Patrick Hamilton, Karl Gutzkow, Urmuz, Jean Ingelow, Ebenezer Elliott, Paul Green

De Engelse schrijver Patrick Hamilton werd geboren op 17 maart 1904 in Hassocks, Sussex. Zie ook alle tags voor Patrick Hamilton op dit blog.

Uit: Hangover Square

“What, then, had been happening in his head a few moments before —and in the long hours before that? What?… Well, never mind now. There was plenty of time to think about that when he had found a compartment. He must find an empty one so that he could be by himself. If he had any luck, he might be alone all the way to London — there oughtn’t to be many people travelling on Boxing Day. He walked up to the far end of the train, and selected an empty compartment. As he turned the handle of this, the hissing of the engine abruptly stopped. The station seemed to reel at the impact of the sudden hush, and then, a moment later, began to carry on its activities again in a more subdued, in an almost furtive way. That, he realized, was exactly like what happened in his head — his head, that was to say, when it went the other way, the nasty way, the bad, dead way. It had just gone the right way, and he was back in life again. He put his suit-case on the rack, clicked it open, and stood on the seat to see if he had packed his yellow-covered The Bar 20 Rides Again. He had. It was on the top. It was wonderful how he did things when he didn’t know what he was doing. (Or did he, at the time, in some way know what he was doing? Presumably he did.) Anyway, here was his Bar 20. He clicked the bag shut again, sat down, pulled his overcoat over his legs, put the book on his lap, and looked out of the window. He was back in life again. It was good to be back in life. And yet how quiet and dismal it was in this part of the world. The trolley was still being rolled about the platform at the barrier end of the station: two porters were shouting to each other in the distance; another porter came along trying all the doors, reaching and climactically trying his own handle, and fading away again in a series of receding jabs: he could hear two people talking to each other through the wooden walls of the train, two compartments away; and if he listened he could hear, through the open window, the rhythmic purring of the mud-coloured sea, which he could see from here a hundred yards or so beyond the concrete front which was so near the station as to seem to be almost part of it. Not a soul on the front. Cold and quiet. And the sea purred gently. Dismal, dismal, dismal. He listened to the gentle purring of the sea, and waited for the train to start, his red face and beer-shot eyes assuming an expression of innocent vacancy and misery. »

 

 
Patrick Hamilton (17 maart 1904 – 23 september 1962)
Scene uit de gelijknamige film uit 1945 met Laird Cregar als George Harvey Bone (rechts)

Lees verder “Patrick Hamilton, Karl Gutzkow, Urmuz, Jean Ingelow, Ebenezer Elliott, Paul Green”

Ida Gerhardt Poëzieprijs 2018 voor Menno Wigman

Ida Gerhardt Poëzieprijs 2018 voor Menno Wigman

De Ida Gerhardt Poëzieprijs 2018 is postuum toegekend aan dichter Menno Wigman, voor zijn bundel “Slordig met geluk”. Wigman overleed op 1 februari op 51-jarige leeftijd. Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook mijn blog van 10 oktober 2010 en ook mijn blog van 10 oktober 2008 en eveneens alle tags voor Menno Wigman op dit blog

Herostratos

Er tikken pissebedden in mijn hoofd.
Ze naaien mijn gedachten op.
Ik denk al dagen aan een daad, zo groot,
zo hevig en dramatisch dat mijn naam
in alle kranten komt te staan. 

Napoleon, las ik, was kleurenblind
en bloed was voor hem groen als gras.
En Nero, die bijziend was, hield het  spel
in zijn arena bij door een smaragd. 

Nu even stilstaan. Moet je horen: ik
ga straks de straat op, ik besta het, schiet
me leeg en verf de feeststad groen. 

Nog voor het eind van het festijn
zal ik de grootste zoekterm zijn. 

 

Vliegtuiggedachten

Het donker had mijn vaders kleren aan
toen ik vannacht een vliegtuig nam.
Ik ging gelaten de douane door
en zat vertreurd te staren door het raam.
Het donker, vader, had je kleren aan.

We stegen op. Een wolk, toen nog een wolk,
zo kwam je jaren na je dood weer door.
Ik vroeg me af waar je nu overnacht,
dacht aan je stem, ons huis, je hoofd en zag
een sneeuwwoestijn waar niemand woont.

Als ik me niet vergis, papa, bewaar
je zelf geen beeld meer van je dood.
Het donker heeft ook niet je kleren aan.
Al tien jaar ben je van je huid beroofd.
Ik zoek niet langer woorden voor vergaan.

 
Menno Wigman (10 oktober 1966 – 1 februari 2018)
Cover

Nic van Bruggen

De Vlaamse dichter, publicist, kunstcriticus, tekstschrijver en beeldend kunstenaar Nikolaas Jan Karel (Nic) van Bruggen werd geboren in Merksem op 17 maart 1938. Als grafisch kunstenaar gebruikte hij de naam Nikolaas. Van Bruggen was medeoprichter en redacteur van het Antwerpse avant-gardetijdschrift Frontaal (1957-1959). In 1962 verscheen zijn debuutbundel “Een kogel”. Daarin betrok hij verschillende kunstvormen in zijn poëzie: jazzgedichten, poëzie bij plastische kunst enz. Ondertussen schreef hij kunstkritieken voor onder meer De Nieuwe Gazet. In 1968 was hij medeoprichter, redacteur en later hoofdredacteur van het blad Partner (1968-1972). In 1972 richtte hij samen met Patrick Conrad de literaire salon Pink Poets (1972-1982) op, die zich met taalgerichte, neoromantische en experimentele poëzie afzette tegen het nieuw realisme. Hij was ook redacteur van Diogenes (1984 – 1992). Behalve poëzie schreef Van Bruggen ook verhalen, die gebundeld werden in “Muriels droom” (1969) en “Buitenspel wuift de grensrechter” (1978). Samen met Jetty Roels vervaardigde hij een ‘foto-poëzie-plaquette’, dansfoto’s met gedichten, onder de titel “Spiersteen” (1979). Met de bundel “Tussen feestend volk” (1977) verwierf Van Bruggen de Poëzieprijs van De Vlaamse Gids. Zijn “Place des Vosges” (1981) werd bekroond met de prijs van de stad Brussel.

Ars Poetica

Ik ben een maker van punten en
Komma’s. Mijn woorden staan daartussen.
Ik stamel poëzie naar het einde van
Mijn zinnen, wanneer ik smachtend zing
Aan de waanzin van dit bestaan.

Ik rijg prachtig dit alles vol zin aan
Mekaar, nagelaten als een slangevel
Voor de gelukkige vinders van zeldzaam
Wrakhout. Of een handgranaat.

Ik denk ook wel eens dat het anders is,
Maar dat hoef ik niet te schrijven.
Mijn potlood wordt te zacht dan.
En er is al verdriet genoeg op aarde.

 

Regen toen

Herinner je ’t Vondelpark
en hoe de dagen kouder werden daar,
hoe vanuit de kamer naast het Leger
het station ging drijven op de Amstel
die wij blauw dachten.

Denk aan het vignet in Fodor
toen je zei: Een zoon.
En het regende buiten
om je glanzend lichaam.

 

Ik ben een maker van punten

Ik ben een maker van punten en
Komma’s. Mijn woorden staan daartussen.
Ik stamel poëzie naar het einde van
Mijn zinnen, wanneer ik smachtend zing
Aan de waanzin van dit bestaan.

Ik rijg prachtig dit alles vol zin aan
Mekaar, nagelaten als een slangenvel
Voor de gelukkige vinders van zeldzaam
Wrakhout. Of een handgranaat.

Ik denk ,ook wel eens dat het anders is,
Maar dat hoef ik niet te schrijven.
Mijn potlood wordt te zacht dan.
En er is al genoeg verdriet op aarde.


Nic van Bruggen (17 maart 1938 – 14 juli 1991)
In 1976

Marco Kamphuis

De Nederlandse schrijver Marco Kamphuis werd geboren in Uden op 17 maart 1966. Hij studeerde vanaf 1984 Nederlands en Algemene Literatuur-wetenschap aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en in Leuven. Tijdens zijn studietijd deed hij werkervaring op in een boekhandel. Na zijn afstuderen en een periode van werkloosheid ging hij aan de slag bij verschillende uitgeverijen. In 1996 publiceerde hij de roman “De medische encyclopedie”, die werd bekroond met de Debutantenprijs. In 1998 verscheen zijn tweede roman, “Tamara”. In 2001 publiceerde hij het “Succes”, in 2006 gevolgd door “Een rusteloos leven”, in 2008 door “De prijs” en in 2012 door “Havik” dat Boek van de Maand bij DWDD was.In 2014 verscheen “Aurore”, een gothic novel over hysterie in het Parijs van 1880. Kamphuis recenseert ook boeken voor NRC Handelsblad.

Uit: Havik

“Iedereen moest een spreekbeurt houden. Er konden rare dingen gebeuren, tijdens zo’n spreekbeurt. Johnnie van den Biggelaar was onderuitgegaan. Hij was al lijkbleek toen hij voor de klas ging staan. ‘Waar gaat jouw spreekbeurt over,
Johnnie?’ vroeg meneer Van Stipriaan, die achter in de klas had plaatsgenomen om Johnnie ruim baan te geven.
Johnnie mompelde iets onverstaanbaars.
‘Waarover zeg je?’
‘Vissen!’
‘Goed, begin maar.’
‘De vis is…’ zei Johnnie luid. Dat hij beefde, konden we zien aan het blaadje in zijn handen. ‘… heeft kieuwen,’ liet hij er zachtjes op volgen – en toen was hij langzaam gaan hellen, om met een bons tegen de vlakte te gaan.
Jelle de Jong, die kortgeleden uit Friesland was gekomen en zich wat afzijdig hield, vertoonde geen spoor van zenuwen toen hij zijn plaats voor het schoolbord moest innemen. Hij legde zijn blaadje op het bureau van meneer Van Stipriaan en stak meteen van wal.
‘Handen uit je zakken,’ onderbrak meneer Van Stipriaan hem.
Jelle haalde zijn handen uit zijn zakken en liet ze slap langs zijn lichaam hangen. Hij begon opnieuw.
‘Misschien kun je je kauwgom uit je mond halen,’ zei meneer Van Stipriaan. ‘Het is maar een idee.’
Jelle staarde koeltjes de klas in. Zijn kaken bleven tergend langzaam malen. We wachtten ademloos totdat hij zijn rebellie zou opgeven en een hand naar zijn mond brengen. Toen kwamen zijn kaken tot rust en zagen we hem als een aalscholver slikken, waarna hij met een triomfantelijk lachje zijn
spreekbeurt hervatte.
We beloonden hem met een hoog cijfer. Na een spreekbeurt mocht iedereen namelijk kort zijn mening over de geleverde prestatie geven en zijn waardering in een cijfer uitdrukken.
Die cijfers werden op het schoolbord genoteerd en opgeteld, en het totaal werd gedeeld door het aantal leerlingen. Daarna volgde het oordeel van meneer Van Stipriaan, dat precies evenveel gewicht in de schaal legde als dat van de hele klas samen. Meneer Van Stipriaan vond Jelles spreekbeurt een zeven waard, de klas een acht, en met een zevenenhalf op zak slenterde Jelle weer naar zijn plaats”.

 
Marco Kamphuis (Uden, 17 maart 1966)

P.C. Hooft, Bredero, Dirk von Petersdorff, Zoë Jenny, Alice Hoffman, Hooshang Golshiri, Francisco Ayala, César Vallejo, Per Leo

De geschiedkundige, dichter en toneelschrijver Pieter Cornelisz. Hooft werd geboren in Amsterdam op 16 maart 1581. Zie ook alle tags voor P. C. Hooft op dit blog.

 

Zang

Rozemond, hoor je spelen noch zingen?
Zie de dageraad aan komen dringen,
Dartele duiven en zwanen en mussen
Zouden de vaak uit uw ogen wel kussen,
Zo ‘t u lustte de dode te ruimen
Om de lust van de levende pluimen.

Alle weiden, alle duinen en dalen,
Hunne aêm met verheugen ophalen,
’t Heugelijk jaar met zijn vrolijke tijen,
Is rechtevoort op zijn kwikste te vrijen.
Kruien, bloemen en bomen veroveren,
En zich sieren met levende loveren.

‘t Welig vee op zijn grazige zoden,
O mijn min, ons te bruilofte noden.
Al haar gezicht, haar gebaar en haar spreken,
Lopen in ‘t end van de minnelijke treken.
Op, op, op, eer de zon in de dauw schijn’.
Laat ons alle gedierte te gauw zijn.

 

Zang (Klare, wat heeft er uw hartje verlept)

Klare, wat heeft er uw hartje verlept
Dat het verdriet uit vrolijkheid schept,
En altijd even benepen verdort,
Gelijk een bloempje, dat dauwetje schort?

Krielt het van vrijers niet om uw deur?
Moog je niet gaan te kust en te keur?
En doe je niet branden, en blaken, en braên
Al waar ’t u op lust een lonkje te slaan?

Anders en speelt het windetje niet,
Op elzentakken, en leuterig riet,
Als: lustigjes, lustigjes. Lustigjes gaat
Het watertje waar ’t tegen ’t walletje slaat.

Ziet d’openhartige bloemetjes staan,
Die u tot alle blijgeestigheid raên.
Zelfs ’t zonnetje wenst u wel beter te moe,
En werpt u een liefelijk ogelijn toe.

Maar zo ze niet, door al hun vermaan,
Steken met vreugd uw zinnetjes aan,
Zo zult gij maken aan ’t schreien de bron,
De bomen, de bloemen, de zuivere zon.

 

Knip-zang
Toon: Laura zat laatst aan de Beck.

Rozemond die lag en sliep,
Blies Vyoolen uit haar lippen;
Pan die zag ’t, en ylings liep
Zoetjes op haar borsje knippen;
Mids dat hy zijn duim liet slippen
Viel een Beez’ van ’t Moerelof;
Die ’t recht op haar boezem mikte;
Dies hy riep (want hy verschrikte)
Ach, ach, ach! de speen is of

 

 
Pieter Cornelisz. Hooft (16 maart 1581 – 21 mei 1647)
Beeld aan de Stadshouderkade in Amsterdam

Lees verder “P.C. Hooft, Bredero, Dirk von Petersdorff, Zoë Jenny, Alice Hoffman, Hooshang Golshiri, Francisco Ayala, César Vallejo, Per Leo”

Ben Okri, David Albahari, Louis Paul Boon, Kurt Drawert, Gerhard Seyfried, Andreas Okopenko, An Rutgers van der Loeff, Prosper van Langendonck, Paul Heyse

De Nigeriaanse dichter en schrijver Ben Okri werd geboren op 15 maart 1959 in Minna, Nigeria. Zie ook alle tags voor Ben Okri op dit blog.

 

A New Dream of Politics

They say there is only one way for politics.
That it looks with hard eyes at the hard world
And shapes it with a ruler’s edge,
Measuring what is possible against
Acclaim, support, and votes.

They say there is only one way to dream
For the people, to give them not what they need
But food for their fears.
We measure the deeds of politicians
By their time in power.

But in ancient times they had another way.
They measured greatness by the gold
Of contentment, by the enduring arts,
The laughter at the hearths,
The length of silence when the bards
Told of what was done by those who
Had the courage to make their lands
Happy, away from war, spreading justice
And fostering health,
The most precious of the arts
Of governance.

But we live in times that have lost
This tough art of dreaming
The best for its people,
Or so we are told by cynics
And doomsayers who see the end
Of time in blood-red moons.

Always when least expected an unexpected
Figure rises when dreams here have
Become like ashes. But when the light
Is woken in our hearts after the long
Sleep, they wonder if it is a fable.

Can we still seek the lost angels
Of our better natures?
Can we still wish and will
For poverty’s death and a newer way
To undo war, and find peace in the labyrinth
Of the Middle East, and prosperity
In Africa as the true way
To end the feared tide of immigration?

We dream of a new politics
That will renew the world
Under their weary suspicious gaze.
There’s always a new way,
A better way that’s not been tried before.

 

 
Ben Okri (Minna, 15 maart 1959)

Lees verder “Ben Okri, David Albahari, Louis Paul Boon, Kurt Drawert, Gerhard Seyfried, Andreas Okopenko, An Rutgers van der Loeff, Prosper van Langendonck, Paul Heyse”

Pam Ayres, Jochen Schimmang, Horton Foote, Volker von Törne, Olivier Delorme, Alexandru Macedonski, Albert Robida, Theodore de Banville, Wout Waanders

De Britse dichteres van humoristische poëzie Pam Ayres werd geboren op 14 maart 1947 in Stanford in the Vale in Berkshire (tegenwoordig Oxfordshire). Zie ook alle tags voor Pam Ayres op dit blog.

 

Tippy Tappy Feet

The days are slowly passing since I found her still and prone,
Since I took her to the surgery and came back on my own,
Now, as my key turns in the lock, the sound I miss the most of all,
Are the tippy tappy toenails as they skidded down the hall.

There was something in the welcome; there was something in her style,
In the jingle of her collar and ecstatic doggy smile,
The tail that wagged so furious, the eyes that shone so bright,
It’s the silence. It’s the silence. It is blacker than the night.

And if I’d had a rotten day, if I was tired and spent,
If I had found indifference in every place I went,
Always at my journey’s end, when I was flat and lonely,
That little dog convinced me I was someone’s one and only.

Her things are still around me, I have left them all alone,
A little greasy collar, a yellow rubber bone,
A hairy tartan blanket in her basket on the floor,
From which she sprang to terrify all knockers at the door.

How grievous is the emptiness on entering the hall,
How disproportionate; so great a loss for one so small,
For the music it is missing, and my home is incomplete,
The music of her tippy tappy doggy dancing feet.

 

 
Pam Ayres (Stanford in the Vale, 14 maart 1947)
Affiche

Lees verder “Pam Ayres, Jochen Schimmang, Horton Foote, Volker von Törne, Olivier Delorme, Alexandru Macedonski, Albert Robida, Theodore de Banville, Wout Waanders”

Mahmoud Darwish, Yuri Andrukhovych, Didier Decoin, Vladimir Makanin, Yeghishe Charents, Geert van Beek, Jan H. de Groot, Kemal Tahir, Joseph Beaumont

De Palestijnse dichter Mahmoud Darwish werd geboren in Al-Birwa, Palestina, op 13 maart 1941. Zie ook alle tags voor Mahmoud Darwish op dit blog.

 

Wij gaan naar een land

– Wij gaan naar een land dat niet van ons vlees is. De kastanje groeit niet uit onze botten.

– Zijn stenen zijn geen geit in het lied der bergen; de ogen der kiezels geen lelies van de dalen.

– Wij gaan naar een land dat geen eigen zon over ons heen hangt.

– De vrouwen van legenden klappen voor ons; een zee over ons en voor ons

– Als graan en water van jullie zijn afgesneden, eet dan onze liefde en drinkt onze tranen.

– Zwarte doeken voor de dichters; een rij van marmeren beelden zal onze stemmen doen weerklinken.

– Een schuur om onze geesten te beschermen tegen het stof van de tijd; een roos over ons, een roos voor ons.

– Jullie hebben jullie glorie, wij de onze. Ach een land waarvan wij alleen zien wat niet gezien wordt: ons geheim.

– Wij hebben onze glorie: een troon op voeten afgesneden door stegen die ons voeren naar vele huizen, maar niet de onze.

– De geest moet de geest in zijn geest vinden, of hier sterven…

 

Vertaald door Jan Brugman

 

 Der Rhythmus wählt mich

Der Rhythmus wählt mich und erstrahlt in mir
Ich bin der Geige Klang, nicht ihr Spieler
Ich wohne in der Nachbarschaft der Erinnerung
Das Echo der Dinge spricht in mir
und ich spreche…
Jedes Mal, wenn ich dem Steine lausche, höre ich
das seufzende Gurren einer weißen Taube:
Mein Bruderherz! Ich bin deine kleine Schwester
In ihrem Namen vergieße ich die Tränen der Worte
Jedes Mal, wenn ich auf dem Wolkenweg
den Stamm eines Paternosterbaumes entdecke
höre ich das Herz einer Mutter
in mir schlagen:
Ich bin eine verstoßene Frau
In ihrem Namen verfluche ich die Grillen der Nacht
Jedes Mal, wenn ich einen Spiegel auf einem Mond entdecke
sehe ich die Liebe in Teufelsgestalt
die mich anstiert und spricht:
Ich bin immer noch da
Und du kehrst nicht zurück wie ich dich verlassen habe
Du kehrst nicht zurück und ich kehre nicht zurück
Dann vollendet der Rhythmus seinen Lauf
und erstrahlt in mir…

 

Vertaald door Stephan Milich

 

 
Mahmoud Darwish (13 maart 1941 – 9 augustus 2008)
Portret door Ahmad Kadi, z.j.

Lees verder “Mahmoud Darwish, Yuri Andrukhovych, Didier Decoin, Vladimir Makanin, Yeghishe Charents, Geert van Beek, Jan H. de Groot, Kemal Tahir, Joseph Beaumont”

Guillermo Arriaga

De Mexicaanse schrijver, scenarist, filmregisseur en producent Guillermo Arriaga Jordán werd geboren op 13 maart 1958 in Mexico-Stad en bracht zijn jeugd door in een van de meest gewelddadige buurten van de stad. Op 13-jarige leeftijd verloor hij zijn reukvermogen na een bruut straatgevecht. Hij studeerde af aan de Universidad Iberoamericana met een Bachelor in communicatie en een Master’s degree in geschiedenis en gaf cursussen in media studies, voordat hij begon te werken aan de ITESM. Guillermo Arriaga plande samen met Alejandro González Iñárritu elf korte films over de tegenstellingen in Mexico-stad. Na drie jaar en 36 ontwerpen verwierpen ze het oorspronkelijke plan en breidden drie verhaallijnen uit naar het scenario van de film “Amores Perros” (1999). De film kreeg een Oscar nominatie voor Beste Buitenlandse Film en een BAFTA Award voor Beste Buitenlandse Film, de Critics Week Grand Prize en de Young Critics Award op het filmfestival van Cannes in 2000, evenals vele andere prijzen. Het succes van “Amores Perros” leverde Arriaga en Iñárritu een uitnodiging op om de VS voor Focus Features de film “21 Grams” te maken. Arriaga ontving een BAFTA-nominatie voor zijn filmscript. Iñárritu en Arriaga voltooiden hun derde gezamenlijke film, “Babel”, in 2006. Het werk vormt met “Amores Perros” en 21 Grams” een ​​trilogie over de thema’s geweld en dood. De film kreeg een Oscar-nominatie in 2007 voor Best Original Screenplay. In 2007 ging de verfilming van zijn boek “El Búfalo de la Noche” geregisseerd door Jorge Hernandez Aldana, in première tijdens het Sundance filmfestival. In 2008 volgde de film “The Burning Plain”. Arriaga schreef het script en regisseerde uiteindelijk de film, met in de hoofdrol Charlize Theron. Arriaga debuteerde in 1991 als romansscheijver met “Escuadrón Guillotina”. Verder publiceerde hij als schrijver “Un Dulce Olor a Muerte” (1994), “El Búfalo de la Noche” (1999), in het Nederlands verschenen als “Nachtbuffel” (2006), “Retorno 201” (2006) en “El salvaje” (2016)

Uit: De ontembare

“Het was zeven uur toen ik na een lange siësta wakker werd. Het was warm. Een te hete zomer voor een stad waar het bijna altijd koud was. Mijn kamer, door mijn vader getimmerd van spaanplaat, bevond zich op de begane grond, naast het toilet voor bezoekers. Zonder ramen, verlicht door een kaal peertje aan een stuk ijzerdraad. Een vouwbed, een klein bureau.
De anderen hadden hun kamer op de bovenverdieping.
Door de niet meer dan twee centimeter dikke wanden kon ik hun dagelijkse bezigheden volgen. Hun stemmen, hun voetstappen, hun stilten.
Zwetend stond ik op. Ik opende de deur van mijn kamer en liep het huis in. Iedereen was er. Mijn oma zat op de bruine bank te kijken naar een quiz op de televisie, een enorm gevaarte dat de halve kamer in beslag nam. Mijn moeder stond in de keuken te koken. Mijn vader zat aan de keukentafel de brochures van hun reis naar Europa te bekijken.
Mijn ouders waren de eersten ooit binnen onze familie die een trans-Atlantische vlucht gingen maken. Ze zouden de volgende ochtend naar Madrid vliegen en twee maanden door verschillende landen reizen. Mijn broer Carlos, die zes jaar ouder was dan ik, aaide op zijn hurken onze hond King, een voskleurige boxer met een opvallend litteken links op zijn bovenlip, het gevolg van een messteek die hem was toegebracht door een dronken kerel toen hij als pup tegen hem op was gesprongen om te spelen. In hun kooi hipten Whisky en Wodka, de grasparkieten, van het ene stokje op het andere, hopend dat mijn oma snel een doek over de kooi zou doen zodat ze konden gaan slapen.
In mijn dromen zie ik vaak dat beeld van toen van mijn familie. Dat was de laatste keer dat ik iedereen samen zag. Vier jaar later zouden ze allemaal dood zijn. Mijn broer, mijn ouders, mijn oma, de parkieten, King.
De eerste dood, die van mijn broer Carlos, kwam eenentwintig dagen na die avond. Vanaf die dag werd mijn familie meegesleurd in een lawine van dood. Dood na dood na dood.
Twee broers had ik. Allebei verloren ze door mijn toedoen het leven. En het mag dan misschien niet helemaal mijn schuld zijn geweest, ik was er in ieder geval verantwoordelijk voor.
Ik deelde de grot die baarmoeder heet met een ander. Acht maanden lang groeide naast mij een identieke tweelingbroer. Samen hoorden we het hart van onze moeder kloppen, we voedden ons met hetzelfde bloed, zweefden in hetzelfde vocht, en onze handen, voeten en hoofden raakten elkaar lichtjes aan. Vandaag de dag weten we dankzij mri-scans dat tweelingen met elkaar strijden om ruimte in de buik van de moeder. Dat zijn duels op het scherpst van de snede, wrede territoriumgevechten zonder wapenstilstand, waarin een van de twee uiteindelijk de overhand krijgt.

 
Guillermo Arriaga (Mexico-Stad. 13 maart 1958)

Dave Eggers, Jenny Erpenbeck, Jack Kerouac, Henrike Heiland, Naomi Shihab Nye, Carl Hiaasen, Edward Albee, De Schoolmeester, Gabriele d’Annunzio

De Amerikaanse schrijver Dave Eggers werd geboren op 12 maart 1970 in Chicago. Zie ook alle tags voor Dave Eggers op dit blog.

Uit:De monnik van Mokka (Vertaald door Koos Mebius)

“Mokhtar Alkhanshali en ik spreken af elkaar in Oakland te treffen. Hij is net terug uit Jemen, waar hij ternauwernood aan de dood is ontsnapt. Mokhtar is Amerikaans staatsburger, maar werd desondanks door de Amerikaanse overheid in de steek gelaten, waarna hij aan Saoedische bommen en Houthi-rebellen moest zien te ontkomen. Het land kon hij niet meer uit. De vliegvelden waren verwoest, en over de weg naar het buitenland ontkomen was onmogelijk. Er waren geen evacuatieplannen, er werd geen hulp geboden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten had duizenden Jemenitische Amerikanen aan hun lot overgelaten; ze zagen zich gedwongen op eigen houtje aan een blitzkrieg te ontsnappen – tienduizenden in de Verenigde Staten gefabriceerde bommen werden door de Saoedische luchtmacht boven Jemen afgeworpen.
Ik zit buiten bij de Blue Bottle Coffee aan Jack London Square op Mokhtar te wachten. Elders in de Verenigde Staten, in Boston, is een proces aan de gang waarin twee broers ervan worden beschuldigd een aantal bommen tot ontploffing te hebben gebracht tijdens de marathon van Boston, waarbij negen doden en honderden gewonden zijn gevallen. Hoog in de lucht boven Oakland houdt een politiehelikopter een staking van havenarbeiders in de Port of Oakland in de gaten. We schrijven 2015, veertien jaar na 11 september en het zevende jaar van Barack Obama’s presidentschap. Als land waren we na de paranoia van de periode-Bush in rustiger vaarwater gekomen; het opjagen en lastigvallen van Amerikaanse moslims was wel minder geworden, maar telkens als een moslim in de fout ging, laaide het vuur van de islamofobie weer een paar maanden op.
Als Mokhtar aan komt lopen, valt me op dat hij er ouder en rustiger uitziet dan de laatste keer dat ik hem zag. De man die daar zojuist uit zijn auto stapte draagt een beige broek en een paarse sweater. Hij heeft kort haar met gel erin en een kort, keurig sikje. Hij loopt opvallend kalm; terwijl zijn benen hem naar onze tafel op het trottoir brengen, beweegt zijn romp bijna niet. We schudden elkaar de hand, waarbij me aan zijn rechterhand een grote, rijk versierde zilveren ring opvalt, met daarin een opvallende robijnrode steen.”

 

 
Dave Eggers (Chicago, 12 maart 1970)

Lees verder “Dave Eggers, Jenny Erpenbeck, Jack Kerouac, Henrike Heiland, Naomi Shihab Nye, Carl Hiaasen, Edward Albee, De Schoolmeester, Gabriele d’Annunzio”