Tess Gallagher, Willem de Mérode, Pim te Bokkel, Hermann Lenz

 

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Tess Gallagher werd geboren op 21 juli geboren in 1943 in Port Angeles, Washington. Zie ook alle tags voor Tess Gallagher op dit blog.

 

During the Montenegrin Poetry Reading

Mira, like a white goddess, is translating
so my left ear is a cave near Kotor
where the sea lashes and rakes
the iron darkness inside
the black mountains. Young and old, the poets
are letting us know this sweltering night,
under a bridge near a river outside
Karver Bookstore at the beginning of July,
belongs to them. They clear away debris

about politicians and personal suffering,
these gladiators of desire
and doubt, whose candor has roiled
me like a child shaking stolen beer to foam
the genie of the moment out of
its bottle. The poets’ truth-wrought poems dragging it
out of me, that confession—that I didn’t have children
probably because in some clear corner I knew I would have left
them
to join these poets half a world away who, in their language
that is able to break stones, have broken me open
like a melon. Instead of children, I leave my small dog,
quivering
as I touched her on the nose, to let her know it’s
me, the one who is always leaving her, yes
I’m going, and for her I have no language with
which to reassure her I’m coming

back, no—what’s the use to pretend I’m
a good mistress to her, she who would never
leave me, she who looks for me everywhere
I am not, until I return. I should feel guilty
but the Montenegrin poets have taken false guilt off
the table. I’ve been swallowed by a cosmic
sneer, with an entire country behind it where
each day it occurs to them how many are still missing
in that recent past of war and havoc. Nothing to do
but shut the gate behind me
and not look back where my scent
even now is fading from the grass. Nostalgia
for myself won’t be tolerated here. I’m just a beast
who, if my dog were a person, would give me a pat
on the head and say something stupid like: Good dog.

 

Tess Gallagher (Port Angeles, 21 juli 1943)

 

Dit Romenu Blog bestaat vandaag precies achttien jaar. Dank weer aan alle oude en nieuwe bezoekers voor hun interesse en reacties van het afgelopen jaar. De eerste bijdrage in 2006 ging over de dichter en schrijver Willem de Mérode. Traditiegetrouw, omdat hij aan de wieg stond van dit blog, ook nu weer een gedicht van hem. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog en Romenu’s eerste lustrumpagina.

 

In school

Rustig zit de heele klas te schrijven.
Jongens buigen over ’t blanke schrift.
IJverig hun lenig-jonge lijven;
Bij de meisjes krast de harde grift.

Annie kan ’t niet laten om te kijken,
Fluistert even met de blonde Brecht:
– Zeg, wil jij eens naar mijn lintje kijken
En ’t wat vaster strikken om mijn vlecht? –

Heel voorzichtig tasten Brechtjes handen
In het voor haar hangend fijne haar,
En ze strikt de blauwe zijden banden
Met een blik naar mij: ik knipoog maar.

En dan gaan weer ijvrig, griffels tikken,
Kleine handjes rusteloos hun gang.
Dan een grapje, met verstolen blikken,
Doet weer lachjes leve’ in ’t oog, op wang.

Willem wil aan Henk een appel geven
En nu, denkend dat ik hem niet zie,
Legt hij, na wat schichtig kijken, even
’t Kleine handje op groote Henk zijn knie.

Zoo wordt ’t wichtig evenwicht gebroken
Van de tijden die eentonig gaan,
Door een lach, een woordje zacht gesproken. –
Ach! ‘k heb vroeger zelf ook school gegaan.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Willem de Mérode (staande rechts) als leraar te Uithuizermeeden, 1911

 

De Nederlandse dichter Pim te Bokkel werd geboren in Winterswijk op 21 maart 1983. Zie ook alle tags voor Pim te Bokkel op dit blog.

 

Bij de geboorte van een veulen

uit de vrieskist gelicht

dooit uit de permafrost een veulen dat nog dood is maar de
hoop voedt dat de tijd wordt teruggedraaid wanneer je lang en
ernstig kijkt, alsof de herfst terugkeert als je het blad terug aan de
skeletten van de eiken hangt

een eerste lik
de streken die je tekenen als je zo opspringt

het negatief dan: tussen zwarte vegen de ruimte die je achterlaat
als je er niet meer bent en waar je nu verschijnt en nat nog droomt
dat je op ranke benen staat, als dorre takken die op breken staan

vastgelegd ben je, herboren

opgebaard
in de bekisting van een lijst

 

Vormen van stilte

Binnen

*
In de isoleercel ben ik
het vel
dat zich gespannen met de ruimte van een hartslag vult

*

De echo die ik denk
is niet de echo die ik ben
denk ik

*

Binnen deze muren
ben ik storm –
een zucht die in zichzelf gekeerd tot rust komt

 

Buiten

*

Voor de wilde eend opvloog
verbleven de eenden
met een volmaakt zelfbeeld nog
in de vijver

*

Nu de moeder niet langer op kinderen wacht
verdwijnt ze
met bankje en al in de zon

*

Tussen mij
tussen hommel en takken
de lucht
die alle dingen ruimte geeft
die me opneemt
die ik binnenstebuiten keer
en ben

 

Pim te Bokkel (Winterswijk, 21 maart 1983)

 

De Duitse dichter en schrijver Hermann Lenz werd op 26 februari 1913 in Stuttgart geboren. Zie ook alle tags voor Hermann Lenz op dit blog.

 

Kleermakershuisje

Het kwetteren van de zwaluw,
Een groet van hoog boven.
De lucht is wazig en licht,
Alsof er een gewassen spijkerrok
Aan de lijn hangt bij de bogenmaker.
Klokjes op de steenachtige helling.
Zonnig geel het gebleekte gras.
Een buizerdkreet en het tuffen van de tractor
‘s Middags tussen weide en akker.
Buiten de bergketens,
Bosjes en alleenstaande dennenbomen,
Plus een auto,
Die als een bliksemflits beweegt.
Of je volgend jaar terugkomt?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Hermann Lenz (26 februari 1913 – 12 mei 1998)

 

Zie voor de schrijvers van de 21e maart ook mijn blog van 21 maart 2022 en ook mijn blog van 21 maart 2021 en ook mijn blog van 21 maart 2020 en eveneens mijn blog van 21 maart 2019 en ook mijn blog van 21 maart 2018 deel 2 en ook Romenu’s 1e lustrum pagina.

Voorjaar (M. Vasalis), David Malouf, Friedrich Hölderlin

 

 

Pruimenbloesem door Claude Monet, 1879

 

Voorjaar

Het licht vlaagt over ’t land in stoten
wekkend het kort en straf geflonker
der blauwe wind-gefronsde sloten;
het gras gloeit op, dooft uit, is donker.
Twee lammren naast een stijf grauw schaap
staan wit, bedrukt van jeugd in ’t gras…
Ik had vergeten hoe het was
en dat de lente niet stil bloeien,
zacht dromen is, maar hevig groeien,
schoon en hartstochtelijk beginnen,
opspringen uit een diepe slaap,
wegdansen zonder te bezinnen.

 

M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)
De voormalige Jeruzalemkerk in Den Haag, de geboorteplaats van M. Vasalis

 

De Australische dichter en schrijver David Malouf werd geboren op 20 maart 1934 in Brisbane. Zie alle tags voor David Malouf op dit blog.

 

Stooping to Drink

Smelling the sweet grass
of distant hills, too steep
to climb, too far to see
in this handful of water
scooped from the river dam.

Touching the sky where like
a single wing my hand
dips through clouds. Tasting
the shadow of basket-willows,
the colour of ferns.

A perch, spoon-coloured, climbs
where the moon sank, trailing
bubbles of white,
and school kids on picnics
swing from a rope — head

over sunlit heels like angels
they plunge into the sun
at midday, into silence
of pinewoods hanging over
a sunken hill-farm.

Taking all this in
at the lips, holding it
in the cup of the hand.
And further down the hiss
of volcanoes, rockfall

and hot metals cooling
in blueblack depths a hundred
centuries back.
Taking all this in
as the water takes it: sky

sunlight, sweet grass-flavours
and the long-held breath
of children — a landscape
mirrored, held a moment,
and let go again.

 

A History Lesson

Sweaty after a bout the young prince towels his body,
sprawls against the wall of a tennis court. His body seems
his own. He is seventeen, loves exercise,
apples, and has just discovered order
in the frets of a guitar and the disorder
his spirit leans towards where hair sweeps upward
and a tender neck’s laid bare. All this
is normal.
Miles away,
his body is the site of negotiations. Old men in furs
have laid it out between them, a treaty
is tied to the royal member as, by proxy, it is annexed, with no compliance
on his part (it is, so far as he knows, off
in a goosegirl’s placket) to the crib of a ten months’ orphan, the Staatsholder
of nine dependencies.
Somewhere peasants
work in the prince’s groin, sleep off the day’s work in its shade.
They will speak the same patois when they go back
to dealing with horizons, but their heads
have passed under harsher laws. In a trench twelve pikemen
curse white, blow on a fist as night creeps over
the edge of a boy’s body much like theirs and also forfeit.

These lives go other ways
than the documents intended. The young prince
will swell with evil fluids not drained off, his infanta
be occupied by three foreign husbands; she will never know his tongue.
One of that band of pikemen, every hair
on his head ablaze with firelight, every louse in his shirt assured of
its sweat, will get his wish. He will climb on out
of the blood of battle, eat, in a fiery sunset,
a late crust among shadows
that peck round a harvest blade, and whistling an old song, track
to its source among ferns the stream
that mutters in his head and never once says ‘history’.

But that is another story. Passed from mouth
to mouth and not set down, it covers the facts, has a beginning and has survived
its middle. Why shouldn’t it end well?

 

David Malouf (Brisbane, 20 maart 1934)

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin.

 

Toen ik een knaap was

Toen ik een knaap was,
Redde een god mij vaak
Van het geschreeuw en de roede der mensen,
Toen speelde ik veilig en wel
Met de bloemen van het woud,
En het zoele des hemels
Speelde met mij.

En zoals gij het hart
Van de planten verblijdt,
Als zij u tegemoet
Hun tere armen strekken,

Zo hebt gij mijn hart verblijd
Vader Helios, en, gelijk Endymion,
Was ik uw lieveling,
Heilige Luna!

O, al gij trouwe
Vriendelijke goden!
Als ge eens wist
Hoe mijn ziel u heeft liefgehad!

Wel riep ik toen nog niet
U bij naam, ook gij
Noemde mij nooit, zoals de mensen elkaar noemen,
Als kenden ze elkaar.

Toch kende ik u beter
Dan ik de mensen ooit kende,
Ik begreep de stilte van de ether,
De woorden der mensen begreep ik nooit.

Mij voedde de muziek
Van het ruisende woud
En liefhebben leerde ik
Temidden der bloemen.

In de armen der goden groeide ik op.

 

Vertaald door Kester Freriks

 

Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Portret door Franz Karl Hiemer, 1792

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e maart ook mijn blog van 20 maart 2021 en ook mijn blog van 20 maart 2020 en eveneens mijn blog van 20 maart 2019 en ook mijn blog van 20 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3 en ook deel 4.

Lina Kostenko

De Oekraïense schrijfster en dichteres Lina Kostenko werd op 19 maart 1930 geboren in Rzhyshchiv. Zie ook alle tags voor Lina Kostenko op dit blog.

 

Zin in een wonder, een bodempje wijn

Zin in een wonder, een bodempje wijn.
Dagen vervliegen als grijze perrons.
Kraaien – een roetzwart
boeket zonder dons –
geven de stad haar nachtelijke schijn.
Geeft niet, mijn leven loopt naar het eind.
Geeft niet, ik leefde als mens voor het ware.
Dagen verwaaien, als gitzwarte blaren.
Zin in een wonder, een bodempje wijn.
Kluisters – hoe lang nog? Ik wil graag bevrijd
waar is het gouden geluid – pastorale?
Zomertijd vliegt en de herfst klinkt nabij.
Kronkels van pijn in zwarte spiralen.
Waar kan het zaad van mijn woorden toch zijn?
Mijn Oekraïne begint weer haar ronde.
Weer, wederom deze dodelijke wonde.
Zin in een wonder, een bodempje wijn.

 

Vertaald door Arie van der Ent

 

Nothing in Particular Happened

Nothing in particular happened.
What are you to me? Someone else’s.
Life unraveled where it was unhemmed
to irony’s bitter farewell threads.
Life unraveled where it was unhemmed.
A yarn ball of pain’s all that is left.
Nothing in particular happened.
You just look a little like Kismet.

 

Out There Are Planets Far Beyond Our View

Out there are planets far beyond our view
Oh, how that far-flung bedroom must be dreary!
And yet perhaps we shine upon them too?
Perhaps we are the star when they are weary?

 

Vertaald door Ellen Poplavska

 

Vleugels

Dat is zo… die, die vleugels hebben, hebben geen grond nodig
Is er geen grond? Dan zal het een wolk zijn.
Is er geen veld? Dan zal het vrijheid zijn.
Is er geen liefde? Dan zal het de hemel zijn.

Hier is. misschien, waarheid van vogels.
Maar hoe is het met de mens? Wat is er met de mens?
Die wonen op de grond, en kunnen niet vliegen.
Maar vleugels hebben ze wel
En deze vleugels zijn niet van dons gemaakt,
Maar uit echtheid en toeverlaat.

Iemand heeft die vleugels vanuit getrouwheid in liefde gemaakt.
Iemand vanuit levenslange trachten.
Iemand vanuit oprechtheid in werk.
Iemand vanuit misdadigheid voor zorgen.
Iemand vanuit een liedje of hoop.
Of uit poëzie of droom

Mensen kunnen niet vliegen…
Maar toch wel over vleugels beschikken.

 

Vertaald door Olha Melnyk

 

Lina Kostenko (Rzhyshchiv, 19 maart 1930)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e maart ook mijn blog van 19 maart 2022 en ook mijn blog van 19 maart 2020 en eveneens mijn blog van 19 maart 2019 en ook mijn blog van 19 maart 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Tonnus Oosterhoff, Lina Kostenko

De Nederlandse dichter en schrijver Tonnus Oosterhoff werd geboren in Leiden op 18 maart 1953. Zie ook alle tags voor Tonnus Oosterhoff op dit blog.

 

Lager

De winter maakt de gehoorgangen lang.
In hun nachthok schreeuwen de witte pauwen.
Dat is aan de andere kant van de stad.

Nu het zoontje dat nog komen moet
schrijlings op zijn kleine slee
bovenaan een boshelling
klappertandend neuriënd.

Hij is gelukkig, koud en bang.
Hij weet, maar nog niet zeker,
wat gedachten maken kunnen,
wat een kop verstouwen kan.

 

Storm op til

De wind raakt van de bomen in de war.
De post bezorgt een elektrische deken.
Een hand tekent vlug voor ontvangst. Dag. Dag.
Zon en schaduw vallen van links en rechts.
De schoolkinderen rennen af en aan
over tegels vol vegen, tegels vol streken.
De oranje deuren gaan open en dicht.
De schemer wordt in de straat gespoten.
Schijnwerpers thuiskomen. Dag. Dag.
De nieuwe deken. Dat werd tijd.
Meteen maar proberen? Gekke vent.
De wind ziet opgeblazen. Hij gebruikt
medicijnen vanwege je weet wel.
Staat in het donker midden op straat,
laat alarmen afgaan. Verdomme.
Niet weer hè? Net nu ik lig.

 

Winter in Leimuiden

Het ijs ligt blindweg vuistdik.
Over wat zon leunen halflange wolken.
Ze hoesten gedwongen achter hun hand, zacht.

Maar op het onderlicht
schaatst mijn vriend pijnstekel.

Ja, achter op de Westeinder
is die onverschillige Stekel in de weer.
Volgens hem moet het zijn ijzers nu verduren,
de sporen, de verschillen die hij maakt.

Waar je niet mag zijn.

 

Tonnus Oosterhoff (Leiden, 18 maart 1953)

 

De Oekraïense schrijfster en dichteres Lina Kostenko werd op 19 maart 1930 geboren in Rzhyshchiv. Zie ook alle tags voor Lina Kostenko op dit blog.

 

Vleugels

Dat is zo… die, die vleugels hebben, hebben geen grond nodig
Is er geen grond? Dan zal het een wolk zijn.
Is er geen veld? Dan zal het vrijheid zijn.
Is er geen liefde? Dan zal het de hemel zijn.

Hier is. misschien, waarheid van vogels.
Maar hoe is het met de mens? Wat is er met de mens?
Die wonen op de grond, en kunnen niet vliegen.
Maar vleugels hebben ze wel
En deze vleugels zijn niet van dons gemaakt,
Maar uit echtheid en toeverlaat.

Iemand heeft die vleugels vanuit getrouwheid in liefde gemaakt.
Iemand vanuit levenslange trachten.
Iemand vanuit oprechtheid in werk.
Iemand vanuit misdadigheid voor zorgen.
Iemand vanuit een liedje of hoop.
Of uit poëzie of droom

Mensen kunnen niet vliegen…
Maar toch wel over vleugels beschikken.

 

Vertaald door Olha Melnyk

 

Lina Kostenko (Rzhyshchiv, 19 maart 1930)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e maart ook mijn blog van 18 maart 2021 en ook mijn blog van 18 maart 2020 en eveneens mijn blog van 18 maart 2019 en ook mijn blog van 18 maart 2018 deel 2 en eveneens deel 3 en ook mijn blog van 18 maart 2017 deel 3.

Rense Sinkgraven, César Vallejo

De Nederlandse dichter Rense Sinkgraven werd op 17 maart 1965 geboren in het Friese Sint Jacobiparochie. Zie ook alle tags voor Rense Sinkgraven op dit blog.

 

De maan onder een sprei

De maan onder een sprei.
En onder de maan ga ik op een roestige fiets,
fiets weg van jou.

De maan onder een sprei.
Alsof ik dit al eerder geschreven heb.
Iets geruststellends, iets kalms, iets weids.
Een moeder die je goedenacht kust.
God die over je waakt.

Onder de maan sta ik stil,
kijk en denk aan jou, aangeraakt
door de maan.

Ik zie het huis, het raam, je bed.
In je gedachten lees ik liefde, leegte,
zwart verdriet.

Geef het aan de maan, geef het aan de maan.

 

Kikker
 
Ik heb de kikker van Reve gered.
De kikker?
De kikker die was vastgemetseld op de muur
voor hun huisje in Greonterp.
Er was ook een konijn.
Waar dat gebleven is, geen idee.
Na Reve’s vertrek is die muur razendsnel
neergehaald.
Friesland lag weer open.

 

Nachtlokaal

Waar leegte was,
zijn miljarden sterren.

De maan slijpt haar sikkel.
Wij zijn groots en levend,

niet meer dan een druppel.
Verbitterd maar blijmoedig.

Omhels me. Kus me.
Geloof je nog in

het hiernamaals van
een kindertijd? Geesten

gewekt door katers.
Scherven in het brein.

De zanger vleugellam
vertolkt zijn lied.

 

Rense Sinkgraven (Sint Jacobiparochie, 17 maart 1965)

 

De Peruaanse dichter César Vallejo werd geboren op 16 maart 1892 in Santiago de Chuco, Peru. Zie ook alle tags voor César Vallejo op dit blog.

 

Zwarte steen op een witte steen

Ik zal sterven in Parijs bij zware regen,
op een dag waaraan ik mijn herinnering al heb.
Ik zal sterven in Parijs – en ik voel geen angst –
misschien op een donderdag, als vandaag, in de herfst.

Donderdag zal het zijn, want vandaag, donderdag,
terwijl ik deze verzen schrijf, heb ik gebroken
de botten aangedaan en, vandaag als nooit tevoren,
heb ik me weerom gezien, met heel mijn weg, alleen.

César Vallejo is dood, iedereen
sloeg hem hoewel hij hen niets deed,
ze ranselden hem hard met een stok en hard

ook met een touw; getuigen zijn
de botten en de donderdagen,
de eenzaamheid, de regenbuien, de wegen…

 

Vertaald door Heken Sittig en Jorge Heredia

 

César Vallejo (16 maart 1892 – 15 april 1938)
Standbeeld van de dichter op de campus van de César Vallejo universiteit in Trujillo, Peru.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e maart ook mijn blog van 17 maart 2023 en ook mijn blog van 17 maart 2020 en eveneens mijn blog van 17 maart 2019 en ook mijn blog van 17 maart 2018 deel 1 en ook deel 2.

Dirk von Petersdorff, César Vallejo

De Duitse dichter, schrijver en literatuurwetenschapper Dirk von Petersdorff werd geboren op 16 maart 1966 in Kiel. Zie ook alle tags voor Dirk von Petersdorff op dit blog.

 

BEIM WIEDERSEHEN VON „ZURÜCK IN DIE ZUKUNFT

Dein Film ist wahr, Marty McFly, auch wir
sind in die Vergangenheit gefahren,
nicht mit einem DeLorean DMC-12,

sondern per Interrail
nach Florenz, wo Brunelleschi
eine aber-tausend-tonnenschwere Domkuppel
im Himmel schweben ließ,
der darüber selig war,

oder mit dem Fahrrad
durch den kühlen Maimargen in die Bibliothek,
wo Hegel in weißen Handschuhen
die brüchigen Bücher ausgab,
aus denen wir in vergilbten Stunden
und raschelnden Minuten herauslasen:

Alles hat seinen Platz, vielleicht auch du,

und weiter ins New York der frühen 1960er,
als Bob Dylan, Sonntagmorgen,
durch die Straßen,
gesprenkelt von Pfützen,
in seinem dünnen Mantel geführt
von einer zitternden Wohltat
wusste: Alle Lieder sind noch zu singen,
flattern jetzt auf, in dir, aus dir.

So durch die Vergangenheit gereist,
und als wir zurückkamen
in deinem wie in unserem Film
die Gegenwart eine andere,
nicht mehr schwarz-weiß,
die Box der Moderne nicht mehr,
sondern die weite Leinwand,

in die ich hineinschritt, um Verse zu schreiben,
die sein sollten wie die Kurven, Marty,
deiner Skateboard-Fahrt,
um einen Parkplatz zum Leben zu erwecken
oder um ein Mädchen zu überzeugen
zum Campen am Wochenende
am See, wo es dämmerte, abends

und morgens in diesem Lebensstreifen.

 

Potsdam

Wir treffen uns, du bist der frisch Getrennte,
da blickt man auf den See und kaut Salat,
Spaghetti drehen sich wie Argumente,
ich seh dich noch vorm ersten Referat.
Zwei Kanufahrer, die das Wasser stechen,
natürlich kurvt ein Liebeskahn vorbei,
und überm Wasser hängen die Versprechen,
Geräusche, unverständlich für uns zwei,
die früher Bälle traumhaft in die Gassen,
nun zögernd Worte durch den Abend passen

 

Dirk von Petersdorff (Kiel, 16 maart 1966)

 

De Peruaanse dichter César Vallejo werd geboren op 16 maart 1892 in Santiago de Chuco, Peru. Zie ook alle tags voor César Vallejo op dit blog.

 

Het armzalige avondmaal

Hoe lang blijven wij nog wachten op wat
ons niet verschuldigd is… En in welke bocht
mogen wij onze arme knie voor eeuwig strekken!
Wanneer zal het kruis dat ons bezielt
zijn riemen laten rusten. Hoe lang
blijft de Twijfel ons nog ridderen
om geleden leed…
We zitten al zo lang
aan tafel met de bitterheid van een kind
dat om middernacht, slapeloos, van honger schreit…
En wanneer zullen wij de anderen vinden
en aan de rand van een eeuwige morgen
allemaal aanzitten aan het ontbijt.
Hoe lang nog dit tranendal,
waar ik nooit om heb gevraagd.
Op mijn ellebogen,
in tranen, met gebogen hoofd en verslagen
herhaal ik: hoe lang dit avondmaal nog duurt.
Er is iemand die veel heeft gedronken;
spottend draait hij ons, als een zwarte lepel
vol bitter levenssap, het graf voor ogen…
Maar nog minder
weet die duistere hoe lang de maaltijd duren zal!

 

Vertaald door Robert Lemm

 

César Vallejo (16 maart 1892 – 15 april 1938)
Monument voor César Vallejo door de Peruaanse beeldhouwer Miguel Baca Rossi in Lima, Peru

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e maart ook mijn blog van 16 maart 2021 en ook mijn blog van 16 maart 2020 en eveneens mijn blog van 16 maart 2019 deel 1 en ook deel 2.

David Albahari, Kurt Drawert

De Servische schrijver David Albahari werd op 15 maart 1948 geboren in Pec in Servie. Zie ook alle tags voor David Albahari op dit blog.

Uit: De basiliek in Lyon (Vertaald door Reina Dokter)

“1.
Dit verhaal begint in Lyon, maar het kan waar dan ook eindigen. Er komen vier mannen, twee politieagenten, vijf vrouwen, twee fototoestellen, een fiets (die je niet ziet) en een oude voetbal in voor. Het verhaal bestaat uit tien delen van ongelijke lengte. Het grootste deel van het verhaal, dat meer dan één segment omvat, speelt zich af vóór de basiliek; het kortste segment speelt zich af op een van de pleinen van Lyon; één segment verloopt in bijna volmaakte stilte; alle segmenten zijn een vrucht van de verbeelding. Op een gegeven moment, nog voordat ze begon, bevond het verhaal zich aan de rand van de stad. Ze stond daar enige tijd, totdat het begon te regenen. Ze veegde de druppels die langs haar gezicht stroomden af en stak haar duim op. In de auto die stopte zaten twee vrouwen. Ze kauwden allebei kauwgom. ‘Je kunt achterin gaan zitten,’ zei de vrouw die niet reed, ‘of hier tussen ons in, wat je wilt.’ Ze haalde haar schouders op en blies een bel van haar kauwgom. Het verhaal bedacht dat ze op de achterbank verdrietig en alleen zou zijn en kroop tussen de twee vrouwen in. De vrouw die niet reed sloeg het portier dicht en de auto trok op. ‘Waar gaan jullie heen?’ vroeg het verhaal. ‘Waar dan ook,’ zei de vrouw die reed. Goed, dacht het verhaal, ik ben in Lyon begonnen, maar ik kan waar dan ook eindigen. Ze lachte eerst naar de ene, toen naar de andere vrouw, deed haar ogen dicht en viel in slaap.

2.
Ze droomde dat er mieren over haar heen liepen, maar toen ze haar ogen opendeed, zag ze dat het de vingers waren van de vrouw die niet reed. Die had haar blouse losgeknoopt en raakte met de vingertoppen haar huid aan. Het meisje duwde vol walging de hand van de vrouw weg en begon haar blouse dicht te knopen.
‘Wat is er?’ zei de vrouw, ‘ik wilde alleen maar zien wat voor huid je hebt. Je hebt een mooie huid,’ vervolgde ze, ‘maar dat weet je zelf vast ook.’
Het meisje zei niets. Ze ging verder met het dichtknopen van haar blouse en propte die toen in haar spijkerbroek. Goed dat ik geen rok heb aangetrokken, dacht ze. Die ochtend had ze er bijna twee uur mee verdaan om te kiezen tussen een rok en een spijkerbroek, en hoewel ze daarom toen boos op zichzelf was geweest, was ze nu blij.”

 

David Albahari (Pec, 15 maart 1948)

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

Andere arbeiders, een andere herfst

Onbegrijpelijk en duidelijk
liggen in hun geschiedenis
dingen begraven.
Alles heeft een begin
en zijn kanker –
een gevoel van gisteren
op dit uur. De vrouw
en haar oud geworden kat,
in wiens lichaam de tijd
beweegt, tellen de sneetjes
op het tafelblad
bij de dagboekpagina’s
op. Op de achtergrond
het bekende lawaai
van de fabriek. Andere arbeiders,
zegt men, een andere herfst,
die volgens het boekje
en te verwachten was.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e maart ook mijn blog van 15 maart 2023 en ook mijn blog van 15 maart 2020 en eveneens mijn blog van 15 maart 2019 en ook mijn blog van 15 maart 2015 deel 2.

Jochen Schimmang, Volker von Törne

De Duitse schrijver Jochen Schimmang werd geboren op 14 maart 1948 in Northeim. Zie ook alle tags voor Jochen Schimmang op dit blog.

Uit: Laborschläfer

„Vom Hinterhof schien die Sonne in die Küche, und wenn ich auch wenig verstand von dem, was erzählt wurde, begriff ich doch, dass etwas in Unordnung geraten war und meine Großmutter Angst hatte. Dass es der Sozialismus war, der in Unordnung geraten war, verstand ich erst später, als die Ereignisse schon zum Gedenktag geronnen waren. Meine Großmutter war auch alles andere als eine Sozialistin, wie ich später erfuhr, sie hatte nur vor jeder Art von Unordnung Angst. Es interessierte sie nicht, dass der Sozialismus in Unordnung geriet, sie hatte nur die Angst: die Russen kommen. Auch das erzählte ich Dr. Meissner bei unserer ersten Begegnung, und er wiederholte: »Sie sind auf jeden Fall unser Mann.« So wurde ich der achte von insgesamt sechzehn Probanden.
Vorgestern, IC 2453 Ankunft Düsseldorf Hbf 17:05, Zeit des vorabendlichen Berufsverkehrs, Anfang März. Mein Arbeitsbeginn rückt näher. Entspannte Fahrt, die Augen halb geschlossen, während draußen »Leverkusen« vorbeizieht. Gibt es »Leverkusen«, frage ich mich jedes Mal auf dieser Strecke. Nach dem Aussteigen vorbei an nervösen kleinen Menschenpulks, freudig oder angespannt. Rückwärtiger Ausgang, Taxi nach Flingern. Der Fahrer ist schweigsam. Ich frage ihn, ob er bald Feierabend hat. Eine meiner Standardfragen, um das Schweigen nicht zu sehr aufzuladen, obwohl ich jeden, der gern schweigt, bestens verstehe. »Habe gerade angefangen«, sagt der Fahrer, »fahre durch bis morgen früh um sechs.« Warum überrascht mich immer noch das zwar nicht akzentfreie, aber grammatikalisch einwandfreie Deutsch, warum muss ich mir die Frage woherkommSie verkneifen. Ich tippe auf Afghanistan. Du lebst seit Jahrzehnten in einem Multikultiland, weißer alter Mann, und es gefällt dir doch. Warum dann diese Fragen noch immer im Hinterkopf. »Ich setze Sie direkt hier vorm Haupteingang ab«, sagt der Fahrer jetzt und fragt, ob ich eine Quittung brauche. Oben angekommen der übliche Satz: Da bin ich mal wieder. Und die Antwort: Sie sind es. Willkommen, Herr Roloff. Möchten Sie etwas trinken. Solche Begrüßungsrituale gehören zu meiner Arbeit.
Manche sammeln Leergut; ich schlafe. Vom Ertrag her ist meine Tätigkeit deutlich lohnender, und im Ansehen rangiert sie weit über der erstgenannten. Während andere Papierkörbe und Parks durchstöbern, immer mit der lauernden Befürchtung, es könnten fremde Blicke auf ihnen ruhen, liege ich, als klinisches Objekt, in ebenso klinisch sauberer Bettwäsche und gleite hinüber, vielfach kabelfrei verstöpselt zwar, aber das stört mich schon lange nicht mehr. Es handelt sich in mehrfacher Bedeutung des Wortes um einen Traumberuf. Zwar werde ich über die gesamte Schlafzeit beobachtet und gemessen, aber gerade im Schlaf spüre ich den Blick des Anderen nicht. Davon habe ich mein Leben lang geträumt. Und der erste Blick nach dem Aufwachen ist immer freundlich: dankbar, dass ich mich – wieder einmal – zur Verfügung gestellt habe. Dann beginnt der Tag, auf Wunsch bekomme ich noch Frühstück, und danach trete ich auf die Straße, in Lübeck, Göttingen, Düsseldorf, auch zu Hause in Köln. Berühmter Schläfer, der ich bin. Jedenfalls in der Szene; die Ewigwachen wissen nichts von mir. Die 24/7-Zombies mit ihren weit aufgerissenen Augen.“

 

Jochen Schimmang (Northeim, 14 maart 1948)

 

De Duitse dichter Volker von Törne werd geboren op 14 maart 1934 in Quedlinburg. Zie ook alle tags voor Volker von Törne op dit blog.

 

Officiële kennisgeving

We zitten in de soep:
wij zullen geen honger lijden.

Het water staat ons aan de lippen:
wij zullen geen dorst hebben.

U speelt met vuur:
wij zullen niet bevriezen.

Er wordt voor ons gezorgd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Volker von Törne (14 maart 1934 – 30 december 1980)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e maart ook mijn blog van 14 maart 2020 en eveneens mijn blog van 14 maart 2019 en ook mijn blog van 14 maart 2015 deel 2.

Yuri Andrukhovych

De Oekraïense dichter en schrijver Yuri Andrukhovych werd geboren op 13 maart 1960 in Iwano-Frankiwsk. Zie ook alle tags voor Yuri Andrukhovych op dit blog.

 

Sie Können Den Computer Jetzt Ausschalten

….until finally I realised:
I’d been sitting there for a good half hour
gazing dully into the screen
with its last sentence.
And session over, and you have to move
and shut the computer
and leave.

But what next? And can you ever get used to
those car accidents
that hit the bulls-eye?
To that electronic address
that lets you know the worst?
And how to express protest? And against what?
To howl at the walls, or to close the computer
forever?

Sashko Kryvenko.
Last night.
Left us forever.

Did I understand that right, I didn’t twist any of the facts?
‘Cause if this is a novel
these plot twists
are becoming monotonous,
the Author evidently in crisis.

SIE KÖNNEN DEN COMPUTER JETZT AUSSCHALTEN.
DON’T FORGET TO TURN THE TELEVISION OFF.
GOODNIGHT CHILDREN, GOODNIGHT.
THERE ARE NO MORE MESSAGES TODAY.

(Doubtless, all of us
at any moment might have
a car accident, a heart attack,
a white fever.
All of us – we’re mainly drinkers,
as our guardians on the Internet well know.
Our country came to terms with that long ago
and each similar piece of bad news
is taken with all due calm.
So why does it turn so dark, in the eyes?)

I go outside, to at least catch
some air and I can’t do it.

SIE KÖNNEN DEN COMPUTER JETZT
AUSSCHALTEN.

And only later – along with the air –
it comes to me,
brighter than bright:

There is one such place.
For those like Sashko Kryvenko.
And from there you can see everything.
And the point is not
that he is there, and we are here,
although that can’t fail to twist your guts
here in our green world.

The point is
that it’s called liberation
and despite everything, it’s inevitable
as any old car-accident.

 

Universiteit

wij gebruiken dode talen
hulpeloos lopen we langs de antwoorden van astrolabia en
schedels
vanaf de hoogten van de wallen luisteren we
naar het galmen van de St. Nicolaas we luisteren
op de stoep naar de welbespraakte redenaar Cicero, besmeurd met krijt
tijdens de medische lessen gluren we in de ogen van
dode mensen
we verbergen tabak en smerige schetsen in onze zakken
’s morgens volgen we gehoorzaam de kapelaan
we gooien kleine filosofische steentjes naar katten
’s middags rennen de grappigste syllogismen en formules
van ons weg omdat
aan de andere kant van de steile vochtige muur
een honingzoete meid van de locoburgemeester
pas gewassen
nat druipend
ondergoed ophangt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Yuri Andrukhovych (Iwano-Frankiwsk, 13 maart 1960)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e maart ook mijn blog van 13 maart 2021 en eveneens mijn blog van 13 maart 2019 en ook mijn blog van 13 maart 2016 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

Dave Eggers, Naomi Shihab Nye, Raoul de Jong

De Amerikaanse schrijver Dave Eggers werd geboren op 12 maart 1970 in Chicago. Zie ook alle tags voor Dave Eggers op dit blog.

Uit: The Museum of Rain

“It was the most elaborate get-together the Mahoneys had ever pulled off. Even Great Uncle Ernst—a German POW who was sent to California in 1943 and never left—had been wheeled in from Stockton. There were three middle-aged relatives from Ireland; no one could figure how they were related to the American Mahoneys, but they added some genealogical ballast. And they’d enjoyed last night’s bonfire more than anyone else.
It had been Patrick’s idea. In the middle of California, while a swath of Sonoma burned two hundred miles to the north, he insisted on having a bonfire. The kids loved it, and most of the adults, drinking homemade aquavit from an oak cask, grew to accept the fire’s existence, as tasteless as it was under the circumstances. The kids had fed it with pieces of a broken-down picnic table, and three Mahoney generations danced around it, rhythmless but free, until Patrick’s neighbor, nervous and outraged, flew by at midnight with his crop duster and doused the flames—and half the Mahoney family—with pink fire retardant. That had ended the night.
The family compound was a ramshackle array of Victorians, yurts and double-wides surrounding the original 1845 adobe—bought directly from Don Joaquin Gomez, the Monterey customs officer. In the morning, it looked like an art project gone awry. There were beer bottles, wine bottles, paper plates, chicken bones and skateboards and badminton rackets and a single cerulean sock, and all of it was soggy from the retardant.
Now it was up to Oisín to lead the children away from the mess so things could be returned to some semblance of order for that night’s dinner and concert. Patrick wanted to celebrate a distant ancestor, John O’Leary, who had been the right hand and biographer to Simón Bolívar; someone had done 23andMe and the connection, more or less direct, had been evinced. Evie had hired a high school marching band for the party and ordered an immense sheet cake from Safeway, with an etching of O’Leary replicated on the frosting. Most of the adults had planned to flee to Hooray’s, the only bar for eleven miles, until it was over.
“Five minutes,” Oisín yelled into the courtyard. He assumed word would get around. He hoped the parents would be motivated to make sure their own children were ready. The round trip would be four hours, minimum—no small gift to all the assembled adults.”

 

Dave Eggers (Chicago, 12 maart 1970)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Naomi Shihab Nye werd geboren op 12 maart 1952 in St. Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor Naomi Shihab Nye op dit blog.

 

De woorden onder de woorden

voor Sitti Khadra, ten noorden van Jeruzalem

De handen van mijn grootmoeder herkennen druiven,
de vochtige glans van de nieuwe huid van een geit.
Toen ik ziek was, volgden ze mij,
ik ontwaakte uit de lange koorts en merkte dat ze
mijn hoofd bedekten als koele gebeden.

De dagen van mijn grootmoeder bestaan uit brood,
een krachtig klop-klop en het langzaam bakken.
Ze wacht bij de oven en kijkt naar een vreemde auto
die door de straten cirkelt. Misschien brengt hij haar zoon,
verloren aan Amerika. Veel vaker toeristen,
die knielen en huilen bij mysterieuze heiligdommen.
Ze weet hoe vaak post aankomt,
hoe zelden er een brief bij is.
Als er een komt, kondigt ze het aan: een wonder,
Luistert ernaar, steeds opnieuw voorgelezen
in het schemerige avondlicht.

De stem van mijn grootmoeder zegt dat niets haar kan verrassen.
Breng haar de schotwond en de kreupele baby.
Ze kent de plaatsen waar we doorheen reizen,
de berichten die we niet kunnen versturen – onze stemmen zijn kort
en zouden onderweg verdwalen.
Vaarwel tegen de jas van de echtgenoot,
degenen die ze heeft liefgehad en gevoed,
die van haar wegvliegen als zaden in een diepe hemel.
Ze zullen zichzelf planten. We zullen allemaal sterven.

De ogen van mijn grootmoeder zeggen dat Allah overal is, zelfs in de dood.
Als ze het heeft over de boomgaard en de nieuwe olijfpers,
als ze de verhalen vertelt van Joha en zijn dwaze wijsheden,
Hij is haar eerste gedachte, waar ze werkelijk aan denkt is Zijn naam.
“Antwoord, als je de woorden onder de woorden hoort…
anders is het gewoon een wereld met veel ruwe kantjes,
moeilijk om doorheen te komen, en onze zakken vol stenen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Naomi Shihab Nye (St. Louis, 12 maart 1952)

 

De Nederlandse schrijver, columnist, programmamaker en danser Raoul de Jong werd geboren in Rotterdam op 12 maart 1984. Zie ook alle tags voor Raoul de Jong op dit blog.

Uit: Dagboek van een puber

“Het is voor iemand als ik een heel eigenaardige gewaarwording om in een dagboek te schrijven,’ schreef Anne Frank op 20 juni 1940 aan haar Kitty. ‘Niet alleen dat ik nog nooit geschreven heb, maar het komt me zo voor, dat later noch ik, noch iemand anders, in de ontboezemingen van een dertienjarig schoolmeisje belang zal stellen.’ Boy, was she wrong.
We ontmoeten de jonge Raoul twee weken nadat hij Anne Franks dagboek heeft uitgelezen, in zijn kinderkamer in Schiedam. Geïnspireerd door Anne Frank heeft hij de ingang van zijn kamer achter een boekenkast verstopt. Achter de boeken op de derde plank bevindt zich een geheime deurklink. En er hangt een briefje met in blokletters: verboden voor nazi’s! Achter die boekenkast annex deur zit de ster van dit verhaal, onder een hoogslaper die is versierd met spaanplaten wolken en een regenboog, gebogen over een schrift waaruit hij zojuist de eerste bladzijdes met logopedie-oefeningen heeft gescheurd.
Het is 27 januari 1996. ‘Ademnood’ van Linda, Roos & Jessica staat op nummer 1, Wim Kok is minister-president van Nederland, Bill Clinton is president van Amerika en de jonge Raoul schijft:
Zaterdag 27 januari 1996
Lieve Caspar Boris Lief dagboek,
Ik heb nog geen goede naam voor je, dus tot die tijd noem ik je maar ‘lief dagboek’. Dit is de eerste keer dat ik in je schrijf. Ik vind het wel een soort van spannend. Zal ik het volhouden?
Ik zal het fijn vinden dat ik nu kan opschrijven wat ik denk en wat ik voel. Ik zal kunnen schrijven over liefde et cetera, maar ook over jaloezie en wraakgevoelens.
Ik ben de laatste tijd heel erg bezig met herinneringen. Dat komt doordat dit het laatste jaar is op de lagere school. Er was altijd een ander schooljaar als dit schooljaar voorbij was. Maar nu is er geen ander jaar meer. Ik vind het zo vreemd, want elke dag naar school gaan is een gewoonte geworden. En de klas een soort tweede familie. Soms wou ik dat de tijd stil stond. Aan de andere kant ben ik wel benieuwd naar wat me te wachten staat.
Nou, ik zal maar eens iets over mezelf vertellen. Ik ben elf jaar oud, ik woon in Schiedam. Ik zit in groep 8b van de Sint Jozefschool. Samen met mijn klasgenootjes Sophie, Annelies, Manon en Bart heb ik een clubje opgericht, de Poedelclub.”

 

Raoul de Jong (Rotterdam, 12 maart 1984)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e maart ook mijn blog van 12 maart 2020 en eveneens mijn blog van 12 maart 2019 en ook mijn blog van 12 maart 2018 en ook mijn blog van 12 maart 2017 deel 2.