Dolce far niente, Ernst Stadler, William Saroyan, Éric Zemmour, Wolfgang Hilbig, Elizabeth von Arnim, Théophile Gautier, Raymond P. Hammond

Dolce far niente

 

 
The Swan Pond Chiswick door Adebanji Alade, 2011

 

Die Efeulauben flimmern

Der Sommermittag lastet auf den weißen
Terrassen und den schlanken Marmortreppen
die Gitter und die goldnen Kuppeln gleißen
leis knirscht der Kies. Vom müden Garten schleppen
sich Rosendüfte her – wo längs der Hecken
der schlaffe Wind entschlief in roten Matten
und geisternd strahlen zwischen Laubverstecken
die Götterbilder über laue Schatten.
Die Efeulauben flimmern. Schwäne wiegen
und spiegeln sich in grundlos grünen Weihern
und große fremde Sonnenfalter fliegen
traumhaft und schillernd zwischen Düfteschleiern.

 

 
Ernst Stadler (11 augustus 1883 – 30 oktober 1914)
Colmar. Ernst Stadler werd geboren in Colmar

Lees verder “Dolce far niente, Ernst Stadler, William Saroyan, Éric Zemmour, Wolfgang Hilbig, Elizabeth von Arnim, Théophile Gautier, Raymond P. Hammond”

Charles Reznikoff, Jiři Orten, François Cheng, Libuše Moníková, Gisela von Arnim, Mary Wollstonecraft Shelley, Adam Kuckhoff, Michael Speier

De Amerikaanse dichter Charles Reznikoff werd op 30 augustus 1894 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Charles Reznikoff op dit blog.

 

Depression

So proudly she came into the subway car
all who were not reading their newspapers saw
the head high and the slow tread—
coat wrinkled and her belongings in a paper bag,
face unwashed and the grey hair uncombed;

simple soul, who so early in the morning when only the
poorest go to work,
stood up in the subway and outshouting the noise:
‘Excuse me, ladies and gentlemen, I have a baby at home who
is sick,
and I have no money, no job;’ who did not have box or cap
to take coins—
only his hands,
and, seeing only faces turned away,
did not even go down the aisle as beggars do;

the fire had burnt through the floor:
machines and merchandise had fallen into
the great hole, this zero that had sucked away so many years
and now, seen at last, the shop itself;
the ceiling sloped until it almost touched the floor a strange curve
in the lines and oblongs of his life;
drops were falling
from the naked beams of the floor above,
from the soaked plaster, still the ceiling;
drops of dirty water were falling
on his clothes and hat and on his hands;
the thoughts of business
gathered in his bosom like black water

in footsteps through a swamp;
waiting for a job, she studied the dusty table at which she sat
and the floor which had been badly swept—
the office-boy had left the corners dirty;
a mouse ran in and out under the radiator
and she drew her feet away
and her skirt about her legs, but the mouse went in and out
about its business; and she sat waiting for a job
in an unfriendly world of men and mice;

walking along the drive by twos and threes,
talking about jobs,
jobs they might never get and jobs they had had,
never turning to look at the trees or the river
glistening in the sunlight or the automobiles
that went swiftly past them—
in twos and threes talking about jobs;

in the drizzle
four in a row
close to the curb
that passers-by might pass,
the squads stand
waiting for soup,
a slice of bread
and shelter—
grimy clothes
their uniform;
on a stoop
stiffly across the steps
a man
who has fainted;
each in that battalion
eyes him,
but does not move from his place,
well drilled in want.

 

 
Charles Reznikoff (30 augustus 1894 – 22 januari 1976)

Lees verder “Charles Reznikoff, Jiři Orten, François Cheng, Libuše Moníková, Gisela von Arnim, Mary Wollstonecraft Shelley, Adam Kuckhoff, Michael Speier”

Hugo Brandt Corstius, Elma van Haren, John Edward Williams, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Frances Bellerby, Friedrich Treitschke

De Nederlandse schrijver en wetenschapper Hugo Brandt Corstius werd geboren in Eindhoven op 29 augustus 1935. Zie ook mijn blog van 29 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Hugo Brandt Cortius op dit blog.

Uit:Geniaal debuut (Over S. Vestdijk: Een moderne Antonius)

“De verschijning van een zwijn moeten we wel aan de traditie toeschrijven die de duivel zich in zwijnsgestalte tegen Antonius doet aanvlijen, hoewel Dr. John B. Knipping ons in de Winkler Prins verzekert dat het integendeel op de voorspraak duidt van de heilige tegen veeziekten, voornamelijk tegen een in de 11e en 12e eeuw veel heersende pestsoort. De rest van de verschijningen moet aan de fantasie van de auteur worden toegeschreven. Elke bladzij, elke regel Vestdijk is direct te herkennen aan de wijze waarop beschrijvingen, ideetjes en onbeduidende détails onmiddellijk tot mooie groteske gedachtenconstructies voeren. Deze grotesken zijn in Een moderne Antonius niet langer illustratie, amusant randversiersel, maar vormen de inhoud zelf. En dat is jammer. Want in de romans, waar Vestdijk al eerder hallucinaties buiten de beschrijvingen deed voorkomen (Else Böhler, Fré Bolderhey) hadden die voor een niet-hallucinerend lezer toch altijd een duidelijke betekenis. Deze strekking is hier onzichtbaar. Hij zal er wel zijn. In zijn testament zal Vestdijk ons ongetwijfeld duidelijk maken hoe slim het allemaal was, hoe de oneven woorden in de oneven hoofdstukken een epos vormen, hoe het hele verhaal correspondeert met een nog onontdekt manuscript, maar wat hebben wij daaraan? Moet een boek dan een strekking hebben? Deze vraag betekent meestal: moet een boek alleen maar een strekking hebben? en het antwoord is dan: nee. Maar bij Vestdijk kregen wij altijd een goed verhaal, goed geschreven, met goede grapjes en daarboven op nog een strekking.
Was behalve de flap ook nog de auteursnaam weggevallen, dan kwam er: Een moderne Antonius is de beste Nederlandse roman uit 1960. Het is het lichtvoetig vertelde verhaal van een modern man, die door de duivel, in de persoon van een geheimzinnige dokter, met beproevingen wordt overladen, die hij door zijn redelijkheid overwint. Er komen enige prachtige bijfiguren in voor. Moderne verschijnselen, als verkeersbrigadiertjes en nozems, worden fraai getypeerd. Enkele scènes zijn uiterst komisch. De bouw (drie delen, ieder deel tien hoofdstukken van gelijke lengte) doet aan Vestdijk denken. Maar een vergelijking met de meester zou onbillijk zijn. De debutant heeft ons met Een moderne Antonius een geniaal blijk van zijn talent gegeven. Wij zien met grote verwachting naar een nieuw werk van hem uit.”

 
Hugo Brandt Corstius (29 augustus 1935– 28 februari 2014)

Lees verder “Hugo Brandt Corstius, Elma van Haren, John Edward Williams, Maurice Maeterlinck, Thom Gunn, Frances Bellerby, Friedrich Treitschke”

Dolce far niente, Geerten Gossaert Johann Wolfgang von Goethe, A. Moonen, Maria Barnas, C. J. Kelk, Frederick Kesner

Dolce far niente

 


El bano del caballo door Joaquin Sorolla Y Bastida, 1909

 

De Centaur en de oceaan

Soms in den hoogen noen der heete zomerdagen
Ontspant de visschersknaap, die loom zijn leden baadt,
Half scherts, half medelij, ’t paard van den schelpenwagen,
Dat hinnikt van genot en wild de hoeven slaat.

Doch hij, met kalmen lach, grijpt onversaagd, sterkhandig,
Zijn ruige manen vast, bedwingt zijn drift, en, vlug,
Met eenen breeden zwaai bespringt hij, naakt, ’t stilstandig
Nu lijdzaam wachtend dier den breede’ en naakten rug!

Dan stuurt hij zeewaarts in. En waar, in lage reven,
De laffe branding breekt, blijft hij, uitdagend, staan
En machtig, brons op bruin, tot ééne leest verheven,
Bespot hij, een centaur, den machtlooze’ oceaan.

Wel ziet hij, diep in zee, uit de even waterwellen,
Een kleine spitse golf, al naar zij nader rent,
Gestaêg verkleurend tot een machtgen breker zwellen,
Al grommlende in zijn borst een duister dreigement …

Maar hij, met strak gelaat, wacht, schrap zich stellend, zonder
Ontroering, tot de golf, schijnwoedend, schuimverbleekt,
In éénen langgerekt-traagsidderenden donder
Zijn tuimlende overmacht aan ’t roerloos tarten wreekt …

En dan, uitbundig, barst het hoog gegier van ’t water,
En ’t brieschen van den hengst, die worstelt om een steê,
Met zijn’ metalen lach saam uit in één geschater
Dat opklimt uit het schuim en uitschalt over zee!


Geerten Gossaert (9 februari 1884 – 27 oktober 1958)
Kralingen. Geerten Gossaert werd geboren in Kralingen

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Geerten Gossaert Johann Wolfgang von Goethe, A. Moonen, Maria Barnas, C. J. Kelk, Frederick Kesner”

Rita Dove, John Betjeman, Elmar Schenkel, Janet Frame, William Robertson Davies, Joeri Trifonov

De Amerikaanse schrijfster en dichteres Rita Frances Dove werd geboren op 28 augustus 1952 in Akron, Ohio. Zie ook alle tags voor Rita Dove op dit blog en ook mijn blog van 28 augustus 2009 en ook mijn blog van 28 augustus 2010.

Lines Composed On The Body Politic

Less than the charting of each dawn’s resolutions,
less than each evening’s trickle of doubt,
less than a crown’s weight in silver, a diamond’s
scratch against glass, less than the touted

ill luck of my rich beginnings—and yet
more than Eve’s silence, my mute ingratitude.
More than music’s safe passage, its rapturous net,
more than this stockpile of words, their liquid solicitude;

more desired than praise (the least-prized of my dreams),
less real than dreaming (castle keep for my sins),
more than no more, which seems
much less than hoped-for, again—
one mutiny, quelled; one wish lost, a forgotten treasure:
to live without scrutiny, beyond constant measure.

 

“Teach Us To Number Our Days”

In the old neighborhood, each funeral parlor
is more elaborate than the last.
The alleys smell of cops, pistols bumping their thighs,
each chamber steeled with a slim blue bullet.

Low-rent balconies stacked to the sky.
A boy plays tic-tac-toe on a moon
crossed by TV antennae, dreams

he has swallowed a blue bean.
It takes root in his gut, sprouts
and twines upward, the vines curling
around the sockets and locking them shut.

And this sky, knotting like a dark tie?
The patroller, disinterested, holds all the beans.

 
Rita Dove (Akron, 28 augustus 1952)

Lees verder “Rita Dove, John Betjeman, Elmar Schenkel, Janet Frame, William Robertson Davies, Joeri Trifonov”

Dolce far niente, Frank O’Hara, Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Kristien Hemmerechts

Dolce far niente

 

 
Badende Jünglinge door Ludwig von Hofman, 1905

 

The Bathers

After the immersion and the stance
how the blood bubbles like a firefly!
and the many flies come clipping through
the cumulus. Paradise melts its wings,

the shingle shows a red flag, lit,
incandescent, and chattering forth.
Crushing as always the pale leaves
of children’s feet, the shells crush,

the petals thrash, a lifeguard weeps
for his dead mother who has just sailed on.
Rumpling and rolling over, the rain
dumps its burden of restraint stonily,

without pressure from above. Be it killing
or caressing, the unhappy bathers moan
and remonstrate, hurtling through indifferences
and colors. On the sandbar lovers

hound each other to the salt, afraid of
neither running paralyzed nor trembling
hung, longing only to drift totally
in the garrulous frequency of their immanence.

Striding like statues the tremendous
arches, partially concealed by sunlight,
bounce. From barges grey with carrion
seem to rise the frenzied-whimpers of those

who are not thrusting their cheeks
against the wicker chests of heroes and
Desdemonas. Shall they drown that passion
they remember best? glinting and passing,

that discord scratching them a future
white-embossed and streaked? The delicacy
of birds eating fleas, so the sand may have
an eye at last, that crater and that sun.

 

 
Frank O’Hara (27 juni 1926 – 25 juli 1966)
Baltimore Beach. Frank O’Hara werd geboren in Baltimore.

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Frank O’Hara, Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Kristien Hemmerechts”

Lolita Pille, David Rowbotham, Norah Lofts, Cecil Scott Forester, Lernert Engelberts

De Franse schrijfster Lolita Pille werd geboren op 27 augustus 1982 in Sèvres. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Lolita Pille op dit blog.

Uit:Bubble gum

“Celui-ci, je l avais nommé Bubble gum parce que tout y semblait creux, rose et gluant : decors, propos, sentiments, les personnages eux mêmes, moi compris, étaient creux, roses et gluants, au bord de l éclatement, et ce derrière quoi ils courraient, la sacro-sainte reconnaissance, la sacro-sainte célébrité, était devenue, a l époque où le non-film était supposé se dérouler, aussi creuse, rose, banale et brève qu une pauvre petite bulle de chewing-gum qui finissait inéluctablement par vous exploser a la gueule. »
(…)

Nous sommes rentrés pour démarrer cette promo et Mano s’y croyait à mort. Elle sy croyait à mort quand elle traversait Paris et qu’elle voyait sa gueule en 6 par 6 absolument partout, elle s’y croyait à mort pendant les interviews, elle virait ses attachés de presse, elle envoyait promener les types qui lui demandaient des autographes dans la rue, elle se sentait tellement unique, tellement privilégiée, elle avait l’impression d’être dans le secret de l’origine du monde, elle jubilait tout en faisant mine de se plaindre d’être trop exposée, son ego n’avait plus de limite.”

 
Lolita Pille (Sèvres, 27 augustus 1982)
Cover

Lees verder “Lolita Pille, David Rowbotham, Norah Lofts, Cecil Scott Forester, Lernert Engelberts”

Paul Verhuyck

 

De Vlaamse schrijver Paul Verhuyck werd op 27 augustus 1940 in Antwerpen geboren. Na Romaanse Filologie te hebben gestudeerd aan de Rijksuniversiteit te Gent werkte hij ondermeer aan de Hogeschool voor Vertalers & Tolken in Antwerpen. Daarna vertrok hij naar Nederland, waar hij gedurende 27 jaar als universitair hoofddocent aan de Rijksuniversiteit te Leiden verbonden was en oudere Franse en Occitaanse literatuur doceerde (1972-1999). Naast een reeks wetenschappelijke publicaties op vakgebied, publiceerde hij romans en verhalen. Zijn debuut “De doodbierenwerd in 1992 bekroond met de Anton Wachterprijs en de Vlaamse debuutprijs. Er volgden “Moord door geboorte”, (1993),”De binnendienst”(1995), “Hout en koper) (1999), “De elektrische man” (2003) en “Inmiddels op aarde (2014), genomineerd voor de Zeeuwse Boekenprijs 2014. In samenwerking met Corine Kisling publiceerde hij volgende romans onder de auteursnaam “Kisling & Verhuyck”: Verder is hij werkzaam als vertaler en publiceerde hij journalistieke bijdragen over literatuur in de Gazet van Antwerpen, K.C.L.B.-Boekengids, Nieuw Wereldtijdschrift (1994-1998), De Standaard, Standaard der Letteren en De Tijd.

Uit: Hout en koper

“Gustaaf Lamfreit ligt in zijn kist op het kerkhof. Hij wordt begraven, het is winter, bijna nieuwjaar. Maar de dode, de gekiste, hij kijkt. Hij kijkt intens en voor de laatste keer en door de borende kracht van zijn blik wordt het lente, wordt de wereld nieuw voor de eerste keer. Lamfreit is de heer der seizoenen. Iets wat hij bij leven en welzijn nooit geweest is. Misschien wordt het nu toch nog wel wat, het doodzijn. Want sinds zijn overlijden heeft hij alles maar vreemd gevonden, vooral die kist. Grenen, geen eik. Niet eens es of olm. Grenen. Tot nu toe is de dood zelf hem eerlijk gezegd een beetje tegengevallen, eerder een non-evenement zoals zijn trouwdag destijds, maar iets in hem blijft fluisteren dat deze lethargie van flauwe zweverigheid met amper kleuren of vormen niet zal blijven duren, dat het maar een overgangsfase is en dat er nog veel staat aan te komen.
Eerst had hij de indruk dat hij zich in een tunnel bevond, een donkere gang waarin vaag het geluid van een hobo weerklonk, een betoverde hobo die hem scheen te lokken naar zijn jongste lente, een betoverde melodie die hem de kracht gaf verder te gaan, nog verder de duisternis in.
Tot hij een lichtere zone meende te zien, misschien de uitgang van de tunnel. De ronde opening werd afgesloten door spinnenwebben. Duizenden webben evenwijdig achter elkaar op een rij, het ene op zo’n tien centimeter van het andere. Beestenkoppen. Er speelden regenbogen door de draden. Hij zou er wel doorkomen, dacht hij, die netten waren flinterdun. Hij dus moedig voorwaarts.
De eerste twintig, dertig gingen nog, met brede geestelijke armslagen baande hij zich een weg door de kleverige witte draden, maar daarna werd het ingewikkeld, werd hij duizenden keren ingewikkeld door de geduldige strategie van de spinnen, totdat ademnood en verstikkingsdood — alweer! — erop volgden, met — alweer! — uiteenknallende bloedbanen, adertjes, longblaasjes, buisjes, leidingen.”

 

 
Paul Verhuyck (Antwerpen, 27 augustus 1940)

Dolce far niente, Stefan George, Christopher Isherwood, Laura van der Haar, Joachim Helfer, Guillaume Apollinaire, Rashid Al-Daif

Dolce far niente

 

 
Bathers by the Pond door Duncan Grant,  circa 1920-1921

 

Südlicher Strand: Tänzer

Ihr wart am pinienhage ohne staunen
Ins gras gelagert · junge schwinger · beide
Mit gliedern zierlich regen kräftig braunen
Mit offner augen unbefangner weide.

Ihr hobet euch vom boden auf im takte
Ins volle licht getauchte lächelnd reine
Und schrittet vor und rückwärts – göttlich nackte
Die breite brust gewiegt auf schlankem beine.

Von welcher urne oder welchem friese
Stiegt ihr ins leben ab zum fest gerüstet
Die ihr euch leicht verneigtet und euch küsstet
Und tanzend schwangt auf weiss-gesternter wiese!

 

 
Stefan George (12 juli 1868 – 4 december 1933)
Büdesheim (Bingen). Stefan George werd in Büdesheim geboren.

Lees verder “Dolce far niente, Stefan George, Christopher Isherwood, Laura van der Haar, Joachim Helfer, Guillaume Apollinaire, Rashid Al-Daif”

C. B. Vaandrager

 

De Nederlandse schrijver en dichter Cornelis Bastiaan Vaandrager werd geboren in Rotterdam op 26 augustus 1935. Zijn vader was postbode, zijn moeder huisvrouw. Hij bleef enig kind. Na het gymnasium maakte Vaandrager met zijn schoolvriend Hans Sleutelaar deel uit van de redactie van het Rotterdamse literaire tijdschrift Proefschrift, dat halverwege de jaren vijftig verscheen. Later was Vaandrager met Sleutelaar, de dichter Hans Verhagen en schilder-dichter Armando redactielid van het Vlaams-Nederlandse literaire tijdschrift Gard Sivik en het tijdschrift De Nieuwe Stijl. In 1960 maakte Vaandrager zijn prozadebuut met de novelle “Leve Joop Massaker”, door critici vergeleken met romans van Gerard Reve en Hugo Claus. Een jaar later volgde zijn poëziedebuut “Met andere ogen”. Hiermee vestigde hij zijn naam als veelbelovend Rotterdams literair talent. Hij leek die faam te onderstrepen met de verhalenbundel “De avonturen van Cornelis Bastiaan Vaandrager” (1963), poëzie in “Gedichten” (1967) en de documentaire, sterk autobiografische romans “De reus van Rotterdam. Stadsgeheimen” (1971) en “De Hef” (1975). In de jaren zeventig ging het bergafwaarts met Vaandrager. Drugsgebruik begon zijn leven te beheersen. Hij verbleef met ernstige klinische depressies soms maanden achtereen in een psychiatrisch ziekenhuis. In 1981 werd hem de Anna Blaman Prijs van het Prins Bernhardfonds uitgereikt voor zijn gehele oeuvre. Daarna publiceerde hij nog slechts enkele dichtbundels, waaronder “Metalon” (1986) en “Sampleton” (1990). Vaandrager stierf vereenzaamd op 56-jarige leeftijd. In de 21e eeuw is de belangstelling voor Vaandrager enigszins opgeleefd. In 2005 verscheen de biografie “Vaan, Het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager” van Menno Schenke. In 2008 volgde “Made in Rotterdam”, een uitgave van zijn verzamelde gedichten, bijeengebracht door Martin Bril en Hans Sleutelaar. Vier jaar daarna volgde de – postume – publicatie van de recent ontdekte, nooit eerder gepubliceerde novelle “Sleutels”.

 

Gelukkige dagen

Gisteravond naar Beckett geweest.
Dat gaf te denken..

Als je uren tot aan je oren
in een moeilijke materie zit,
is een pauze geen luxe.

Om kwart voor elf stonden we weer op straat.

Tot vier uur doorgezakt
en met een taxi naar huis.

 

 

A foggy day in Rotterdam

Je kent het wel: een middag wachten
tot het gaat misten. Wachten
tot het donker wordt. Of avond wordt. Hij
(ik heb het over hem) kijkt,
ziet lege bussen
die koppig starten, de stad in – op zoek naar meer mist?

Stemmen van mensen. Oproer? Bijval?
Hij herkent ze, de stemmen. De mensen
kent hij niet – nooit gekend.

Je kent het wel: pijnlijk nauwkeurig
kan hij je zeggen (maar hij doet het niet):
‘Nu gaat de telefoon.’
En dan gaat de telefoon. De angst
dit aan te voelen. En dan de angst (nog groter)
zich na tien, elf juiste voorspellingen te vergissen.

De mist is binnen.
Reeds zijn de radiatoren verkild.
Hij trekt zijn benen op. Wacht.
Het wordt donker. Of avond.
Hij trekt huiverend een haar uit zijn pols.

 

 
C. B. Vaandrager (26 augustus 1935 – 18 maart 1992)