Franz Xaver Kroetz, Gérard Bessette, Mary Chase, Karl Wilhelm Ramler, Friedrich von Spee, Carlo Goldoni, Quirinus Kuhlmann

De Duitse dichter, schrijver, regisseur en acteur Franz Xaver Kroetz werd geboren op 25 februari 1946 in München. Zie ook alle tags voor Franz Xaver Kroetz op dit blog.

 

Welle

Etz is vobei,
daßi Reiter war,
und i gä nimma
auf vier Eisn.

As Roß gäd zum Metzga,
da Summa aa.
Aso gäd ois hoam,
und i gä mid.

Bloß mei Kind
raunzt »Baba drong«
und i hebs ummanand,
bis eischlaft.

Da Herrgod hodma
a kranks Pferd gem
und a gsunds Dirndl.

Am Deife ware vafoin,
dade mi beklong.

De Nachd hodda Angsd
an Garaus gmacht.
Finsta muaß sei,
wenne mi seng muaß.

Iwaseng
koname
grod am Dog.

 

 
Franz Xaver Kroetz (München, 25 februari 1946)

Lees verder “Franz Xaver Kroetz, Gérard Bessette, Mary Chase, Karl Wilhelm Ramler, Friedrich von Spee, Carlo Goldoni, Quirinus Kuhlmann”

Karel Toman

De Tsjechische dichter, journalist en vertaler Karel Toman werd geboren 25 februari 1877 in Kokovice. Toman bezocht het gymnasium in Slaný en later het aartsbisschoppelijk seminarie in Příbram. Hij begon aan een studie rechten, maar brak deze af, ging werken als bediende in de archieven van de Nationale Assemblee, verhuisde naar Wenen, en reisde door Duitsland, Engeland, Frankrijk en Nederland. Zijn poëtische carrière begon in de literaire kring Moderne Revue rond Arnošt Procházka, Jiří Karásek ze Lvovic, Karel Hlaváček, František Gellner, Stanislav Kostka Neumann, Jiří Mahen, Fráňa Šrámek, Rudolf Těsnohlídek en Viktor Dyk. In 1917 werd hij redacteur van de krant Národní listy. Hij publiceerde ook in andere tijdschriften. Na de Eerste Wereldoorlog werkteToman met de Lidové noviny samen. Toman werd lid van de Tsjechische democratische literaire beweging en wordt gerekend tot de groep van de anarchistische rebellen. Als dichter debuteerde hij op 1 februari 1895 in het Moravische tijdschrift Niva. Hij beschreef de hedendaagse maatschappij met het oog op de socialistische beweging, de conflicten van mensen die hun traditionele omgeving verlaten, rebelleren tegen de maatschappij, lijden in de oorlog, of aan een onbeantwoorde liefde.

April

A joyous springtide shower of rain
And God’s first rainbow o’er the countryside!
The sower lays the seed-cloth down

And trustfully
Paces the soil where he has sown.

Though frosts may come, yet shall the sacred tilth

Be never marred.

For its one statute is to burgeon and to thrive,
To thrive though storm and sleet befall,

Defying all.

The worthy grandsires warm them by the chimney-side
And ancient wisdom, ancient ways they ponder o’er
And ancient weather-lore.

 

Vertaald door P. Selver

 

September

My brother has finished his ploughing, unharnessed the horses;
and now, in the gathering darkness
has quietly laid his head on the mane of his comrade
smoothing the neck; and begins to listen
to the voice of the country around him.

Far away sound the bells for the peaceful Eve of the Festival.
Through chill evening air arises the prayer of the villagers,
and the soul of the earth is in song: all anguish and faith and sorrow
are blended in one great hymn, and are soaring
up to the eternal skies.

Wenceslas, Holy one,
do not leave it to die into silence
for ourselves, or for men hereafter.

 

Vertaald door O. Elton

 
Karel Toman (25 februari 1877 – 12 juni 1946)

Leon de Winter, Alain Mabanckou, George Moore, Erich Loest, Herman Maas, Luc Verbeke, Wilhelm Grimm, Friedrich Spielhagen, Jacques Presser

De Nederlandse schrijver Leon de Winter werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 24 februari 1954. Zie ook alle tags voor Leon de Winter op dit blog.

Uit: Geronimo (Vertaald door Hanni Ehlers)

„Usama bin Laden lebte fünf Jahre lang hinter den Mauern seines Verstecks, lautet die offizielle Geschichte.
Das ist unrichtig. Er ist nachts regelmäßig ins Freie gegangen.
Auch am frühen Morgen des 11.September 2010 – acht Monate vor Operation Neptune Spear – schlüpfte er aus seinem Haus und fuhr das Moped aus dem Lagerraum. Wie üblich steuerte er ein Lebensmittelgeschäft an, das nie die Türen schloss.
ln Abbottabad, Pakistan, war es Viertel nach zwei in der Nacht, und JBL – so die vom amerikanischen Geheimdienst für ihn benutzre Abkürzung, die seine jüngste Braut, Amal, ihm auch manchmal hcrausfordcrnd ins Ohr flüstcrte: »UBL, mein Scheich, kommst du?« – war ein glücklicher Mensch.
Jetzt bloß keine übereilten Schritte tun, sagte er sich.
Er durfte sich nicht von dem wunderbaren Gedanken verleiten lassen, dass er morgen schon erreichen konnte, worauf er dreißig Jahre lang hingearbeitet hatte; länger noch, eigentlich sein ganzes Leben lang, seit er das Licht der Welt erblickt hatte. Das Blatt würde sich wenden. Geduld, dachte er, Geduld. Es wäre dumm, wenn er seinen Trumpf nach Jahren der Isolation und der Rückschläge nun Hals über Kopf ausspielen würde. Mit dem, was er jetzt wusste, war er in der Lage, seine Gegner schachmatt zu setzen.
Allah belohnte seinen Glauben und seine Demut. Ihm war eine Waffe geschenkt worden, vor der sich niemand schützen konnte.
UBL hätte seine Freude am liebsten laut herausgeschrien und den stillen Straßen und schlafenden Häusern zugerufen: Ich weiß es, ich weiß es, ich habe es entdeckt, ich weiß, was niemand weiß! Grinsend fuhr er auf seinem klapprigen Moped dahin und dachte: Es ist wahr, um. wird sich die Welt wieder gefügig machen!“

 

 
Leon de Winter (’s-Hertogenbosch, 24 februari 1954)

Lees verder “Leon de Winter, Alain Mabanckou, George Moore, Erich Loest, Herman Maas, Luc Verbeke, Wilhelm Grimm, Friedrich Spielhagen, Jacques Presser”

César Aira, Ljoedmila Oelitskaja, Robert Gray, Jef Geeraerts, Bernard Cornwell, Toon Kortooms, Erich Kästner, Sonya Hartnett, Maxim Februari

De Argentijnse schrijver en vertaler César Aira werd geboren op 23 februari 1949 in Coronel Pringles. Zie ook alle tags voor César Aira op dit blog.

Uit: Hoe ik een non werd (Vertaald door Adri Boon)

“Mijn vader had zich er zo op verheugd me blij te kunnen maken, en dat was zo ongewoon voor hem, een afstandelijke, driftige man zonder merkbare zachtaardige kanten, dat het niet aangrijpen van zo’n gelegenheid me misdadig leek. Even overwoog ik zelfs, hoe vreselijk de gedachte ook, het hele ijsje op te eten, alleen om hem een plezier te doen. Het was een kuipje, het kleinste, voor kleine kinderen, maar het kwam me voor als een ton.
Ik weet niet of mijn heldhaftigheid zoiets zou kunnen opbrengen maar ik kon die niet eens op de proef stellen. De eerste hap had mijn gezicht onwillekeurig van walging doen vertrekken, en dat kon hem onmogelijk zijn ontgaan. Het was haast een overdreven grimas, de fysiologische reactie gepaard gaande met een psychische component van teleurstelling, angst en de tragische droefenis zelfs wat dit soort genoegens betreft mijn vader niet te kunnen volgen. Pogen dat te verbergen zou dwaas zijn geweest; zelfs op dit moment zou het onmogelijk zijn, want die grimas is niet meer van mijn gezicht verdwenen.
‘Wat is er?’
In zijn toon school meteen al alles wat erna kwam.
In normale omstandigheden zouden tranen me hebben verhinderd hem antwoord te geven. Ik huilde altijd heel snel, zoals veel hypergevoelige kinderen. Maar een oprisping van die vreselijke smaak, die was weggegleden naar mijn keel en nu als een zweepslag terugkwam, bezorgde me een schok.
‘Gggh…’
‘Wat is er?’
‘Het is… vies.’
‘Het is wat?’
‘Vies!’ gilde ik wanhopig.
‘Vind je het ijsje niet lekker?’
Ik herinnerde me dat hij onderweg, naast andere dingen die aangename verwachtingen schiepen, had gezegd: ‘Ik ben benieuwd of je ijs lekker vindt.’ Uiteraard in de veronderstelling dat ik het lekker zou vinden. Welk kind vindt ijs nou niet lekker?”

 

 
César Aira (Coronel Pringles, 23 februari 1949)

Lees verder “César Aira, Ljoedmila Oelitskaja, Robert Gray, Jef Geeraerts, Bernard Cornwell, Toon Kortooms, Erich Kästner, Sonya Hartnett, Maxim Februari”

Jo Ypma

De Nederlandse schrijfster Johanna Margaretha Wela (Jo) Ypma werd geboren in Haastrecht op 23 februari 1908. Zij groeide op in Haastrecht in een milieu waar de protestantse mystiek van de Zuid-Hollandse polders goed merkbaar was, onder andere via haar grootmoeder die bij het gezin in huis woonde. Ze was de dochter van een hoofdonderwijzer. Ze kreeg een voor haar tijd en milieu vooruitstrevende opvoeding en ging bijvoorbeeld met haar vader naar de Rotterdamse Cineac voor films en wereldnieuws. Ze kreeg een opleiding tot onderwijzeres aan de normaalschool in Zetten, maar ze heeft nooit voor de klas gestaan. Ze ging verhalen schrijven. Haar eerste verhalen werden gepubliceerd in De Rotterdammer, een Rotterdams dagblad dat later zou worden opgenomen in het dagblad Trouw. Ze werd op grond van die publicaties gevraagd de persoonlijke redactrice van Colijn te worden, wat ze deed. In 1937 verhuisde ze naar Zeist. Ze werd de secretaresse van Roel Houwink, de eindredacteur van het christelijk-literaire tijdschrift Opwaartsche wegen en ontmoette langs die weg veel christelijke literatoren als Klaas Heeroma, Wilma Vermaat, Anne de Vries, Klaas Norel, Henk van Randwijk, Kees Rijnsdorp, Willem de Mérode, Rie van Rossum en Gerrit Achterberg. In 1940 keerde ze met haar man Karel van Dorp, die dichter was, terug naar Haastrecht. Samen met haar man heeft ze in de oorlog verzetswerk gedaan. Ze was een “recalcitrante protestant”. Haar eerste roman heette “Boven de polder de hemel” (1938), een soort ‘boerenroman’. Ze schreef in een mengeling van dialect en algemeen beschaafd Nederlands, net als bijvoorbeeld Herman de Man.

Uit: Miet van Dijk

– En zal de Here Jezus op de bruiloft magge komme, want der bin der zat, die in de kerk trouwe, maar die het Opperwezen niet bij hun bruiloft uitnodige.
Ik kin je vrijer, meid, hij is een dooie christen, en ik mot zegge, hij is dood voor de dood, maar omdat jij ok geen asie leve in je hebt en niet weet wat een Hemansziel is, die nog kerme kin, is dat zo erg niet. Jullie zulle wel goed van leve zijn, maar je mot gekind weze, meid, je mot gekind weze, want nou lijkent het allegaar prachtig en is ter geen vuiltje an de lucht, maar je mot maar is voor de dood komme te staan, zoas je moeder, en dan komt het ter op an, dan mot je meer wete en meer bevinding hebbe, dan mot je niet allenig kinne zegge, dat je naar de kerk gegaan bin, want daar kin een dooje zondaar ook kom me, maar dan mot je gekind en doorgeleid zijn. Je moeder het verstand van kerme, maar die mist de terugstuitende daad, maar jij, ja meid, ik mot mijn eige vrijmake, jij bin zo dood as een pier. En wou ie dan in de hemel komme, bij het volkie?
(…)

Eentonig dreunt de stem van Klaas Geneuchelijk.
– We onderwinden ons om tot je te komen, hoewel we van ons eigen niks niemendal hebbe dan een hoop vodden en todden om bij te brengen.
– En wij, die wurmpjes zijn, hebbe niet met al in te brenge, als dat we door je eeuwig welbehagen es gearresteerd benne geworden, en nou bij tijen en ogenblikkies een liettie op ons weggie moge komme te zien, als je ons weer met woretjes uit je lieve waarheid wil komme heiligen aan onze zielen. Zo heb je je dienstknecht, die nou tot je roept, bepaald bij de waarheid, dat je de jonge dochter, die hier als Martha bezig is met veel dienens… – Miet maakt een onwillekeurige beweging – nou tot een Maria zal laten worden. En dan heb je je knecht erbij bepaald dat deze maagd hem tot een echtvriendin zal worden, want toen hij vanmorgen uit zijn legerstede verrees, kreeg hij het versie van den psalmist waarin de koning komt te zingen, dat de echtvriendin zal bloeien… Miet ziet plotseling, dat Klaas Geneuchelijk tussen de kieren van zijn oogleden naar haar kijkt.
Hij weet dat ik hier sta, dien onterik, denkt ze.
– En Here, toen het uwe dienstknecht zijn kniegies geboge, en gevroege, of ie nog een tekentje wou geve, wie die echtvriendin mocht weze, want het is een stap, Here, een stap die een zondaar van zijn eige niet kin doen, zonder dat tie geleid wordt… en toen ik vanmiddag bij deze broeder en zuster was, en deze Martha het volkie zag dienen, toen heb je mijn bepaald dat deze een uitverkoren vat is.
Miet huivert ervan. Zulke praat doen, as je bidt! Dat is spotten, dat is gruwelijk spotten en hij doet het, omdat hij weet dat ik hier sta.”

 
Jo Ypma (23 februari 1908 – 19 februari 1986)

Arnon Grunberg, Rob Schouten, Ruben van Gogh, Paul van Ostaijen, Hugo Ball, Danilo Kis, Sean O’Faolain, Ishmael Reed, Edna St. Vincent Millay

De Nederlandse schrijver Arnon Grunberg werd geboren in Amsterdam op 22 februari 1971. Zie ook alle tags voor Arnon Grunberg op dit blog.

Uit: Moedervlekken

“Kadoke wil aanbellen, maar het gras doet hem aarzelen. Hij pakt de tuinslang en begint de voortuin water te geven, de bomen, de planten, het gazon. De zoon die, zoals dat van hem werd verwacht, psychiater is geworden verzorgt de tuin. Vroeger speelde hij weleens badminton met zijn vader in de voortuin. Die tijd is voorbij, er wordt nu voornamelijk naar het gras gekeken als naar een vertrouwd en toch nog altijd mooi schilderij. Het heeft al bijna tien dagen niet geregend, op het gras zijn gele plekken ontstaan. Jarenlang is het hier goed onderhouden, met liefde is aan deze tuin gewerkt, in elk geval met een volharding en een verantwoordelijkheidsgevoel die niet van liefde te onderscheiden zijn. Doorzettingsvermogen is ook liefde – de weigering om op te geven, de weerzin om te verliezen, om te sterven, allemaal vormen van liefde. Tragisch dat een korte periode van droogte zo’n ravage aanricht.
Het is vroeg in de ochtend maar nu al warm. Een buurvrouw staart naar hem, maar Kadoke doet alsof hij haar niet ziet. Er is niets merkwaardigs aan dit tafereel: de zoon geeft de verdorde tuin water, de goede zoon, de zich om alles en nog wat bekommerende zoon, de zoon die leeft opdat anderen niet hoeven te sterven.
Maar hij kan zich nu juist niet om alles bekommeren, of beter gezegd: zijn zorg leidt niet altijd tot het gewenste resultaat. Dát is het probleem. Hij heeft de meisjes instructies gegeven, sommige heeft hij in het Engels opgeschreven en in de keuken op een kast gehangen en terwijl hij het gras water geeft, begint hij zich af te vragen waarom zijn simpele instructies niet zijn opgevolgd. ‘Please, water the garden when the lawn is dry’; zo moeilijk is dat toch niet te begrijpen? De jonge vrouwen die zijn moeder verzorgen kunnen best tussendoor de tuin besproeien. Zo intensief hoeft moeder ook weer niet in de gaten te worden gehouden, dat er geen tijd meer is voor het gras.
Kadoke weet wie hij is: Otto Kadoke, kalm, toegewijd maar niet té empathisch, dat is slecht voor de kalmte, slecht voor de behandeling, de arts moet niet te nabij komen. De nadruk ligt op de derde lettergreep, het is Kadoké, maar als mensen zijn naam verkeerd uitspreken corrigeert hij hen niet. Wat is een naam? Hooguit een geschiedenis waartoe je je moet verhouden. Ze mogen hem ook ‘dokter’ noemen. Officiële papieren ondertekent hij met O. Kadoke.”

 

 
Arnon Grunberg (Amsterdam, 22 februari 1971)

Lees verder “Arnon Grunberg, Rob Schouten, Ruben van Gogh, Paul van Ostaijen, Hugo Ball, Danilo Kis, Sean O’Faolain, Ishmael Reed, Edna St. Vincent Millay”

Herman de Coninck, Tom van Deel, Jonathan Safran Foer, Hans Andreus, Chuck Palahniuk, Wystan Hugh Auden, Laure Limongi, Aleksej Kroetsjonych, Justus van Effen

De Vlaamse dichter, essayist, journalist en tijdschriftuitgever Herman de Coninck werd geboren in Mechelen op 21 februari 1944. Zie ook alle tags voor Herman de Coninck op dit blog.

 

O, ik weet het niet

O ,ik weet het niet,
maar besta, wees mooi.
zeg: kijk, een vogel
en leer me de vogel zien
zeg: het leven is een brood
om in te bijten en de appels zien rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.

 

Les in levenskunst

dromen realiseren is niet zo moeilijk:
je hoeft slechts uit te kijken
wat je droomt.

en een levensbeschouwing hebben.
en het leven niet meer beschouwen.
en gelukkig zijn onder het motto:
als je het leven wil goedvinden,
begin met jezelf.

en later misschien met een tweede
– dat is genoeg.
en dan sticht je een gezin
ongeveer zoals je een vereniging sticht.
je bent tenslotte bij de scouts geweest.

 

Voor mekaar

Vroeger hield ik alleen van je ogen.
Nu ook van de kraaienpootjes ernaast.
Zoals er in een oud woord als meedoen
meer gaat dan in een nieuw. Vroeger was er alleen haast

om te hebben wat je had, elke keer weer.
Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen.
Er is meer om van te houden.
Er zijn meer manieren om dat te doen.

Zelfs niets doen is er daar één van.
Gewoon bij mekaar zitten met een boek.
Of niet bij mekaar, in ’t café om de hoek.

Of mekaar een paar dagen niet zien
en mekaar missen. Maar altijd mekaar,
nu toch al bijna zeven jaar.

 

 
Herman de Coninck (21 februari 1944 – 22 mei 1997)
Standbeeld in Antwerpen Zoo, onthuld in 2016

Lees verder “Herman de Coninck, Tom van Deel, Jonathan Safran Foer, Hans Andreus, Chuck Palahniuk, Wystan Hugh Auden, Laure Limongi, Aleksej Kroetsjonych, Justus van Effen”

David Avidan

De Israëlische dichter, schrijver, schilder en filmmaker David Avidan werd geboren op 21 februari 1934 in Tel Aviv. Avidan studeerde korte tijd literatuur en filosofie aan de Hebreeuwse Universiteit. Hij schreef meestal in het Hebreeuws en was zijn hele leven een avant-garde kunstenaar. Hij vertaalde veel van zijn eigen gedichten in het Engels en ontving verschillende onderscheidingen, als dichter en ook als vertaler. Hij was zijn hele leven niet erg populair bij de meeste critici of het grote publiek, vaak bekritiseerd als egocentrisch, chauvinistisch en technocratisch. Zijn eerste boek, “Lipless Faucets” (1954), werd aangevallen door bijna alle poëzierecritici; de eerste gunstige beoordeling was van Gabriel Moked, hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Akhshav, die later een van de beste vrienden van Avidan zou worden. In de laatste jaren van zij leven kon hij amper zijn brood verdienen en was ook zijn mentale toestand slecht. Na zijn dood is de reputatie van Avidan zowel in literaire kringen alsbij het grote publiek aan een opmars begonnen, en wordt hij gezien als een van de kerndichters van de Israëlische canon. Een bundel geselecteerde gedichten van Avidan, “Futureman”, vertaald door Tsipi Keller, werd in 2017 uitgegeven. In 1993 ontving Avidan samen met Amalia Kahana-Carmon de Bialik-prijs voor Hebreeuwse literatuur. In 1981 schreef en regisseerde Avidan de film “Message from the Future”, waarin hij ook zelf speelde. Het is een science fiction-film in het Engels over toekomstige mensen die het hedendaagse Israël bezoeken.

A Few Plans For The Future

Let me be a mummy.
Wake me
once every thousand years with a shot of undiluted adrenalin, and then
I’ll burn Rome again, report on the event
with a pale face and a pounding heart, first I’ll castrate
all the barbarian warriors who conquered the city, possess
all their young women, so there’ll be
things to burn and men to castrate
in another thousand years. I have
patience for long-run missions.

 

A heart-to-heart prayer

Lord our god lord you knew
we didn’t know a thing
make us a miracle now so we’ll know what you knew
everything you’ll know everything you’ll think everything you’ll feel
make us a miracle now so we can make miracles
for ourselves and for others and for the lord our god
and don’t limit our possibilities lord our god
more than you limited your own possibilities
and give us our own little world
that we’ll create in six days and won’t rest
on the seventh day more than a seventh of a day
and don’t pity us lord our god
have pity on the little ones and the fools
pity on the foolish of nations
and give us the strength to be ourselves
lord our god the one who knew, didn’t you
lord our god the one who heard, didn’t you
lord our god you are the one, aren’t you
and the lord our god is the lord our god
so give us the strength not to give up
and not to arouse pity unless needed
and even if needed lord because there is no need
lord our god who had no pity, did you
lord our god who won’t be pitied, will you
give us a strong heart and an open mind
and don’t think about us too much
blessed are you lord creator-of-humankind
you won’t rest and you won’t sleep my lord of hosts
blessed are you lord ever vigilant
blessed are you lord creator of humankind in his image
blessed are you my lord blessed of the blest
and the blessed mouth will bless and say amen

 

Vertaald door Lisa Katz

 
David Avidan (21 februari 1934 – 11 mei 1995)

P. C. Boutens, David Nolens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß

De Nederlandse dichter Pieter Cornelis Boutens werd geboren in Middelburg op 20 februari 1870. Zie ook alle tags voor P. C. Boutens op dit blog.

 

De ruchtige belijders van een naam

De ruchtige belijders van een naam
Zijn grif ook tot verloochenen bekwaam.
Die `t onuitspreeklijke niet leert verzwijgen,
Verslingert tussen ijdel woordgekraam.

 

Leeuwerik

Blijft gij nooit één blanke uchtend,
Leeuwrik, zingen hier beneên,
Die uw nachtlijk nest ontvluchtend
Door de zilvren neevlen heen

Vleuglings vindt de gouden wegen
Waar uw aadmen juichen wordt,
Tot uw zang in vuren regen
Naar de koele vore stort;

Zingt gij nooit de rode smarten
Van de duistre aardenacht,
Wordt het bloeden onzer harten
Wel gestelpt, maar nooit verklacht?…

In het ijle blauw verloren
Volgt mijn oog niet meer uw vlucht,
Maar uw antwoord dwaast mijn oren
Met zijn zaligend gerucht:

Steeds, uit vreugd of smart gerezen,
Heeft de ziel uw vreugd verstaan,
En tot uwe vreugd genezen,
Ons gemeen geheim geraên:

Alle smart omhooggedragen
Meerdert vreugdes gouden schat:
Slechts de vleuglen die ons schragen,
Zijn van aardes tranen nat.

 

Uit: Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

Achtste strofe

Soms als de nachten zonder sterren zijn,
zwelt door het donker voor mijn slaaplooze oogen
een groote trage hartstochtsombre maan
en schijnt de stille wereld schemerleêg
met lichteloozen violetten gloed
en drenkt mijn weerloos hart in zwoele wanhoop
van namelooze pijnen. Want ik voel
in elken nieuwen straal die mij bestelpt,
den blik van telkens andre lang vergeten
oogen die eens vergeefs mijn liefde vroegen,
en ademkorte ontmoetingen nooit herdacht
doen éen voor éen als sombre bloemen open
haar onvergeetlijke beteekenis…
Zóo in den vollen beker van geluk
mengt liefde voor het hart dat haar belijdt
als soeverein, zijn onontkoombaar deel
van levens bitterheid, leed zoo ondraaglijk
als peilloos schoon en goddelijk noodwendig,
en leidt het binnen in haar groot heelal,
de wereld van haar onverklaard geheim
waar in de duizellichte oneindigheid
hoogheerelijke willekeur bestelt
volkomen, ondoorgrondlijk evenwicht,
en ieder onverminderd schuldig blijft
ook wat hij anderen onthouden moet.

 

 
Pieter Cornelis Boutens (20 februari 1870 – 14 maart 1943)
Portert door door Max von Seydewitz, 1923

Lees verder “P. C. Boutens, David Nolens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß”

J.M.A. Biesheuvelprijs voor Maarten ’t Hart

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart heeft de J.M.A. Biesheuvelprijs gewonnen voor de beste bundel korte verhalen. Hij ontvangt de prijs voor ‘De moeder van Ikabod’. Aan de prijs is een geldbedrag verbonden dat volledig door crowdfunding bij elkaar is gebracht. Dit jaar gaat het om 5105 euro en 70 cent. De prijs werd zondag voor de derde keer uitgereikt. In 2015 won Rob van Essen, in 2016 Marente de Moor. Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog en voor M. ’t Hart evenals mijn blogs van 25 november 2010 en eerder.

Uit: De moeder van Ikabod

 ‘En stipt om één minuut over half drie reed onze bakker Stoof Schelvisvanger, psalmzingend de straat in. Hij was van onze kerk. Bij alle gereformeerden bezorgde hij aan huis brood en banket. In onze straat bediende hij nog één ander gereformeerd gezin. Bij ons belde hij het eerst aan en slofte dan neuriënd terug naar zijn kar en haalde daar een melkwit en een vloerbruin. Wij kregen dat aangereikt (‘zaterdag betalen’) en vervolgens reed hij door naar de familie Marchand. Daar leverde hij acht regeringswit af.’
(…)

‘Ik was daar nog net op tijd voor iets wat ik niet graag gemist zou hebben. Op het moment namelijk dat ik de deur opende, greep de transpirerende dominee met beide handen vlak achter haar schouders haar toga op twee plaatsen vast en trok hem toen met één vloeiende beweging over haar hoofd. Ze had het vaker gedaan, dat was duidelijk, want het ging zo snel, zo behendig, ik keek mijn ogen uit. (…) . En toen stond ze daar, die Ilonka de Priester, in een lichtblauw mouwloos hemdje en een zwart kokerrokje, waaronder lange gebruinde, van zweet vochtig glinsterende benen afdaalden naar sandaaltjes die voornamelijk uit dunne riempjes waren opgetrokken.’

 
Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)