Frei von Tod und Banden (Annette von Droste-Hülshoff), Pim te Bokkel, Jay Parini

 

 

Stilleven met paaseieren door Gabriele Münter, 1921

 

Frei von Tod und Banden

Vom Grabe ist der Herr erstanden
und grüßet, die da sein.
Und wir sind frei von Tod und Banden
und von der Sünde Moder rein.

Ich soll mich freun an diesem Tage.
Ich freue mich, mein Jesu Christ.
Und wenn im Aug’ ich Tränen trage,
du weißt doch, daß es Freude ist.

 

Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 – 24 mei 1848)
Burg Hülshoff bij Münster, de geboorteplaats van Annette von Droste-Hülshoff

 

Bij het begin van april

April morning, Hewood door Lucien Pissarro, 1941

 

Allengs

April, april
en tergend langzaam groeit het gras.
Nog breekt de zon niet door.

Kauwtjes houden voor elkaar de wacht.
Ze diepen uit de grond
het on-ontkiemde zaaigoed op.

De was hangt aan de lijn
nog natter
na te druipen in het gras.

Het weer is een gemoedsaandoening
van je wereld.
Je wil graag dat het overgaat.

Licht breekt de zon dan door – het daagt.

Je bent er ongedurig nog,
nog hier, nog steeds.

Je ondergaat het razen van de dagen
langzaamaan.

Je wil, je wil.

April.

 

Pim te Bokkel (Winterswijk, 21 maart 1983)
De Jacobskerk in Winterswijk

 

De Amerikaanse schrijver, dichter en essayist Jay Parini werd geboren in Pittston op 2 april 1948. Zie ook alle tags voor Jay Parini op dit blog.

 

De kunst van het aftrekken

In de middag, ‘s zomers,
zittend bij de vijver rekende ik het uit.
Aftrekken was
het beste wat ik kon doen als het om inzicht ging.
Haal het huis, de boom en de vogel weg. Weg met muren, echt of ingebeeld.
Zoek naar minder in alles om je heen.
Ik werd een slak met niets anders dan mijn huisje
om verder te dragen. Het was niet
zo erg als je misschien denkt.
Ik heb ook in het woordenboek gesnoeid,
bewaarde alleen zelfstandige naamwoorden zoals stenen langs een pad,
opgeslagen werkwoorden die in één richting bewogen.
Bijkomende woordsoorten
leken zinloos en konden naar de hel lopen.
Ik ben vanmiddag terug, in de herfst,
zit waar ik vroeger zat,
Ik probeer nogmaals mijn hoofd leeg te maken,
trek de laatste dingen af die ik niet nodig heb,
kom slechts uit bij
wat niet losgelaten of gezegd kan worden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jay Parini (Pittston, 2 april 1948)

 

Zie voor de schrijvers van de 1e april ook mijn blog van 1 april 2020 en eveneens mijn twee blogs van 1 april 2019 en ook mijn blog van 1 april 2018 deel 2.

Paasmorgen (Guillaume van der Graft), Nichita Stănescu

 

 

De Verrijzenis door Francesco Buoneri, (Cecco del Caravaggio), 1650

 

Paasmorgen

Met een van uw beide benen
staat gij nog in het graf.
Gij neemt uw nimbus af,
alweer bijna verdwenen.

Hoe lang laat gij u zien?
Een ogenblik, niet langer.
Moeder aarde ging zwanger
van u, maar heeft sindsdien

niets dan een leegte over:
de heugenis aan uw
verschijning, een schaduw
over het licht geschoven.

Schaduw vertaalt het licht
en stilte zwijgt steen en been,
maar het zaad breekt de steen,
graan kiemt. De dood komt biechten.

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)
De Heilige Kruisvindingkerk in Rotterdam, de geboorteplaats van Guillaume van der Graft

 

De Roemeense dichter en essayist Nichita Stănescu werd geboren op 31 maart 1933 in Ploieşti. Zie ook alle tags voor Nichita Stănescu op dit blog.

 

Publieke klok met beelden

De stenen openen een oog van steen,
de botten openen een oog van bot.
Elke hond heeft een snuit in plaats van ogen en blaft
met drie snuiten, genereus.
Het is een constante transformatie van ogen in de lucht.
Het oog van de kat verandert in bladeren.
De bladeren murmelen een zoete klaagzang
in de oogkassen van de moederkatten.
Mijn ogen blijven open en mistig.
Mijn oog knippert in de gemeenteraadstoren,
en plotseling bemerk ik in mijn oogkassen,
met kind in de armen, de beelden van Maria.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nichita Stănescu (31 maart 1933 – 13 december 1983)

 

Zie voor nog meer gedichten bij Pasen ook alle Pasen tags op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e maart ook mijn blog van 31 maart 2020 en eveneens mijn drie blogs van 31 maart 2019. 

Pâques (Paul Verlaine)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

Paasmetten door  Mykola Pymonenko, 1891

 

Pâques

De Rome, hier matin, les cloches revenues
Exhalent un concert glorieux dans les nues.

L’écho puissant qui flue et tombe de la tour
Vient magnifier l’air et la terre à leur tour,

L’oiseau, sanctifié par l’or des salves saintes.
Lui-même entonne un hymne aimable et, las de plaintes,

Clame l’alleluia sur un air de chanson.
Dans l’arbre, au ras des prés, et parmi le buisson.

L’alouette, un motet au bec, s’est envolée ;
Le rossignol a salué l’aube emperlée

D’accents énamourés d’un amour plus brûlant,
Et comme lumineux d’un bonheur calme et lent.

Le printemps, né d’hier, allègrement frissonne ;
La nature frémit d’aise, et voici que sonne

Partout dans la campagne, au cœur des vieux beffrois
De l’allier campanile et du palais des rois.

Et de tous les fracas religieux des villes
Des Paris aux Moscous, des Londres au Sévilles.

Le frais appel pour l’aime célébration
De l’almissime jour de résurrection …

La colombe vole au sillon et l’agneau broute.
Dis-nous, Marie, qui tu rencontras en route ?

Le fleuve est d’or sous le soleil renouvelé… «
C’est le seigneur : en Galilée il est allé ! »

— Ah ! que le cœur n’est-il lavé dans l’or du fleuve !
Sanctifié dans l’or des cloches, l’âme veuve !

Et que l’esprit n’est-il humble comme l’agneau.
Blanc comme la colombe en ce clair renouveau,

Et que l’homme, jadis conscience introublée.
N’est-il en route encore pour la Galilée !

 

Ostern

Die Glocken, die von Rom uns gestern kehrten, dröhnen
Zum Himmel Lobgesang in feierlichen Tönen.

Das Echo, das vom Turme mächtig flutend ruft,
Verherrlicht rings die weiten Lande und die Luft.

Der Vogel, der geweiht vom Goldklang heil’ger Grüsse,
Vergbisst sein Klagen und stimmt an der Hymnen Süsse.

Und froh sein Halleluja zwitschernd durch die Welt
Singt er auf Busch und Baum, in Wiese, Wald und Feld.

Die Lerche hat mit Festgesang sich aufgeschwungen,
Dem tau’gen Morgen hat die Nachtigall gesungen.

Mit zärtlich süssen Tönen heisser Liebesglut,
Der sonnenhell das Glück in stillem Herzen ruht,

Lebt freudenvoll der Lenz, der gestern neu erstanden,
So selig seufzt Natur, und in den weiten Landen

Von dunklen Türmen manchen altersgrauen Baus
Vom Campanile nieder und vom Königshaus.

Aus allen Städten, da von Festgeläut und Singen
Paris und Moskau, London und Sevilla klingen,

Tönt hell der Jubelruf der Glocken, der uns weiht
Zum gnadenreichen Fest der heil’gen Osterzeit.

Die Taube streift die Flur, das Lamm blökt im Gehege,
Wem bist, Maria, du, begegnet auf dem Wege?

Gold ist der Fluss, der neu der Sonne Glanz empfing.
Es ist der Herr, der einst in Galiläa ging.

– Was wäscht das öde Herz sich nicht im gold’nen Strome,
Was heiligt nicht den Geist der goldne Klang vom Dome?

Was fleht nicht wie ein Lamm der Seele bang Gebet,
Der weissen Taube gleich, da alles neu entsteht?

Was zieht der Mensch, der einst in götllichem Vertrauen,
Nicht heute noch den Pfad nach Galiläas Auen?

 

Vertaald door Wolf von Kalckreuth

 

Paul Verlaine (30 maart 1844 – 8 januari 1896) 
De kathedraal van Metz, de geboorteplaats van Paul Verlaine

 

Zie voor de schrijvers van de 10e april ook mijn blog van 10 april 2021 en ook mijn blog van 10 april 2020 en eveneens mijn blog van 10 april 2019 en ook mijn blog van 10 april 2016 deel 2.

Great and Holy Saturday (Madeleine L’Engle), Hanz Mirck, Johannes Bobrowski

 

Bij Stille Zaterdag

 

Stille Zaterdag door Eugene Burnand, 1907-1908

 

Great and Holy Saturday

Death and damnation began with my body still my own,
began when I was ousted from my place,
and many creatures still were left unnamed.
Gone are some, now, extinct, and nameless,
as though they had never been.
In hell I feel their anxious breath, see their accusing eyes.
My guilt is heavier than was the weight of flesh.

I bear the waste of time spent in recriminations
(“You should not have…” “But you told me…” “Nay, it was you who…”).
And yet I knew my wife, and this was good.
But all good turned to guilt. Our first-born
killed his brother. Only Seth gave us no grief.
I grew old, and was afraid; afraid to die, even knowing
that death had come, and been endured, when we
were forced to leave our home, the one and only home a human man
has ever known. The rest is exile.
Death, when it came, was no more than a dim
continuation of the exile. I was hardly less a shadow
than I had been on earth, and centuries
passed no more slowly than a single day.

I was not prepared to be enfleshed again,
reconciled, if not contented, with my shadow self.
I had seen the birth of children with all its blood and pain
and had no wish ever to be born again.

The sound, when it came, was louder than thunder,
louder than the falling of a mountain,
louder than the tidal wave crashing down the city walls,
stone splitting, falling, smashing.
The light was brutal against my shaded eyes,
blinding me with brilliance. I was thousands
of years unaccustomed to the glory.
Then came the wrench of bone where bone had long been dust.
The shocking rise of dry bones, the burning fleshing,
the surge of blood through artery and vein
was pain as I had never known that pain could be.
My anguished scream was silenced as my hand was held
in a grip of such authority I could not even try to pull away.
The crossed gates were trampled by his powerful feet
and I was wrenched through the chasm
as through the eye of the hurricane.
And then—O God—he crushed me
in his fierce embrace. Flesh entered flesh;
bone, bone. Thus did I die, at last.
Thus was I born.
Two Adams became one.
And in the glory Adam was.
Nay, Adam is.

 

Madeleine L’Engle (29 november 1918 – 6 september 2007)
De Church of the Resurrection in Manhattan, New York, de geboorteplaats van Madeleine L’Engle

 

De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook alle tags voor Hanz Mirck op dit blog.

 

Verschijningsvormen. Een kruisweg met dertig staties…

  • 1             Op wie alle eerste woorden hoorden, ook later.
  • 2             Die uit de knop kwam. Die bloeide. Die vrucht droeg. Die het kwadraat was van zichzelf. Van hen samen. Van hem. Appel van zijn stam, stam van zijn appel.
  • 3             Die donker was en bitter smaakte. En toch zoet.
  • 4             Met wie hij in een kwartet zat. Drie ervan stonden op de foto, met twee schreven ze een gedicht, haar alleen zag hij nooit meer terug. De tweede schreef niet meer, de derde zag hij nog eens met een eendenbek op TV.
  • 5             Die niet de vijfde maar wel zijn zevende wilde wezen.
  • 6             Die hem vroeg ‘Doe mij pijn’. Of hij zo lief zou willen zijn.
  • 7             Die hem tot aan de kerkdeur, die hem onder de ogen van de paus, die dronken werd van de miswijn, over wie hij niet biechtte.
  • 8             …over wie hij wel dacht, maar niets opschreef.
  • 9             Maar dan ook echt niets.
  • 10           Die werkte als bibliothecaresse waarvan hij dacht dat ze Tonke Dragt was (van wie hij geloofde dat zij een jonkvrouw was).
  • 11           Die in dezelfde trein de weg kwijtraakte.
  • 12           Die steeds zo eenzaam was; ze bleef het. Maar nu in Brussel.
  • 13           Die hij haatte omdat ze niet bekende; die hij niet bekende omdat hij haar haatte.
  • 14           Die praatte en praatte maar niets zei, halt hield maar niet wachtte, niet waarschuwde maar uitdaagde, heel zachtjes schreeuwde.
  • 15           Die meer zei dan er te zeggen bestond.
  • 16           Waarmee hij nooit sprak maar wier boodschappers men in koptelefoons kon horen galopperen en die beeldschermen deden trillen.
  • 17           Van wie het valse hondje zuiver werd toen het hem zag.
  • 18           Was hij nog niet en zij geen zestien. Geen auto en geen brommer dus, alleen een mandje dat met een touw op en neer kon de balustrade langs van haar balkon.
  • 19           Die op nummer 19 woonde. Of op 91, daar wil ik af zijn. Maar hij loopt er zo naartoe.
  • 20           Die twintig was geworden alsof ze dertig was. En nu dertig werd alsof ze twintig was. Eerst   was ze teveel, nu bleef er weinig meer van haar heel. Teveel van hem genomen, teveel aan hem verloren. Waar zou ze dat nu moeten gaan halen?
  • 21           Zij die geen woord zei. Ook toen niet.
  • 22           Hij gaf een vals adres op; zij een niet-bestaand telefoonnummer.
  • 23           Die te gemakkelijk was. Veel te gemakkelijk. Nee, echt, hou op.
  • 24           Die dacht dat het gedicht over haar ging. (Of over hem.)
  • 25           Naar wie hij keek als ze sliep.
  • 26           Die een engel was. Die angstaanjagend was en hij: zag niets daarvan.
  • 27           Die Vergilius te wonen wist. En een vrijgeleide voor de hel klaarlegde. Konden ze gezellig samen…
  • 28           Die hij uit achtentwintig dames zou herkennen, blindelings of dovelings, geboeid of geslagen.
  • 29           Die wilde dat het kon. Maar het kon niet dat hij het wilde.
  • 30           Zij. Die het verleiden eenvoudig oversloeg.
  • 31           Die haar handschoenen uitleende om terug te brengen.
  • 32           Op wier parfum hij verliefd werd. (Als ze de naam ervan prijsgeeft, zal hij ze een schadeclaim   sturen…)
  • 33           Die dat allemaal was. en meer. En niets van dat al.

 

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

 

DE KERK
«Verlicht mijn verdriet»

Boven de muren,
steen, boven de bogen
de koepels van wind, samengevoegd
onder de hemel, oud,
die met veerboten en vlotten komt,
die voor de avonden uit
zingt, bijenrook vaart met hem mee, adem
van de frambozenstruik, laat –
wanneer de vrouwe der velden,
met ronde ogen, wit haar,
verstijft met haar smalle armen,
licht, een essenboom,,
handen uit bladeren als wolken,
van de heide de bittere lucht
opvangt en de drank
naar de mond brengt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e april ook mijn blog van 8 april 2020 en eveneens mijn blog van 8 april 2019 en ook mijn blog van 8 april 2018 deel 2.

Osterhas (Wilhelm Raabe), Hanane Aad

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

Pasen stilleven door Stanisław Żukowski, 1915

 

Osterhas

Sprang der Osterhasen
durch die grünende Welt;
Kinder und Verliebte
suchten im sonnigen Feld.

Welch ein schönes Nest
hat mein Liebchen entdeckt!
Unterm Veilchenbusch
fein war es versteckt.

Viele schöne Eier
lagen glänzend drin,
und mein jubelndes Liebchen
kauerte neben es hin.

“Eier rosenrot!
Eier himmelblau!
Keins von ihnen schwarz!
Keins von ihnen grau!”

Die Rosenroten
waren voll Küsse;
die Himmelblauen
waren voll Lieder; –
und Dämmerung ward es,
eh’ wir nach Haus kamen!

 

Wilhelm Raabe (8 september 1831 – 15 november 1910)
De St. Martin Kirche in Eschershausen, de geboorteplaats van Wilhelm Raabe

 

De Libanese dichteres, journaliste en vertaalster Hanane Aad werd geboren op 18 april 1965 in Beiroet. Zie ook alle tags voor Hanane Aad op dit blog.

 

De omloop van de geest

’s Morgens reis ik
naar mijn eigen ster
in de ringbaan van de geest
waarin ik mijn karavanen van vermoeidheid
berg
mijn trouwe, geheime ster
wacht steeds op mij
bij de keerpunten van de tijd
op de startbaan van de storm
ik kniel voor
mijn eigen ster
in de ringbaan van de geest
ik mompel
zingzeg het lied van de essentie
dompel het grote hart vol liefde
in het bestaan
omarm de vrijheidswaan
die ik met pure tranen was
dat zij mij redt
en mij verheft
naar torens van zekerheid.

 

Vertaald door Cees Nijland

 

Hanane Aad (Beiroet, 18 april 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e april ook mijn blog van 18 april 2021 en ook mijn blog van 18 april 2020 en eveneens mijn blog van 18 april 2019 en ook mijn blog van 18 april 2017 en ook mijn blog van 18 april 2015 deel 2.

An Easter Prayer (Helen Steiner Rice), George Herbert

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

De Verrijzenis door Tintoretto, ca, 1570

 

An Easter Prayer

God, give us eyes to see
the beauty of the Spring,
And to behold Your majesty
in every living thing.

And may we see in lacy leaves
and every budding flower
The Hand that rules the universe
with gentleness and power.

And may this Easter grandeur
that Spring lavishly imparts
Awaken faded flowers of faith
Luing dormant in our hearts.

And give us ears to hear, dear God
the Springtime song of birds
With messages more meaningful
than man’s often empty words.

Telling harried human beings
who are lost in dark despair
‘Be like us and do not worry
for God has you in his care.’

 

Helen Steiner Rice (19 mei 1900 – 23 april 1981)
De Church of the Redeemer in Lorain, Ohio, de geboorteplaats van Helen Steiner Rice

 

De Engelse priester en dichter George Herbert werd op 3 april 1593 geboren, waarschijnlijk te Black Hall (Wales). Zie ook alle tags voor George Herbert op dit blog.

 

Vleugels van Pasen

Toen U de mens met al zijn rijkdom schiep,
Verloor hij snel die schatten weer;

En toen zijn tijd verliep,
Viel hij, o Heer,
Heel diep.
Uw Hand
Zorgt weer dat ik
Verrijzen zal en dan
Zal jub’len als de leeuwerik,
Omdat wie diep valt, hoger vliegen kan.

Al in mijn jeugd begon voor mij de pijn;
Ziekte en schande deed mij zeer.
Gestraft, voor mijn venijn
Werd ik, o Heer,
Heel klein.
Uw Hand
Verlost mij nu;
De hele dag jubel ik van
Uw opstanding, ik vlieg met U,
Omdat na smart, ik hoger vliegen kan.

 

Vertaald door Arie van der Krogt

 

George Herbert (3 april 1593 – 1 maart 1633)
George Herbert op Bemerton door William Dyce, 1860

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e april ook mijn blog van 17 april 2021 en ook  mijn blog van 17 april 2020 en eveneens mijn blog van 17 april 2019 en ook mijn blog van 17 april 2017 deel 2.

An Easter Flower Gift (John Greenleaf Whittier)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

Arum Lilies (Easter Flowers) door Theodore Garman, 1949

 

An Easter Flower Gift

O dearest bloom the seasons know,
Flowers of the Resurrection blow,
Our hope and faith restore;
And through the bitterness of death
And loss and sorrow, breathe and breath
Of life forevermore!

The thought of Love Immortal blends
With fond rememberances of friends;
In you, O sacred flowers,
By human love made doubly sweet,
The heavenly and the earthly meet,
The heart of Christ is ours!

 

John Greenleaf Whittier (17 december 1807 – 7 september 1892)
Sacred Heart Church in Haverhill, Massachusetts de geboorteplaats van John Greenleaf Whittier

 

Zie voor nog meer gedichten over Pasen ook alle tags voor Pasen op dit blog.

Zie voor de schrijvers van de 5e april ook mijn blog van 5 april 2020 en eveneens mijn blog van 5 april 2019 en ook mijn blog van 5 april 2018 en eveneens mijn blog van 5 april 2016.

Easter 2020 (Malcolm Guite)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

De Verrijzenis door Aernout Vinckenborgh, ca. 1618

 

Easter 2020 (Malcolm Guite)

And where is Jesus, this strange Easter day?
Not lost in our locked churches, anymore
Than he was sealed in that dark sepulchre.
The locks are loosed; the stone is rolled away,
And he is up and risen, long before,
Alive, at large, and making his strong way
Into the world he gave his life to save,
No need to seek him in his empty grave.

He might have been a wafer in the hands
Of priests this day, or music from the lips
Of red-robed choristers, instead he slips
Away from church, shakes off our linen bands
To don his apron with a nurse: he grips
And lifts a stretcher, soothes with gentle hands
The frail flesh of the dying, gives them hope,
Breathes with the breathless, lends them strength to cope.

On Thursday we applauded, for he came
And served us in a thousand names and faces
Mopping our sickroom floors and catching traces
Of that corona which was death to him:
Good Friday happened in a thousand places
Where Jesus held the helpless, died with them
That they might share his Easter in their need,
Now they are risen with him, risen indeed.

 

Malcolm Guite (Ibanda, 12 november 1957)
Oritamefa Baptist Church in Ibadan, Nigeria, de geboorteplaats van Malcolm Guite

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e april ook mijn blog van 4 april 2020 en eveneens mijn blog van 4 april 2019 en ook mijn blog van 4 april 2017 en ook mijn blog van 4 april 2015 deel 2.

Fröhliche Ostern! (Kurt Tucholsky)

 

Prettige Paasdagen!

 

Pasen stilleven door Max Rimböck, 1934

 

Fröhliche Ostern!

Da seht aufs Neue, dieses alte Wunder:
Der Osterhase kakelt wie ein Huhn
und fabriziert dort unter dem Holunder
ein Ei und noch ein Ei und hat zu tun.

Und auch der Mensch reckt frohbewegt die Glieder
er zählt die Kinderchens: eins, zwei und drei…
Ja, was errötet denn die Gattin wieder?

Ei, ei, ei
ei, ei
ei!

Der fleißige Kaufherr aber packt die Ware
ins pappne Ei zum besseren Konsum:
Ein seidnes Schupftuch; Nadeln für die Haare,
die Glitzerbrosche und das Riechparfum.

Das junge Volk, so Mädchen wie die Knaben,
sucht die voll Sinn versteckte Leckerei.
Man ruft beglückt, wenn sie´s gefunden haben:

Ei, ei, ei
ei, ei
ei!

Und Hans und Lene steckens in die Jacke,
das liebe Osterei – wen freut das nicht?
Glatt, wohlfeil, etwas süßlich im Geschmacke
und ohne jedes innre Gleichgewicht.

Die deutsche Politik… Was soll ich sagen?
Bei uns zu Lande ist das einerlei
und kurz und gut: Verderbt euch nicht den Magen!
Vergnügtes Fest! Vergnügtes Osterei!

 

Kurt Tucholsky (9 januari 1890 – 21 december 1935) St. Marienkirche in Berlijn, de geboorteplaats van Kurt Tucholsky

 

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

 

Zondagmiddag in de voorstad

Een goede blonde
een oudere man en huidige minnaar
een jongere man en vroegere minnaar
(allen gekomen in de auto van de huidige minnaar)
een slechte blonde
een vriend en zijn vrouw
een gastheer die vlees braadt op een open vuur
een tweeling met snorren langs de rand van het zwembad

de slechte blonde spreekt zacht met de gastheer
de vriend spreekt zacht met zijn vrouw
de minnaar schenkt de minnaar een glas wijn in
en schenkt zichzelf een glas wijn in
de goede blonde ligt in de zon
op haar buik

de oudere man en de blonde kleden zich om
de jongere man wacht in de woonkamer
de slechte blonde stelt drie vragen aan de jongere man
de slechte blonde probeert te telefoneren
de slechte blonde valt over een stoel
de vriend duikt in het zwembad

de goede blonde loopt door de woonkamer
zij geeft een spiegel terug aan de jongere man
zij zegt:
‘hij is ontevreden met mij
en ik ben niet zeker waarom
en hij legt het ook niet uit’.

 

Het einde van het wachten

Een licht in de nacht,
antwoord op
een ander licht,
antwoord op

een ander licht
dat zegt: iemand
komt terug naar een paleis
waarin een vrouw

naast iemand ligt
als vermoeid naast vermoeid;
in een ander paleis
ligt zachtheid die niet

voor vingers vlucht
maar vingers laat en zegt:
in mij als in lucht
en geen dood om dood.

 

Jezus

Meegesleept naar
leeg en stil,
klaar om terug te keren
als er iets gebeurt.

Alles wat gezegd wordt over Jezus
is waar over wie daar is

en groter laat worden wat hij is
alsof het plaats maakt
voor wat steeds groter is

en voorbij aan wat hij is
Jezus laat storen,
blij maken,
bij hem blijven.

 

Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Zie ook alle tags voor Seamus Heaney op dit blog.

 

Lied

Een lijsterbes als een meisje met lippenstift.
Tussen de zijweg en de hoofdweg
Elzen op een natte en druipende afstand
Houden zich afzijdig tussen de biezen.

Er zijn de modderbloemen van het dialect
En de immortellen van een perfecte toonhoogte
En dat moment waarop de vogel heel dichtbij zingt
Op de muziek van wat er gebeurt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Seamus Heaney
(13 april 1939 – 30 augustus 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e april ook mijn blog van 13 april 2019 en ook mijn blog van 13 april 2018 en ook mijn blog van 13 april 2014.

Seven Stanzas at Easter (John Updike), Antje Rávic Strubel

Prettige Paasdagen!

 

De opstanding van Christus door Pietro Novelli, ca. 1640

 

Seven Stanzas at Easter

Make no mistake: if he rose at all
It was as His body;
If the cell’s dissolution did not reverse, the molecule reknit,
The amino acids rekindle,
The Church will fall.

It was not as the flowers,
Each soft spring recurrent;
It was not as His Spirit in the mouths and fuddled eyes of the
Eleven apostles;
It was as His flesh; ours.

The same hinged thumbs and toes
The same valved heart
That—pierced—died, withered, paused, and then regathered
Out of enduring Might
New strength to enclose.

Let us not mock God with metaphor,
Analogy, sidestepping, transcendence,
Making of the event a parable, a sign painted in the faded
Credulity of earlier ages:
Let us walk through the door.

The stone is rolled back, not papier-mache,
Not a stone in a story,
But the vast rock of materiality that in the slow grinding of
Time will eclipse for each of us
The wide light of day.

And if we have an angel at the tomb,
Make it a real angel,
Weighty with Max Planck’s quanta, vivid with hair, opaque in
The dawn light, robed in real linen
Spun on a definite loom.

Let us not seek to make it less monstrous,
For our own convenience, our own sense of beauty,
Lest, awakened in one unthinkable hour, we are embarrassed
By the miracle,
And crushed by remonstrance.

 

Zeven strofen met Pasen

Vergis u niet: als hij überhaupt opstond
Was het als Zijn lichaam;
Als de ontbinding van de cel niet was omgekeerd, het molecuul herstelt,
De aminozuren herleven,
Zal de kerk vallen.

Het was niet zoals de bloemen,
Die elke zachte lente terugkomen;
Het was niet zoals Zijn Geest in de mond en verwarde ogen van de
Elf apostelen;
Het was als Zijn vlees; het onze.

Dezelfde beweegbare duimen en tenen
Hetzelfde hart met klep
Dat – doorboord – stierf, verdorde, pauzeerde en weer terugkwam
Vanuit de blijvende Macht
Nieuwe kracht in te sluiten.

Laten we God niet bespotten met een metafoor,
Analogie, zijwegen, transcendentie,
Van het evenement een gelijkenis maken, een teken, geschilderd in de verbleekte
Goedgelovigheid van eerdere tijdperken:
Laten we door de deur lopen.

De steen is teruggerold, geen papier-maché,
Geen steen in een verhaal,
Maar de enorme rots van materialiteit die bij het langzaam slijpen van
Tijd voor ieder van ons verduisteren zal
Het wijde daglicht.

En als we een engel bij het graf hebben,
Maak er een echte engel van,
Zwaar met de kwanta van Max Planck, levendig met haar, ondoorzichtig
In de ochtendschemer, bekleed met echt linnen
Gesponnen op een blijvend weefgetouw.

Laten we niet proberen het minder monsterlijk te maken,
Voor ons eigen gemak, ons eigen gevoel voor schoonheid,
Opdat we niet, ontwaakt in een ondenkbaar uur, ons schamen
Door het wonder,
En verpletterd door verwijten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

John Updike (18 maart 1932 – 27 januari 2009) St Mary’s Church in Reading, Pennsylvania, de geboorteplaats van John Updike

 

De Duitse schrijfster Antje Rávic Strubel werd geboren op 12 april 1974 in Potsdam. Zie ook alle tags voor Antje Rávic Strubel op dit blog.

Uit: Sturz der Tage in die Nacht

„Hinterher würden sie mit ihren exotischen Abenteuern protzen und mich fragen, ob ich mich nicht zu Tode gelang­weilt hätte da oben im menschenleeren Norden. Ich benei­dete sie nicht.Ich war nach Gotland gefahren. Ich war durch die Land­schaft gestreift, und die Landschaft mit ihrem Kalkstein, ihrem struppigen Bewuchs, mit ihren verlassen daliegenden Plateaus, den versandeten Tümpeln und Klapperstein­feldern, auf denen es hunderte Millionen Jahre alte Fossi­lien gab, hatten mich in Trance versetzt. Ich ließ mich trei­ben.Es war die Zeit nach meinem Aushilfsjob in einem Jugendprojekt; verglichen mit dem Zivildienst im Altenheim war das eine leichte Arbeit gewesen, auch wenn es täglich neun Stunden Lärm bedeutete, Drogen bedeutete, Messer­stechereien und täglich entweder die Polizei oder das Jugend­amt, täglich Rap oder Techno, täglich die Frage, ob du ein Hopper oder ein Emo bist, denn Emos sind schwarzgeklei­dete Schwulis, schwule Chorkinder, du Arsch, auch das täglich, täglich ich hab deine Mutter gefickt, überhaupt deine Mudderund willste was aufs Maul, und erst hier, unter Kiefern und Ostseewind, ließ die Erinnerung daran nach. Die Einsam­keit, die langen Tage, die Stille in den kleinen Ortschaften entspannten mich.
Am Ende der Woche hatte ich in einem Touristenbüro einen Tagesausflug gebucht; eine geführte Tour auf eine Insel, die der Westküste Gotlands vorgelagert war. Ich hatte Lust, wieder mit jemandem zu reden. Wo es hinging, interessierte mich nicht.Im Hafen von Klintehamn stand ein Kiosk, in dem schon lange nichts mehr verkauft wurde. Die Fenster waren ver­nagelt, eine verwaschene Preisliste für Lachs und Heringe hing noch am Holz. Der Parkplatz war schattenlos und leer. Am Kai, an dem das Boot zur Insel ablegen sollte, warteten zwei Frauen mit Wanderstöcken und Knickerbocker, Finni­nen, wie sich herausstellte. Andere Fahrgäste waren nicht zu sehen. Die Finninen verstanden kein Englisch. Sie sprachen schwedisch mit mir. Vielleicht dachten sie, es würde die Ver­ständigung erleichtern, wenn beide Seiten eine ihnen fremde Sprache benutzten. Das war nicht der Fall.”

 

Antje Rávic Strubel (Potsdam, 12 april 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e april ook mijn blog van 12 april 2019.