Menno Wigman, Tadeusz Różewicz

De Nederlandse dichter en vertaler Menno Wigman werd geboren in Beverwijk op 10 oktober 1966. Zie ook alle tags voor Menno Wigman op dit blog.

 

Tot de bodem

Een kroeg bezoeken en naar glazen grijpen,
je geest, een luchtballon, van zandzakken bevrijden,
steeds hoger stijgen en blijmoedig verder hijsen,
de hoogste tijd, een nieuwe kroeg, je geld, je jas,
zo dweil je door de koude voorjaarsnacht en pist,
je bent een man of niet, schuimkringen in de gracht.

Ik las dat de politie bij elk waterlijk
(het gaat om meer dan vijftig doden in drie jaar)
sinds kort meteen naar open gulpen kijkt.
Hoe drank een vloek over de grachten verft.
Hoe water ’s nachts naar mensen grijpt.

Een flits van speelgoed, stranden, tuinen en tv.
Naar kades klauwen, in je kreten stikken, rond
die luchtbel, rond je hoofd, een engel die niet komt,
o de gestorven zomers in je mond.

 

Oropax

Zolang die beesten van hierboven in hun scheve
liefde blijven wonen, grendel ik mijn oren af.
Wat een valse oorlog druipt er uit hun bek!
Maar ook wanneer ze soms – zoals dat gaat –
alsnog in bed… Ik kan het niet meer horen.

En terwijl ik met mijn Oropax het hele pand
tot zwijgen dwing, schraap ik wat restjes
liefde bij elkaar en vraag me af hoe goed
ik at toen ik nog honger had. Ach,

laat hem barsten, breek haar botten,
maar bespaar me dat toneel. Al was het maar
omdat ik dagelijks het noodweer moet vergeten

dat tussen deze muren heeft gewoed.
Ik denk dat ik alleen weet hoe het moet.

 

Ergens was het zomer

Duizend geuren en geluiden geleden,
lang voor ik als een keizer
uit mijn moeder werd gesneden en druipend
aan het licht werd uitgeleverd,
hoorde ik een stem mijn komst bespreken.

Dat ik blond zou zijn en Mark zou heten,
Birthe, Lies of Bart, niets stond
nog vast. Maar buiten hing een rode zon
te bloeden, er droop een geur van
bang geluk uit de seringen en de avondkrant

zag wit van Vietnam. – Ik weet van niks.
Ik heers en zeil en schop
in mijn volmaakt gevoerde envelop.
Nooit val ik samen met een naam.
Nooit spoel ik panisch in het daglicht aan.

 

Menno Wigman (10 oktober 1966 – 1 februari 2018)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

je leeft dus toch te lang als je gedichten schrijft

een dorre kracht overschaduwt
de gebieden van de taal

in een hoek liggen
op een krant tot moes gekookte gedichten
linguistische
didactische
patriottische
religieuze en andere

wat is de Weg terug
naar het dichterschap
na het verlaten van de wereld
na het heengaan
een hopeloze
reis

je leeft dus toch
te lang als je gedichten schrijft

verloren tussen de kletsers,
in het nachtelijk duister, kunnen we
de schijn van licht,
die hun gepraat vergezelt, slechts haten.

de woorden vallen onderweg
en de lange mars
naar de dood van de dichter
filosoof priester en nar
duurt voort
een marteling van taal
rad in de leegte
boeken slaan we open
op toevallige plaatsen
al kletsend hebben we de waardigheid
en ernst van de dieren verloren

verstoren de harmonie
tussen ding en woord
dat is de nieuwe liefde
die het hart niet ontroert
noch de zon noch de sterren
dat is de nieuwe poëzie
woorden zijn veranderd in woorden
en ‘de mogelijkheden van de mens’
zijn onbegrensd

het voorhoofd bedekt
met doodszweet
keren we terug naar ons vernielde huis
zoeken leven in de graven

boven ons
staat aan een vuile hemel
de zon
als een grote gele luis

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e oktober ook mijn blog van 10 oktober 2021 en ook mijn blog van 10 oktober 2018 en ook mijn blog van 10 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 10 oktober 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Herman Brusselmans, Tadeusz Różewicz

De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans werd geboren in Hamme op 9 oktober 1957. Zie ook alle tags voor Herman Brusselmans op dit blog.

Uit: Problemen die er geen zijn (De laatste ondergang)

“Irma liep van het station naar huis. Noch in haar tas noch in haar jaszakken vond ze haar sleutels. Er kon niemand de deur voor haar opendoen: haar man woonde met z’n nieuwe vriendin in een ander dorp, haar zoon Sören was verkast naar Oostenrijk, en haar dochter Cindy was de dag ervoor overleden. Irma bedacht dat de sleutels tijdens haar gang van het station naar huis uit haar tas of jaszak moesten gevallen zijn. Ze voelde nogmaals, en vond een gat in de linker jaszak. Ik steek m’n
sleutels toch altijd in de rechterjaszak? dacht ze. Ze voelde een derde keer, en ook in de rechterjaszak zat een gat.
Misschien heb ik ze uitzonderlijk, voor één keer, toch in de linker jaszak gestoken, dacht ze. Hoe dan ook was ze haar sleutels kwijt. Was het de moeite om speurend, met de ogen naar de grond, de weg van het huis naar het station af te leggen? Misschien wel. Ze keek voor alle zekerheid nog maar ’ns in haar tas, maar nee, geen sleutels.
Ze begon aan de tocht van haar huis naar het station, inderdaad met haar ogen naar beneden gericht. Af en toe keek ze voor zich uit, om te vermijden dat ze ergens tegenaan zou lopen. Toch liep ze ergens tegenaan, een ijzeren paal waarop vanboven het verkeersbord alleen parkeren voor gehandicapten was bevestigd. De klap kwam harder aan dan de grootste pessimist voor mogelijk had gehouden. Irma sloeg achterover, met een bloedende wond in haar voorhoofd. Ze wilde werktuigelijk meteen recht klauteren, maar dat mislukte. Bovendien zag ze alles dubbel, ook het gezicht dat boven haar verscheen. ‘Wat deed je toch?’ vroeg een vrouwenstem.
‘M’n dochter Cindy is dood,’ zei Irma, en ze voelde dat ze begon te huilen.
‘En daarom liep je tegen die paal?’ vroeg de vrouw, die hoogblond was.
‘Nee, omdat ik m’n sleutels kwijt was,’ zei Irma, waar- na ze snikkend het bewustzijn verloor. De hoogblonde vrouw belde de ambulancedienst. Er waren nog meer mensen rond Irma’s tafereel komen staan. ‘Hoe is het gebeurd?’ vroeg een man die een minipoedel aan de lijn had.
‘Ze keek naar beneden,’ zei de hoogblonde vrouw, ‘en botste tegen deze paal omdat ze haar sleutels kwijt is.
Haar dochter Cindy is dood.’
‘Mijn dochter heet ook Cindy,’ zei een dikke vrouw.”

 

Herman Brusselmans (Hamme, 9 oktober 1957)

 

De Poolse dichter en schrijver Tadeusz Różewicz werd geboren in Radomsko op 9 oktober 1921. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Tadeusz Różewicz op dit blog.

 

nu

vroeger
waakte ik
elk ogenblik
kon de poëzie me overvallen
ik rende tot ik buiten adem was
het beeld achterna dat zich bewoog

nu
laat ik de gedichten lopen
weg van mij
verpieteren vergeten
versterven

geen stap
nader tot hun verwerkelijking

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

Tadeusz Różewicz (9 oktober 1921 – 24 april 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e oktober ook  mijn blog van 9 oktober 2018 en ook mijn blog van 9 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 9 oktober 2016 deel 2.

Alexis de Roode, Arne Rautenberg

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook alle tags voor Alexis de Roode op dit blog.

 

Zaterdag

Eigenaardig. De laatste tijd
bekruipt mij de sensatie dat ik een ziel heb.
Buiten is het donker en binnen brandt een lichtje.
Er is muziek en poëzie en een meisje dat door de kamer danst,
niet alleen in de kamer, maar ook in mij.
Ik zou zelfs naar kantoor kunnen gaan.

Ach… er waren tijden dat ik tienermoeders keek op MTV.
In die tijd draaide ik muziek, om het even welke muziek.
En als mijn vriendin danste, zag ik haar uit mijn ooghoeken.
En de poëzie die ik schreef, was bitter en overspannen.
Maar vandaag, terwijl de dag wordt vol geregend,
heb ik mijn leven teruggevonden.

Mijn ogen hebben weer ogen gekregen.
Van mijn buitenste naar mijn binnenste oren
sijpelen gefluisterde, troostrijke boodschappen door.
Verrukkelijk. Kijk eens hoe ik hier zit,
met al mijn kleine en grote misdaden.

Nu ik weer een ziel heb, is het onmogelijk
om te falen. Vandaag zoek ik de hele dag
naar het juiste woord voor de beweging
van grote loofbomen in wind, vergeefs als altijd,
maar met een oneindig vertrouwen.

 

Zondagochtend

De hele lege dag
staat de auto achter het huis te wachten.
Morgen moet ik naar kantoor om deze tijd.
De auto staat klaar.
Hij wacht op mij.
Mijn vriendin verbiedt mij aan morgen te denken.
Vandaag ben je vrij.
Deze vrijheid, deze hele dag van vrijheid
is mij contractueel toegekend.
Ik zou heel even in de auto kunnen gaan zitten.
Op het koele leer. En de radio aanzetten.
Om te voelen hoe het is naar mijn werk te rijden,
zonder dat ik naar mijn werk rijd.
Ik voer mijn plan uit.
Dit is nochtans de vrijheid waar ik recht op heb.
Dit is vrijheid.
Ik streel het stuur, draai het raampje open.
Wacht een uur.

 

Contract

Ik ben vandaag in dienst getreden van het goede,
met inzet van al mijn beperkte middelen,
om de wereld tot een betere planeet te maken.

Ik ga er werk van maken, de verbeterde schepping,
de fouten die Darwin en God hebben gemaakt,
de inborst van de mens afwerken,
bewustzijn in het productieproces brengen.

Het wordt tijd haar eindelijk eens op te graven,
onze betovergrootmoeder, de Deugd.
Die kinderachtige verheerlijking
van de ondeugd, lekker stout,
het heeft nu lang genoeg geduurd.

Wij gaan dineren in een bos
met een ingehuurde beroemdheid
en schrijven ieder drie ideeën op
om de wereld te veranderen.

Niemand weet waar het heen gaat;
wij gaan daar orde in aanbrengen.

Omdat ik voor het goede ga werken, is mijn salaris enorm.

 

Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

 

De Duitse dichter, schrijver en kunstenaar Arne Rautenberg werd geboren op 10 oktober 1967 in Kiel. Zie ook alle tags voor Arne Rautenberg op dit blog.

 

ter hoogte van de sneeuwklokjes

tussen winter en lente
wordt iets zacht tussen
adelaar en merel komt
een gezang in gang tussen
vernietigen en vernietigd worden
ligt een bewustzijn onder
fijne ribspanning op de bank

blijf gewoon naar je kijkbuis kijken
de weersvoorspelling valt tegen
terwijl de schoenen drogen
de gedachte aan het kopen
van zonnebrandcrème dwaalt nog vergeten
rond terwijl jij naar het bloembed
staart en telt

de maanden dagen uur
totdat de klok wordt teruggezet
sneeuwklokjes zijn de egels
van de bloemen tussen de konijnen
van de jaren: aanwezig al en jij bent het ook
staart naar de grond
luistert naar de hemel

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Arne Rautenberg (Kiel, 10 oktober 1967)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e oktober ook mijn blog van 8 oktober 2018 en ook mijn blog van 8 oktober 2017`.

Simon Carmiggelt, Horst Bingel

De Nederlandse schrijver en dichter Simon Carmiggelt werd geboren op 7 oktober 1913 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Simon Carmiggelt op dit blog.

Uit: Héél vroeger (Louter leugens)

“Toen mevrouw Vere echter, op een gure nacht, door een agent bij het station gevonden was omdat ze dacht dat ze met de meisjes van haar school een dagje naar buiten zou gaan, klopte de neef de volgende dag geheel radeloos bij de directeur van een vol rusthuis aan en zei: ‘Meneer, in vredesnaam – breng haar ergens onder.’
‘Maar alle kamers zijn bezet.’
‘Kunt u dan niets improviseren?’
De directeur dacht na.
‘Tja… we zouden een badkamer kunnen missen maar…’
‘Prachtig,’ riep de neef. ‘Richt die maar in. Alles is beter dan nu.’
Zó kwam het, dat ze in dat tehuis aan die badkamer begonnen te dokteren. De kuip ging er uit. Daar kwam een bed te staan. In de hoek werd een kastje gezet en ginds de luie stoel, naast de theetafel. Een mooi schemerlampje hadden ze ook nog wel over, en met enige moeite gelukte het, aan de streng-wit betegelde wanden een paar schilderijen op te hangen. Och, het zag er ten slotte helemáál zo gek niet uit. Natuurlijk vormden de twee vaste wastafels naast elkaar, met haar hoge, koele muurspiegels, een wat ongewone syncope, doch de neef zei dat het best kon. De vraag was nu maar, wat tante zeggen zou, want bij mensen die zo’n onnoemelijke diepte met zich meedragen ben je nooit zeker.
Ze kwam in de middag, met een plantje in de arm en die glimlach om de lippen.
‘Kijk tantetje, híér is nu uw kamer.’
Men liet haar alleen binnentreden, als een kind dat mag gaan kijken welk verjaarspresentje vader en moeder hebben klaargezet. Langzaam schreed zij over de stenen vloer, bekeek de stoel, de lamp, het theekastje en draaide zich om.
Toen zag zij de wastafels. De neef hield zijn adem in. Hij bemerkte dat haar hulpeloos gezicht vertrok en opeens begon te stralen van verrassing. En hij hoorde haar stem – ontroerd: ‘Ach… hij heeft dus tóch aan mij gedacht.’

Pas later is gebleken wat zij bedoelde. Als meisje van achttien jaren had zij korte tijd gegaan met een kapper. Zij placht hem op te zoeken in zijn salon en naar hem te kijken als hij, bij de twee wastafels, zo bedreven knipte of schoor. Het was een mooie man geweest en een ongelukkige liefde, waaraan de herinnering later wegzonk in de stille vijver van een ordentelijk huwelijk. Maar nu…
‘Waar zijn de stoelen voor de klanten gebleven?’ vroeg ze.
Die hebben ze óók nog maar bij de wastafels gezet. En in die stille, illusoire kapsalon is zij toen, twee weken later, heel gelukkig doodgegaan.”

 

Simon Carmiggelt (7 oktober 1913 – 30 november 1987)

 

De Duitse dichter, schrijver, graficus en uitgever Horst Bingel werd geboren in Korbach op 6 oktober 1933. Zie ook alle tags voor Horst Bingel op dit blog.

 

Geradbraakt

Je hoort de zee in jou dat alles drijft, de doden,
vast geklauwd, de muren, de huizen, die je
vallen zag, de wanden, geschilderd in de nacht,
ramen, de kozijnen nog eruit gebroken,
jou mijden vogels, zon, mensen, blind, je bent, een
steen, oren diep al in het beton, de bloemen,
iemand brengt ze alsnog. Wat is dat? De boodschappers,
uit de dode wereld, de aarde,
dus dat was het, je rende sneller nog, de mist,
dik, je hoort het schreeuwen steeds, diep, onder
je voeten, je hebt ze toch allemaal opgehangen, een
stomme ruk, stevig ingekerfd, in elke nacht.
Wat ga je doen? De steen in de schoen, het was jouw tafel, waar
zij aan zaten, die je naar de trein bracht, naar de
veewagen, de wind kent hun namen,
de kinderen staan op, je bedekt je oren nu,
dat niet, de schoorsteen die de lucht vrat,
we zien jou, de steen die jouw naam
draagt, de spiegel, scherven, de aarde,
opengescheurd,
jij, vader, moeder, je hield mijn hand vast, jullie hebben
helemaal niets gezien, en wij, als hersenschimmen,
in de rook, spoken toch, tot steen bevroren,
Ik ben steeds nog elke nacht bang, ik keek niet weg, de
beulen, de kappen vielen,
Ik zat in de kelder, in het oor, de bommen. ik heb de
mensen met de gele ster gezien.
Ze zwaaiden niet.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Horst Bingel (6 oktober 1933 – 14 april 2008)

 

Zie voor de schrijvers van de 7e oktober ook mijn blog van 7 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Nobelprijs voor de Literatuur 2022 voor Annie Ernaux

Nobelprijs voor de Literatuur 2022 voor Annie Ernaux

De Nobelprijs voor de Literatuur van 2022 is toegekend aan de Franse schrijfster Annie Ernaux. In een toelichting noemt de Zweedse Academie Ernaux’ ‘moed en klinische scherpte, waarmee zij de wortels, vervreemding en collectieve binding van de persoonlijke herinnering blootlegt’ als reden voor de toekenning. Annie Ernaux werd geboren in Lillebonne op 1 september 1940. Annie Ernaux bracht haar kindertijd door in Yvetot, Normandië. Zie ook alle tags voor Annie Ernaux op dit blog.

Uit: Les Années

« Toutes les images disparaîtront.
la femme accroupie qui urinait en plein jour derrière un baraquement servant de café, en bordure des ruines, à Yvetot, après la guerre, se renculottait debout, jupe relevée, et s’en retournait au café 
la figure pleine de larmes d’Alida VaIIi dansant avec Georges Wilson dans le film Une aussi longue absence 
l’homme croisé sur un trottoir de Padoue, l’été 90, avec des mains attachées aux épaules, évoquant aussitôt le souvenir de la thalidomide prescrite aux femmes enceintes contre les nausées trente ans plus tôt et du même coup l’histoire drôle qui se racontait ensuite : une future mère tricote de la layette en avalant régulièrement de la thalidomide, un rang, un cachet. Une amie horrifiée lui dit, tu ne sais donc pas que ton bébé risque de naître sans bras, et elle répond, oui je sais bien mais je ne sais pas tricoter les manches 
Claude Piéplu en tête d’un régiment de légionnaires, le drapeau dans une main, de l’autre tirant une chèvre, dans un film des Charlots 
cette dame majestueuse, atteinte d’Alzheimer, vêtue d’une blouse à fleurs comme les autres pensionnaires de la maison de retraite, mais elle, avec un châle bleu sur les épaules, arpentant sans arrêt les couloirs, hautainement, comme la duchesse de Guermantes au bois de Boulogne et qui faisait penser à Céleste Albaret telle qu’elle était apparue un soir dans une émission de Bernard Pivot 
sur une scène de théâtre en plein air, la femme enfermée dans une boîte que des hommes avaient transpercée de part en part avec des lances d’argent – ressortie vivante parce qu’il s’agissait d’un tour de prestidigitation appelé Le Martyre d’une femme 
les momies en dentelles déguenillées pendouillant aux murs du couvent dei Cappuccini de Palerme 
le visage de Simone Signoret sur l’affiche de Thérèse Raquin
la chaussure tournant sur un socle dans un magasin André rue du Gros-Horloge à Rouen, et autour la même phrase défilant continuellement : « avec Babybotte Bébé trotte et pousse bien » 
l’inconnu de la gare Termini à Rome, qui avait baissé à demi le store de son compartiment de première et, invisible jusqu’à la taille, de profil, manipulait son sexe à destination des jeunes voyageuses du train sur le quai d’en face, accoudées à la barre 
le type dans une publicité au cinéma pour Paic Vaisselle, qui cassait allègrement les assiettes sales au lieu de les laver. Une voix off disait sévèrement « ce n’est pas la solution ! » et le type regardait avec désespoir les spectateurs, « mais quelle est la solution ? » 

 

Uit: De jaren (Vertaald door Rokus Hofstede)

“Alle beelden zullen verdwijnen.
de op haar hurken zittende vrouw die, na de oorlog, in Yvetot op klaarlichte dag urineerde achter een als café dienstdoen-de barak, aan de rand van de kapotgeschoten huizen, daarna overeind kwam, met opgeschorte rok haar broekje omhoog-trok en weer het café binnen ging
het betraande gezicht van Alida Valli dansend met Georges Wilson in de film Une aussi !engste absence
de in de zomer van ’90 terloops op een trottoir in Padua geziene man, met handen die aan zijn schouders vastgegroeid zaten, waardoor je meteen terugdacht aan softenon, het middel dat zwangere vrouwen dertig jaar eerder voorgeschreven kregen tegen misselijkheid, en tegelijk ook aan het grapje dat nadien de ronde deed: een aanstaande moeder breit haar babyuitzet bij elkaar en slikt stipt softenon, na elke toer een pilletje. Een geschrokken vriendin zegt: weet je dan niet dat je baby wel eens zonder armen geboren zou kunnen worden, waarop zij zegt ja dat weet ik, maar ik weet niet hoe ik de mouwen moet breien
Claude Piéplu aan het hoofd van een peloton soldaten van het vreemdelingenlegioen, met in zijn ene hand de vlag en in zijn andere het touw waaraan hij een geit voorttrekt, in een film van Les Charlots
die majesteitelijke, aan alzheimer lijdende dame, net als de andere bewoonsters van het bejaardentehuis gekleed in een bloemetjesblouse, al had zij daarbij een blauwe sjaal over haar schouders geslagen, die onafgebroken met een blik vol minachting door de gangen schreed, als was ze de hertogin van Guermantes in het Bois de Boulogne, en die deed denken aan Céleste Albaret zoals ze op een avond was verschenen in een uitzending van Bernard Pivot
op een toneel in de openlucht, de vrouw die opgesloten zat in een doos waar mannen van alle kanten zilveren zwaarden doorheen hadden gestoken — en die levend naar buiten kwam, want het ging om een goocheltruc getiteld De lijdensweg van een vrouw
de op een voetstuk ronddraaiende schoen in een André-winkel in de Rue du Gros-Horloge in Rouen, en rond dat voetstuk hetzelfde zich onophoudelijk herhalende zinnetje: ‘Baby loopt en groeit vlot met Babybotte’ de onbekende man op Stazione Ihnnini in Rome die de store van zijn eersteklascompartiment half had laten zakken zodat hij tot zijn middel onzichtbaar was, en die, van opzij gezien, aan zijn geslachtsdeel frunnikte ten overstaan van de uit het venster hangende jonge reizigsters in de trein op het tegenoverliggende spoor de figuur in een bioscoopreclame voor het afwasmiddel Paic die welgemoed vieze borden stukgooide in plaats van ze af te wassen. Een commentaarstem zei streng: Mat is niet de oplossing!’, en de figuur keek wanhopig op naar de toeschouwers: ‘Maar wat is dan wel de oplossing?’”

 

Annie Ernaux (Lillebonne, 1 september 1940)

Victor Vroomkoning

De Nederlandse dichter Victor Vroomkoning (pseudoniem van Walter van de Laar) werd geboren op 6 oktober 1938 in Boxtel. Zie ook alle tags voor Victor Vroomkoning op dit blog.

 

Onderweg

Wij waren Bergen al voorbij.
Het linnen dak was van de warmte
opgestroopt. Ik lag languit,
mijn hoofd in moeders plooien.

Vader reed, geloof ik, op de sterren.
Na een bocht of wat was hij verdwaald
zei hij. De maan liet doorschemeren
dat we midden in de duinen stonden.

Zij meenden dat ik sliep.
Hoor je de zee? vroeg hij.
Zij schoof mij uit haar schoot.

Heb ik ooit meer droom geput
uit wat mij werd verzwegen?

 

Bezoek 1

Zie hem aan. Hij heeft steeds
minder eeuwig leven. Nog even
en ik kan hem niet vergeten.

Lichter dan de vogels
voelt hij zwaarder aan
dan in zijn sterkste jaren.
In zijn stem echoot het kind.

Ik laat hem in een leunstoel
lopen, tussen ramen in
zodat hij meer van mij kan zien.

Nog beven resten leven
door hem heen.

 

Bezoek 2

Als ik hem spreek
hoor ik zijn zwijgen niet.

De radiator fluit.
Een blad valt
in de vensterbank.
Lage zon brengt stofjes
aan het licht.

Over dat soort dingen
raakt mijn mond
niet uitgepraat.

Zo doe ik maar
alsof het masker
van de dood
hem nog niet staat.

 

Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e oktober ook mijn blog van 6 oktober 2021 en ook  mijn blog van 6 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.  

John Taggart, Roberto Juarroz

De Amerikaanse dichter en criticus John Taggart werd geboren op 5 oktober 1942 in Guthrie Center, Iowa. Zie ook alle tags voor John Taggart op dit blog.

 

Precious Lord

8

Brother Joe May has a big voice has a big and loud voice
Brother Joe May the thunderbolt of the Middle West
the way he sang “pra-aaa-aaa-aaa-shus” is like thunder
he was taught to sing “pra-aaa-aaa-aaa-shus” by Mother Smith
he was taught to sing by Mother Willie Mae Ford Smith
she was called Mother he called her Mother
Mother Smith: “the lord just anoints me while I’m singing”
when you’re anointed something goes all over you
must be that same thng went all over her went all over her son.

Mrs. Willie May introduced “If You See My Saviour” in 1930
this was before she was called Mother
twenty years before Brother Joe May sang “pra-aaa-aaa-aaa-shus”
in 1930 in Chicago at the National Baptist Convention
during the morning devotions at the convention
she sang “you saw me” during the morning devotions
in 1930 in Chicago Georgia Tom recorded “She Can Love So Good”
in 1931 in Chicago Georgia Tom recorded “Please Mr. Blues”
if you saw her you’d see Mr. Blues loving her so good.

9

Way past sixteen way past sweet sixteen and she’s moaning
she says “when I don’t feel like singing I moan”
it’s Sister Rosetta Tharpe at The Hot Club de France in 1966
Sister Rosetta had dyed her hair red played a hollow-body jazz guitar
Sister Rosetta has a resonating vibrato
she moans “ho-oo-oo-oo-meh” with a resonating vibrato
she moans out “ho-oo-oo-oo-meh” becomes resonant
“when I don’t feel like singing I moan”
she becomes completely resonant she has nothing left to hide.

Thomas Dorsey wrote the words wrote the words and the music
Thomas Dorsey wrote the words and the music for “Precious Lord”
the song is an answer song to another song
answer to George Nelson Allen’s “Must Jesus Bear the Cross Alone?”
George Nelson Allen thought the answer was no
a cross for everyone “there’s a cross for everyone”
Thomas Dorsey thought the answer was no
“see you got to be susceptible for whatever comes in the ear”
he got Sister Rosetta to be susceptible got everyone susceptible.

 

John Taggart (Guthrie Center, 5 oktober 1942)

 

De Argentijnse dichter, essayist en literatuurwetenschapper Roberto Juarroz werd geboren in Coronel Dorrego op 5 oktober 1925. Zie ook alle tags voor Roberto Juarroz op dit blog.

 

Van tijd tot tijd

Van tijd tot tijd
is het nodig de dingen de revue te laten passeren,
opnieuw hun aanwezigheid vast te stellen.
Wij moeten weten
of de bomen daar nog staan,
of de vogels en de bloemen
hun onwaarschijnlijke toernooi voortzetten,
of de verborgen helderheid
de wortel van het licht nog voedt,
of de buren van de mens
nog aan de mens denken,
of god zijn plaats
heeft afgestaan aan een vervanger,
of jouw naam jouw naam nog is

of al de mijne,
of de mens zijn leerschool heeft afgemaakt
zich van buitenaf te bekijken.

En als wij alles de revue laten passeren
moeten wij ons niet laten misleiden:
geen ding kan een ander ding benoemen.
Niets mag het afwezige vervangen.

 

Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu

 

Roberto Juarroz (5 oktober 1925 – 31 maart 1995)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e oktober ook mijn blog van 5 oktober 2018 en ook mijn blog van 5 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 5 oktober 2014 deel 2.

Andermans hond (Joke van Leeuwen), Willem Jan Otten, Roberto Juarroz

 

Bij Dierendag

 

King Charles Spaniel door George Stubbs, 1776

 

Andermans hond

Ik ging niet wandelen met de hond,
de hond ging wandelen met mij.
Kijk, zei hij, kijk, zo doe je dat:
je snuffelt wat, je kruipt eens
onder groen, je doet daar wat je
daar moet doen, je kwispelt –
nee dat kun je niet – loopt achterna
wat vleugels heeft, je rolt je op je
ene zij, je andere zij, je ene zij,
je mond staat op de tocht, je zoekt
in woorden naar een geur, bij grenzen
naar vreemd vocht, hoort woest geroep
van groepen mensen als blaffen aan,
verstaat alleen je naam
en Lig en Koest en Af.

 

Joke van Leeuwen (Den Haag, 24 september 1952)
Aangelijnde, wachtende honden in De Passage in Den Haag.

 

De Nederlandse schrijver en dichter Willem Jan Otten werd geboren in Amsterdam op 4 oktober 1951. Zie ook alle tags voor Willem Jan Otten op dit blog.

 

Oude vrouw

Ze is plantaardig, woeker van het meubilair,
haar stappen schieten wortel in de dikke perzen,
ze teert op kasten gevuld met groen kristal,
tachtigers en vermolmde zoutjes, zit dagen
aan het kabinet met kromme foto’s
van het gelig voorgeslacht, humus van
haar binnenspraak vol onverrichte zaken.

 

Het offer

Aan het einde van de wereld
bevinden zich beslagen ramen
met uitzicht op het hemelrijk.

Daar drijft mijn goudvis rond,
onaangedaan, maar dat is schijn:
hij houdt me in de gaten.

Ik weet me dán alleen verlost
als ik hem voer: zuigend aan
zijn hemel kan hij me vergeten.

 

Het wonder

Er zijn, ondanks de nacht, veel mensen
op de been. Men heeft zich rond
een lege fles geschaard.
Gesproken wordt er niet. Iemand
bukt, verstrijkt een lucifer
en deinst geschrokken terug:
een knal, vonken en een schicht.
Dan roept men ah!, hoewel de pijl
niet is te zien, het mist.

 

Willem Jan Otten (Amsterdam, 4 oktober 1951)

 

De Argentijnse dichter, essayist en literatuurwetenschapper Roberto Juarroz werd geboren in Coronel Dorrego op 5 oktober 1925. Zie ook alle tags voor Roberto Juarroz op dit blog.

 

De gezichten die jij achter je hebt gelaten

De gezichten die jij achter je hebt gelaten
zijn onder je eigen gezicht blijven zitten
en komen soms te voorschijn
alsof je huid ze niet allemaal kan bergen.

De handen die jij achter je hebt gelaten
bollen soms op in je hand
en zuigen de dingen op, of laten ze los
als groeiende sponzen.

De levens die jij achter je hebt gelaten
overleven jou in je eigen schaduw
en op een dag bespringen ze je als één leven,
misschien om eenmaal alleen te sterven.

 

Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu

 

Roberto Juarroz (5 oktober 1925 – 31 maart 1995)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e oktober ook mijn blog van 4 oktober 2018 en ook mijn blog van 4 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 4 oktober 2015 deel 2.

Kira Wuck, Horst Bingel

De Nederlandse dichteres Kira Wuck werd geboren in Amsterdam op 3 oktober 1978. Zie ook alle tags voor Kira Wuck op dit blog.

 

Een dof geluid iedere keer als hij het glas raakt
een mot probeert al uren tevergeefs buiten te komen

wanneer wilde ik voor het laatst iets zo graag
dat ik er beschadigd door zou kunnen raken

ik ken wel het verlangen waar je
kramp van in je liezen krijgt

soms zie ik de dingen die ik hebben wil
als een vloedgolf die het land bedekken kan
om erbij te kunnen moet ik eerst verdrinken

 

De zee heeft honger

Als je wilt weten waar mensen wachten
dan moet je peuken zoeken
op het strand liggen
kleine dromen als opgevouwen briefjes

wachten is als de zee
tijd komt naar ons toe
maar kan zich ook van ons keren
als een uitgestrekte droogte

dorst is zo groot dat we hem niet benoemen
zout water kunnen we niet drinken
niemand weet hoelang de zee slaapt
haar dijen zijn altijd koud en gewillig

alles wat we bezitten nemen we mee
beneden zwemmen kinderen zonder honger
het liefste willen we teruggaan naar het moment
voordat alles begon te wankelen

toen wachten nog dromen betekende en
de zee geen honger had

 

Familie

Hierna drink ik niet meer doordeweeks zei ik
want toen ik mijn opa weer zag herkende ik hem eerst niet.
Vroeg aan willekeurige oude mannen
of ze mijn opa waren, onderaan roltrappen.
Eentje antwoordde dat het hem speet
dat hij niemands opa was.

Toen ik hem vond liepen we door de stad
wou dat iedereen zag dat ik een opa had
Hij marcheerde door de straat met een rechte rug
de oorlog zit nog ergens in zijn ledematen.

Ik dacht aan de man die tussen ons in was gestorven
hoe hij zijn tijd korter had zien worden op een schaakklok
en aan mijn opa, die hem als straf sambal had gevoerd

De brief die mijn vader schreef en nooit had verzonden

 

Kira Wuck (Amsterdam, 3 oktober 1978)

 

De Duitse dichter, schrijver, graficus en uitgever Horst Bingel werd geboren in Korbach op 6 oktober 1933. Zie ook alle tags voor Horst Bingel op dit blog.

 

Roeiboot

Waarom staat de zon zo hoog?
Onze vrolijke liedjes in de nacht
bereiken alleen de maan.
De laatste tram
nam onze thuiskomst mee.
Heb je de vissen gehoord?
Elkeen vertelt
deze avond aan zijn vrouw
het verhaal van de maan.
Heb je de vissen gehoord?
En zojuist in de sprong,
toen de riem een slag lang
boven het water hing,
is de vlieg
met zijn spel begonnen.
Kijk hoe de vlieg springt,
telkens wanneer de riem
uit het water komt.
We willen ophouden met roeien.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Horst Bingel (6 oktober 1933 – 14 april 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e oktober ook mijn blog van 3 oktober 2020 en evenens mijn blog van 3 oktober 2018 en ook mijn blog van 3 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 3 oktober 2015 deel 2.

Dimitri Verhulst, John Hegley

De Vlaamse dichter en schrijver Dimitri Verhulst werd op 2 oktober 1972 geboren in Aalst. Zie ook alle tags voor Dimitri Verhulst op dit blog.

Uit: Hebben en zijn

“Leven is nog steeds de grootste doodsoorzaak.” Een spreuk op de deur. Eigenlijk hangt die hier op álle deuren, en dat zijn vele deuren: een mantra, iets wat met alle macht en tegen elke prijs in de ketels van de misnoegde aanwezigen moet worden gestampt.
Er is Malodot een kamer toegewezen die ruikt naar walnoten en ammoniak en volgens de Opzichter mag hij zich gelukkig prijzen, al was het maar omwille van de mannen met wie hij ze moet delen tot, tja, hij weet hoegenaamd niet tot wanneer. Vrolijke mannen, ondanks alles, zodat ze ook wat dommig ogen, en die goed met elkaar opschieten.
De oudste van de kamergenoten is Hubert, vierenzestig zouden de meesten zeggen als ze geld kregen om op en leeftijd in te zetten, van wie weinig opmerkelijks valt te noteren, op een lamme linkerarm na dan, en een tong die ietwat lusteloos uit zijn mond hangt, als wasgoed uit het nam om te drogen. Hij heeft vriendelijke ogen, de ruwe poten van een overtuigde werker, en te oordelen naar het vuil onder zijn vingernagels wroette hij vaak in de aarde. Wroette. Daar is het al. De verleden tijd. Emanuel is de tweede oudste. Hij zit onder de brandwonden, zijn gezicht nog het meest, etterachtige brijen sijpelen uit iedere porie die het nog opbrengt zijn huid te kuisen. Malodots afschuw amuseert Emanuel, ook al omdat hij weet dat de nieuwe die wufte sentimentjes hier snel zal kwijtspelen. `Terpentine op de barbecue is nooit een goed idee? De man met wie Malodot het stapelbed zal moeten delen, daar ziet het toch naar uit, heet Didier, een jonkie nog. Zijn broek hangt tot op zijn voeten, zodat Malodot zomaar diens jeugdig florissante, stijve geslacht kan zien. En zijn ene oog is met een 9mm Luger doorboord, zo stelt Didier zichzelf meteen voor, omdat hij de pech had een vrouw bij haar thuis op de wasmachine te nemen toen haar echtgenoot thuiskwam, luttele seconden voor zijn climax. Stom, want hij had helemaal niet geweten dat die lekkere geit getrouwd was, en al helemaal niet met een halvegare wapenfreak, maar ach, sommige dingen moet je nemen zoals ze komen. Waarna hij vraagt of Malodot boven- of onderaan in het stapelbed wil liggen. Dat maakt hem niet zo uit. Doe maar onderaan. Als hij boven ligt gaat hij het gevoel hebben dat de toeter van de jeugdeling de hele tijd naar hem wijst. Maar als die Didier belooft niet op zijn buik te zullen slapen, dan wil Malodot het onderste bed nemen. Graag. En hoe heet jij, Nieuwie, mogen we dat weten? Voorheen, wanneer zijn naam werd gevraagd, vroegen mensen bijna meteen daarna hoe je die schreef. Nu niet Dat valt hem op. Hij heeft te maken met drie kamergenoten die niet zinnens zijn ooit nog eens iets op te schrijven. Ze heten hem van harte welkom en stellen hem daarna de vraag die iedereen als eerste moet horen wanneer hij hier tot zijn eigen verbazing belandt. De vraag: Hoe ben jij aan je eind gekomen? Het heeft misschien minder met vergeten dan met willen vergeten te maken, maar hadden deze drie mannen hem er niet aan herinnerd nu, dan had Malodot het weer niet meer geweten sinds kon dood te zijn. Zijn einde, dat vroegen ze. Daar moet hij nog even over nadenken, eigenlijk, hetgeen normaal schijnt te zijn, iedereen heeft in het begin last van een beetje geheugenverlies.”

 

Dimitri Verhulst (Aalst, 2 oktober 1972)

 

De Engelse dichter John Hegley werd geboren op 1 oktober 1953 in Londen. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor John Hegley op dit blog.

 

Het welpen dagboek

Op een kerstdag vertelde ik mijn vader
dat mijn zus de pagina’s van mijn nieuwe welpen-dagboek had bekrabbeld.
Toen hij haar confronteerde met de schade
zei ze dat ze onschuldig was. Ik vroeg wie het gedaan had als zij nooit
en beseffend dat er geen andere waarschijnlijke verdachte was,
ervan uitgaande dat onze ouders boven zo’n zinloze overtreding staan,
zei Angela dat zij, hoewel ze geen
herinnering had aan het incident,
de schuldige moest zij zijn geweest;
een bekentenis waarvan mijn vader vond dat
die een grondig pak slaag rechtvaardigde.
Wat er feitelijk was gebeurd, was dit:
Toen ik mijn adres in het dagboek schreef,
dat ik er zo netjes mogelijk wilde laten uitzien,
had ik een fout gemaakt,
doorgestreept, er een knoeiboel van gemaakt
en mijn geduld verloren,
het boek verpest
met een reeks onuitwisbare markeringen.
Toen de razernij voorbij was
besloot ik dat iemand moest lijden voor deze daad van vernietiging
en dat die persoon mijn zus moest zijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

John Hegley (Londen, 1 oktober 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e oktober ook mijn blog van 2 oktober 2020 en eveneens mijn blog van 2 oktober 2018.