Like A Heatwave Burning (John Stammers), Wolf Wondratschek, Dolce far niente

 

Dolce far niente

 

Heatwave door Gayle Price Thomas, 2018

 

Like A Heatwave Burning

It was the hottest summer on record;
we flew into rages at the drop of a pin.
The heat made cacti of us all.

I woke up hot crazy at one in the morning.
The day’s sun had heated up the sky so heavy
it felt like being ironed.

We sat on the curbside like hot bananas
and Jane read me the Miranda
of our future lives together:

there would be no future lives together.
I’d never heard the nightjay squawk
so damnably shrilly in the
still, still stilly.

My eyeballs made sinuous rills.
I sloughed on my sandals and loped
onto a streetcar named expire.

Tyres welded cars to the road.
I got out my character
and began the tasks of a lifetime.

Pine trees collapsed in a dead swoon
all over the place. Believe you me,
honeydew features, it was hot.

 

John Stammers (Islington, Londen, 1954)
Islington, Londen

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Baudelaire in Manhatten 

Ik hou van die vrouwen
die niemand meer wil hebben,
die oud zijn en getrouwd
en nooit biezonder gelukkig waren
en nooit een onvergeeflike zonde hebben begaan,
eenzame vrouwen met maatschappelike verplichtingen,
romantiese vrouwen met volwassen kinderen
en gelakte nagels,
vrouwen die van een whisky dronken zijn
als kleine kinderen, die nog niet weten
hoe je ademhaalt onder het zoenen;
ik hou daarvan,
ondergoed
en Mozart op de radio
en voetstappen op de gang
en de manier waarop ze ‘klootzak’ zeggen
of ‘o God’.
Ik hou daarvan,
vrouwen zonder mannen,
echtgenotes,
trouwe vrouwen zonder geluk,
lelike vrouwen in het nachtelik vuur van hun verlangens,
die het, machteloos van schaamte,
maar een keer doen in hun leven
en mij daarom voor een schrijver
van wereldliteratuur aanzien.
En dat ze op de grond liggen,
daar is achteraf ook vast wel
een ouderwetse verklaring voor.
Ik hou daarvan,
zij willen dood en ik
wil leven.

 

Vertaald door S. Lapinski en Martin Reints

 

Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e augustus ook mijn blog van 14 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 14 augustus 2018 en ook mijn blog van 14 augustus 2016 deel 1 en ook deel 2.

Taije Silverman, Nikolaus Lenau 

De Amerikaanse dichteres, vertaalster en hoogleraar Taije Silverman werd geboren in San Francisco op 13 augustus 1974. Zie ook alle tags voor Taije Silverman op dit blog.

 

Grief

Let it be seeds.
Let it be the slow tornado of seeds from the oak tree
by the gates to the playground in May wind.
Today is mother’s day and someone said it is almost impossible
to remember something before you know the word for it
and the babies in their mothers’ arms
stare at the seeds and they don’t know
the word for falling.  Nor the word for sudden or whirling.
Let it be something that doesn’t last, not the moon.
Let it not be the rooftops that are so quiet.
Let it come to the white doorstep like rain and slide 
onto the sidewalk not knowing.  What is gentle if not time
but it’s not time that is gentle, what will happen in the future
does not matter.  Cicadas underground are called nymphs
and their wings look like tree seeds.  Trapped under skin
and as soft as the dirt that surrounds them.
Teneral is a word for the days between
when the cicada digs its way out of earth and begins to sing
and when its self and shell are still
a single, susceptible thing.  It is impossible
to remember.  Let it be the years
underground, molting nymph skin
and moving in the soil without sound. 
It’s not time that is gentle but what unknown sign,
a method of counting each spring through the roots of a tree.
How they learn from the taste of a root’s juice the moment
when in one rush they should push up to earth. 
Teneral, meaning not yet hardened, a sense before a memory
of the shell.  Let it be the sign in the cells
of the blind safe skin, the limbo of gold
walling here and there, where the baby waits
between a mother’s body and the air’s tears, he came
to my breast and rested, there was no before.
Let it be the gold room with its lack of door, that time
of day, cicadas will wait until sunset to break through the dirt.
Where did he go while I pushed?  Let it be.
We stood in the tunnel of seeds, windmills, a tree
had come to make promises.  Rain to stone, rain to street.
They seemed while they fell to be lifting and we waited, watching,
the baby without words for what we were seeing.
Seeds pushing roots, brick, and dirt don’t say
what they know about time. Rise.  For days the whole town will sing.

 

Taije Silverman (San Francisco, 13 augustus 1974)

 

De Oostenrijkse dichter Nikolaus Lenau werd geboren op 13 augustus 1802 in Csatád (in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije). Zie ook alle tags voor Nikolaus Lenau op dit blog.

 

Eenzaamheid II

De wind is vreemd, waait langs je buiten mate.
De steen is dood. Jij zult slechts koelte erven.
Geen woord van troost zul jij van hem verwerven,
Noch kan het bleke rood van rozen baten.

Zij gaan je zonder acht op jou verlaten,
Alleen bekommerd om hun eigen sterven.
Loop verder: overal groet je verderven
In de van schepselen verstoken straten.

Jij ziet ze hier en daar uit hutten kijken.
Zij slaan de luiken dicht. Jij gaat voorbij.
Jij beeft van top tot teen: de hutten wijken.

Geen liefde en geen God. De weg bevriest.
De wind jaagt ijzig door de straat. En jij? –
De hele wereld is wanhopig triest.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nikolaus Lenau  (13 augustus 1802 – 22 augustus 1850)
Nikolaus Lenau door Friedrich Amerling, 19e eeuw

 

Zie voor de schrijvers van de 13e augustus ook mijn blog van 13 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 13 augustus 2019 en ook mijn blog van 13 augustus 2016 en ook mijn blog van 13 augustus 2011 deel 2.

Rouke van der Hoek, Thomas Mann, Wolf Wondratschek

De Nederlandse dichter Rouke van der Hoek werd op 12 augustus 1952 in Eindhoven geboren. Zie ook alle tags voor Rouke van der Hoek op dit blog.

 

Een goed pruimenjaar

Achter in de fruitwei de gistende geur
van duizend rottende pruimen
zonder eters.

Bordje ophangen, twee gulden per kilo.
Niemand.
Eén gulden per kilo.
Niemand.
Gratis.
Niemand.

Omdat het zo zonde is
zet je jezelf eraan
tot de stop uit de bodem springt
het schip zingt
in een poseleinen pot.

Zonde.
Rottende pruimen zijn een schande
die ze zelf niet kennen, heus

ergens op de wereld
is iets fout gegaan.

 

’s Nachts

’s Nachts varen de landstreken naar huis.
Op volle kracht, elkaar met brandend boordlicht
omzeilend. Het schuurt aan boomwortels,
boegwater klotst in vijvers.

’s Nachts wonen we in Midden-Duitsland.
Langs het raam schaduwen de hardnekkigste
creaturen van de gebroeders Grimm, zijzelf wellicht,
treurend om iets van duizend jaar geleden,

ze zijn het vergeten.

’s Nachts sluit zich om ons het bos
vol echo’s van boerenkrijgen. Kinderen
door wanhopige ouders achtergelaten
bidden om wedergeboorte uit een wolf.

Maar kijk, tussen de stammen een licht!

Dan is het tijd. Ochtend Opluchting.
Hun lot is toch niet ons lot.
Varen terug. Tongval weer vertrouwd.
Enige twijfel blijft.

 

Notitie over geluid en geluk

Buiten onze gehoorgrens is het een kakofonie.
Radiogolven, noodkreten, gemompel van bomen,
bespiegelingen uit wateraders,
interplanetaire malversaties.

We horen het niet.
Soms voelen we het.
Gevoel is de voortzetting van geluid
met stille middelen.

Voorouderlijke boeren en vissers spraken over geluk,
ontdekten zoiets als liefde.
Dachten ze.
Het waren de geluiden die ze niet hoorden.

Onweerstaanbaar komt het opzetten;
het heeft geen zin je oren dicht te doen.

 

Rouke van der Hoek (Eindhoven, 12 augustus 1952)

 

Op 12 augustus 1955 overleed de Duitse schrijver Thomas Mann. Zie ook alle tags voor Thomas Mann op dit blog.

Uit: Herr und Hund

“Er steht und schaut, er lauscht auf den Tonfall meiner Stimme, durchdringt sie mit den Akzenten einer entschiedenen Billigung seiner Existenz, die ich meiner Ansprache stark aufsetze. Und plötz-lich vollführt er, den Kopf vorstoßend und die Lippen rasch öffnend und schließend, einen Schnapper hinauf gegen mein Gesicht, als wollte er mir die Nase abbeißen, eine Pantomime, die offenbar als Antwort auf mein Zureden gemeint ist und mich regelmäßig lachend zurückprallen läßt, was Bauschan auch im Voraus weiß. Es ist eine Art Luftkuß, halb Zärtlichkeit, halb Neckerei, ein Manöver, das ihm von klein auf eigentümlich war, während ich es sonst bei keinem seiner Vorgänger beobachtete. Übrigens entschuldigt er sich sogleich durch Wedeln, kurze Verbeugungen und eine verlegen-heitere Miene für die Freiheit, die er sich nahm. Und dann treten wir durch die Gartenpforte ins Freie. Rauschen wie das des Meeres umgibt uns; denn mein Haus liegt fast unmittelbar an dem schnell strömenden und über flache Terrassen schäumenden Fluß, getrennt von ihm nur durch die Pappelallee, einen eingegitterten, mit jungem Ahorn bepflanzten Grasstreifen und einen erhöhten Weg, den gewaltige Espen einsäumen, weidenartig bizarr sich gebärdende Riesen, deren weiße, samentragende Wolle zu Anfang Juni die ganze Gegend verschneit. Flußaufwärts, gegen die Stadt hin, üben Pioniere sich im Bau einer Pontonbrücke. Die Tritte ihrer schweren Stiefel auf den Brettern und Rufe der Befehlshaber schallen herüber. Aber vom jenseitigen Ufer kommen Geräusche des Gewerbefleißes, denn dort, eine Strecke flußabwärts vom Hause, ist eine Lokomotivenfabrik mit zeitgemäß erweitertem Tätigkeitsbezirk gelegen, deren hohe Hallenfenster zu jeder Nachtstunde durch das Dunkel glühen. Neue und schön lakierte Maschinen eilen dort probeweise hin und her; eine Dampfpfeife läßt zuweilen ihren heulenden Kopfton hören, dumpfes Gepolter unbestimmter Herkunft erschüttert von Zeit zu Zeit die Luft, und aus mehreren Turmschloten quillt der Rauch, den aber ein günstiger Wind hinwegtreibt, über die jenseitigen Waldungen hin, und der über-haupt nur schwer über den Fluß gelangt.

 

Het zomerhuis van Thomas Mann  in Nida (Duits: Nidden), een dorp in Litouwen, waar de familie Mann in de jaren 1930-1932 vakantie vierde. Het is nu in gebruik als cultureel centrum.

 

.So mischen sich in der vorstädtisch-halbländlichen Abgeschiedenheit dieser Gegend die Laute in sich selbst versunkener Natur mit denen menschlicher Regsamkeit, und über allem liegt die blankäugige Frische der Morgenstunde. Es mag halb acht Uhr sein im Sinne des Gesetzes, wenn ich so ausgehe, in Wirklichkeit also halb sieben. Ich gehe, die Arme auf dem Rücken, im zarten Sonnenschein die von den langen Schatten der Pappeln schraffierte Allee hinunter, ich sehe den Fluß nicht von hier, aber ich höre seinen breiten, gleichmäßigen Gang; gelinde flüstert es in den Bäumen, das durchdringende Zirpen, Flöten, Zwitschern und schluchzende Trillern der Singvögel erfüllt die Luft, unter dem feuchtblauen Himmel steuert ein Flugzeug, von Osten kommend, ein starr mechanischer Vogel, mit leise an- und abschwellendem Dröhnen, über Land und Fluß hin seine unabhängige Bahn, und Bauschan erfreut mein Auge durch schöne, gestreckte Sprünge über das niedrige Gitter des Grasstreifens zur Linken, hinüber — herüber.“

 

Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)
Thomas en Katia Mann met een andere hond – Boris – in de tuin van hun huis in Kilchberg, 1955

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Gedicht

Van het een of de ander
maak een mens.
Maar daarover geen woord.
Geen woord over het verleden,
waarmee ook de dag van gisteren bedoeld is..
Knik nog een tijdje naar hem
bij gewoontes waar je last van hebt.
Hij zal ze opgeven. Daarover,
zie je, lacht hij nu al.
Voor de eerste keer in zijn leven
zal hij iets verzinnen dat hij
jou laat zien. Geef hem de tijd, om nog een keer
het leven in te lopen.
Bespaar hem alle leugens van de liefde.
Complimenten, alsjeblieft, zijn nutteloos.
Ook de kogel die het hart raakt
zoekt warmte.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943

 

Zie voor de schrijvers van de 12e augustus ook mijn blog van 12 augustus 2019 en ook mijn blog van 12 augustus 2018 en mijn blog van 12 augustus 2015 en mijn blog van 12 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Hittegolf 2, (David van Reybrouck), Wolf Wondratschek, Dolce far niente

 

Dolce far niente

 

Zindering door Peter Smit, 2002

 

HITTEGOLF 2

1.
ben je bereid te bloeden
met je huid van berkenhout
en je wervels aan de muur?

kan je nog splijten
tot houtskool en nacht
nu haar bed als een netel
een lucifer wacht?

hoe je stapels laat staan
en pakhuizen ontziet
hoe je met één veeg niet
het nachtkastje wreekt

wij verstaan dit niet
windstil is de zomer
en slapeloos het gloren
was de winter dan een ander gewas?

een hotelkamer
een plein vol plassen
spijt, even
onmisbaar als het ontbijt

 

David van Reybrouck (Brugge, 11 september 1971)
Brugge in de zomer

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Zo waarlijk helpe mij God almachtig

Toen ik verliefd op je werd,
wist mijn lichaam eerder dan ik,
wat was er aan de hand en begon te schreeuwen,
iets in de richting van de buik,
wat onmiddellijk doorwerkte in mijn benen,
want ze waren onbruikbaar toen ik opstond
en me excuseerde. Op dat soort nieuwigheden
was ik niet voorbereid (en ik haatte romans,
waarin dit aan de orde van de dag was).
Mijn lichaam echter was alles om het even.
Het schreeuwde niet meer, maar zijn gefluister,
dat toen begon, was nog luider.
Ik sloot mijn ogen.
Mijn hoofd was een racebaan van vele gedachten
die allemaal de weg naar huis waren vergeten en nu
het toilet niet wilden verlaten.
Ik had er moeite mee om weer tegenover je te gaan zitten.
We hebben gepraat, geloof ik, waarbij mij opviel
dat je veel liever met mijn neus sprak,
met mijn vingers, mijn schouders.
Natuurlijk ging je er terecht van uit
dat die je beter begrijpen dan ik.
Ook mijn buik bemoeide zich er weer mee,
grenzeloos enthousiast over jou.
Toen, ik was niet in staat, het te verhinderen
stak je een sigaret aan op mijn huid.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943

 

Zie voor nog meer schrijvers ook mijn blog van 11 augustus 2021 en ook mijn blog van 11 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 11 augustus 2016 en ook mijn blog van 11 augustus 2011 deel 2.

Kees van Kooten, Mark Doty

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Kees van Kooten op dit blog.

Uit: De tachtigjarige vrede

“Om nog eens precies van haar te horen hoe de dag eruitzag waarop ik werd geboren, ging ik drieënveertig jaar later vanuit Amsterdam op weg naar mijn moeder in Den Haag. Halverwege onze woningen stop ik om te tanken. Het is een self-servicestation en wanneer ik, mijn pompnummer hardop onthoudend, naar binnen loop om af te rekenen, krijg ik een gratis drinkglas. Als ik hier de volgende keer weer kom, belooft de beheerder, ontvang ik een bon van maar liefst twintig punten en zodra ik zestig punten bij elkaar heb getankt, mag ik deze verzilveren voor nég een gratis drinkglas! Mijn glas heeft een whiskymaatje, maar veel te veel dikke ribbels. Bovendien zijn er sierlijk bedoelde belletjes in meegeblazen. Ik leg het op de passagiersstoel naast me, waar het, wanneer ik rem, rechtop tracht te gaan zitten. Omdat ik nogal laat ben, koop ik, tegen mijn gewoonte, geen bloemen voor mijn moeder meer. Wel vraag ik of zij soms een mooi whiskyglas kan gebruiken. Ach jongen nou toch: zegt zij; 'dat had je nou niet moeten doen!'Ik heb het niet gekocht hoor: stel ik haar gerust, ‘dit was een toegiftartikel van de benzinemaatschappij: `Helemaal voor niks?’ waagt zij verbaasd; ‘hoe is het mogelijk! Maar dan hou je het toch zeker lekker zelf? Ik barst van de glazen en jullie breken er met zijn viertjes in een maand meer dan ik in een heel jaar. Maar dat ze dat zomaar weggeven, voor niks! De mensen hebben gewoon geen idee meer van wat echte armoede is. Ik bedoel zoals in de oorlog, dat er gewoon helemaal niks niemendal was! Als je toch ziet hoe leuk je tegenwoordig je baby kunt aankleden en dat ik jouw eerste broekje heb moeten maken van dat groene fluwelen gordijn uit het halletje, weet je nog wel? Wil je koffie?’
‘Graag;, zeg ik handenwrijvend. ‘Want daar wilde ik het even over hebben. Ik moet weten wat dat voor een dag was, toen ik werd geboren. Voor een verhaaltje: ‘Nou het begon dus eigenlijk al op zaterdag de negende, herinnert mijn moeder zich; ‘en het was prachtig weer, en dan lag je vader altijd op het dak.’ Zij zegt dit niet spottend of verwijtend maar eerder vertederd. Toen ik voor het eerst over deze onachtzaamheid van mijn vader hoorde, nam ik mij voor dat ik, mocht dit ooit zover komen, Barbara geen seconde in de steek zou laten tijdens haar barensnood. Als het zo uitkomt, mag zij dan ook graag vertellen hoe ik, gedurende haar bevallen van onze zoon Kasper, op de rand van het bed trillend in de weer was met een nat washandje waarmee ik om de anderhalve minuut haar voorhoofd depte. (Dat had hij onthouden want dat hadden ze mij verteld op zwangerschapsgymnastiek; dat de echtgenoot zich nuttig kon maken door tijdens de persweeën af en toe een nat washandje op je voorhoofd te leggen. Nou, en dat had hij onthouden hoor! Ik werd er knettergek van! Was zo’n wee net aan het opkomen, kwam hij weer met zijn kletsnatte washandje!’)”

 

Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Mark Doty op dit blog.

 

Long Point licht

Long Pont is als een verschijning
deze warme lentemorgen,
het strand een waas van zanderig licht,

en het vierkante wit
van de vuurtoren – gescheiden van ons
door het ultramarijn van de baai

alsof het nergens is
waar we ooit konden komen – glimt
als een torengeest, wazig

in het gewassen blauw van maart,
onze laatste buitenpost in de enorme
onbepaaldheid van de zee.

Hij lijkt vrolijk genoeg,
in het versterkende zonlicht,
vast punt bij onze wandeling

langs de kust. Soms denk ik
het is het waar-we-zullen zijn,
alleen nu nog niet, zoals een zichtbare ontsluiting

van het hiernamaals. In het donker
duiken zijn diepere uitnodigingen op:
groene getuige aan het einde van de nacht,

flikkerende rand van de horizon,
markering van veiligheid en eindpunt.
maar grenzeloos, zoals hij ons roept,

en waarheen hij wil
dat wij komen, en dus nodig ik hem uit
in het gedicht, om te spreken,

en de vuurtoren zegt:
Hier is de wereld waar je om vroeg,
prachtig en doelmatig,

hier is het negen uur, haven-breed,
en een glinsterende code: belofte en waarschuwing.
De ochtend is zo groot als de hemel.

Wat ga je ermee doen?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e augustus ook mijn blog van 10 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 10 augustus 2017 en ook mijn blog van 10 augustus 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

De hel onder een rok

Zij noemt mij zelden nog meneer,
de helleveeg die mij dresseert.
Ik ga vermomd als hond des huizes,
moet snuffelen aan haar bestaan
en keffen als er iets niet pluis is.

Want zij heeft de verdorven geest
van wie lang eenzaam is geweest.
Ik volg de krielzoom van haar rok,
moet mee naar slager en naar bakker;
doe ’s avonds kunstjes voor een been,
word ’s ochtends op haar bedsprei wakker.

De dingen waar ik mij voor schaam
zijn niet de dingen die ik heb gedaan,
maar die ik enkel heb begeerd:
ik wíl wel in haar kuiten bijten,
maar heb geen scherpe tanden meer.

 

Dikke mensen

Dikke mensen weten alles van de liefde,
tot in de meest verloren uithoek van hun lijf,
de katakomben van hun vlees.

Hun buik is buitenland waarin zij wonen,
aldoor verlangend naar de slankste tailles
die hen doen watertanden als gebak.

Er is geen mens oprechter droef,
zo goedlachs treurig in die afgelegen balg,
die verre tenen en die bolle billen,

alsof zij slechts uit overschot bestaan:
zo\’n kleine honderd kilo niets
die niemand ooit zal willen.

 

WIJVENHEIDE

Laat ons naar Wijvenheide gaan.
Hoe Jammerlijk dat afstanden bestaan,
maar wie per se naar Wijvenheide wil,
komt ook in Wijvenheide aan.

Laat ons naar Wijvenheide gaan.
Daar strijken karekieten neer.
De rietpluim wuift wie straks weer
weg moet, nu al uitgebreid ten afscheid.

Laat ons naar Wijvenheide gaan.
In Wijvenheide ligt een groot geheim:
de zilverreiger broedt er op een spiegelei.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Omgangswormenlied

Wij zijn hier een stel stukken schijt aan ’t vragen
Een uur of wat bij ons er door te jagen.
Kom je ook? – Ja, makker, in een varkensreet.
De dag is weer besteed.
De gashaard suist. Wind. Regen. Schemertijd.
Dus: Waarde Merlijn Jansz, Zeer tot mijn spijt –

Toch vreemd dat het zo moeilijk is, alleen.
Haast elke avond kan ‘k in luisterstand
Verdoen, glas slappe sherry in de hand,
Met ziften van ’t gezever van zo’n kat
Die niets leest dan Wie? Wat?
Maar denk eens aan de tijd die al verdween

In zoutjes en gezichten! En gewin
Is er nooit bij, wél altijd het gemis
Van rustig lamplicht met wat windgerucht,
En ginds de sikkelmaan die door de lucht
Messcherp geslepen is.
Een leven. Maar hoe streng prent men ons in:

Alleen-zijn is zelfzuchtig. Niemand meer
Gelooft de kluizenaar met nap en pij
Die praat met God (ook weg); nu wensen wij
Dat mensen aardig voor ons zijn. Dat kan
Alleen over en weer.
Deugd is sociaal. Zijn die routines dan

Goed-mensje spelen, net als kerkbezoek?
Verveeld, onhandig pogen? Doen we mee
(Die ezel vragen naar zijn stomme boek)
Omdat het, zij het stuntelig, met pijn,
Laat zien hoe het moest zijn?

 

Vertaald door W. Jonker

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: De Wereld van Sofie (Vertaald door Janke Klok)

“Sofie Amundsen was op weg van school naar huis. Het eerste stuk had ze gezelschap gehad van Jorunn. Ze hadden over robots gepraat. Jorunn was van mening dat je de hersenen van een mens
kon vergelijken met een ingewikkelde computer. Sofie wist niet zeker of ze dat wel met haar eens was. Een mens was toch meer dan een machine?
Bij de grote supermarkt waren ze elk een andere kant opgegaan. Sofie woonde aan het einde van een uitgestrekte villawijk en ze moest bijna twee keer zo ver lopen naar school als Jorunn. Het
was alsof haar huis aan het einde van de wereld lag, want achter haar tuin stonden geen andere huizen meer. Daar begon het donkere bos.
Ze liep Kløverveien in. De weg eindigde in een scherpe bocht, die meestal ‘Kapteinsvingen’ werd genoemd. Daar kwamen alleen op zaterdag en zondag mensen langs.
Het was begin mei. In sommige tuinen stonden dichte bossen narcissen onder de fruitbomen. De berkebomen waren getooid met een dunne groene sluier.
Was het niet vreemd dat alles in deze tijd van het jaar zomaar ging groeien en bloeien? Hoe was het mogelijk dat ontelbare kilo’s groene planten uit de levenloze aarde omhoog kwamen, zodra het
weer warmer werd en de laatste sneeuwresten waren verdwenen?
Terwijl ze het hek naar hun tuin opendeed, keek Sofie in de brievenbus. In de regel lag die vol reclamefolders en een paar grote enveloppen voor haar moeder. Sofie legde alles meestal in een
dikke stapel op de keukentafel voor ze naar haar kamer ging om huiswerk te maken.
Voor haar vader waren er af en toe een paar bankafschriften, maar hij was dan ook geen gewone vader. De vader van Sofie was kapitein op een grote olietanker en hij was het grootste deel van het jaar weg. Als hij af en toe een paar weken thuis was, scharrelde hij op zijn pantoffels in huis rond en probeerde het Sofie en haar moeder naar de zin te maken. Maar als hij aan het varen was, leek hij ontzettend ver weg.
Vandaag lag er maar één briefje in de brievenbus en dat was voor Sofie.
‘Sofie Amundsen’ stond er op de kleine envelop. ‘Kløverveien 3’.
Dat was alles, er stond geen afzender op. Er zat zelfs geen postzegel op.
Zodra Sofie het hek achter zich dicht had gedaan, maakte ze de envelop open. Ze vond alleen een heel klein briefje van hetzelfde formaat als de envelop. Op het briefje stond: wie ben jij?
Meer stond er niet. Op het stukje papier stond geen groet en geen afzender, alleen die drie met de hand geschreven woorden, met een groot vraagteken erachter.
Ze keek nog eens naar de envelop. Ja, de brief was echt voor haar. Maar wie zou hem in de brievenbus hebben gedaan?”

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Gaan

Er komt een avond opzetten
over de velden, die nooit eerder is gezien,
een die geen lampen ontsteekt.

Van zijde lijkt hij uit de verte, maar
als hij optrekt over knieën en borst
brengt hij geen vertroosting.

Waar is de boom gebleven, die de grond
verbond met de lucht? Wat ligt onder mijn handen
dat ik niet voelen kan?

Wat maakt mijn handen zo zwaar?

 

Vertaald door Tom van Deel

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Robert Seethaler

De Oostenrijkse schrijver en acteur Robert Seethaler werd geboren op 7 augustus 1966 in Wenen. Seethaler groeide op in een arbeidersgezin in het tiende district van Wenen. Zijn moeder was secretaresse en zijn vader slotenmaker en houtsnijder. Vanwege een aangeboren oogafwijking (minus 17 dioptrieën) onderging hij meerdere oogoperaties en ging hij naar een basisschool voor blinden en slechtzienden. Seethaler bezocht toneelschool van het Weense Volkstheater en nam deel aan tal van producties voor film en televisie, evenals in theaters in Wenen, Berlijn, Stuttgart en Hamburg. Hij is bij het televisiepubliek bekend als “Dr. Kneissler” uit de serie “Ein starkes Team”. In 2004 bezocht Robert Seethaler de scenarioworkshop in München, waar zijn debuutscenario “Heartbreakin’”, dat hij daar ontwikkelde, werd bekroond met de Tankred Dorst-prijs. In hetzelfde jaar begon Seethalers literaire werk met de roman “Die Biene und der Kurt”, gebaseerd op “Heartbreakin’” . Dit werd met tussenpozen van twee jaar gevolgd door de romans “Die weiteren Aussichten”, “HJetzt wirds ernst” en “Der Trafikant (Kein & Aber)” evenals “Ein ganzes Leben”, “Das Feld” en “Der letzte Satz”. In 2016 stond Seethalers vijfde roman, “Ein ganzes Leben” op de shortlist voor de International Booker Prize 2016.

Uit: Ein ganzes Leben

„An einem Februarmorgen des Jahres neunzehnhundertdreiunddreißig hob Andreas Egger den ster-
benden Ziegenhirten Johannes Kalischka, der von den Talbewohnern nur der Hörnerhannes gerufen wurde, von seinem stark durchfeuchteten und etwas säuerlich riechenden Strohsack, um ihn über den drei Kilometer langen und unter einer dicken Schneeschicht begrabenen Bergpfad ins Dorf hinunterzutragen.
Er hatte den Hörnerhannes aus einer seltsamen Ahnung heraus in seiner Hütte aufgesucht und zusammengekrümmt unter einem Berg von alten Ziegenfellen hinter dem längst erloschenen Ofen gefunden. Abgemagert bis auf die Knochen und gespensterbleich starrte er ihm aus der Dunkelheit entgegen und Egger wusste, dass ihm der Tod bereits hinter der Stirn hockte. Er nahm ihn wie ein Kind auf beide Arme und setzte ihn behutsam auf die mit trockenem Moos ausgelegte Holzkraxe, mit der der Hörnerhannes sein Leben lang das Brennholz und die verletzten Ziegen über die Hänge gebuckelt hatte. Er wickelte einen Viehstrick um seinen Körper, band ihn an das Gestell und zog die Knoten so fest, dass es knackte im Holz. Als er ihn fragte, ob er Schmerzen habe, schüttelte der Hörnerhannes den Kopf und verzog seinen Mund zu einem Grinsen, doch Egger wusste, dass er log.
Die ersten Wochen des Jahres waren ungewöhnlich warm gewesen. In den Tälern war der Schnee geschmolzen und im Dorf war das beständige Tropfen und Plätschern des Tauwassers zu hören. Seit einigen Tagen aber war es wieder eiskalt und der Schnee fiel so unaufhörlich und dicht vom Himmel, dass er die Landschaft mit seiner weichen Allgegenwärtigkeit zu schlucken und alles Leben und jedes Geräusch zu ersticken schien. Auf den ersten paar hundert Metern redete Egger nicht mit dem
zittrigen Mann auf seinem Rücken. Er hatte genug damit zu tun, auf den Weg zu achten, der sich vor ihm in steilen Serpentinen den Berg hinunterwand und den er im Schneetreiben nicht viel mehr als erahnen konnte. Hin und wieder spürte er, wie sich der Hörnerhannes regte.
»Stirb mir jetzt bloß nicht weg«, sagte er laut vor sich hin, ohne eine Antwort zu erwarten. Doch nachdem er fast eine halbe Stunde hinter sich gebracht hatte, immer nur das eigene Keuchen in den Ohren, kam die Antwort von hinten: »Sterben wär nicht das Schlechteste.«

»Aber nicht auf meinem Buckel!«, sagte Egger und hielt an, um die Lederriemen auf den Schultern zurechtzurücken. Für einen Augenblick horchte er in den lautlos fallenden Schnee hinaus. Die Stille war vollkommen. Es war das Schweigen der Berge, das er so gut kannte und das doch immer noch imstande war, sein Herz mit Angst zu füllen. »Auf meinem Buckel nicht«, wiederholte er und ging weiter. Nach jeder Wegkehre schien der Schnee noch dichter zu fallen, unablässig, weich und ohne jedes Geräusch. Hinten bewegte sich der Hörnerhannes immer seltener, bis er sich schließlich gar nicht mehr rührte und Egger schon mit dem Schlimmsten rechnete.“

Robert Seethaler (Wenen, 7 augustus 1966)

John Birmingham, Philip Larkin

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook alle tags voor John Birmingham op dit blog.

Uit: He Died With a Felafel in His Hand

“He died with a felafel in his hand. We found him on a bean bag with his chin resting on the top button of a favourite flannelette shirt. He’d worn the shirt when we’d interviewed him for the empty room a week or so before. We were having one of those bad runs, where you seem to interview about thirty people every day and they are all total zipper heads. We really took this guy in desperation. He wasn’t A-list, didn’t have a microwave or anything like that, and now both he and the felafel roll were cold. Our first dead housemate. At least we got some bond off him.
We had no idea he was a junkie, otherwise we would never have given him the room. You let one junkie in the house and you may as well let them all in. We had another secret junkie live with us once. Melissa. She was okay, but her boyfriend stole all of my CDs. Told me some Jap guy, a photographer, took them and if I went to Kinselas on Wednesday nights I could probably find him there. Yeah right.
Melissa, on the other hand, ran a credit scam out of the same house. Months after she’d left, a couple of debt collectors came round looking for Rowan Corcoran. That was the identity she’d set up, but we didn’t know that. We were very helpful, because bills had been turning up for this Corcoran prick for months. We didn’t know who he was, just some mystery guy racking up thousands of dollars in debt and sending the bills to our place. We sat the debt collectors down in the living room with a cup of tea. Showed them all the other bills that had been arriving for Mr Corcoran. When they saw that the last bill was for two Qantas tickets to America their shoulders sort of slumped. I’ve still got those bills. $35,000 worth.

……………………
But Melissa was okay. In fact she was a real babe. She used to steal food for the house from this restaurant she worked in. (If you’re reading this, Melissa, we really appreciated the food.) There were four or five of us living at Kippax Street at that stage. Everyone was on the dole or Austudy or minimum wage. The house was typical Darlinghurst, this huge, dark, damp terrace with yellowed ceilings, green carpet, cigarette burns and brown, torn-up furniture.
We’d sit around on Tuesday night waiting for Melissa to get home with our stolen dinner. She usually walked through the door just before Twin Peaks came on, so there was this nice warm feeling in the house as we all sat in front of the teev scarfing down the free stuff.“

 

John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

GAANDE

Er komt een avond langzaam aan
Dwars door het land, zoals nog nooit gezien,
Geen lamp licht op.

Zijdeachtig lijkt hij van verre, toch
Eenmaal opgetrokken langs knieën en borst
Brengt hij geen kalmte.

Waar is de boom heen, die grond
Klonk aan de lucht? Wat zit onder mijn hand,
Dat ik maar niet voel?

Wat drukt mijn hand neer

 

Vertaald door Cornelis W. Schoneveld

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e augustus ook mijn blog van 7 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 7 augustus 2017 en ook mijn blog van 7 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2.

Kjell Westö, Philip Larkin

De Finse schrijver Kjell Westö werd geboren op 6 augustus 1961 in Helsinki. Zie ook alle tags voor Kjell Westö op dit blog.

Uit: Tante Elsie und mein letzter Sommer (Vertaald door Paul Berf)

„Tante Elsie war nicht wie wir anderen; sie war maßlos, spielte Fußball mit mir und meinem dicken Cousin Robin, wanderte rastlos auf Lönnbacka umher, rauchte Kette, las in einem fort und genoss so gierig und redete über so viele Dinge gleichzeitig, dass Großmutter, die das halbe Jahr dort draußen
in der Stille lebte und außerdem alt war und in aller Ruhe über die Dinge nachdenken wollte, oft aussah, als würde sie nichts verstehen.
»Elsie, Liebes«, sagte sie, »du solltest dir deinen Kopf nicht mit so vielen Dingen voll stopfen. Was du nicht verdaut bekommst, kann schmerzhaft für dich werden.«
Tante Elsie lachte und schüttelte energisch den Kopf, so- dass sich der schwarze Schwall wie ein Vorhang über ihre Augen legte.
»Ich bin noch jung, ich schaff das schon.«
Ich fand nicht, dass Tante Elsie jung war. Für mich waren sie alle alt und dem Tod und Verschwinden auf eine Weise nahe, die mir manchmal eine leichenblasse Angst einflößte, allein zurückzubleiben: Papa und Mama, Großmutter, Onkel Walle und Satu, die Onkel Walles Frau und Robins Mama war und Finnisch sprach, und Tante Elsie; sie alle hatten schon so unfassbar lange gelebt.
Aber wenn Tante Elsie nicht jung war, so war sie dennoch schön, auf die gleiche Art schön wie Helsingfors, wenn man am Tag vor dem Schulbeginn zurückkehrte und die Stadt am Ende der Autobahn vor einem lag, mit all ihren Menschen und all ihrer Gier.

Jeden Morgen steht Tante Elsie vor der Sauna. Vor ihr steht eine gesprungene Emailleschüssel. Tante Elsie beugt sich über die Schüssel. Es ist immer früh, alle anderen schlafen. Tante Elsie wäscht sich unter den Armen, ihre Brüste schwingen wie gewaltige Pendel von links nach rechts und wieder zurück, das Wasser spritzt, und Tante Elsie pfeift vor sich hin. Robin und ich stehen am Waldsaum, zusammengekauert hinter dem großen Stein, wir bekommen immer größere Augen.
Dann geht Tante Elsie schwimmen, wenn das Wetter gut ist. Robin und ich schleichen hinterher, verstecken uns hinter der Riesentanne. Der See glitzert mit hundert Augen, die Ukeleien hüpfen auf und ab, als zöge jemand mit Fäden an ihnen, weiße und gelbe Seerosenblätter schaukeln auf dem Wasser.
Robin und mir verschlägt es die Sprache, weil alles so wunderschön ist. Tante Elsies Haare sind so lang, dass sie bis zu ihrem Po hängen, der sich leuchtend weiß von ihrem braunen Rücken und den braunen Beinen absetzt. Wir warten auf den Moment, wenn sie zurück schwimmt, sich aufrichtet und an Land watet. Ich hebe einen Fuß auf einen Stein und lehne mich vor, damit Robin nicht sieht, was mit mir geschieht.

 

Kjell Westö (Helsinki, 6 augustus 1961)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Liefdesliedjes later

Haar bladmuziek was dun, die kon ze nog wel kwijt,
ze keek graag naar de covers,
er was er één verbleekt door zonlicht mettertijd,
er was er één met kringen door een vaas vol water,
er was er één geplakt tijdens een schoonmaakbui
en toen gekleurd door dochterlief —
zo wachtten ze tot zij, in weduwschap, ze vond
terwijl ze naar iets anders zocht, en waar ze stond

ineens weer wist hoe elk gedwee, eerlijk akkoord
de komst bereidde van de teksten
vol koppeltekens voor het rekken van elk woord,
en hoe haar sprankelende jeugd zich weer verspreidde,
als door de lente uit hun slaap gewekte bomen,
waarin verborgen frisheid zong
en zekerheid dat er nog vele jaren kwamen,
net als toen ze die songs ooit speelde. Maar met name

genoot ze van het woordje LOVE, dat steeds zou blijven,
vroeg of laat losbarstte,
en stralende verliefdheid door de lucht liet drijven,
het woordje dat nog altijd veel beloofde: orde,
voldoening en een oplossing voor alles. Dus
huilen en de songs
weer stapelen deed pijn voor wie half toe moest geven
dat zij dat toen niet zou en nu niet zal beleven.

 

Vertaald door Jan Pieter van der Sterre

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor de schrijvers van de 6e augustus ook mijn blog van 6 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 6 augustus 2019 en ook mijn blog van 6 augustus 2017 en mijn blog van 6 augustus 2016 en ook mijn blog van 6 augustus 2015 en ook mijn blog van 6 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.