Willem de Mérode, Pim te Bokkel, Hermann Lenz

Dit Romenu Blog bestaat vandaag precies vijftien jaar. Dank weer aan alle oude en nieuwe bezoekers voor hun interesse en reacties van het afgelopen jaar. De eerste bijdrage in 2006 ging over de dichter en schrijver Willem de Mérode. Traditiegetrouw, omdat hij aan de wieg stond van dit blog, ook nu weer een gedicht van hem. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog en Romenu’s eerste lustrumpagina.

 

Uw naam

Wanneer mijn lied mag leven na mijn dood,
Zal onze liefde niet vergeten wezen.
Ons zwakke hart mag voor het sterven vreezen,
Maar nooit vergaat wat zuiver is en groot.

De wereld wentelt zich in stillen nood,
Wijl stormen licht woest aan de kim ontstegen.
Wij zien den schrikkelijken vlammenregen,
Die lang geleden aan een ster ontspoot.

En zoo zal onze liefde lichtend zijn
En als een purperroode vlammenschijn
Spelen op schoone en lieflijke gezichten,
Die lezen, en zij sidderen tezaem,
Wanneer de glans van uw beminden naam
Hun oogen tegenslaat uit mijn gedichten.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Bram Corbijn (een jongere vriend) en Willem de Mérode in Eerbeek – 1931 – voor de tuindeuren van De Mérode

 

De Nederlandse dichter Pim te Bokkel werd geboren in Winterswijk op 21 maart 1983. Zie ook alle tags voor Pim te Bokkel op dit blog

 

Over Barbies en God enzo

Toen werd alles anders:

de pop die als verjaardagscadeau
uit plastic en paardenhaar
naar haar evenbeeld geschapen was
werd God
en God kreeg kleertjes
die zij
een kleuter verkleed als vrouw van beneden de dertig
het mooiste vond en nee

ze kon niet even komen
want haar pop wilde graag blijven dus
bleven ze spelen

 

Maskerade

Er was geen tafel
maar we speelden dat
hetgeen ons scheidde van elkaar
die tafel was

Ik zag je
door de onrust van de wijn
in het geheven glas dat er niet was
wat waziger

Je keek me aan
gebaarde dat je me doorzag
en hield de uitdrukking van je gezicht
met beide handen
als een masker stevig vast
alleen je ogen zag ik onbedekt
als het uitzicht op
een afgrond die beklemt

Nooit hebben wij elkaar gekend

 

Zilverberk

Gebonden aan de tak, maar geboren met het verlangen van de
koolmees om de lucht in te vluchten, enerzijds helgroen, ander-
zijds als zilverfolie schitterend in lentelicht, heeft elk van de con-
fettisnippertjes een vrije wil en een gespleten geest die de dingen
niets dan twijfel bracht: links, rechts, ja, nee – ruis in het sneeuw-
beeld van je tv – of niet, nee, niet niet, aldus, daar in de slanke
boom, verward, het twitterende berkenblad.

 

Pim te Bokkel (Winterswijk, 21 maart 1983)

 

De Duitse dichter en schrijver Hermann Lenz werd op 26 februari 1913 in Stuttgart geboren. Zie ook alle tags voor Hermann Lenz op dit blog.

 

Naar Venetië

De zwarte sluier op het gezicht van een vrouw
Doet denken aan schaduwen op een röntgenfoto,
En huizen, langs de oever aan elkaar geregen,
Weten misschien iets dat standhoudt.

Iemand vraagt waar je vandaan komt
En jij denkt: vanuit de diepten van de bron.
Een dienstmeisje heeft je eruit gevist.

Verbleekt blauw op een linnen dak,
Vochtige wind op de huid van de wangen,
En het schip houdt halt bij de oever.

Terwijl het tegen de steiger schuurt,
Mensen instappen in het licht van naakte waterdruppels
En de dunne jurk van een vrouw
Je doet vragen of ze het niet koud heeft
(Je zou haar graag je sjaal lenen)
Voel je de deinende bodem.

Oud en breed, met een sluw oog zit
Een meeuw op een paal
En ziet eruit alsof hij om je glimlacht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Hermann Lenz (26 februari 1913 – 12 mei 1998)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e maart ook mijn blog van 21 maart 2020 en eveneens mijn blog van 21 maart 2019 en ook mijn blog van 21 maart 2018 deel 2 en ook Romenu’s 1e lustrum pagina.

Friedrich Hölderlin

De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin

Uit: Hyperion

Es ist ganz, was es ist, und darum ist es so schön.
Der Zwang des Gesetzes und des Schicksals betastet es nicht; im Kind ist Freiheit allein.
In ihm ist Frieden; es ist noch mit sich selber nicht zerfallen. Reichtum ist in ihm; es kennt sein Herz, die Dürftigkeit des Lebens nicht. Es ist unsterblich, denn es weiß vom Tode nichts.
Aber das können die Menschen nicht leiden. Das Göttliche muß werden, wie ihrer einer, muß erfahren, daß sie auch da sind, und eh es die Natur aus seinem Paradiese treibt, so schmeicheln und schleppen die Menschen es heraus, auf das Feld des Fluchs, daß es, wie sie, im Schweiße des Angesichts sich abarbeite.
Aber schön ist auch die Zeit des Erwachens, wenn man nur zur Unzeit uns nicht weckt.
O es sind heilige Tage, wo unser Herz zum ersten Male die Schwingen übt, wo wir, voll schnellen feurigen Wachstums, dastehn in der herrlichen Welt, wie die junge Pflanze, wenn sie der Morgensonne sich aufschließt, und die kleinen Arme dem unendlichen Himmel entgegenstreckt.
Wie es mich umhertrieb an den Bergen und am Meeresufer! ach wie ich oft da saß mit klopfendem Herzen, auf den Höhen von Tina, und den Falken und Kranichen nachsah, und den kühnen fröhlichen Schiffen, wenn sie hinunterschwanden am Horizont! Dort hinunter! dacht ich, dort wanderst du auch einmal hinunter, und mir war, wie einem Schmachtenden, der ins kühlende Bad sich stürzt und die schäumenden Wasser über die Stirne sich schüttet.
Seufzend kehrt ich dann nach meinem Hause wieder um. Wenn nur die Schülerjahre erst vorüber wären, dacht ich oft.
Guter Junge! sie sind noch lange nicht vorüber.
Daß der Mensch in seiner Jugend das Ziel so nahe glaubt! Es ist die schönste aller Täuschungen, womit die Natur der Schwachheit unsers Wesens aufhilft.
Und wenn ich oft dalag unter den Blumen und am zärtlichen Frühlingslichte mich sonnte, und hinaufsah ins heitre Blau, das die warme Erde umfing, wenn ich unter den Ulmen und Weiden, im Schoße des Berges saß, nach einem erquickenden Regen, wenn die Zweige noch bebten von den Berührungen des Himmels, und über dem tröpfelnden Walde sich goldne Wolken bewegten, oder wenn der Abendstern voll friedlichen Geistes heraufkam mit den alten Jünglingen, den übrigen Helden des Himmels, und ich so sah, wie das Leben in ihnen in ewiger müheloser Ordnung durch den Aether sich fortbewegte, und die Ruhe der Welt mich umgab und erfreute, daß ich aufmerkte und lauschte, ohne zu wissen, wie mir geschah – hast du mich lieb, guter Vater im Himmel! fragt ich dann leise, und fühlte seine Antwort so sicher und selig am Herzen.“

 

Aan de zonnegod

Waar ben je? dronken schemert mijn ziel van al
Jouw weelde; want zoëven was het, dat ik
Gezien heb hoe, moe van zijn reis, de
Jeugdig betoverende zoon der goden

Zijn jonge lokken baadde in een gouden wolk;
En nu nog kijkt mijn oog uit zichzelf hem na,
Maar ver is hij, naar vrome volken,
Die hem nog eren, van hier vertrokken.

Jou, aarde, heb ik lief! jij treurt met mij mee!
En onze treurnis slaat, gelijk kinderleed,
Bij ’t sluimeren om en, zoals winden
Fladderen en fluisteren in ’t snarenspeeltuig,

Totdat de meesterhand het de mooiere toon
Ontlokt, zo spelen nevel en droom rondom
Ons, tot de terugkeer der geliefde
Leven en geest in ons doet ontvonken.

 

Vertaald door Kester Freriks

 

Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Monument in Nürtingen

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e maart ook mijn blog van 20 maart 2020 en eveneens mijn blog van 20 maart 2019 en ook mijn blog van 20 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3 en ook deel 4.

Mano Bouzamour, Roman Libbertz

De Nederlandse schrijver Mano Bouzamour werd geboren op 19 maart 1991 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Mano Bouzamour op dit blog.

Uit: Bestsellerboy

“De privéchauffeur in pak keek via de vlekkeloze achteruitkijkspiegel zo nu en dan naar mij maar als ik hem aankeek, lette hij weer op de weg. De donkerblauwe Tesla zoefde geluidloos over de trambaan op de Utrechtsestraat.
De straat herinnerde mij iedere keer aan een zinsnede van De donkere kamer van Damokles. ‘Zo nauw is de straat, dat de tramsporen naar elkaar toe kruipen en over elkaar heen gaan lig-gen.’ Ik vroeg me af hoeveel fietsers hier met hun zatte kop met hun banden tussen de trambanen terecht waren gekomen om keihard op hun bek te vallen.
De chauffeur ontweek behendig de brommers en fietsers, liet een oude mevrouw oversteken en sloeg toen links af de Herengracht op. Langs het Waldorf Astoria, waar piccolo’s de sleep van hun capeachtige jassen wegsloegen terwijl ze hoffelijk de deuren openden om de hotelgasten keurig knikkend te verwelkomen. De chauffeur stopte ernaast bij een grachtenpand waar prometheus op de pui stond, deed de autodeur open en belde voor mij aan.
Wachtend in de witmarmeren hal van de uitgeverij repeteerde ik zachtjes de zinnetjes die ik in het vliegtuig bedacht had voor het geval Mai ineens zou twijfelen.
‘Als u mijn boek uitgeeft, beloof ik u plechtig dat ik keihard mijn best zal doen. Als u mijn boek uitgeeft, ik zweer het, zal u daar geen seconde spijt van krijgen. Als u mij uitgeeft, zullen we de Nederlandse literatuur op haar grondvesten doen trillen.’
Ik haalde diep adem, tilde mijn witte Nike-schoen op en wreef wat woestijnzand weg.
Na wat telefoongerinkel en gemompel vertelde de receptioniste – bloedmooie jongedame: blauwe ogen, blonde krulletjes én rond mijn leeftijd – dat de uitgever mij in de tuin kon ontvangen; mijn hartslag ging tekeer alsof ik een sprintje had getrokken.
Ik vroeg haar lachend: ‘Loop je met me mee?’
Ze antwoordde: ‘Nee.’
‘Oeh, waarom zo gemeen?’
‘Ga alleen.’
Lichtelijk transpirerend liep ik door de hal waar om de drie meter een kroonluchter aan het rijkelijk versierde plafond hing. Beeltenissen van briljant gehouwen babyengelen, groenbronzen wandkandelaars en overal gouden ornamenten. Ik stopte even om het in me op te nemen: harp spelende cherubijntjes omgeven met trosjes druiven terwijl het grootste engeltje met een wijnpers tussen de bolle beentjes de vruchten uitperste.
Ik ging een trappetje af, liep door een zaal waar portretten van auteurs aan de muren hingen en daar, in de piekfijn onderhouden tuin, zat Mai op een witte Eames-stoel van skai. Hij zat met zijn benen gekruist, rug naar mij toe, een krant te lezen. De zon fikte op zijn kale hoofd, dat lichtelijk besprenkeld was met ouderdomsvlekjes. Op de grond om hem heen lagen kranten die hij verslonden had.”

 

Mano Bouzamour (Amsterdam, 19 maart 1991)

 

De Duitse dichter, schrijver en schilder Roman Libbertz werd geboren op 20 maart 1977 in München. Zie ook alle tags voor Roman Libbertz op dit blog.

 

Big in China

Ze verspreiden zich, spelen lang,
nooit meer,
voor de helft, verdedigen,
alleen,
hun ruimtewinst,
in een nieuwe borst,
met nieuwe nieuwkomers
en
of zonder
dure aankopen,
omzetstijging,
of winst,
voor belastingen.
Het moet zich ontwikkelen
alles,
arm aan schadelijke stoffen,
geheel zonder golven,
in het supportersvak,
heel goed.
En dus vlogen ze
dit boekjaar opnieuw,
deze met een bal jonglerende trekvogels, de zee over,
naar het land van de glimlach,
het einde van de zomervakantie tegemoet. Tijd,
dat er iets een wending neemt!

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Roman Libbertz (München, 20 maart 1977)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e maart ook mijn blog van 19 maart 2020 en eveneens mijn blog van 19 maart 2019 en ook mijn blog van 19 maart 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Tonnus Oosterhoff, Stéphane Mallarmé

De Nederlandse dichter en schrijver Tonnus Oosterhoff werd geboren in Leiden op 18 maart 1953. Zie ook alle tags voor Tonnus Oosterhoff op dit blog.

 

Wij hebben in verzegeld aardewerk

Wij hebben in verzegeld aardewerk
tweeduizend jaar oude bienen met zeventien vleugelen
en tweeëntwintig pootjes gevonden, in verzegeld
aardewerk gevonden en benoemd; benoemd
hoe in Artis de tijd is begonnen te vliegen.
We bestudeerden de avondklok de avondklok
nam zijn raderen onder zijn armen, vluchtte de nacht in.

Want een verschijnsel met twee voelhorentjes draait
zijn kopje en is het oude niet meer.
Het gedraagt zich tegenover het wezen ervoor
als ernaast. Het herkent ernaast niet maar eet het.

Wat wij verbinden valt in ons gele doodshoofd weer
uit en uiteen. Echter in het doodshemd van zakken
vol enen en nullen past meer dan erin kan,
zuinig met bijfiguren omspringen, dat is onzinnig.

 

Ik zit met stil lichaam

Ik zit met stil lichaam, korte armen en palmen,
maar heel lange vingers in mijn ouderwetse rookstoel.
dampweten dampweette gedampweet
dampweten deurklopper doodklap.
Rooksociëteit De Dampkring.

Waar bewaart u uw koffer? Onder het bed?
Onder het bed of op zolder?
Ik heb de ruit met een stok
stuk geslagen en ontmoette veel
rennende mensen die hun plaats niet verlieten.

 

Onafzienbaar doodsbed met luchtpomp

Onafzienbaar doodsbed met luchtpomp,
het lijk is er wegens overcompleet
onder gaan liggen.

Humor
heb je of heb je niet
onder de wriemelpootjes van het gras
ook als je je dag eens niet hebt.

Nu verlaat me niet meer.
Sta om me heen en dring in me
pijn stiller geen is er

 

Tonnus Oosterhoff (Leiden, 18 maart 1953)

 

De Franse dichter Stéphane Mallarmé werd geboren in Parijs op 18 maart 1842. Zie ook alle tags voor Stéphane Mallarmé op dit blog.

 

Grafsteen van Charles Baudelaire

De diep bedolven tempel laat de grafmond gapen
Van een riool dat modder en robijnen braakt
Waar gruwelijk een god Anubis uit ontwaakt
Om zijn laaiende bek met woest geblaf te schrapen

Of heeft het nieuwe gas de loense dot herschapen
Die om gij weet het welke schandvlek wordt gewraakt
Tot een schel licht waarin een eeuwig schaambeen blaakt
Waarvan de vlucht met de lantaarn mee vreemd gaat slapen

Welk loof verdroogd in avondloze steden bidt
Zo vroom voor zijn gedachtenis als zij er zit
Tegen het marmer tevergeefs van Baudelaire

Afwezig uit de sluier huiverend om haar
Deze zijn Schaduw zelf een gift te zijner ere
Altijd door ons te ademen zelfs met lijfsgevaar.

 

Vertaald door Paul Claes

 

Stéphane Mallarmé (18 maart 1842 – 9 september 1898)
Portret door Auguste Renoir, 1892

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e maart ook mijn blog van 18 maart 2020 en eveneens mijn blog van 18 maart 2019 en ook mijn blog van 18 maart 2018 deel 2 en eveneens deel 3 en ook mijn blog van 18 maart 2017 deel 3.

Hafid Aggoune, Kurt Drawert

De Franse schrijver Hafid Aggoune werd geboren op 17 maart 1973 in Saint-Etienne. Zie ook alle tags voor Hafid Aggoune op dit blog.

Uit: Premières heures au paradis 

“Mme Mila était heureuse de me revoir et d’apprendre que je vivais de mon métier d’acteur, même si tout n’était pas encore comme je voulais et qu’aucun rôle ne me don-nait le droit de dire que je faisais du cinéma. Elle disait que ce n’était pas grave, que jouer dans des publicités pouvait être un excellent apprentissage, et que surtout ce qui comptait c’était de travailler, même dans des séries, comme les acteurs américains. Elle disait qu’un jour les Français compren-draient. Et elle savait de quoi elle parlait : toute sa vie son mari avait préparé les décors, jusqu’à sa mort, tué sur le coup par un projecteur en plein tournage.
En l’écoutant, je n’ai pas manqué de voir dans son regard l’inquiétude que provoquait mon retour.
J’aurais aimé avoir une grand-mère comme Suzanne Mila. Elle était toujours aussi gentille. Elle me voyait tous les jours à la télévision. Elle disait que je donnais l’impres-sion d’être un autre à chaque fois. Et quand j’ai parlé de la chambre, elle ne m’a pas demandé pourquoi je souhaitais la reprendre. Suzanne est comme ça, généreuse, rien d’une concierge indiscrète, ne posant jamais les questions qui font de la peine, vous laissant venir comme un animal blessé qu’il ne faut pas effaroucher et qui finit par ne plus trembler.
Tu l’imagines, souriante et aimable, seule, la télé tou-jours allumée sur la seule chaîne que son vieux poste arrive à capter.
Du temps où j’étais le garçon au pair des Mila, Suzanne voyait son petit-fils tous les mercredis après l’entraînement de foot et tous les samedis après le match. Devenu adoles-cent, Aurélien ne venait voir sa grand-mère qu’une ou deux fois par mois, pour l’argent de poche et un goûter à la va-vite avant de dévaler les escaliers.
Tu remarqueras que je n’aime pas les chiffres.
Je tiens ça de toi.
Dans tes romans, tu écris toujours les chiffres en toutes lettres, comme une revanche sur ces heures de cours de mathématiques où le temps semblait arrêté et où l’ennui te poussait de minute en minute dans un état intermédiaire entre l’assoupissement avachi et le désir de crier en cla-quant la porte sur ce charabia abscons.
Après cinq ans et cinq de tes romans, je renouais avec la vie de célibataire, les sandwichs du midi et les mauvais dîners à cuisson rapide, seul dans un espace minuscule et perdu dans un gigantesque labyrinthe mental.
Après quelques jours d’isolement, j’ai repris les sorties nocturnes, celles pour se sentir moins seul, entouré d’ombres inconnues, enfumé jusqu’aux os.
Pour la première fois en cinq ans, septembre allait finir sans que j’aille faire le tour des librairies avec toi, pour le simple plaisir de voir à répétition le roman de Lucille Eden sur les tables.”

 

Hafid Aggoune (Saint-Etienne, 17 maart 1973)

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

JUST NOW, 99 AAN HET EINDE

De elektronische dagen kunnen nu maar beter verbranden,
wat ooit geschiedenis genoemd werd
en tot slot rondslingerde als bevroren uitwerpselen
van honden. Voorbij zijn de afvalproblemen,

de gedwongen ontslagen, de overuren
van de vuilnisophaaldienst. Nu wordt het allemaal heel anders
geregeld doordat niet meer voorkomt,
wat vuil maakt. Eén klik naar de volgende

internet-buurman, dan een paar links
richting het lichaam en alles blijft schoon
en onaangeroerd in de kritieke zone
tussen heup en knie. Als Lenin dat eens wist

zoveel vooruitgangsmassa in het algemeen.
Ook hij zoiets als overblijfsel,
niet gemakkelijk in een comic te krijgen,
reactionair langs de gehele mislukte linie.

Maar genoeg daarover, deze jeugd
in het huilende oog van God werd toch overleefd,
bijna zonder schade, weggehangen van mijn kant,
zoals gerookte varkensbillen.

Maar aan de andere kant zijn de oorlogen ernstiger geworden,
harder, voor de bankenbalies,
moet ik zeggen. Een blik op het bankafschrift,
en ik weet dat ik kopje onder leef. Dan de brieven,

die al beginnen te stinken, vanaf de voetnoten
omhoog en niet erg virtueel, helaas.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e maart ook mijn blog van 17 maart 2020 en eveneens mijn blog van 17 maart 2019 en ook mijn blog van 17 maart 2018 deel 1 en ook deel 2.

P. C. Hooft, Kurt Drawert

De geschiedkundige, dichter en toneelschrijver Pieter Cornelisz. Hooft werd geboren in Amsterdam op 16 maart 1581. Zie ook alle tags voor P. C. Hooft op dit blog.

Noodlot

Gelukkig die d’ oorzaken van de dingen
Verstaat: en hoe zij vast zijn onderlingen
Geschakeld zulks dat gene levendheên,
(God uitgezegd) ooit iets van zelven deên
Of leen, maar al door ander oorzaaks dringen.

Door oorzaaks kracht men al wat schiedt ziet drijven.
Waar’ die te flauw, geen werking zou beklijven,
En oorzaak zijn geen oorzaak. Wat gewracht
Ter wereld wordt, is dan te weeg gebracht
Door kracht zo groot dat het niet na kan blijven.

Elke oorzaak heeft haar moederoorzaak weder.
’t Gaat al zo ’t moet: en daalt van Gode neder.
Zijn goedheid wijs vermogen is de bron
Waar ’t al uit vliet als stralen uit de Zon.
Hij kon en zou, waar’ ’t nutst, ons helpen reder.

 

Zal nimmermeer gebeuren

Zal nimmermeer gebeuren*
mij dan na deze stond
de vriendschap van uw ogen,
de wellust van uw mond?

De vriendschap van uw ogen,
de wellust van uw mond,
de gunste van uw hartje
dat voor mij openstond.

Zo zal ik nochtans blijven
u eeuwig onderdaan*;
maar mijn verstrooide zinnen*,
wat zal hun anegaan*?

Mijn zinnen mogen* zwerven
de leide* lange tijd,
nu zij, mijn overschone,
zijn hunne leidster kwijt.

De schoon’ borst* uit tot tranen,
’t en baatte* geen bedwang;
de traantjes rolden neder
van de een en de ander wang.

De schone traantjes deden
meer dan een lachen doet:
al in zijn hoogste lijden
zij troostten zijn gemoed.

Vrouw Venus met haar sterre,
thans klaarder dan de maan,
bespiedde die vrijage
en zag ’t mirakel aan.

En hebben tere traantjes*,
zei zij, zo grote kracht,
waarom en is het schreien
niet in der goden macht?

De traantjes rolden neder,
maar de godinne zoet:
Beid*, liever zou ik schenden,
zei zij, mijn rozenhoed*.

En eer zij kon gedogen
dat iemand die vertrad,
ving zij de lauwe traantjes
in een koel rozenblad.

Wat geef ik om mijn rozen
of ’t maaksel van mijn krans;
ik zal gaan maken paarlen
van ongemene glans.

De tranen werden paarlen,
zo ras haar ’t woord ontging,
die zij met goud doorboorde
en aan haar oren hing.

De blanke paarlen hielden
de krachten van ’t geween;
zij doen nog in de hemel
wat zij op aarde deên*.

Als Venus in de spiegel
haar vindt* met dit sieraad,
zij wenst geen toverriemen*
noch kransen tot haar baat.

 

Pieter Cornelisz. Hooft (16 maart 1581 – 21 mei 1647)
Portret door Cornelis van der Voort, 1622

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

Te laat gekomen

Een boswandeling bijvoorbeeld
interesseert me niet zoveel.
Ik slenter hulpeloos rond
tussen niet-synthetische materialen
en maak me vuil.
Maar het groen is erg mooi
en kleurecht. Niets geeft af
of kleeft aan de toppen
van de vingers, die verlegen
het voorjaar aftasten. Ook de vogel
klinkt goed, een geslaagd optreden,
een bijna overtuigende dramaturgie –
: Niet te vergelijken
met het geluid van een voertuig,
met processen die je kunt verklaren
en die je meenemen
als je ze halt laat houden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e maart ook mijn blog van 16 maart 2020 en eveneens mijn blog van 16 maart 2019 deel 1 en ook deel 2.

Ben Okri, Kurt Drawert

De Nigeriaanse dichter en schrijver Ben Okri werd geboren op 15 maart 1959 in Minna, Nigeria. Zie ook alle tags voor Ben Okri op dit blog.

Uit: Prayer for the Living

“1.
We entered the town at sunset. We went from house to house. Most of the roofs were shattered, the walls blown apart. Everything was run-down and deserted. The town quivered with death. The world was at the perfection of chaos. Gunrunners lived off the desolation. It was as expected.
The little godfathers who were in control raided the food brought for us. They sabotaged the airlifts and the relief aid. They shared the food among themselves and members of their clan.
We no longer cared. I had gone without food for three weeks.
I feed on the air and on my quest. Every day, as I grow thinner, I see more things about me. I see the dead. I see those who have died of starvation. The dead are happier than we are, living their luminous lives as if nothing has happened. They are more alive than us. They are everywhere.
The hungrier I become, the more I see them. I see my old friends who have died before me, among a chorus of flies. They feed on the light of the air.
They look at us, who are living, with pity and compassion. I suppose this is what the white ones cannot understand when they come with their television cameras and their aid.
They expect to see us weeping. Instead they see us staring at them with a bulging placidity in our eyes. We do not beg. Maybe they are secretly horrified that we are not afraid of dying this way.
But after three weeks of hunger the mind no longer notices. One is more dead than alive. It is the soul wanting to leave that suffers. It suffers because of the body’s tenacity.

2.
We should have come into the town at dawn.
In the town everyone had died. The horses and the cows and the goats too. I could say that the air stank of death, but that wouldn’t be true. It stank of rancid butter and poisoned heat and raw sewage and flowers.
The only people who weren’t dead were the dead. They were joyful and they sang lovely songs in low enchanted voices. They carried on their familiar lives.
The soldiers fought eternally. It didn’t matter to them how many died. All that mattered was how they managed the grim mathematics of war. All they cared about was winning the most important battle of all, control of this fabulous graveyard, this once beautiful and civilized land.”

 

Ben Okri (Minna, 15 maart 1959)

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

Mooie zeldzame wilg

Soms na een herfststorm,
wanneer de lucht stil en geveegd is,
loop ik door de tuin en tel
de afgebroken takken.
Alleen de wilg toont geen verandering.
Ik kijk er lang met bewondering naar:
het ziet er niet altijd zo mooi uit
wanneer de buigzaamheid overleeft.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e maart ook mijn blog van 15 maart 2020 en eveneens mijn blog van 15 maart 2019 en ook mijn blog van 15 maart 2015 deel 2.

Pam Ayres, Volker von Törne

De Britse dichteres van humoristische poëzie Pam Ayres werd geboren op 14 maart 1947 in Stanford in the Vale in Berkshire (tegenwoordig Oxfordshire). Zie ook alle tags voor Pam Ayres op dit blog.

 

They Should Have Asked My Husband

You know, this world is complicated and imperfect and oppressed,
And it’s not hard to feel timid, apprehensive and depressed,
It seems that all around us, tides of questions ebb and flow,
And people want solutions, but they don’t know where to go.

Opinions abound but who is wrong and who is right?
People need a prophet, a diffuser of the light,
Someone they can turn to as the crises rage and swirl,
Someone with the remedy, the wisdom, the pearl…

* Well they should have asked my husband, he’s a man who likes his say,
With his thoughts on immigration, teenage mums, Theresa May,
The future of the monarchy, the latest Brexit shocks,
The wait for hip replacements, and the rubbish on the box.

Yes, they should have asked my husband, he can sort out any mess,
He can rejuvenate the railways, he can cure the NHS,
So any little niggle, anything you want to know,
Just run it past my husband, wind him up and let him go.

Congestion on the motorways, free holidays for thugs,
The damage to the ozone layer, refugees, drugs,
These may defeat the brain of any politician bloke,
But present it to my husband, he will solve it at a stroke.

He’ll clarify the situation, he will make it crystal clear,
You’ll feel the glazing of your eyeballs and the bending of your ear,
You may lose the will to live, you may feel your shoulders slump,
When he talks about the President, Mr. Donald Trump. *

Upon these areas he brings his intellect to shine,
In a great compelling voice that’s twice as loud as yours or mine,
I often wonder what it must be like to be so strong,
Infallible, articulate, self-confident and wrong.

When it comes to tolerance, he hasn’t got a lot,
Joy riders should be guillotined, and muggers should be shot,
The sound of his own voice becomes like music to his ears,
And he hasn’t got an inkling that he’s boring us to tears.

My friends don’t call so often, they have busy lives I know,
But it’s not every day you want to hear a windbag suck and blow,
Google? Safari? On them we never call,
Why bother with computers…when my husband knows it all.

 

Pam Ayres (Stanford in the Vale, 14 maart 1947)

 

De Duitse dichter Volker von Törne werd geboren op 14 maart 1934 in Quedlinburg. Zie ook alle tags voor Volker von Törne op dit blog.

 

Duitse psalm

1
Hoop bracht niet wat had gemoeten
In de keel gecementeerd wordt de woede

2
Brood vult niet meer en van water krijg je dorst
Met spandoeken en vlaggen wordt de lucht volgehangen

3
Gevuld zijn de steden met de stilte van de stenen
Wie herinnert zich onze dromen nog?

4
Niet elk einde is ook een begin
Over kolossale bruggen leiden de straten nergens heen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Volker von Törne (14 maart 1934 – 30 december 1980)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e maart ook mijn blog van 14 maart 2020 en eveneens mijn blog van 14 maart 2019 en ook mijn blog van 14 maart 2015 deel 2.

Guillermo Arriaga, Volker von Törne

De Mexicaanse schrijver, scenarist, filmregisseur en producent Guillermo Arriaga Jordán werd geboren op 13 maart 1958 in Mexico-Stad. Zie ook alle tags voor Guillermo Arriaga op dit blog.

Uit: De ontembare (Vertaald door Eugenie Schoolderman en Peter Valkenet)

“Sommige kinderen groeien op met onzichtbare vriendjes, ik groeide op met een onzichtbare broer. Doordat mijn ouders ervoor zorgden dat ik het verhaal van de mislukte bevalling tot in detail kende, voelde ik me verantwoordelijk voor zijn dood. Om het nog een beetje goed te maken, speelde ik jarenlang met de schim van mijn tweelingbroer. Ik deelde mijn speelgoed met hem, ik vertelde hem mijn angsten en mijn dromen. In bed liet ik altijd ruimte voor hem. ik hoorde zijn ademhaling, ik voelde zijn warmte. Als ik in de spiegel keek, wist ik dat hij dezelfde gelaatstrekken zou hebben gehad, dezelfde kleur ogen, hetzelfde haar, dezelfde lengte, dezelfde handen. Dezelfde handen? Als een zigeunerin zijn hand zou hebben gelezen, zouden de lijnen in zijn handpalm dan hetzelfde hebben prijsgegeven als die van mij?
Mijn ouders noemden hem Juan José, en mij Juan Guillermo. De geboorte- en sterfdatum die in de zerk van zijn piepkleine graf werden gegraveerd waren hetzelfde. Een leugen: Juan José was een week eerder gestorven. Hij was nooit geboren, hij was nooit verder gekomen dan de aquatische fase, zijn toestand van vis.
In mijn jeugdjaren was ik geobsedeerd door mijn bloed. Mijn oma drukte me meermaals op het hart dat ik had overleefd dankzij gulle, anonieme donoren die hun rode en witte bloedlichaampjes, hun bloedplaatjes, hun hemoglobine, hun DNA, hun zorgen, hun verleden, hun adrenaline en hun nachtmerries in mijn aderen hadden gespoten. Jarenlang leefde ik in de zekerheid dat in mij andere mensen huisden, hun bloed vermengd met dat van mij. Eén keer, toen ik al een tiener was, heb ik erover gedacht om de lijst van bloeddonoren op te vragen, om ze te bedanken voor het redden van mijn leven. Een oom onthulde me een waarheid die ik liever niet had willen kennen: ‘Ze bedanken, waarvoor? Die eikels hebben zich voor elke milliliter rijkelijk laten betalen (pas jaren later werd de handel in bloed verboden). Het waren geen gulle gevers geweest, maar wanhopige mensen die geen andere uitweg hadden gezien dan hun bloed verkopen. Injectiespuiten die de brandstof van het leven hadden opgezogen uit verlepte, verslagen lichamen. Wat een ontgoocheling was het, te beseffen dat ik was gevoed door huurlingen.
Op mijn negende zag ik voor het eerst mijn eigen bloed stromen. Ik was aan het voetballen met vriendjes uit de straat, toen de bal terechtkwam op het terrein van een drankzuchtige en gescheiden advocaat die ons elke keer dat hij uit zijn auto stapte een blik op een semiautomatisch pistool onder zijn riem gunde.”

 

Guillermo Arriaga (Mexico-Stad. 13 maart 1958)

 

De Duitse dichter Volker von Törne werd geboren op 14 maart 1934 in Quedlinburg. Zie ook alle tags voor Volker von Törne op dit blog.

 

Elegie

Dorpen overhellend in de regen
Weiden in het wilgenlicht
De zachte schoonheid
Van de meisjes ‘s avonds
Over het hek van de seringen
Geurige sneeuw

Land, uitgewist
Uit alle atlassen
Verschroeide aarde, as
Doorboord door wortels
Woorden gegooid als stenen
In stijgend water

Korter worden de dagen
Kouder het licht
Met niets in mijn handen
Dan mijn verdriet
Verzamel ik in mijn ogen
De scherven van de hemel

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Volker von Törne (14 maart 1934 – 30 december 1980)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e maart ook mijn blog van 13 maart 2021 en eveneens mijn blog van 13 maart 2019 en ook mijn blog van 13 maart 2016 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

Dave Eggers, Naomi Shihab Nye

De Amerikaanse schrijver Dave Eggers werd geboren op 12 maart 1970 in Chicago. Zie ook alle tags voor Dave Eggers op dit blog.

Uit: De monnik van Mokka (Vertaald door Koos Mebius)

“Inmiddels, nu ik de laatste hand aan dit boek leg, is het drie jaar geleden dat we elkaar daar in Oakland spraken. Voordat ik aan dit project begon was ik een nonchalante koffiedrinker en vond ik het hele idee van specialty-koffie eigenlijk maar onzin. Ik vond dat veel te duur, en de mensen die het zo belangrijk vonden hoe de koffie werd gezet en waar de bonen vandaan kwamen, of in de rij stonden voor zus en zo koffie die zus en zo was bereid, waren in mijn ogen pretentieuze aanstellers.
Maar de bezoeken aan koffieplantages en -boeren over de hele wereld, van Costa Rica tot Ethiopië, hebben me wijzer gemaakt. Mokhtar heeft me wijzer gemaakt. We zijn bij zijn familie in Central Valley in Californië geweest en we hebben koffiebessen geplukt in Santa Barbara – de enige koffieplantage die Noord-Amerika rijk is. In Harar zaten we aan de qat, en hoog in de heuvels boven die stad liepen we tussen een paar van de oudste koffiestruiken op aarde. In het spoor van zijn omzwervingen in Djibouti bezochten we een in de buurt van de afgelegen kustplaats Obock gelegen grauw, troosteloos vluchtelingenkamp en was ik er getuige van hoe Mokhtar alles op alles zette om ervoor te zorgen dat een jonge Jemenitische tandheelkundestudent zijn paspoort terugkreeg nadat hij de burgeroorlog was ontvlucht en alles kwijt was geraakt – zelfs zijn identiteit. In de meest afgelegen heuvels van Jemen dronken Mokhtar en ik samen met botanici en sjeiks mierzoete thee en hoorden we de jammerklachten aan van mensen die geen enkel belang bij de burgeroorlog hadden en alleen maar vrede wilden.
Na dit alles zorgden de Amerikaanse kiezers ervoor – of beter gezegd: maakte het Kiescollege het mogelijk – dat een man president werd die had beloofd te verhinderen dat er nog één moslim het land binnen zou komen – ‘tot we hebben uitgezocht wat er aan de hand is,’ zoals hij zei. Na zijn inauguratie deed hij tot tweemaal toe een poging burgers uit zeven landen met een moslimmeerderheid de toegang tot de Verenigde Staten te ontzeggen. Op deze lijst stond ook Jemen, een land waarvan een volstrekt verkeerd beeld bestaat. ‘Ik hoop dat ze wifi in de kampen hebben,’ zei Mokhtar na de verkiezingen tegen me. Het was een cynische grap die de ronde deed in de moslimgemeenschap in Amerika, gebaseerd op het idee dat Trump bij de eerste de beste gelegenheid – bijvoorbeeld als er op Amerikaanse bodem een terroristische aanslag plaatsvindt die uit de koker van een moslim komt – voor zal stellen alle moslims in het land te registreren of zelfs te interneren. Toen hij die grap maakte droeg hij een t-shirt met daarop de tekst: make coffee, not war.
Bij alles wat Mokhtar doet en zegt speelt zijn gevoel voor humor een grote rol, en ik hoop dat ik daar in dit boek iets van heb laten doorklinken en heb laten zien hoe die humor zijn kijk op de wereld beïnvloedt, zelfs in de meest angstige uren. Op een zeker moment in de burgeroorlog in Jemen is Mokhtar door een militie in Aden gevangengenomen en achter slot en grendel gezet. Doordat hij in de Verenigde Staten is opgegroeid en de Amerikaanse beeldcultuur hem met de paplepel is ingegoten, zag Mokhtar onmiddellijk de overeenkomst tussen een van degenen die hem gevangennamen en Karate Kid; toen hij me later over deze periode vertelde, noemde hij de man dan ook consequent Karate Kid.”

 

Dave Eggers (Chicago, 12 maart 1970)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Naomi Shihab Nye werd geboren op 12 maart 1952 in St. Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor Naomi Shihab Nye op dit blog.

 

Verborgen

Als je een varen
onder een steen plaatst
zal hij de volgende dag
bijna onzichtbaar zijn
alsof de steen hem
heeft ingeslikt.

Als je de naam van een geliefde
te lang onder je tong verstopt
zonder hem uit te spreken
wordt hij bloed
een zucht
het beetje ingezogen lucht
dat zich overal verstopt
onder je woorden.

Niemand ziet
de brandstof die je voedt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Naomi Shihab Nye (St. Louis, 12 maart 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e maart ook mijn blog van 12 maart 2020 en eveneens mijn blog van 12 maart 2019 en ook mijn blog van 12 maart 2018 en ook mijn blog van 12 maart 2017 deel 2.