Delphine Lecompte, Rainer Stolz

De Vlaamse dichteres en schrijfster Delphine Lecompte werd geboren op 22 januari 1978 in Gent. Zie ook alle tags voor Delphine Lecompte op dit blog.

 

God, wees eens wat meer betrokken

Ik vraag me soms af of God wel iets aan me heeft
Misschien laat ik Hem koud, die gedachte is ondraaglijk
De gepensioneerde stierenvechter maakt origamiwalvissen aan de keukentafel
Het is zijn enige hobby, soms bedrijven we de liefde
Maar hij neemt seks te ernstig om het een hobby te noemen.
Als kind werd hij nooit aangerand door perverse messenslijpers
En ook de sadistische touwslagers lieten hem links liggen
Ik werd wel aangerand, en daarom kan ik seks beschouwen als een knullige hobby
Mijn geloof, dat is een ander paar mouwen
De gepensioneerde stierenvechter schenkt me een glas rode wijn in
Hij zegt: ‘Pieker niet over die boete van 18.000 euro, we vinden wel een oplossing.’
Ik was helemaal niet aan het piekeren over die boete van 18.000 euro
Ik zat met krokodillen in mijn hoofd, krokodillen zitten vaak in mijn hoofd
Ik zag ze voor het eerst in de zoo met mijn vader die liefdesverdriet had en een gebroken pols
Later kwamen ze voor in een weergaloze avonturenfilm met Michael Douglas
Nog later pochte mijn geile materialistische nicht dat ze op huwelijksreis in Florida
Krokodillenvlees had gegeten in een groot restaurant met zicht op blanke junkies.
Ik drink het wijnglas leeg en sta op om naar buiten te kijken
Een kind met rare beentjes eet huilend een rijstwafel

Zijn hoogzwangere moeder kijkt kil en misprijzend naar de biggelende tranen.
Ik keer terug naar de keukentafel, ik maak een van de walvissen plat en schrijf:
‘Lieve mama, je bent een mythomaan. Ik niet, ik ben slechts een pyromaan.
Toen ik zes was trachtte je me te vermoorden, zand erover.
Het is mogelijk dat ik zwanger ben. Veel liefs, Delphine.’
Ik versnipper de brief en de gepensioneerde stierenvechter neemt me mee
Naar zijn slaapkamer voor ernstige seks
Ik sluit mijn ogen, maar zie geen krokodillen deze keer
Ik zie slechts de bedeesde zeepzieder, hij kijkt mismoedig naar een samowar
De gepensioneerde stierenvechter komt klaar en zegt: ‘Je moet weggaan,
Mijn zus komt straks langs met een mand vol okkernoten. Precies een sprookje.

 

De zoon van de pistoolschilder tekent een lama

De zoon van de pistoolschilder tekent een lama
In gevangenschap op de bodem van een taartendoos
De jarige was gisteren zijn jongere zus
Hij heeft niet van de taart gegeten
Zijn zus heeft al 15 jaar lang een valse arm.

Vandaag is de zoon van de pistoolschilder alleen thuis
Het is lente en hij spijbelt
Buiten blaast een ontslagen olifantenverzorger
Op een gestolen bluesharmonica
Gestolen van niemand minder dan Fons de windhondenfokker.

De dochter van Fons schildert een vrije impala
In een eng lokaal op een geel blad is het een schoolopdracht
Ze wordt morgen zeven
Het heeft niets te betekenen
De meester noemt haar vrije impala een verdoofde tijger.

Buiten fluit een gepensioneerde stierenvechter een merel moed in
Het is lente en hij twijfelt
Aan zijn nieuwste maîtresse
Hij koopt een zachte tandenborstel en een poppenkasthouthakker voor haar
Maar hij blijft twijfelen.

Ondertussen is de pistoolschilder thuisgekomen met een bloedneus
Hij verscheurt de lama van zijn zoon
Van zijn dochter vindt hij enkel de prothese
Die wijst naar haar afscheidsbrief
In Boston hoopt ze een eenarmige krijtkunstenares te worden.

 

Delphine Lecompte (Gent, 22 januari 1978)

 

De Duitse dichter en schrijver Rainer Stolz werd geboren in Hamburg op 22 januari 1966. Hij woont nu in Berlijn. Zie ook alle tags voor Rainer Stolz op dit blog.

 

Zelfportret met onderaannemers

Niet dat iemand denkt dat ik een pauze neem, alleen
omdat ik hier nu even op de grond lig- zo
gemakkelijk stop ik niet met creatief zijn, nee:
Als mijn eigen chef sta ik nog te allen tijde
in voor mijn team, samen met de dwarsliggers die
me innerlijke zekerheid geven- neem ik ze gewoon
op verdenking eens stevig in mijn armen. Ja, daarna
roepen ze in mij, de punks en hackers met vervloekt
goede ideeën, de dapperste onderaannemers in het leven!
En dat willen we toch, de totale innovatie, of niet? Waar
ooit ik was, hoeft er namelijk echt niet meer
zo’n dictator sterk te worden. Het is voldoende om preventief
het klaarliggende dicteerapparaat te starten en dat
wat zich losmaakt zijn gang te laten gaan.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Rainer Stolz (Hamburg, 22 januari 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e januari ook mijn blog van 22 januari 2021 en ook mijn blog van 22 januari 2019 en ook mijn blog van 22 januari 2017 deel 1, deel 2 en deel 3.

Louis Menand, Lord Byron

De Amerikaanse schrijver en letterkundige Louis Menand werd geboren op 21 januari 1952 in Syracuse, New York. Zie ook alle tags voor Louis Menand op dit blog.

Uit: The Free World: Art and Thought in the Cold War

“Roosevelt died on April 12, 1945. On May 8, Germany surrendered, ending the war in Europe. Less than three months later, the United States dropped atomic bombs on Hiroshima and Nagasaki, and on August 15, Japan surrendered. The defeat of the Axis powers meant that the Allies had to reach agreements about the future of Japan, Italy, and Germany, but it also put the fate of a vast amount of territory into play. And much of that territory—Poland, Czechoslovakia, Hungary, and Romania in the west; Turkey and Iran in the south; and Manchuria, Korea, and the Kuril Islands in the east—lay on the borders of the Soviet Union. With their enemies defeated and their armies no longer in the field, the United States and the Soviet Union could disagree openly about the design of the postwar map. And they did.
This was not surprising. The Americans and the Soviets had different national security interests; they had different understandings of international relations; they had very different political, economic, and diplomatic principles. For eighteen months, each government tested the resolve and goodwill of the other and was duly disappointed. Then, on March 12, 1947, in a speech before a joint session of Congress, Harry S. Truman relieved the situation of ambiguity.
“At the present moment in world history,” Truman said, “nearly every nation must choose between alternative ways of life.”

One way of life is based upon the will of the majority, and is distinguished by free institutions, representative government, free elections, guarantees of individual liberty, freedom of speech and religion, and freedom from political oppression. The second way of life is based upon the will of a minority forcibly imposed upon the majority. It relies upon terror and oppression, a controlled press and radio, fixed elections, and the suppression of personal freedoms.
“I believe that it must be the policy of the United States,” he said, “to support free peoples who are resisting attempted subjugation by armed minorities or by outside pressures.”3 Truman did not mention the Soviet Union in his speech, but everyone who heard him understood that “armed minorities” referred to Communist insurgents and that “outside pressures” referred to the Kremlin. This became known, almost immediately, as the “Truman Doctrine.” The speech was, effectively, the declaration of the Cold War. It would last forty-four years.
During those years, each nation accused the other of cynicism and hypocrisy. Each claimed that the other was seeking to advance its own power and influence in the name of some grand civilizing mission. But each nation also honestly believed that history was on its side and that the other was headed down a dead end.”

 

Louis Menand (Syracuse, 21 januari 1952)

 

De Engelse dichter en schrijver George Gordon Byron (beter bekend als Lord Byron) werd geboren op 22 januari 1788 in Londen. Zie ook alle tags voor Lord Byron op dit blog.

 

Ik zag u wenen

Ik zag u wenen – een held’re traan
Blonk in uw blauwe ogen;
Het deed me ’t meest nog denken aan
Een bloem, door dauw gebogen.
Ik zag u lachen – dat ontnam
Een edelsteen zijn flonker;
De glans die van uw ogen kwam
Liet stralend hem in ’t donker.

Zoals een diepe, zachte tint
Wolken kleurt in dalend licht
En pas wanneer de nacht begint
Vervloeit in ’t avondlicht:
Zo geeft uw lach de droefste ziel
Iets van zijn pure vreugd;
Wat, ook als weer een schaduw viel
Dat hart nog lang verheugt.

 

Vertaald door Peter van Zonneveld

 

Lord Byron (22 januari 1788 – 19 april 1824)
Portret door Henry Pierce Bone, 1837

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e januari ook mijn blog van 21 januari 2022 en ook mijn blog van 21 januari 2019 en ook mijn blog van 21 januari 2018.

André Kubiczek, Edward Hirsch

De Duitse schrijver André Kubiczek werd op 20 januari 1969 geboren in Potsdam. Zie ook alle tags voor André Kubiczek op dit blog.

Uit: Der perfekte Kuss

„Als ich Robert nach den großen Ferien wiedersah, traf mich fast der Blitz.
«Alter», rief er, ohne sich mit einer konventionellen Begrüßung aufzuhalten, «warum kommst du so spät?»
Er musste mir aufgelauert haben, denn ich war gerade erst aus dem Fahrstuhl gestiegen in der siebten Etage und hatte meine drei Mitbewohner in 702 begrüßt, denen es gelungen
war, unser gemeinsames Zimmer in eine Halde aus Klamotten, technischen Gerätschaften, feinmechanischen Werkzeugen und Unmengen von Lebensmitteln zu verwandeln. All das
musste im Laufe des Abends aus ihren Koffern und Reisetaschen gequollen sein, und nun war es also da.
Doch statt das Zeug auf Wandschränke, Regalbretter und Schreibtischschubladen zu verteilen, lagen meine drei Kommilitonen in den Doppelstockbetten und lasen: Volker
eine voluminöse Schwarte der Reihe Spannend erzählt, mit einer Karawane im Sonnenuntergang vorne drauf, Bernd die aktuelle Jugend und Technik und Jens eine Broschüre namens The show must go on aus der Reihe nl konkret.

Eine Schrift, wie ich später beim Durchblättern feststellte, die unsere Jugend vor der Zwiegesichtigkeit der westlichen Populärkultur warnte, welche darin bestehe, dem jungen
Publikum zwar echte Gefühle vorzugaukeln, mit diesen aber hauptsächlich Geld verdienen zu wollen, wie jeder andere dahergelaufene Fabrikbesitzer, der Autos herstellte oder meinetwegen Haarbürsten.
Das Ganze war vermutlich nicht mal falsch, aber wann immer ich neuerdings den Eindruck hatte, jemand habe nur zur Feder beziehungsweise Schreibmaschine gegriffen, um mich zu belehren, damit ich am Ende seine abgestandenen Weisheiten zu meinen eignen machte, klappte ich das Buch
sofort wieder zu.
Ab diesem neuralgischen Punkt war für mich regelmäßig Schluss. Keine Ahnung, wann das losgegangen war mit diesem Spleen. Ende der Zehnten, würde ich aus der hohlen Hand schätzen, als wir angefangen hatten, freiwillig Bücher zu lesen, Michael und Dirk und ich, ein halbes Jahr vor den
Prüfungen zirka.
Nicht, wie es weiterging, wollte ich dann wissen, und ob die schiefe Bahn wieder gerade wurde, auf die einer geraten war. Nicht, wer sich in wen verliebte, falls sich denn wer in jemand anderen verliebte, was aber so gut wie immer vorkam, und – straft mich Lügen! – in den langweiligsten Büchern tummelten sich sogar die meisten Verliebten.“

 

André Kubiczek (Potsdam, 20 januari 1969)

 

De Amerikaanse dichter en letterkundige Edward Hirsch werd geboren op 20 januari 1950 in Chicago. Zie ook alle tags voor Edward Hirsch op dit blog.

 

Ik heb nooit kunnen bidden

Rijd me naar de kust beneden
waar de vuurtoren werd verlaten
en de maan luidt in de spanten.

Laat me de wind horen suizen door de bomen
en de sterren een voor een uit zien flakkeren,
als de vergeten gezichten van de doden.

Ik heb nooit kunnen bidden,
maar laat me mijn naam schrijven
in het boek van golven

en dan staren naar de koepel
van een hemel die nooit eindigt
en zien hoe mijn stem de nacht in zeilt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Edward Hirsch (Chicago, 20 januari 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e januari ook mijn blog van 20 januari 2022 en ook mijn blog van 20 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Bert Natter, Edward Hirsch

De Nederlandse schrijver, uitgever en journalist Bert Natter werd geboren in Baarn op 19 januari 1968. Zie ook alle tags voor Bert Natter op dit blog.

Uit: De ironie van Kellendonk volgens Vaessens

“Na lezing van ‘IJzeren agaven’ (1936) van F. Bordewijk is Kellendonk tot een nieuwe definitie van het begrip ironie gekomen. Hij verwondert zich erover dat Bordewijk zich staande heeft weten te houden bij het schrijven van dit verhaal – waarvan de moraal lijkt te zijn: wie de werkelijkheid probeert af te beelden, gaat er zelf aan ten onder. Volgens Kellendonk kon Bordewijk dat alleen doordat hij, in een kunstmatige stijl, een nadrukkelijk verzonnen verhaal schreef. De schrijver weet dus dat zijn verhaal ‘niet echt’ is en de lezer weet dat ook – en toch doen ze allebei alsof het wel zo is.
Voor dit mechanisme bedenkt Kellendonk een nieuwe definitie van het begrip ironie: ‘oprecht veinzen’. Hij legt uit wat hij daarmee bedoelt: ‘We doen net of we weten waar we het over hebben, en we vergeten geen moment dat we doen alsof.’
Geeft deze particuliere invulling van het woord ironie soms blijk van afstandelijkheid, zoals Vaessens suggereert, laat staan van het idee dat Kellendonk daar genoeg van had?
Nee, want deze ironie is helemaal niet afstandelijk, de schrijver lijkt ironie te omarmen als een heilzame afspraak tussen schrijver en lezer over het verschil tussen enerzijds de onbegrijpelijke, mysterieuze werkelijkheid en anderzijds door mensen gemaakte kunst.
Tegen het eind van ‘Idolen’ levert Kellendonk zijn credo af, dat ondubbelzinnig het tegengestelde uitdrukt van wat Vaessens erin leest: ‘Van ironie moeten onze beelden doordesemd zijn. De lucht van het voorbehoud moet er overal in zitten. Dat is de dikke dogmatische punt die ik achter deze overwegingen zou willen zetten. Kunst moet nadrukkelijk onecht zijn. Ze mag niet meer geloof eisen dan ze voor zichzelf nodig heeft. Ze mag zich nooit beroepen op “het leven”, anders ontstaat er een gesloten systeem, een vicieuze draaikolk die haar opslokt. Als het goed is probeert het kunstwerk de geheimzinnige werkelijkheid te gehoorzamen, maar dat gebeurt in een sfeer die zelf niet de werkelijkheid is.’
Kellendonk zoekt juist ruimte tussen de literatuur en wat Vaessens benoemt als ‘het leven’ en ‘het werkelijke gevoelen van mensen’ en hij geeft er bepaald geen blijk van dat hij bezig was zich aan zijn ironie te ontworstelen; die was in feite zijn modus scribendi en eigenlijk ook – maar dat is een ander verhaal – zijn modus vivendi.
Eerder in zijn essay heeft Kellendonk een briljante omkering gedaan, door te stellen: ‘Het realisme veinst een weerspiegeling van de werkelijkheid te zijn, maar stiekem gaat het afbeelden precies andersom.’ De beelden beïnvloeden de werkelijkheid. Zijn idee laat zich misschien goed illustreren door het feit dat wij vaak herinneringen denken te hebben aan taferelen uit onze vroegste jeugd die toevallig zijn gefotografeerd. Het is andersom: zonder de foto’s bestaan de herinneringen niet. We herinneren ons de foto’s en wat andere mensen later hebben gezegd over wat er op te zien is.”

 

Bert Natter (Baarn, 19 januari 1968
Bert Natter. Portret door Jean Marie Mersmans. z.j.

 

De Amerikaanse dichter en letterkundige Edward Hirsch werd geboren op 20 januari 1950 in Chicago. Zie ook alle tags voor Edward Hirsch op dit blog.

 

Vroege zondagochtend

Ik spotte altijd met mijn vader en zijn maatjes
Omdat ze op zondagochtend vroeg opstaan
en koffie drinken op een plaatselijke stek
maar nu ben ik een van die dwazen.

Niemand geeft om mijn oude vernederingen
maar ze blijven door mijn slaap sleuren
als een rij lege blikken die ratelen
achter een verlaten auto.

Het is zo: net als je denkt
dat je het roodharige meisje vergeten bent
dat jou op een parkeerplaats liet staan
veertig jaar geleden word je wakker

vroeg genoeg om haar te zien verdwijnen
om de hoek van je droom,
op de motor van iemand anders
ronkend de snelweg op bij zonsopgang.

En dus zit ik nu in een slecht verlicht
café vol met vroege vogels
waar de ramen bedekt zijn met roet
en de koffie warm is en bitter.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Edward Hirsch (Chicago, 20 januari 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e januari ook mijn blog van 19 januari 2019 deel 1 en ook deel 2.

Peter Stamm, Sascha Kokot

De Zwitserse schrijver Peter Stamm werd geboren op 18 januari 1963 in Weinfelden. Zie ook alle tags voor Peter Stamm op dit blog.

Uit: Das Archiv der Gefühle

„Die matten Farben jetzt im Frühjahr, in denen sich schon die kräftigeren des Sommers ankündigen, der leichte Wind, der nicht kalt ist, aber auch noch nicht warm und mich erschauern lässt, nicht frieren, eine Wahrnehmung nur an der Oberfläche.
Ich habe die Fußgängerbrücke genommen und bin auf der anderen Seite des Flusses zurückgegangen.
Der Weg ist etwas breiter hier, aber weniger begangen, an manchen Stellen ist die Erde aufgeweicht,
Pfützen haben sich gebildet, in denen sich die Hochspannungsleitung und die Wolken spiegeln. Als ich
mich dem Stadtrand nähere, werden die Geräusche wieder lauter.
Der namenlose Weg, auf dem ich gehe, die Schrebergärten, einige schon vorbereitet für die Frühlingsbepflanzung, andere noch im Winterschlaf und einige ganz verwahrlost, vermutlich seit Jahren nicht bestellt, dahinter die Bahnlinie und etwas weiter entfernt die Autobahn. Das Rauschen des Flusses, das Rauschen der Autos, der Lkws, ein hohes Sirren und dann noch ein anderes Rauschen, das metallisch klingt und pulsiert, ein Zug, der vorüberfährt. Wie soll das alles beschrieben, wie festgehalten werden?
Das Gehen hat mich müde gemacht, ich bin es nicht mehr gewohnt und habe mich unterhalb des
Wehrs auf eine Holzbank gesetzt. Ich sitze am Fluss und bin überwältigt von der Fülle der Eindrücke, die auf mich einströmen. Es ist dieses Gefühl der Klarheit und Durchlässigkeit, das sich einstellt, wenn
man nach einer langen Krankheit zum ersten Mal wieder das Haus verlässt, etwas geschwächt noch,
nüchtern und mit geschärften Sinnen. Ich schließe die Augen, das Rauschen wird lauter, der Fluss führt mehr Wasser, fließt schneller, er ist ockergelb. Es regnet nur noch ganz leicht, schließlich hört es auf. Ich fröstle, ich trage nur Badehosen und habe ein Handtuch um die Schultern geschlungen. Die Kälte lässt mich meinen Körper deutlicher spüren als sonst, alles ist sehr klar und oberflächlich. Ich empfinde ein Glück, das sich wie Unglück anfühlt.
Ich muss an Franziska denken, die jetzt bestimmt daheim ist und Hausaufgaben macht oder einen Kuchen bäckt oder tut, was Mädchen eben tun. Wir teilen uns ein Stück des Schulwegs. An der großen Kreuzung, wo unsere Wege sich trennen, stehen wir oft lange und reden. Worüber haben wir uns damals nur immer unterhalten? Der Gesprächsstoff schien uns nie auszugehen. Dann schaut einer von uns auf die Uhr und merkt, wie spät es schon ist, und dass unsere Mütter mit dem Mittagessen auf uns warten.
Ein Lachen, ein hastiger Abschied.
Der Weg nach Hause, in Gedanken noch immer bei Franziska, ihre Stimme, ihr Lachen im Ohr, die
Dinge, die sie sagt, und jene, die sie nicht sagt. Dann das Quietschen des Gartentors, das Knirschen des Kieses in der mittäglichen Stille.“

 

Peter Stamm (Weinfelden, 18 januari 1963)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

zelfs als de vrouw allang weg is
klinkt nog altijd het avondprogramma door
het heeft zich veel te hard ingebrand
en druppelt door het plafond op ons neer
waar we in onszelf naar de slaap grijpen
de dagen uit onze huid strijken
kunnen we ze nog lang volgen
de berichten, studio’s en moordenaars
voor hun na middernacht de stroom
wordt afgesloten en we achterblijven
in onze nachtelijke onrust die langzaam
wakker wordt in alle stilte

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e januari ook mijn blog van 18 januari 2019 en ook mijn blog van 18 januari 2015 deel 2 en ook deel 3.

Ilja Leonard Pfeijffer, Raoul Schrott

De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.

Uit: Quarantaine Dagboek in tijden van besmetting

“DAG EEN
Genua, woensdag 11 maart 2020
Ik had nog nooit eerder gehamsterd. Maar omdat alle restaurants dicht zijn en steeds meer winkels sluiten, leek het mij verstandig een paar boodschappen te doen. Er mochten slechts tien mensen tegelijk binnen zijn in de supermarkt. De meeste schappen waren leeg. Bij de kassa waren strepen op de grond getrokken om de mensen in de rij op anderhalve meter afstand van elkaar te houden. Op het uur van het aperitief lag Piazza delle Erbe er postapocalyptisch bij. De rolluiken van alle bars waren gesloten. De terrastafeltjes lagen als dode insecten op hun rug. De gesloten parasols bungelden aan hun ophanging als lijkzakken. We kwamen onze vriendin Simona tegen, die in Caffè Letterario werkt als serveerster. Zij maakte zich zorgen over alles en ook over haar financiële situatie. Zolang de noodverordening van kracht is, heeft zij geen inkomen. ’s Avonds bij het haardvuur lazen we het bericht over de oudere dame in Borgo Santo Spirito, in de provincie van Savona, niet ver van Genua. Een paar nachten geleden was haar echtgenoot overleden. Hij lag dood op de grond. Zij had de hulpdiensten gebeld. Maar omdat haar man symptomen had vertoond van besmetting met het virus, moest er eerst een sample van zijn wangslijm naar het laboratorium in Rome worden gestuurd ter analyse voordat ze mochten beginnen na te denken over de verplaatsing van het lijk. En omdat zij mogelijkerwijs ook was besmet, moest ook zij worden getest en mocht zij in afwachting van de uitslag haar huis niet uit. De testresultaten uit Rome lieten op zich wachten. De oudere dame heeft drie dagen vastgezeten in haar krappe woning met het lijk van haar man op de vloer. Ze had zo veel mogelijk op het balkon gestaan om hem niet de hele tijd te hoeven zien.

DAG TWEE
Genua, donderdag 12 maart 2020
De draconische maatregelen hebben niet het gewenste effect gesorteerd. Italië heeft de rolluiken neergelaten, maar het virus blijft om zich heen grijpen. Daarom heeft de premier gisterenavond nog strengere regels afgekondigd. Vanaf vandaag zijn alle bedrijven en winkels gesloten, behalve apotheken en levensmiddelenzaken. De bars en restaurants, die tot gisteren om zes uur moesten sluiten, zijn nu de hele dag dicht. Van avondklok naar Sperrgebiet. Niemand mag zonder dwingende noodzaak de straat op. Mijn dwingende noodzaak was tabak hamsteren en sigaretten kopen voor Stella’s moeder, die al ruim een week het huis niet uit is geweest. De sigaretten zou ik achterlaten op de overloop voor haar voordeur. Ik bond een mondkapje voor en bereidde mij mentaal voor op de expeditie.”

 

Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)

 

De Oostenrijkse dichter schrijver Raoul Schrott werd op 17 januari 1964 geboren in Landeck, Tirol (en volgens andere bronnen op een schip „São Paulo“ dat van Brazilië onderweg was naar Europa). Zie ook alle tags voor Raoul Schrott op dit blog.

 

DE FOTOGRAFE

men krijgt koude ogen · ze kijken in mijn lens
en presenteren zich – hun glimlach scheef
geestig of gevoelvol · dwaas · als ongeïnteresseerd afwezig
voor de eeuwigheid waarin ze zich met elke klik vastgelegd voelen
alsof het erop aankomt het leven door poseren te rechtvaardigen
terwijl ik zoek naar wat ze alleen zichzelf toestaan
het moment van het ongeveinsde heden
uit al dit de mimiek lezend
soms betrap ik hem erop dat hij zich afwendt
om daar het gezicht op te zien
dat ze verliezen: blozend · woedend · een soort passie
bij het falen · niets ongewoons en toch een pasfoto
van het particuliere · waaruit met een onvoorstelbare resolutie
iets van ons tevoorschijn komt bijna net zo mild
als licht het zilver zwart maakt
Ik hoef alleen maar op een uitsnede te letten
die deze glinstering ·vasthoudt – te observeren
hoe verborgen we zijn doet pijn
hoe nutteloos tegen deze achtergrond van muren en narcissen
en hoe beroerd we ons een houding weten te geven

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Raoul Schrott (Landeck, 17 januari 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e januari ook mijn blog van 17 januari 2019, mijn blog van 17 januari 2017 en ook mijn blog van 17 januari 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Ester Naomi Perquin, Anthony Hecht

De Nederlandse dichteres Ester Naomi Perquin werd geboren in Utrecht op 16 januari 1980. Zie ook alle tags voor Ester Naomi Perquin op dit blog.

 

Vanmorgen werd ik opgebeld

Vanmorgen werd ik opgebeld door een mevrouw die wilde weten
of ik Richard was. Dit was nooit eerder voorgekomen.

Veel mensen hebben gewild dat ik iemand was, soms iemand
die ik was geweest, soms iemand die ik zou moeten zijn
– kijk eens angstig, praat als een non, spring op en neer,
kun je niet een keer een rokje dragen –
maar Richard heeft niemand mij gevraagd.

(Ondertussen ruist de stilte van twee kanten in een oor.)

Er is een ander leven vóór ik antwoord geef, volop mogelijkheden,
voor het zelfde geld had het materiaal waaruit ik besta
een andere vorm of naam. Wat als ik ja zou zeggen,
ja, ik ben het: Richard. Bent u dat moeder?
Wat is het lang geleden.

Zou ik door Richard te worden ook Richard zijn, inclusief lichaam,
ademhaling, geheimen, de manier waarop hij ’s ochtends vroeg
zijn veters strikt? Houdt hij bijvoorbeeld van pastinaak?

Zou zijn moeder de verbinding verbreken
of uit standvastigheid
of uit eenzaamheid
of uit gezelligheid
in mij geloven?

Is Richard nog in leven of belt zij steeds een ander op,
vraagt ze naar hem omdat wie weet toch iemand zegt:

Richard? Ja hoor. Die is boven.

Laat niemand haar vertellen dat Richard is verdronken, dat hij is
verdwaald, ontvoerd, verongelukt. Was er niet ergens
een feestje, een man? Heb ik Richard niet alleen
gekend maar zelfs gekust, gesproken,
dronk hij wijn, lachten we samen?

Nu, precies nu is het nog mogelijk geen geluid te maken,
op te hangen of met zakjes te gaan kraken alsof we – helaas –
zijn ingesneeuwd, ik kan u niet verstaan.

Ik stel me haar voor, ze staat in een donkere kamer, kijkt vragend.
Maar ik dan? Waar haal ik op dit uur een Richard vandaan?

Mevrouw, de eerlijkheid gebiedt mij u te zeggen
dat ik Richard niet ben, nooit ben geweest
en niet herken, hoewel onze nummers
misschien weinig verschillen, onze levens
zijn gescheiden door een acht, een vier, een twee.

Er zijn mensen met wie ik minder scheel dan een getal
maar wier moeders mij niet kennen, niet zullen bellen.

U verspilt uw tijd, ik besta slechts uit halve stemmen,
halve gezichten, geen Richard waardig, geen hond
heb ik ooit meer gebracht dan halfslachtige aanwezigheid.

(Er klinkt een vastbesloten stilte op de lijn.)

Mevrouw, ik weet niet tot wie maar ik bid met u mee
dat het iemand zal lukken.

Dat het iemand zal lukken om Richard te zijn.

 

Ester Naomi Perquin (Utrecht, 16 januari 1980)

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Zie ook alle tags voor Anthony Hecht op dit blog.

 

Het feest van Stephen

II
Als het hart zijn redenen heeft, heeft het lichaam
Misschien zijn eigen logge soort vleselijke geest,
Voelbaar in de tintelende kneuzingen van een botsing,
En bij aanvoerders bekend als esprit de corps.
Wat is deze levendige broederschap van timing,
Zwenk- en lob-bogen, of indirectheid,
Mens sana in mens sauna, in de spoeling
Van gezondheid en toiletten, privé en corporale pret,
Deze vloot caramboles, plooien en kniebuigingen
Voor de zalmsprong, de springende fontein
Geheel omhuld met glinsterend licht, gebogen en levendig?
Vanuit de enorme echokamer van de sportschool,
Tussen de struikelende kreten en het gesnerp van fluitjes
Het terugkaatsende basketbalgeluid van een leren zweep.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e januari ook mijn blog van 16 januari 2019 en ook mijn blog van 16 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Antoine Wauters, Sascha Kokot, Philip Snijder

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

Uit: Mahmoed of het wassende water (Vertaald door Katelijne De Vuyst)

“1
Aanvankelijk, de eerste seconden, raak ik
altijd mijn hart aan om te zien of het nog klopt.
Want ik heb het gevoel dat ik sterf.
Ik hou me vast aan de steven en zet mijn masker op.
Ik beweeg mijn benen op en neer.
De wind waait hard.
Hij praat.
Ik luister hoe hij praat.
In de verte, de watermeloenvelden,
het dak van de oude school en de saffraanbloemen.
Het water is koud ondanks de zon,
en de stroming elke dag sterker.
Weldra zal het allemaal verdwenen zijn.
Geloof je dat de camera’s van de hele wereld
zich zullen verplaatsen om er verslag over te doen?
Geloof je dat ze het voldoende telegeniek zullen vinden,
Sarah?
Wat maakt het ook uit?
Vastgeklemd aan de steven zie ik mijn hut, een koe
die graast onder de bomen, de reusachtige hemel.
Alles is ver.
Hoe langer hoe verder.
Ik bevestig mijn snorkel. Ik bevestig mijn hoofdlamp
zo dat ze niet kan bewegen.
En langzaam trap ik om mijn lichaam loodrecht
te houden.
Daarna neem ik een lange, diepe ademteug
en alles wat ik ken, maar ontvlucht, alles wat
ik niet langer verdraag maar wat blijft bestaan, alles wat ons
overvalt zonder dat we er ooit om hebben gevraagd,
laat ik achter.
Een heerlijk gevoel.
Het beste.
Weldra ga ik onder, ik verdwijn, maar ben niet bang meer
want mijn hart is het gewoon geworden.
Het water, vol vuilnis, draagt me.
Ik negeer het.”

 

Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

je ziet het dooiweer grazen in de onderste lagen

je ziet het dooiweer grazen in de onderste lagen
niemand anders haalt de laatste hekken weg
vreet aan de wallen aan de stormzijde
de gebroken leisteen blijft liggen
met dikke vacht gaan de katten in een rij staan
kauwen hun klauwen scherp ruiken de kou
reeds slaan de eerste honden aan
wanneer ze wakker worden
jouw geur voor hen opeens vreemd is
jij pas aan het eind van het jaar weer
kunt afdalen naar de huizen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Nederlandse schrijver Philip Snijder werd geboren in Amsterdam in 1956. Zie ook alle tags voor Philip Snijder op dit blog.

Uit: Het smartlappenkwartier

“De zondag van mijn moeders verdwijning — haar desertie, haar onderduik, of misschien wel gevangenschap, misschien wel gijzeling, had ik er voor mezelf later bij verzonnen — was er niet eens openlijk ruzie geweest tussen mijn ouders. Althans, ik had daar geen signalen van doorgekregen, achter de deur van mijn kamer boven. Die deur drukte ik, in een zinloze strijd tegen allerlei geluid uit onze woning dat me wilde storen bij het huiswerk maken, slapen of masturberen, altijd overdreven stevig dicht Zodra ik binnen was en hem had gesloten, zette ik werktuigelijk een hand tegen het bovenste deel, een knie tegen het onderste, en duwde dan met al mijn kracht. Alsof ik zo alle geluid achter die deur, alle geluid van de rest van de wereld, als een enorm, loodzwaar schip traag maar onomkeerbaar van me weg kon laten drijven. Maar tussen mijn Escher-posters, zitkussens en druipkaarsen was er toch geen enkel plekje te vinden waar ik niet voluit bereikbaar was voor de als een donderslag doorspoelende wc, de venijnig jankende stofzuiger, de bulderend lachende televisie of de vals schetterende kinderpick-up als mijn zesjarige zusje Francien plaatjes draaide. Van alle herrie in onze woning braken de ruzies veruit het meest verwoestend door mijn hermetisch gesloten kluizenaarsdeur. Ook al had ik die, inmiddels zestien, al zo’n twaalf, dertien jaar bewust meegemaakt, immuun was ik er nooit voor geworden. Ze negeren, me ervoor afsluiten, het was nog net zo onmogelijk als toen ik klein was. Het waren er gemiddeld twee á drie per week, en ze speelden zich af in de huiskamer, keuken of in hun slaapkamer, waar ook het kleine ledikant van mijn zusje stond, vaak zich bonkend verplaatsend tussen die ruimtes. Mijn moeders agressieve, bijtende scheldpartijen, mijn vaders ingehouden tegengeluid, waarbij soms de woede zijn stem liet overslaan, en het tussen haar huilsnikken door ‘Niet doen! Niet doen!’ roepende zusje. Zodra ik achter mijn deur geluiden hoorde van omvallende meubels of brekend glas, werd ik door een impuls gedwongen erop af te rennen, om Francien aan haar hand mee te trekken naar mijn kamer. Maar zoiets had zich helemaal niet voorgedaan op de zondag dat mijn moeder de deur uit ging en niet meer thuiskwam. Toen ik even beneden was om een snee brood met stroop te eten, had ik vastgesteld dat er in ons huls, met nooit meer dan twee keuzes, die ochtend de ándere sfeer heerste, het alternatief van de ruziesfeer, het kabbelende kielzog van een ruzie, alsook natuurlijk de stilte voor de onafwendbare volgende zeestorm tussen onze muren. De gemelijke landerigheid sloeg me meteen klef in het gezicht toen Ik even om de hoek van de huiskamerdeur keek. Mijn zusje zat op de grond, zich oefenend met mijn vaders bush puppy in wat ze net had geleerd: een strik leggen in een veter.”

 

Philip Snijder (Amsterdam, 1956

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e januari ook mijn blog van 15 januari 2019 en ook  mijn blog van 15 januari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

J. Bernlef, Sascha Kokot

De Nederlandse schrijver en dichter J. Bernlef werd geboren op 14 januari 1937 in Sint Pancras. Zie ook alle tags voor J. Bernlef op dit blog..

 

Heel iemand anders

Volgens de bovenmeester was ik een mulo-kandidaat
voorbeeld van grijze middelmaat, onopvallend
verlegen, tot niet bijster veel in staat

Toen mijn vader verhaal kwam halen
keek meester peinzend voor zich uit
zat zo’n jongen werkelijk in zijn klas?

Vader kwam briesend thuis: hij wist
niet eens je naam of wie je was
ik knikte maar wist: meester had gelijk

Hij kon mij niet zien omdat ik jaren
getraind had op onzichtbaarheid
die kunst tot in de puntjes meester was

Vader kwam er later vaak op terug
wilde dat ik van alle markten thuis
de enig juiste richting vond

Ik trainde omgekeerd tot ik
tenslotte plotseling heel iemand
anders geworden voor hem stond.

 

Stilleven (met echt bloed)

de oprechtheid van
de groene plastic beker
met witte stippen

de baldadigheid van de
tandenborstel met wijd
uitstaande haren

de eerlijke ouderdom
van de half op-
gerolde tube

zo zou ik iedere morgen
willen denken

even duidelijk
mijn woorden
als de beweging

waarmee ik poets
en poets tot
het tandvlees bloedt

 

Winst in de woestijn

En steeds weer moet ik het ongelofelijke leren
een spiegelbeeld waarin ik leef
de pool verandert uit liefde zijn lading

De hitte van de huid ontwaakt in een woestijn
alleen zijn – zwijgen – slapen zonder schaduw
blijkt opeens uiterste copulatie te zijn

Dit geluiddichte zand is de enige metafoor
al zo versleten dat het haar voetstoots aanvaardt
zonder dat ik bijgeluiden hoor

Ik kan haar niets beloven want alles is te zien
(niet achter heuvels het zachte gras – het eiland – de vrije woning)
zij ziet meteen wat ik verdien

Zand. En niet eens een schep voorhanden
(ik wil alles voor je doen)
er is geen keuze, er bestaan geen betere landen

Zomin als er iets is
waarmee je bent te vergelijken
‘als’ is in dit land steeds mis

En dat is de winst uit dorst gewonnen
ik zeg ik heb je lief en jij weet
hij heeft het niet verzonnen.

 

J. Bernlef (14 januari 1937 – 29 oktober 2012)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

de kinderen zijn we kwijtgeraakt

de kinderen zijn we kwijtgeraakt
we kennen hun namen niet
er was geen tijd om ze uit te kiezen in te studeren
hun kamers blijven ongebruikt
onze lichamen hebben daarin geen nut
onzeker tegenover elkaar
wijzen ze ons steeds verder weg
ze lijken de routes feilloos te kennen
ook al weten we nauwelijks nog
wat ons hier houdt in de koude gangen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e januari ook mijn blog van 14 januari 2019 en eveneens mijn blog van 14 januari 2018 deel 2.

Donald Niedekker

De Nederlandse dichter en schrijver Donald B. Niedekker werd geboren in Amsterdam op 14 januari 1963. Hij publiceerde met fotograaf Harold Naaijer een aantal reisboeken. Hierna publiceerde hij romans, novellen en dichtbundels. Zijn romandebuut is “Hier ben ik uit 2002”. Hoofdonderwerpen zijn de familie Bruynzeel en liefdevolle herinneringen aan zijn grootvader. In 2008 schreef Niedekker onder het pseudoniem Ellen Wenkelbach het boek “Het moet wel beschaafd blijven” waarin hij het leven van de hoofdpersoon Carla beschrijft. Deze roman gaat over eenzaamheid en over de onbelangrijkheid van luxe. De roman “Oksana” werd in 2017 genomineerd voor de Fintro literatuurprijs. Niedekker ontving in 2021 de Brusselse VUB Luc Bucquoye Prijs voor eigenzinnige literatuur, en kreeg de F. Bordewijk-prijs 2022 “voor Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost”.

Uit: Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost

“De geograaf denkt na. De predikant denkt na. De astronoom denkt na. Over grenzen. Grenzen van het land en grenzen van de open zee. Grenzen die God aan de mens heeft gesteld. Grenzen aan wat we kunnen weten en grenzen van het heelal. Grenzen aan het meten van de lengtegraad. De Jakobsstaf zou al lang verouderd moeten zijn. Grenzen achter Kaap Tabin. Petrus Plancius is de geograaf. Petrus Plancius is de predikant. Petrus Plancius is de astronoom. Hij is zo te zeggen de drieschaar van de Noordoostpassage. Of ik bij deze afvallige van de Roomse Kerk met de drie-eenheid, heilig of niet, op de proppen kan komen is een kwestie die buiten mijn overigens uiterst bescheiden bevoegdheid valt. Petrus Plancius kent de wereld van kaarten en van verhalen waar stuurmannen mee terugkomen. Observaties, kustlijnen, dieptemetingen met het schietlood, ankerplaatsen, heersende winden, zeestromingen, gedrag van vogels, afwijkingen van het kompas. Hij kent de wereld van de cijfers en die van het Woord. Als Petrus Plancius nadenkt is het bijna alsof God nadenkt. Laten we zeggen, een koele, misschien wat steile geest waarvan elk punt een middelpunt is van gedachten, theorieën en leerstellingen. Nu denkt hij na over grenzen en stuit hij op een grens in zijn geheugen. Dat irriteert hem. Zijn geheugen staat hem normaal ter beschikking als de Bijbel. Onfeilbaar, een glashelder, kloppend bouwwerk van verwijzingen, toespelingen, allegorieën die elkaar in elkaar spiegelen. Geen speld tussen te krijgen. De koets, getrokken door drie vosbruine paarden en een schimmel, hotsebotste over een kuilige zandweg. Ze passeerden lotgenoten die ook Brussel, Antwerpen, Brugge waren ontvlucht. Een vader in een gehavende vilten jas deelde in de berm een plat brood en een worst met drie kinderen die tegen hem aan leunden. Nee, hij wilde niet kijken. De wielen rammelden over een knuppelbrug, was het de Rijn bij Leiden?, en Petrus Plancius had een flits van inzicht. Hij had het meteen moeten opschrijven, maar zijn ganzenveren, inktpot en vellen papier lagen in een kist op het dak van de koets waar takken langs schuurden. Ergerlijk. Ook het geluid van die takken. En nog ergerlijker is het dat hij zich nu, nu zijn pennen geslepen op de eikenhouten tafel liggen onder het scheepje aan het balkenplafond, een tafel groot genoeg voor een kaart van de wereld, Cornelis Claesz had hem op zijn tweede dag in Amsterdam er een verkocht, nu zijn pennen klaar voor gebruik liggen, het papier blank en de inktpot geopend, hij zich inval niet kan herinneren. Hij had de doorgang gevonden. Maar als je de premisse bent vergeten kun je niets aanvangen met die verwarrende reeks van thesen, antithesen en synthesen. Ergerlijk. Hij had niet naar buiten moeten kijken. Naar de vrouw in een dikke katoenen, ruim geplooide rok, die onder haar verstelde jas een grijs hemd losknoopte en de baby, een kleine roze vlek in jute, zoogde terwijl een man de akker in sjokte. Enkele weken geleden was Plancius de vrouw misschien in Brussel op het marktplein gepasseerd.”

 

Donald Niedekker (Amsterdam, 14 januari 1963)