Karl Heinrich Waggerl, Emily Dickinson

De Oostenrijkse schrijver Karl Heinrich Waggerl werd geboren op 10 december 1897 in Bad Gastein. Zie ook alle tags voor Karl Heinrich Waggerl op dit blog.

Uit: Der störrische Esel und die Distel

„Mittlerweile war es Tag geworden und die Sonne brannte heiß. Josef fand ein Gesträuch, das dürr und dornig in der Wüste stand, in seinem dürftigen Schatten wollte er Maria ruhen lassen. Er lud ab und schlug Feuer, um eine Suppe zu kochen, der Esel sah es voll Misstrauen. Er wartete auf sein eigenes Futter, aber nur damit er es verschmähen konnte. “Eher fresse ich meinen Schwanz als Euer staubiges Heu!” murmelte er. Es gab jedoch gar kein Heu, nicht einmal ein Maul voll Stroh, der heilige Josef in seiner Sorge um Weib und Kind hatte es rein vergessen. Sofort fiel dem Esel ein unbändiger Hunger an. Er ließ seine Eingeweide so laut knurren, das Josef entsetzt um sich blickte, weil er meinte, es säße ein Löwe im Busch.
Inzwischen war auch die Suppe gar geworden und alle aßen davon, Maria aß und Josef löffelte den Rest hinterher und auch das Kind trank an der Brust seine Mutter und nur der Eselstand da und hatte kein einziges Hälmchen zu kauen. Es wuchs da überhaupt nichts, nur etliche Disteln im Geröll. “Gnädiger Herr!” sagte der Esel erbost und richtete eine lange Rede an das Jesuskind, eine Eselrede zwar, aber ausgekocht scharfsinnig und ungemein deutlich in allem, worüber die leidende Kreatur vor Gott zu klagen hat. “I-A!” schrie er am Schluss, das heißt “so war ich ein Esel bin.”
Das Kind hörte alles aufmerksam an. Als der Esel fertig war, beugte es sich herab und brach einen Distelstengel , den bot es ihm an. “Gut !” sagte er, bis ins innerste beleidigt. “So fresse ich eben eine Distel! Aber in Deiner Weisheit wirst Du voraussehen, was dann geschieht. Die Stacheln werden mir den Bauch zerstechen, so dass ich sterben muss und dann seht zu, wie Ihr nach Ägypten kommt!”
Wütend biss er in das harte Kraut und sogleich blieb ihm das Maul offen stehen. Denn die Distel schmeckte durchaus nicht, wie er es erwartet hatte, sondern nach süßestem Honigklee, nach würzigsten Gemüse. Niemand kann sich etwas derart köstliches vorstellen, er wäre denn ein Esel.
Für diesmal vergas der Esel seinen Groll. Er legte seine langen Ohren andächtig über sich zusammen, was bei einem Esel soviel bedeutet, wie wenn unsereins die Hände faltet.“

 


Karl Heinrich Waggerl (10 december 1897 – 4 november 1973)

 

 

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Emily Dickinson op dit blog.

 

Een late winterdag

Een late winterdag
In huis opeens een worm,
paars, lang en warm.
Hij was dan wel een worm,
maar zonder veel ontzag.
En, slecht op mijn gemak,
bond ‘k met een koord hem vast
aan ’t pootje van de kast,
en dat was dat.

Dit duurde maar een tel,
toen was er zoiets geks,
en nu ik het vertel,
krijg ik weer kippevel:
een vreemd gevlekte slang
loerde de plinten langs,
precies die worm, maar dan
geringd met macht.
Het koordje nog, waarmee
ik mij van hem ontdeed,
toen hij klein was en sneu,
dat koordje was er ook.

Ik stamel: ‘dag, meneer!’
(ik speelde maar mooi weer),
‘bang,’ siste hij,
‘voor mij?’

‘Nee, woord van eer!’
Hij had me door.
En hij, ritmisch en traag,
onttrok zich aan het oog,
wat kon omdat
hij schutskleur had.

Ik ben gevlucht,
mijn blik op hem gericht,
of hij niet kwam,
en liep zo hard, zo hard,
tot ik in verre stad,
veel steden hiervandaan,
pas tot bedaren kwam.
Ziedaar een droom.

 

Vertaald door Willem Willink

 


Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e december ook mijn blog van 10 december 2022 en ook mijn blog van 10 december 2018 en ook mijn blog van 10 december 2017 deel 3.

Thomas Verbogt, Eileen Myles

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Perfecte stilte

“Belachelijk dat ze zo vroeg belt,” zeg ik. Emma gebaart nijdig dat ik me er niet mee moet bemoeien. Waarschijnlijk ook omdat haar moeder zo zacht praat dat het nogal wat moeite kost haar te verstaan, zeker per telefoon. Ze praat zo zacht om te voorkomen dat je tegen haar ingaat, verder heeft het niets met haar karakter te maken. De sneeuw is nog nooit zo vroeg gevallen als dit jaar, meldde het eerste televisiejournaal vanochtend. Het park tegenover ons huis lijkt wel het middelpunt van de prille winter, het doet denken aan kerstkaarten van langgeleden. Het is altijd hetzelfde: omdat haar moeder zo zacht praat, verhoogt Emma haar volume. De heldere stilte van zojuist is voorbij, die paar kostbare momenten voordat de dag begon. Het was alsof ik de stilte hoorde, een ingehouden ruisen dat zich uiterst langzaam heen en weer bewoog, over de grasvelden, tussen bomen, over de vijvers waarop dun ijs ligt. Over een week of twee is haar moeder – Mathilde, Til -jarig. Ze geeft bij die gelegenheid altijd een feest, in de grote schuur achter haar huis aan de rand van de polder. De meeste mensen die daar komen, zien elkaar de rest van het jaar niet. Of ze zich bij elkaar op hun gemak voelen, is niet te zeggen. Die feesten hebben een thema, Zuid-Amerika, Honderd Jaar Na Nu, Sport En Spel In Onze Jeugd. De gasten moeten in die sfeer gekleed gaan. Vaak ben ik in het buitenland op die dag, maar dit jaar kom ik er niet onderuit, vrees ik. Ik zou in Bretagne gaan filmen, ten zuiden van Calais, maar de hoofdpersoon van mijn documentaire, de zeeschilder Philip Chalon. overleed vorige week: hartstilstand in zijn atelier. Hij was erg oud, dat wel, maar toch had niemand het zien aankomen. Ik heb veel materiaal, maar het lange gesprek met Chalon moest nog komen. Hij was een man die nauwelijks vrienden en familie had met wier hulp ik een min of meer compleet portret had kunnen maken. Graag had ik de tegenstanders van mijn project de mond gesnoerd. Een zeeschilder als Chalon stijgt boven de tijd uit, kan nooit ouderwets zijn. Wat is er bovendien tegen ouderwets? Ik moet een ander plan maken, het liefst zo spoedig mogelijk, want in januari wil ik graag weg zijn. ik kan niet tegen januari in Nederland. ‘Middeleeuwen,’ hoor ik Emma haar moeder herhalen. Ze schreeuwt het woord bijna uit. Til heeft de Middeleeuwen als thema gekozen. Ik huiver. ‘Wat een leuk idee!’ zegt Emma. Mensen moeten daar zuinig mee zijn, iets een leuk idee noemen. Emma zegt het om haar moeder een plezier te doen, maar dan nog. Bedenkers van televisieamusement hebben leuke ideeën en daarmee is langgeleden de nationale verdomming begonnen. Leuk idee!”

 


Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Eileen Myles werd geboren in Boston, Massachusetts, op 9 december 1949. Zie ook alle tags voor Eileen Myles op dit blog.

 

Pindakaas

Ik heb altijd honger
& heb zin in
seks. Dat is een feit.
Als je er goed
op let, is de nieuwe
onbewerkte pindakaas
verdomme niet
goed & zou je hem
in een pot moeten kopen, zoals
altijd in de
grootste supermarkt
die je kent. En
ik ben een vijand
van verandering, zoals
je weet. Alle
dingen die ik
omarm als nieuw
zijn in
feite oude dingen,
opnieuw uitgebracht: zwemmen,
het gevoel
vies te zijn in
lichaam en geest
de zomer als
een tijd om
niets te doen en geen geld
te verdienen. Gebed
als laatste red-
middel. Plezier
als middel,
en dan weer
een middel
zonder einde
in zicht. Ik ben
absoluut tegen
alle soorten
doelen. Ik heb
geen verlangen
te weten
waar dit, wat dan ook
me brengt.
Als het water
kookt, neem
ik een kop thee.
Per ongeluk
las ik alle
werken van Proust.
Het was zomer
ik was er
en hij ook. Ik
schrijf omdat
ik graag
gebruikt wil worden tot
jaren na
mijn dood. Niet
alleen mijn lichaam
zal compost zijn
maar ook de gedachten
die ik tijdens mijn
leven achterliet. Tijdens
mijn leven was ik
een vrouw met
hazelnootkleurige ogen. Buiten
het raam
staat een scheve
silo. Aan delen
van jouw
lichaam denk ik
als aan strepen
waarvan ik tegelijkertijd
heb geleerd te
houden. We
zwemmen naakt
in vijvers &
ik schrijf
achter jouw
rug. Mijn gedachten
over jou zijn
niet bepaald
verboden, maar
verheven omdat
ze nutteloos zijn,
niet bedoeld
om jou te krijgen
omdat ik
jou heb & jij van mij
houdt. Het is meer
als een speeltuin
waar ik speel
met mijn reflectie
over jou totdat
je terugkomt
en in de
echte jij
kan ik
mijn tanden
zetten. Met
jou weet ik hoe ik
moet ontspannen. &
dus werk ik
achter je
rug. Wat
heerlijk is.
De natuur is
oncontroleerbaar
vertel je me &
dat is wat er zo
goed aan
is. Ik ben buitensporig
verliefd op je,
knock-out geslagen door
door al je nieuwe
witte haar

waarom zou
iets
dat ik altijd
gekend heb niet het
allerbeste
kunnen zijn dat
er is. Ik hou
van je vanaf
mijn kindertijd,
beginnend
toen
één dag net zo
was als de
rest, willekeurige
groei en
briesjes, constante
liefde, een boter-
ham midden
op de
dag,
een klein stapje
op het enorm
conventionele
pad van
de zon. Ik
loens. Ik
knipoog. Ik
kan niet meer
terug.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Eileen Myles (Boston, 9 december 1949)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e december ook mijn blog van 9 december 2023 en ook mijn blog van 9 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

St. John Baptist (Arthur O’Shaughnessy), Delmore Schwartz

 

Bij de tweede zondag van de Advent

 


De heilige Johannes de Doper door Orazio Ferraro, 1625

 

 

St. John Baptist

I THINK he had not heard of the far towns;
Nor of the deeds of men, nor of kings’ crowns;
— Before the thought of God took hold of him,
As he was sitting dreaming in the calm
— Of one first noon, upon the desert’s rim,
Beneath the tall fair shadows of the palm,
All overcome with some strange inward balm.

He numbered not the changes of the year,
The days, the nights, and he forgot all fear
— Of death: each day he thought there should have been
A shining ladder set for him to climb
— Athwart some opening in the heavens, e’ndash
To God’s eternity, and see, sublime —
His face whose shadow passing fills all time.

But he walked through the ancient wilderness.
O, there the prints of feet were numberless
— And holy all about him! And quite plain
He saw each spot an angel silvershod
— Had lit upon; where Jacob too had lain
The place seemed fresh, — and, bright and lately trod,
A long track showed where Enoch walked with God.

And often, while the sacred darkness trailed
Along the mountains smitten and unveiled
— By rending lightnings, — over all the noise
Of thunders and the earth that quaked and bowed
— From its foundations — he could hear the voice
Of great Elias prophesying loud
To Him whose face was covered by a cloud.

 


Arthur O’Shaughnessy (14 maart 1844 – 30 januari 1881)
Londen, de geboorteplaats van Arthur O’Shaughnessy in de Adventstijd

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Delmore Schwartz werd geboren op 8 december 1913 in New York. Zie ook alle tags voor Delmore Schwarz op dit blog.

 

Baudelaire

Als ik in slaap val, en zelfs tijdens mijn slaap,
hoor ik heel duidelijk stemmen spreken
Hele zinnen, alledaags en triviaal,
Die niets met mijn zaken te maken hebben.

Lieve moeder, is er nog tijd voor ons
Om gelukkig te zijn? Mijn schulden zijn immens.
Mijn bankrekening is onderworpen aan het oordeel van de rechtbank.
Ik weet niets. Ik kan niets weten.
Ik heb het vermogen verloren om moeite te doen.
Maar nu, net als voorheen, neemt mijn liefde voor jou toe.
Je bent altijd gewapend om me te stenigen, altijd:
Het is waar. Het dateert uit mijn kindertijd.

Voor het eerst in mijn lange leven
ben ik bijna gelukkig. Het boek, bijna af,
Lijkt bijna goed. Het zal blijven bestaan, een monument
Voor mijn obsessies, mijn haat, mijn afkeer.

Schulden en onrust blijven bestaan en verzwakken mij.
Satan glijdt voor me uit en zegt lieflijk:
“Rust een dag! Je kunt vandaag rusten en spelen.
Vanavond ga je werken.” Als de nacht komt,
Belooft mijn geest, doodsbang door de achterstanden,
Verveeld door verdriet, verlamd door onmacht:
“Morgen: morgen zal ik rusten.”
Morgen speelt dezelfde komedie zich af
Met dezelfde vastberadenheid, dezelfde zwakte.

Ik ben dit leven van gemeubileerde kamers zat.
Ik ben het zat om verkoudheden en hoofdpijn te hebben:
Je kent mijn vreemde leven. Elke dag brengt
Zijn quotum van woede. Je weet weinig over
Het leven van een dichter, lieve moeder: ik moet gedichten schrijven,
De meest vermoeiende van alle bezigheden.

Ik ben verdrietig vanmorgen. Verwijt me niets.
Ik schrijf vanuit een café bij het postkantoor,
Te midden van het geklik van biljartballen, het gekletter van borden,
Het bonzen van mijn hart. Mij is gevraagd om
“Een geschiedenis van karikaturen” te schrijven. Mij is gevraagd om
“Een geschiedenis van beeldhouwkunst” te schrijven.
Zal ik een geschiedenis schrijven
Van de karikaturen van de sculpturen van jou in mijn hart?

kost het je ontelbare kwellingen,
Ook al kun je niet geloven dat het nodig is,
En twijfel je eraan of de som klopt,
Stuur me alsjeblieft genoeg geld voor ten minste drie weken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Delmore Schwartz (8 december 1913 – 11 juli 1966)
Portret door Jan Robert Dünnweller, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e december ook mijn blog van 8 december 2023 en ook mijn blog van 8 december 2020 en eveneens mijn blog van 8 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Bernard Wesseling, Michael Krüger

De Nederlandse dichter en schrijver Bernard Wesseling werd geboren in Amsterdam op 7 december 1978. Zie ook alle tags voor Bernard Wesseling op dit blog.

 

Het spoorwachtershuisje!

Het spoorwachtershuisje!
Daar kan je in als je wil, met je probleem. Kan je er
wonen.
Dat is wat ik voor je heb gewenst voor als de tijd
komt dat je het spoor opzoekt.
Schoorsteen, boom ernaast, schuur voor het hout. Ik
had gedacht dat het ongeveer moet zijn alsof je in
een kindertekening intrekt. Klinkt goed, toch?
Nee, er is niks verder. Klimop.
Vermaak je met de seizoenen of bouw een vogelhuis
als je moeite hebt met loslaten.
Waar je het mee moet doen dit, vriend. Niet weer
wegrennen.
Lange winters, ik weet het, nog langere zomers.
Maar dat uitgerekend jij niet gelukkig kon zijn, wordt
met de dag minder waar.
En, oh ja, je krijgt een taak en dat is de wissel. De
wissel is jouw taak.

 

Hij lag al dagen op zijn kamer

Hij lag al dagen op zijn kamer. Beetje bijkomen.
Beetje afwachten. Beetje nadenken.
Te zweten tussen zijn lakens.
En de rekeningen stapelden op de mat, koffie stolde
in de pot, de kat van de buren gaf de vuilnis kopjes
op het balkon.
Een hand was uit zijn bed gevallen, daar staarde je
nu naar.

Hij zei: ‘Als je vastzit, denk dan aan jezelf in de
gevangenis.
Dat helpt. En als je het echt nodig hebt, maak je er
van jezelf nog een bewaker bij ook, prins.
Laat een steen los in de muur achter, voor mij.’

 

Huize vergetelheid

Dat de klok stil staat, is meer dan veelzeggend,
is bewijs genoeg nu we wonen in huize Vergetelheid.

We beginnen met afzonderlijk van elkaar in bijziendheid
te oefenen. Maar ook ver-zien doen we, wetend dat een
starend mens nog geen dooie ziel is. Vooral in de spiegel
blijkt het goed uit te houden. Beurtelings gaat er een naar
boven om een Escher-achtige wandeling te maken.

De huisdieren ondertussen slapen opgerold met hun kop
aan de staart temidden van een treinset vormend
het oneindigheidsteken.

Grootste ontdekking is wel, naarmate de vertraging tot
stilstand neigt, dat ramen er juist zijn om van alles mee in
te lijsten, gevangen in de seizoenen:
een dagelijkse tuin en een dagelijkse vijver,
een aanlopende geliefde die binnenskamers
in portretten juist verschiet.

 


Bernard Wesseling (Amsterdam, 7 december 1978)

 

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Krüger werd geboren op 9 december 1943 in Wittgendorf. Zie ook alle tags Michael Krüger op dit blog.

 

BETOOG VAN DE TAXI-CHAUFFEUR

De gast wilde de kortere weg nemen,
niet ik. Eerst stak een egel de straat over,
later een kudde koeien, toen een hert,
dat van geen wijken wilde weten. Een zwarte kat
dwong ons een omweg te maken naar de grens
en verder, naar het oosten. De meneer moest toen
uitstappen en verdwaalde in het bos.
Verscheurd en trillend lag hij onder de bramen,
waar hij dacht dat zijn bril was. Wij waren nader
tot elkaar gekomen. We hebben wat paddenstoelen gevonden,
die we rauw aten om de honger te bestrijden. Ik was hem
waarschijnlijk vreemd, hoewel hij mij helemaal niet
goed verstond. We moesten overgeven tijdens het rijden
allebei uit het raam. Je ziet bleek
zei hij tegen mij, zijn gezicht wit als een laken.
Toen nog een grens. Niet werkelijk Duits,
dus weer terug. Op de luchthaven, rond 17.00 uur.
stapte hij in mijn taxi. Zonder bagage,
in een lichte jas, een dun boek onder zijn arm.
Om een lang verhaal kort te maken: tegen de ochtend bereikten we
een stad, op de een of andere manier gelukkig en nu
erg aan elkaar gewend. Mijn God, wat voor een leven
leidde hij. Alleen betalen wilde hij niet.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Michael Krüger (Wittgendorf, 9 december 1943)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e december ook mijn blog van 7 december 2023 en ook mijn blog van 7 december 2020 en eveneens mijn blog van 7 december 2018 en eveneens mijn blog van 7 december 2014 deel 2.

Julia Kasdorf

De Amerikaanse dichteres Julia Mae Spicher Kasdorf werd geboren op 6 december 1962 in Lewistown, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Julia Kasdorf op dit blog.

 

They Gall It a Strip Job

Stretch of 219 —old road out of West Virginia
they still call the Mason-Dixon Highway—

widens and divides at the Meyersdale bypass,
the right lane closed, drowned by a mound

of inside-out hillside, so I drift to the left, now
running both ways, as the scent of mud floods

in through the vents. All my growing up among
men who skinned hills to scrape their seams,

I’ve never seen a strip job this deep or trucks this big.
No one works the job tonight, which stays light

long after moonrise, no one hears me cuss.
Remember Strypeeze, the goop Mom painted onto

antiques, how it burned your skin and buckled varnish?
Ever feel how hot wax, stroked on the bone beneath

your brow, stings with the flick of a stylist’s wrist?
Ms. Woitek, turquoise eyelids and coral lips, danced

on stage at the Silver Dollar out on Route 30,
everyone said, but who had seen? Her specialty:

one semester of creative writing for eleventh graders.
She’s gone by now. 0, kt her rest on a green hill

somewhere. Let the light hold until I make it home
front a job where I sat in a clean, quiet room

in a brick hall built during the century that built
railroads to haul coal from these hills and logs

from those mountains to prop open deep mines
or to make the ties that held the rails that became

ways to walk our of those towns. 0. how did I come
to get paid to sit in a clean, quiet room and listen

to lines written by coal mined grandchildren, listen
until we find the spots that smolder or sing.

 

Mennonites

We keep our quilts in closets and do not dance.
We hoe thistles along fence rows for fear
we may not be perfect as our Heavenly Father.
We clean up his disasters. No one has to
call; we just show up in the wake of tornadoes
with hammers, after floods with buckets.
Like Jesus, the servant, we wash each other’s feet
twice a year and eat the Lord’s Supper,
afraid of sins hidden so deep in our organs
they could damn us unawares,
swallowing this bread, his body, this juice.
Growing up, we love the engravings in Martyrs Mirror:
men drowned like cats in burlap sacks,
the Catholic inquisitors,
the woman who handed a pear to her son,
her tongue screwed to the roof of her mouth
to keep her from singing hymns while she burned.
We love Catherine the Great and the rich tracts
she gave us in the Ukraine, bright green winter wheat,
the Cossacks who torched it, and Stalin,
who starved our cousins while wheat rotted
in granaries. We must love our enemies.
We must forgive as our sins are forgiven,
our great-uncle tells us, showing the chain
and ball in a cage whittled from one block of wood
while he was in prison for refusing to shoulder
a gun. He shows the clipping from 1916:
Mennonites are German milksops, too yellow to fight.
We love those Nazi soldiers who, like Moses,
led the last cattle cars rocking out of the Ukraine,
crammed with our parents—children then—
learning the names of Kansas, Saskatchewan, Paraguay.
This is why we cannot leave the beliefs
or what else would we be? why we eat
’til we’re drunk on shoofly and moon pies and borscht.
We do not drink; we sing. Unaccompanied on Sundays,
those hymns in four parts, our voices lift with such force
that we lift, as chaff lifts toward God.

 

 

Soms is het makkelijk om te weten wat ik wil

Op een weg die door het rijkste, niet-geïrrigeerde land
van de natie loopt, remde, volgens sommige inwoners van Lancaster, PA,

een minibusje af en riep een vrouw met een goed kapsel:
Wil je een lift of loop je omdat je dat wilt?

Ik antwoordde niet omdat mijn leven zo mislukt voelde—
ongeacht de reden, je krijgt dit of je krijgt het niet—

mislukt op een manier die gebaren van tederheid
verwoestend maakt, zoals de keer dat ik in Minnesota aankwam, broos

van verdriet, en de professor die gestuurd was om me op te halen
vroeg of ik verwarming wilde in de stoel van zijn sportwagen

of de lokale appel die hij had meegebracht voor het geval ik hongerig aankwam.
Ik wist niet dat mensen stoelen maken om een lichaam stralend

te houden als de genadige hand van God. De appel was knapperig en koud
en zoet. Misschien heb ik hem in de ogen gekeken en hem de hand geschud

met allebei mijn handen toen ik wegging, ik weet het niet meer. Maanden later,
stuurde hij een leeg zaadpakket, opengescheurd, gelithografeerd

met een dikke, gele eenjarige die niemand meer kweekt, flamboyant
als glaswerk uit de depressietijd. Dat was alles, dank u.

Dank u, oh, hartelijk dank, heb ik uiteindelijk tegen de vrouw gezegd
omlijst door het raam van een minibusje, maar inderdaad , ik wil liever lopen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Julia Kasdorf (Lewistown, 6 december 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e december ook mijn blog van 6 december 2023 en ook mijn blog van 6 december 2018 en ook mijn blog van 6 december 2017

‘t Verhaal van tante Mathilde (Annie M.G. Schmidt), Christina Rossetti

 

Bij Sinterklaas

 

 

‘t Verhaal van tante Mathilde

van tante Mathilde uit ’s-Hertogenbosch,
die niet aan Sint geloven wilde,
en altijd beweerde: die baard, die zit los!
Die tabberd, die mijter, hij heeft ze gehuurd!
’t Is zo maar een mannetje, hier uit de buurt.
De hele familie verbleekte en rilde,
Wanneer ze dat zei, onze tante Mathilde!
O, tantetje wees toch voorzichtig! riep Vader,
als Pieter het hoort, wordt ie vreselijk kwaad.
’t Is kwart over acht, het uur komt als nader,
daar wordt al geklopt, zo meteen is ’t te laat!
En werkelijk, nu ging het feest al beginnen;
tik-tik aan de voordeur. Daar kwamen ze binnen;
Sint Nicolaas, statig en streng en rechtop,
en Pieter, die strooide met koek en drop!
De kinderen zongen en juichten en gilde,
Sint Nicolaas lachte en wenkte zijn knecht.
’t Ging allemaal goed, totdat tante Mathilde
ineens hard ging roepen: DIE BAARD IS NIET ECHT!
Ze deed een paar stappen naar voren… Helaas,
ze trok aan de baard van Sint Nicolaas.
Het was of het hele gezelschap verkilde…
Wat dom en brutaal van die tante Mathilde.
Wat zou er nu komen? Wat ging er gebeuren?
Sint Nicolaas werd dodelijk bleek en sprak;
Het spijt me. Hoe zeer ik het ook moet betreuren,
maar tante Mathilde moet mee in de zak.
Je snapt, dat de kindertjes vreselijk schrokken,
ze kropen meteen achter moeders rokken.
En tante Mathilde? Ze beet en werd woest,
ze schopte en trapte. Maar ‘t hielp niet, ze moest.
De volgende dag lag het schip aan de kade,
een prachtig nieuw schip, gemeerd aan de wal,
van allerlei werd in het ruim geladen:
ook tante Mathilde, met zak en al!
De schimmel, doodmoe van het daken bestijgen,
stond boven aan ’t dek nog amechtig te hijgen.
De sint wuifde vrolijk heen en weer
en schreeuwde: Tot ziens, tot de volgende keer!
’t Was frisjes en Pieterbaas blies in zijn wanten;
hij vroeg; Sinterklaas, nu even nog dit:
Wat moeten we strakjes beginnen met tante?
Met tante Mathilde, bij ons in Madrid?
Wat zeg je? zei Sint; hij werd bleek om de neus,
daar had hij nog niet gedacht, en heus…
Zijn verdere leven met tante Mathilde?
Daarginds bij hem thuis in Madrid? Hij rilde…
Toen zei hij: laat tante Mathilde maar lopen,
Zij is nu voldoende gestraft. Laat ‘r los!
Ze maakten die zak-vol-tante open
en zij kon terug gaan naar ’s-Hertogenbosch.
De hele familie stond haar op te wachten
ze haalden haar binnen: ze huilden en lachten…
En weet je wat tante meteen heeft gezegd?:
Toch weet ik het zeker: DIE BAARD IS NIET ECHT!
we zullen ’t er verder nou maar bij laten…
met tante Mathilde valt NIET te praten.

 


Annie M.G. Schmidt (20 mei 1911 – 21 mei 1995)
Sinterklaas bij de intocht in Kapelle, de geboorteplaats van Annie M.G. Schmidt

 

De Engelse dichteres en schrijfster Christina Georgina Rossetti werd geboren in Londen op 5 december 1830. Zie ook alle tags voor Christina Rossetti op dit blog.

 

Sonnetten zijn vol liefde

Sonnetten zijn vol van liefde, dus ik zal
Mijn hoogste liefde ook in sonnetvorm uiten,
Niets weet ik dan die liefde, niets staat buiten
Niets boven haar – zij is mij ’t een en ’t al.

Zo liefde zwijge, waar ze in d’enge hal
Van aardse min de liefste aan ’t hart mag sluiten,
Of stijgend, waar gedachte en woorden stuiten
Verstommen voor Gods stille woordenval….

Daar, waar de liefde liefdes doel verloor,
Of waar de liefde twijfelt aan zichzelven,
Daar spreekt haar stem en vult de luchtgewelven
Met klang en klaagt de hoge heemlen door…

Sonnetten zijn vol liefde en liefsverlangen,
Hoe dieper droefenis, hoe zoeter zangen.

 

Vertaald door Jacqueline van der Waals.

 


Christina Rossetti (5 december 1830 – 27 december 1894)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e december ook mijn blog van 5 december 2018.

Rainer Maria Rilke, Geert Mak

De Duitse dichter Rainer Maria Rilke werd als René Karel Wilhelm Johann Josef Maria Rilke op 4 december 1875 in Praag geboren. Zie ook alle tags voor Rainer Maria Rilke op dit blog.

 

Die fünfte Elegie

Frau Hertha Koenig zugeeignet

Wer aber sind sie, sag mir, die Fahrenden, diese ein wenig
Flüchtigern noch als wir selbst, die dringend von früh an
wringt ein wem, wem zu Liebe
niemals zufriedener Wille? Sondern er wringt sie,
biegt sie, schlingt sie und schwingt sie,
wirft sie und fängt sie zurück; wie aus geölter,
glatterer Luft kommen sie nieder
auf dem verzehrten, von ihrem ewigen
Aufsprung dünneren Teppich, diesem verlorenen
Teppich im Weltall.
Aufgelegt wie ein Pflaster, als hätte der Vorstadt-
Himmel der Erde dort wehe getan. Und kaum dort,
aufrecht, da und gezeigt: des Dastehns
großer Anfangsbuchstab …, schon auch, die stärksten
Männer, rollt sie wieder, zum Scherz, der immer
kommende Griff, wie August der Starke bei Tisch
einen zinnenen Teller.

Ach und um diese
Mitte, die Rose des Zuschauns:
blüht und entblättert. Um diesen
Stampfer, den Stempel, den von dem eignen
blühenden Staub getroffnen, zur Scheinfrucht
wieder der Unlust befrucheten, ihrer
niemals bewußten, — glänzend mit dünnster
Oberfläche leicht scheinlächelnden Unlust.

Da: der welke, faltige Stemmer,
der alte, der nur noch trommelt,
eingegangen in seiner gewaltigen Haut, als hätte sie früher
zwei Männer enthalten, und einer
läge nun schon auf dem Kirchhof, und er überlebte den andern,
taub und manchmal ein wenig
wirr, in der verwitweten Haut.

Aber der junge, der Mann, als wär er der Sohn eines Nackens
und einer Nonne: prall und strammig erfüllt
mit Muskeln und Einfalt.

Oh ihr,
die ein Leid, das noch klein war,
einst als Spielzeug bekam, in einer seiner
langen Genesungen ….

Du, der mit dem Aufschlag,
wie nur Früchte ihn kennen, unreif,
täglich hundertmal abfällt vom Baum der gemeinsam
erbauten Bewegung (der, rascher als Wasser, in wenig
Minuten Lenz, Sommer und Herbst hat) —
abfällt und anprallt ans Grab:
manchmal, in halber Pause, will dir ein liebes
Antlitz entstehn hinüber zu deiner selten
zärtlichen Mutter; doch an deinen Körper verliert sich,
der es flächig verbraucht, das schüchtern
kaum versuchte Gesicht … Und wieder
klatscht der Mann in die Hand zu dem Ansprung, und eh dir
jemals ein Schmerz deutlicher wird in der Nähe des immer
trabenden Herzens, kommt das Brennen der Fußsohln
ihm, seinem Ursprung, zuvor mit ein paar dir
rasch in die Augen gejagten leiblichen Tränen.
Und dennoch, blindlings,
das Lächeln …..

Engel! o nimms, pflücks, das kleinblütige Heilkraut.
Schaff eine Vase, verwahrs! Stells unter jene, uns noch nicht
offenen Freuden; in lieblicher Urne
rühms mit blumiger schwungiger Aufschrift: »Subrisio Saltat.«.
Du dann, Liebliche,
du, von den reizendsten Freuden
stumm Übersprungne. Vielleicht sind
deine Fransen glücklich für dich —,
oder über den jungen
prallen Brüsten die grüne metallene Seide
fühlt sich unendlich verwöhnt und entbehrt nichts.
Du,
immerfort anders auf alle des Gleichgewichts schwankende Waagen
hingelegte Marktfrucht des Gleichmuts,
öffentlich unter den Schultern.

Wo, o wo ist der Ort — ich trag ihn im Herzen —,
wo sie noch lange nicht konnten, noch voneinander
abfieln, wie sich bespringende, nicht recht
paarige Tiere; —
wo die Gewichte noch schwer sind;
wo noch von ihren vergeblich
wirbelnden Stäben die Teller
torkeln …..

Und plötzlich in diesem mühsamen Nirgends, plötzlich
die unsägliche Stelle, wo sich das reine Zuwenig
unbegreiflich verwandelt —, umspringt
in jenes leere Zuviel.
Wo die vielstellige Rechnung
zahlenlos aufgeht.

Plätze, o Platz in Paris, unendlicher Schauplatz,
wo die Modistin, Madame Lamort,
die ruhlosen Wege der Erde, endlose Bänder,
schlingt und windet und neue aus ihnen
Schleifen erfindet, Rüschen, Blumen, Kokarden, künstliche Früchte —, alle
unwahr gefärbt, — für die billigen
Winterhüte des Schicksals.
… … … … … … … …

Engel!: Es wäre ein Platz, den wir nicht wissen, und dorten,
auf unsäglichem Teppich, zeigten die Liebenden, die’s hier
bis zum Können nie bringen, ihre kühnen
hohen Figuren des Herzschwungs,
ihre Türme aus Lust, ihre
längst, wo Boden nie war, nur an einander
lehnenden Leitern, bebend, — und könntens,
vor den Zuschauern rings, unzähligen lautlosen Toten:
Würfen die dann ihre letzten, immer ersparten,
immer verborgenen, die wir nicht kennen, ewig
gültigen Münzen des Glücks vor das endlich
wahrhaft lächelnde Paar auf gestilltem
Teppich?

 

 

De Sonnetten aan Orpheus

V

Sticht geen gedenksteen. Laat alleen de rozen
te zijnen gunste bloeien, ieder jaar.
Want het is Orpheus. Zijn metamorfose
in dit en dit. En zoeken wij niet naar

andere namen. Want ten enen male
is ’t Orpheus, in elk lied. Hij komt, verdwijnt.
Is ’t niet al veel als hij de rozeschalen
voor een paar dagen te overleven schijnt?

O dat gij zijn vermind’ring toch beseft!
Hoe angst voor heengaan soms hem overmande!
Omdat zijn woord het hierzijn overtreft,

is hij al ginds, waar gij ’t niet kunt geleiden.
Geen snarentralies dwingen hem de handen.
En hij gehoorzaamt in dit overschrijden.

 

 

Vertaald door W. Blok en C.O. Jellema

 


Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)

 

 

De Nederlandse schrijver Geert Mak werd geboren op 4 december 1946 in Vlaardingen. Zie ook alle tags voor Geert Mak op dit blog.

Uit: Grote verwachtingen. In Europa – 1999-2019

“Het is, vanuit de hemel, een bruingrijs landschap. Het is de maan, waar net een stortbui passeerde. Het is gebutste aarde, met duizend meren en stroompjes. Het doet denken aan de poelen en kreken die zich in de modder aftekenen als de zee zich terugtrekt, tweemaal daags, in eeuwigheid. Het is rotsen en korstmossen, en totale verlatenheid.
We zijn er bijna. Een enkele boom — stralend geel in de beginnende winter. Een felrood huis. Opeens een paar fabrieksgebouwen, een grote scheepswerf, een klontering van winkels en woningen rond een plein, een paar kranen, een haven. Het stadje. Vanuit de ijszee komt een trawler binnenvaren, blauw met zwart, koningskrabben vangen ze hier, krengen van dieren waar de luxerestaurants in Europa verzot op zijn. Het is al bijna avond, de straten zijn stil en leeg, je hoort enkel de wind. Alleen in het stadhuis brandt nog licht, en in het grote gele Russische consulaat met de ramen vol tralies. Het restaurant biedt walvis-biefstuk, of een pasta met rendier en paddenstoelen. Op de kade staat de complete uitstalling van de ijzerwinkel nog buiten: drie druipende aluminiumladders, een korte, een lange en de middenmaat. In de kleine supermarkt staan twee meisjes lang te overleggen, dit is hun uitstapje deze week: wordt het een milkshake of een modern drankje? Even later zal het hek aan de grens, een paar kilometer verderop, weer op slot gaan voor vandaag. De soldaat aan deze kant zal de handen drukken van de twee soldaten aan de andere kant, hij mag bij deze handeling niet verder dan dertig centimeter op het vreemde grondgebied komen, het ritueel is strak, er mogen geen brokken van komen.”

 

Geert Mak (Vlaardingen, 4 december 1946)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e december ook mijn blog van 4 december 2018 en eveneens mijn blog van 4 december 2017 en ook mijn blog van 4 december 2016 deel 3.

Grace Andreacchi, Kristina Sandberg

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Grace Andreacchi werd geboren op 3 december 1954 in New York. Zie ook alle tags voor Grace Andreacchi op dit blog.

 

After the Snow

That moment when you wake
to the unaccustomed quiet and just know
by the delicate glow that creeps
from under the window blind
it must be snow.
And for a little space, less than a day,
it’s perfect. The cat in her beauty sits and stares
at this strange white wonder
and nobody dares walk on it
yet. But then a fox runs across it
or a crow. Then it begins to melt
a bit around the edges and the hedges
and all too soon it’s just
old snow. But my it was perfect
Once.

 

Cassandra

That god with his damned lyre has hated me
pinned by his heavy shadow, snakes licked my ears
Now the sibilant future shrieks for me
Waves breaking on the shore of time

earth sky Apollo

In my white robe rain-soaked I stand at the door
And all night long till my throat is raw
I have told you the truth, what’s more
I have even brought photographs

Lost birds flutter out of sight
this is the end station
children disembark to die here
dreams go up in reeking smoke here

I told you so

 

 

The Last Train
.
dressed in old gold it lingers
at the very last station on earth
under a desert sky the air is cold
the stars pinpricks under your skin
.
on board forgotten faces glow
pale but bravely smiling
you hope they won’t recognise you
and they don’t
.
so you sink with a sigh into your
green velvet seat
sip a glass of champagne
as the train pulls out
.
wailing its desert song into the night
you were not expecting this
and yet you are here
this first class seat has your name on it

 

 

MITTELPUNKT

Het midden van de wereld
begint met ‘W’
is een nog steeds groen punt waar
perenbloesems vallen
één voor één in
mijn verdoofde hart terwijl ik
me jouw zoete gekke
beloften herinner gezongen
in een andere taal
het midden van de wereld
is hier en nergens anders
deze kleine pure hemel
waar we misschien
ooit onder deze bomen hebben gekust
kussen die smaakten naar
kindertijd en gestolen peren

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Grace Andreacchi (New York, 3 december 1954)

 

 

De Zweedse schrijfster Kristina Sandberg werd geboren op 3 december 1971 in Sundsvall. Zie ook alle tags voor Kristina Sandberg op dit blog.

Uit: Leven tot elke prijs (Vertaald door Jasper Popma en Webdy Prins)

“Dan dommelt ze weg – ontwaakt – het snelle kedoenk van haar hart – daar is het gerammel weer. Een sleutel in de deur. Tomas – of de portier van het hotel… Het lichtknopje van het bedlampje -Ben je nog wakker? Tomas… Ze strijkt met haar handen over haar gezicht, over haar haar. Gaat rechtop zitten, maar durft niet op te staan. Haar benen – Maj ziet ze haast verslappen – ik was zo bang, Tomas! Het licht van het wandlampje bereikt hem net niet, de geluiden als hij zijn jas aan het knaapje hangt, langzaam wordt zijn gestalte zichtbaar, hoe hij zich bukt om zijn schoenen uit te doen. De sigaret – nu mag ze roken. Een hele, genotvolle sigaret – rook uitblazen, kramp… ze hoort het geklater tegen het porselein van de wc, dan wordt er doorgespoeld… Ze is zo opgelucht dat hij terug is dat ze niet in staat is boos te worden. Hoewel er zo veel is waar ze verdrietig, verontwaardigd en verbolgen over zou kunnen zijn. Razend, furieus, woedend – nu is hij terug, de verjaardag in Skansen gaat door. Langzaam zakt de spanning weg uit haar schouders, nek, kaken. Weer bloed naar haar handen, voeten. Ze hoeft haar zuster en Edvin morgen niet te bellen om hun te vragen haar en de kinderen te helpen terug te komen in ornskiildsvik. En ze hoeft de portier van het hotel niet lastig te vallen, geen gedoe met geld – want ze weet niet eens of Tomas de kamer vooruit had betaald. Ik hoef je niet als vermist op te geven, verdwenen. De deur van de badkamer glijdt open – Tomas, wat is er gebeurd? Ik dacht… dat je dood was. Hij draalt in de duisternis bij de kapstok. Zoekt hij iets in zijn jaszak? Een luid smakkend geluid, Lasse gooit een arm opzij, slikt speeksel door. Maar hij slaapt – Anita ligt met haar rug naar haar toe, doodstil. Alleen bier, zegt Tomas dan. Binnensmonds? Nee, vrij duidelijk, maar zacht. Als hij naar het bed komt, kan ze echter niet bepalen of hij recht loopt of met zijn handen zijn evenwicht moet bewaren. Vlak voor haar blijft hij staan, haalt zuchtend adem. Luister… Het was niet zoveel… ik begrijp best als je het niet gelooft… ik zweer het, echt waar. Ze mochten bij mij slapen… Tomas knikt. Ik durfde niet naar het hotel te komen toen ik het eenmaal verbruid had. Wilde het… uit mijn bloed krijgen. Maj drukt de sigaret zorgvuldig uit in de asbak. Dan komt ze overeind. Hij ruikt naar bier. Misschien zweet, rook. Ik heb alleen maar rondgewandeld, vervolgt hij. De Gitgatan, Ringv’ágen, Hornsgatan, Vásterbron, Kungsholmen, Klara… je had moeten zien hoe mooi Stockholm in de voorjaarsschemering is! Toch trekt er een vluchtige grimas over zijn gezicht, hij onderbreekt zichzelf door snel een hand op zijn mond te leggen.”

 


Kristina Sandberg (Sundsvall, 3 december 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e september ook mijn blog van 3 december 2021 en ook mijn blog van 3 december 2018 en eveneens mijn blog van 3 december 2017 deel 3.

George Saunders, Arthur Sze

De Amerikaanse schrijver George Saunders werd geboren op 2 december 1958 in Chicago. Zie ook alle tags voor George Saunders op dit blog.

Uit: The braindead megaphone

“Imagine a party. The guests, from all walks of life, are not negligible. They’ve been around: they’ve lived, suffered, own businesses, have real areas of expertise. They’re talking about things that interest them, giving and taking subtle correction. Certain submerged concerns are coming to the surface and surprise, pleasant surprise– being confirmed and seconded and assuaged by other people who’ve been feeling the same way. Then a guy walks in with a megaphone. He’s not the smartest person at the party, or the most experienced, or the most articulate. But he’s got that megaphone. Say he starts talking about how much he loves early mornings in spring. What happens? Well, people turn to listen. It would be hard not to. It’s only polite. And soon, in their small groups, the guests may find them-selves talking about early spring mornings. 0r, more correctly, about the validity of Megaphone Guy’s ideas about early spring mornings. Some arc agreeing with him, some disagreeing—but because he’s so loud, their conversations will begin to react to what he’s saying. As he changes topics, so do they. if he continually uses the phrase “at the end of the day,” they start using it too. If he weaves into his arguments the assumption that the west side of the room is preferable to the east, a slow westward drift will begin. These responses are predicated not on his intelligence, his unique experience of the world, his powers of contemplation, or his ability with language, but on the volume and omnipresence of his narrating voice. His main characteristic is his dominance. He crowds the’ other voices out. His rhetoric becomes the central rhetoric because of its unavoidability. In time, Megaphone Guy will ruin the party. The* guests will stop believing in their value as guests, and come to see their main role as reactors-to-the-Guy. They’ll stop doing what guests are supposed to do: keep the conversation going per their own interests and concerns. They’ll become passive, stop believing in the validity of their own impressions. They may not even notice they’ve started speaking in his diction, that their thoughts are being limned by his. What’s important to him will come to seem important to them. We’ve said Megaphone Guy isn’t the smartest, or most articulate, or most experienced person at the party– but what if the situation is even worse than this? Let’s say he hasn’t carefully considered the things he’s saying. Fie’s basically just blurting things out. And even with the megaphone, he has to shout a little to be heard, which limits the complexity of what he can say. Because he feels he has to be entertaining, he jumps from topic to topic, favoring the conceptual-general (“We’re eating more cheese cubes—and loving it!”), the anxiety-or controversy-provoking (“Wine running out due to shadowy conspiracy?’), the gossipy (“Quickie rumored in south bathroom!”), and the trivial (“Which quadrant of the party room do YOU prefer?”).”

 


George Saunders (Chicago, 2 december 1958)

 

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

Paardengezicht

Een man in de gevangenis wordt paardengezicht genoemd maar doet niets
als iedereen in de kleermakerij scherpe koude scharen heeft;

hij herinnert zich de belediging maar lacht die weg. Terwijl hij lacht
draait een Cattaraugus indiaan die een stalen steunbalk last

zich naar een schreeuw die samenvalt met de lach en glijdt uit
naar zijn dood. Ik trek een biertje open, een auto nadert een garage.

De deur gaat open, het licht springt aan, binnen glimmen harken;
een kind met dysenterie wast zijn handen in koeienpis.

Ik vind een spoor van zaagmeel, loop in de stijve oude schoenen
van een dode moordenaar en voel hoe moeilijk het is om

het volledige gevaar van een moment te voelen: een merrie baart
een veulen, in de stad valt de elektriciteit uit, een danseres

staat stil in het donker en luistert naar het voorgeschreven geluid
van de voorstelling maar hoort alleen plotse paniekerige kreten.

 

Vertaald door K. Michel

 


Arthur Sze (New York, 1 december 1950)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e december ook mijn blog van 2 december 2023 en ook mijn blog van 2 december 2018.

 

Neuer Advent (Maximilian von Schenkendorf), Arthur Sze

 

Bij de eerste zondag van de Advent

 


Kerstmarkt op de Marienplatz door Julie Galante, 2011

 

Neuer Advent

Komm wieder aus der Jungfrau Schoß,
O Kind aus Himmelshausen!
Es sehnt sich alles, klein und groß,
Ins Antlitz dir zu schauen.
Es schmachtet deinem Segen
Die Erde, Herr, entgegen.

Wie damals in der Römerzeit
Die Menschheit lag gebunden,
Des Paradieses Herrlichkeit
Von hinnen war geschwunden,
Als du, sie zu entsühnen,
Auf Erden warst erschienen.

So liegt sie nun, gebeugt, gedrückt,
In namenlosen Wehen;
Dein Licht, o Herr, ist ihr entrückt,
Ihr Licht scheint auszugehen;
Wollst wieder sie erlösen
Von der Gewalt des Bösen.

Dich rufen Leid und Klageton,
Dir weint ein Meer von Tränen
Und leise Seufzer kaum entflohn
Bescheidnem bangem Sehnen,
Zum Retten, zum Befreien
Das Alte zu erneuen.

O Menschensohn, voll Lieb’ und Macht,
O ew’ges höchstes Leben,
Hast oft schon Funken angefacht
Und Sterbekraft gegeben!
O Himmelsgast, steig wieder
Zum Tränentale nieder.

Wir haben oft auf unsrer Bahn
Wie Simeon gebetet;
Wir blicken alle himmelan,
Ob sich der Osten rötet,
Komm denn im alten Liede
Auf Erden Freud’ und Friede!

 


Maximilian von Schenkendorf (11 december 1783 – 11 december 1817)
De Duitse kerk in Tilsit (tegenwoordig: Sovjetsk), de geboorteplaats van Maximilian von Schenkendorf

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

Tienduizend op een

De Foeniciërs waakten over een recept dat
tienduizend purperslakken vereiste om
een onsje Tyrisch purper te maken.

Scan het oppervlak van Aldebaran met een radiogolf;
vermaal lapis lazuli
tot ultramarijn.

Zoek de zomerhemel af naar het sterrenbeeld kalkoen van de Anasazi;
zie hoe algen onder een elektronenmicroscoop
lijken op een Magelhaese wolk.

Een chemicus probeerde benzeen om te zetten in kinine
maar verknoeide het tot een violette
anilinekleurstof geheel bij toeval.

Heb je ooit maden zich tegoed zien doen aan een dode rat?
Luister naar het scheren van een roodstaartbuizerd
over de verstomde sparren en

dennenbomen in de canyon. Voel hoe een waterdruppel
langs een dennennaald rolt en glinstert
hangend aan de punt.

 

Vertaald door K. Michel

 

 

Arthur Sze (New York, 1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e december ook mijn blog van 1 december 2023 en ook mijn blog van 1 december 2020 en eveneens mijn blog van 1 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.