelde en spatte, terwijl hij smeekte om het Vriend’lijk Licht.

En dat – het kon zeker veel erger – was er dan nog één
Die hem zijn jammerlijke waardigheid niet ontnam;
Zij die erbij stonden, zegden gebeden in Christus’ naam,
Die alle mensen oordelen zal, voor de rust van zijn ziel.

We wenden ons nu naar de rand van een Duits bos.
Drie mannen krijgen daar opdracht een gat te graven,
Waarin de twee Joden worden gemaand te gaan liggen,
Om levend te worden begraven door de derde, een Pool.

Geen licht uit de schrijn in Weimar, achter de heuvel,
Geen licht daagde van boven. Toch deed hij het niet.
Een Lüger zat diep in z’n handschoen verscholen.
Hij moest met de Joden ruilen van plaats.

De alomtegenwoordige dood had hun zielen weggespoeld.
Zware modder hoopte zich op tot aan zijn sidderende kin.
Toen je alleen het hoofd nog zag, klonk het commando
Hem weer uit te graven, en er zelf weer in te gaan liggen.

Geen licht, geen licht in het blauwe Poolse oog.
Toen hij klaar was, stampte een rijlaars de aarde aan.
De Lüger kwam lichtjes in z’n handschoen omhoog.
Het schot trof zijn buik; hij bloedde binnen drie uur dood.

Geen gebed of wierook steeg op in die uren,
Die zich rekten tot jaren, en elke dag kwamen uit de ovens
De stille geesten, die zich verdeelden in de winterlucht,
En zich afzetten als een roetlaag op zijn ogen.

 

Vertaald door Arie Sonneveld

 


Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e januari ook mijn blog van 10 januari 2024 en ook mijn blog van 10 januari 2019 en ook mijn blog van 10 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Bas Heijne, Nora Bossong

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Albert Camus . Een Hogere liefde

“Het nieuws kwam onverwacht, maar toen Albert Camus in 1957 op 44-jarige leeftijd de Nobelprijs voor Literatuur werd toegekend, zagen zijn vijanden – hij had er veel – hun vooroordelen jegens hem alleen maar bevestigd. Zie je wel, het werk van de Fransman was een verzameling humanistische dooddoeners, waarin op fraaie wijze universele waarden werden uitgedragen – helemaal zoals de Zweedse Academie het graag zag.
Maar ook zijn tegenstanders konden niet om Albert Camus (1913-1960) heen, dat was juist waarom ze zich zo druk om hem maakten – Jean-Paul Sartre voorop. Hij was de kiezel in hun schoen, confronteerde hen met hun kwade geweten. In zijn romans, essays en krantenartikelen keerde hij zich, anders dan zoveel van zijn tijdgenoten, tegen het verlangen naar absolute ideologische
waarheden. Bij hem geen sprake van blinde partijdigheid. Het slechte was nooit helemaal slecht, benadrukte hij, het goede nooit helemaal goed. Mensen waren kwetsbare wezens – en dat betekende dat je ze moest helpen waar je kon.
In zijn literaire werk had de koele ongenaakbaarheid van zijn debuutroman L’étranger (1942) en het toneelstuk Caligula (1944) snel plaatsgemaakt voor medemenselijkheid tegen de klippen op. Verzet tegen onrecht en opstand tegen onderdrukking waren noodzaak. Maar in de opstand moest altijd maatgehouden worden, de mens zelf mocht niet uit zicht raken. Het doel heiligde nooit de middelen. Zoals hij in zijn tweede brief aan zijn ‘Duitse vriend’ schrijft: ‘Wat is de mens? […] Het is die
kracht, die de tirannen en de goden uiteindelijk wegvaagt.’
Vóór de oorlog, tijdens zijn Algerijnse jaren, was Camus een blauwe maandag communist geweest, maar geen moment uit volle overtuiging; bij het eerste conflict stapte hij uit de partij. Later, in zijn lange, filosofische essay L’homme révolté (1951), brak hij zich het hoofd over de vraag waarom de totale vrijheid altijd weer in massale slachtpartijen eindigt.
Dat was tegen het zere been van radicale intellectuelen. Opstandigheid met mate! brieste de surrealist André Breton naar aanleiding van dat boek. Wanneer je de hartstocht uit de opstand haalt, schreef hij honend in een kritiek, wat blijft er dan over?
De irritatie van Breton over de beredeneerde passie van Camus werd door tijdgenoten breed gedeeld. Communisten waren woedend omdat hij het communisme met zijn heilige geloof in doelmatigheid afwees, anticommunisten waren ontstemd omdat hij weigerde alle menselijke ellende op het conto van het communisme te schrijven. Het was de vertrouwde irritatie over iemand
die weigert zich over te geven aan de roes van de emotie van het moment, die zich niet laat meeslepen door politieke abstracties, die steeds voor zijn eigen ambivalenties durft uit te komen.”

 


Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Nora Bossong werd geboren op 9 januari 1982 in Bremen. Zie ook alle tags voor Nora Bossong op dit blog.

 

Roerloze jacht

De stallen onderaan de helling, men zegt dat de haas
een marter heeft gevangen, een vos, niemand
weet het zeker: men leeft hier zelden
’s nachts. Het huis te groot
voor een huis, de mensen te rijk,
niet uit mijn tijd. Toch gaan we
gezamenlijk op jacht, door de overwoekerde
randen van ’t familie-erfgoed, geen dier
breekt het kreupelhout, geen karkas
verspreidt zijn geur als een rondspokende voorouder
tot aan de perceelsgrens. Ik denk dat
het terras alles verborgen houdt, niemand
volgt mij, hoe zouden ze ook, mijn dagen
liggen ergens anders . Alleen de zeearenden op de palen
blijven hun blik op mij richten, ik voel
hun scherpe ogen in mijn nek staren,
tot ik val, maar dat is onbelangrijk, slechts
een kortstondige verandering van het oude gebouw.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Nora Bossong (Bremen, 9 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e januari ook mijn blog van 9 januari 2019 en ook mijn blog van 9 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Juan Marsé, Alfred Tomlinson

De Catalaanse schrijver Juan Marsé werd geboren op 8 januari 1933 in Barcelona. Zie ook alle tags voor Juan Marsé op mijn blog.

Uit: Ringo. Een jeugd in Barcelona (Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu)

“Buren en enkele toevallige, op dit uur van de dag en na de wandeling naar dit hooggelegen deel van de straat vermoeide voorbijgangers kunnen hun ogen niet geloven. Wat is er opeens in die vrouw gevaren? Wat is die vrouw verdomme van plan zoals ze daar in haar volle lengte — wat niet veel voorstelt — op de rails ligt met haar mollige, op het strand van Barceloneta bruinverbrande knieën die uit haar openvallende verpleegstersjas piepen, met haar ogen dicht en haar voeten stevig tegen elkaar gedrukt in hun satijnen pantoffels waarop niet bepaald schone pompons zitten? Moeten we aannemen dat ze een eind aan haar leven wil maken onder de wielen van een tram?
‘Victorie gilt een vrouw vanaf de stoep. Wat doe je daar nou toch, mens?’ Er komt geen antwoord. Zelfs geen oogknippering. Er vormt zich onmiddellijk een groepje nieuwsgierigen om de liggende vrouw heen, waarvan de meesten denken dat ze het slachtoffer zijn van een macabere grap. Een oude man prikt een paar keer met zijn stok in haar weelderige dij, alsof hij maar niet kan geloven dat ze nog leeft. `Hé, mevrouw, wat is dit nou voor onzin?’ moppert hij, terwijl hij blijft porren. ‘Wat wilt u in vredesnaam?’ Dat er over haar gekletst wordt, zoals altijd, denkt waarschijnlijk meer dan één buurvrouw: die sloerie zou toch alles doen om de aandacht van haar man te trekken? Mevrouw Mir is een mollige blondine van over de veertig met fonkelende blauwe ogen, extravert en heel geliefd in de buurt; ze had een verpleegstersopleiding gedaan aan een school van de falange en werkte nu als beroepsgenezeres en kinesiologe, zoals op haar visitekaartje stond. Er werd altijd al veel over haar gekletst, en dat gebeurde nog steeds, vanwege haar brutale handen, die lichamen masseerden of verhitte gevoelens kalmeerden, dubbelzinnige vaardigheden die regelmatig tot amoureuze avontuurtjes leidden. Vooral sinds haar echtgenoot, een bazige blaaskaak en ex-burgemeester van de wijk, eind vorig jaar in de San Andrés-kliniek was opgesloten. In de bar-bodega Rosales werd er altijd met vrolijke spot, om niet te zeggen met onvervalst sarcasme, over de handvaardigheid van mevrouw Mir gesproken. Maar om haar daar nu op haar rug midden op straat te zien liggen, waar ze een zelfmoord imiteerde of die echt wenste, wellicht als gevolg van een verstandsverbijstering, maar heel overtuigend en vastbesloten, om haar dus daar op het wegdek te zien liggen met haar ronde, door krulletjes omkranste, inbleke gezichtje en de altijd te zwaar gestifte, verdwaasde lipjes, dat overtrof alle verwachtingen. Ze leek zich totaal over te geven aan en overtuigd te zijn van haar gruwelijke, naderende einde onder de wielen die haar nek zouden adfsnijden.”

 


Juan Marsé (8 januari 1933 – 18 juli 2020)

 

De Engelse dichter, vertaler en graficus Alfred Charles Tomlinson werd geboren op 8 januari 1927 in Stoke-on-Trent, Staffordshire. Zie ook alle tags voor Alfred Tomlinson op dit blog.

 

In maart

Op deze droge, scherpbelichte winterdagen,
Nu de kleur van kraaien zoveel glans
Verzamelt, overstromen als inktvlekken
De schaduwen van de heg het halve wegdek
Tot waar een puntig lemmet van licht hen
Wegvreet: bewaakte overgang van licht
Die overal glinstert, overal de weg versperd
Wordt door de kale takken, donkere
Kloven langs de gespleten muren, schaduw-
Kant van schuur en huis, van half afgestoken
Mijt die de grond met hooi bezaait ondanks zichzelf
Met spatten van vaal goud, deelgenoten van het licht:
En boven dit alles een snaar van gloeiend zwart
Een glimmende, vliegende schaduw, de kraai die opstijgt

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 


Alfred Tomlinson (8 januari 1927 – 22 August 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e januari ook mijn blog van 8 januari 2019 en ook mijn blog van 8 januari 2017 deel 2.