Simon Vestdijk, Uwe Kolbe, Jan Wagner

De Nederlandse dichter en schrijver Simon Vestdijk werd geboren in Harlingen op 17 oktober 1898. Zie ook alle tags voor Simon Vestdijk op dit blog.

 

Amsterdam

Gevoegd tot wallen steen, en krom verdronken,
Staan de kantoren in hun lang plantsoen.
Te lang, te smal… Op bruggeranden ronken
Tramwagens dwars door ’t stoffig dubbelgroen.

Nog stroomt een rest van ’t kruislingsch labyrinth
Waar men ’t verleden moeizaam in kan halen
Als spook’ge achterstevens, vluchtend bint
Van schepen die de reeders lieten dwalen.

Maar in die duizeldun vertakte haven
Zijn zelfs de geesten zoo misteekend, dat
Het laatste toplicht, wezenloos hoogdravend,
Zweeft als een lichtreclame op de binnenstad.

 

Het lied der sirenen

Men heeft ons vaak belasterd, maar wij zijn
’t Binnenste lied van uzelf, o zeeman.
Doe ons maar op uw vloten in de ban:
Uw angst is schijn en uw vloeken is schijn.

Vergeefs bondt gij uw grootste kapitein
Die, de ooren toe, ons niet vergeten kan.
Wanneer wij zingen weet gij ervan,
Wanneer wij zwijgen zal uw hart het zijn

Dat verderzingt: en wilt gij het niet hooren,
Dan vallen wij in wéer met ’t zelfde lied,
Niet met een gebaar van: versmaad ons niet,

Maar uit speelsch en moederlijk medelijden
Met elk die zijn eigen ziel wil bestrijden,
En zich miskent, en dom blijft als tevoren.

 

Vleermuis

Ik ben heel zwart, ik ben de bange held
Van zoveel mug-doorgonsde schemeruren.
Maar overdag dan hang ik aan de schuren,
Lijkbleek, in al mijn lijkkleren gespeld.

Lang slaap ik zo, tegen de kilste muren,
de kop omlaag, de tenen kromgekneld;
Door alles, zelfs door het bazuingeweld
Van ’t laatste oordeel zal mijn slaap heenduren.

Toch, ’s avonds weer, met klapperde huid,
dans ik de kringen van een duivelbanner,
ik dans de polka en de wals van Lanner,

Inktvlekken dans ik, heel een schoolschrift uit,-
En alles onder ’t treurige gepiep
Dat hij verstaat die kleumend naast mij sliep.

 

Simon Vestdijk (17 oktober 1898 – 23 maart 1971)
Beeld van Simon Vestdijk voor de hervormde kerk van Doorn

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Uwe Kolbe werd geboren op 17 oktober 1957 in Oost-Berlijn. Zie ook alle tags voor Uwe Kolbe op dit blog.

 

Nirgendwo mehr hin

Werden auf der Brücke bleiben,
eines in des andern Armen,
küssen sich, weit offne Augen
werden in den Mond sehn.

Haben Vater, Mutter wohl,
haben sie vergessen.
Sind so jung und schon so schwer,
wenn sie sich im Kreis drehn.

Werden Himmeln und Laternen
Liebe und den Ausbruch schwören.
Doch die Lichter, Straßen bleiben
stumm, es wird nur Wind wehn.

Werden von der Brücke nicht mehr,
nicht für Eltern, für die Katz,
nur noch sich und sich gehören,
nirgendwo mehr hin gehn.

 

Sailor’s Missing

Ich habe ihn Jahre gesucht.
Ich wusste, er wohnt in der Flasche,
das war leicht festzustellen,
doch wo beginnen zu suchen?
Die Welt eine Flasche, die Flasche die Welt,
bauchig, schön, und innen drinnen,
da hat sie sich gewaschen.
Lübecker Rotspon
oder schwerer Argentinier?
Sherry vom Schwarzen Mann
oder Chardonnay vom Tafelberg?
Ich wusste etwas über sein Aussehen,
den Bauch.
Ich wusste um seine Meinung:
Prost auf die Welt!
Und ich wusste, ich halte zu ihm.
In Casablanca verlor sich die Spur,
dann auf dem blauen Nil,
in Schanghai,
in den Tränen des Mädchens,
dem er die Raddampferfahrt
von Dresden nach Pirna versprochen hatte,
der Luftikus, der gottverdammte
Luftikus,
da tauchte er wieder auf,
sein Buddelschiff Made in China.

 

Uwe Kolbe (Oost-Berlijn, 17 oktober 1957)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Jan Wagner werd geboren op 18 oktober 1971 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Jan Wagner op dit blog.

 

het westen

de rivier denkt in vissen. wat was het dus
wat sergeant henley hem als eerste
ontnam, de ogen geel en star, de baarddraden
twee porijzers rondom de asgrauwe bek
die zelfs de honden deed janken?

de stroomversnellingen en hun kolkende
grammatica, die wij richting bron volgen.
de nevelgebergtes in de verte,
de vlaktes van gras en af en toe
een inboorling die vermaakt
naar ons kijkt en daarna
het bos in verdwijnt: dat alles noteren we
op adams oude kaart, benoemen
soorten en oorden. koorts in de spieren
en wekenlang het dieet van wortels
en godsvertrouwen. onder het hemd de teken
als spelden op de huid: zo neemt
de wildernis ons de maat.

vreemd gevoel: de grens
te zijn, het punt waar het eindigt en
begint. bij het vuur `s nachts cirkelt ons bloed
in wolken van muskieten boven ons,
terwijl wij met harde graten
de vachten aan elkaar naaien, schoenen
voor ons doel en dekens voor onze dromen.
vóór het ongerepte, achter ons
de zwermende kolonisten, hun handvest
van hekken en rasters; achter ons
de huifkarren van de handelaars,
de grote steden, vol lawaai en toekomst.

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Jan Wagner (Hamburg, 18 oktober 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e oktober ook mijn blog van 17 oktober 2018 en ook mijn blog van 17 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 17 oktober 2015 deel 2.

Alan Garner

De Engelse schrijver Alan Garner werd geboren op 17 oktober 1934 in Congleton, Cheshire. Garner ging naar lokale scholen voordat hij twee jaar bij de Royal Artillery doorbracht en studeerde aan Magdalen College, Oxford. Zijn eerste boek, “The Weirdstone of Brisingamen: A Tale of Alderley” (1960), is een fantasieverhaal waarin de tweeling Colin en Susan te maken krijgen met bovennatuurlijke krachten nadat ze hebben ontdekt dat ze een magisch juweel bezitten. Het speelt zich af in Alderley Edge in de geboorteplaats van Garner, Cheshire. Hij bracht een vervolg uit, “The Moon of Gomrath” (1963), waarin de kinderen opnieuw duistere magische bedreigingen onder ogen moeten zien. In 2012 bracht hij het laatste deel van de trilogie uit, “Boneland”, waarin de zoektocht van de volwassen Colin naar zijn zus wordt beschreven. De boeken zijn gebaseerd op mythologische motieven als de ‘slapende koning’, een legendarische held die wacht om gewekt te worden in een tijd van crisis, en de ‘wilde jacht’, een groep gruwelijke ruiters die veroordeeld is om voor eeuwig te jagen. Andere romans waren “Elidor” (1965) en “The Owl Service” (1967; televisiefilm 1969), “Red Shift” (1973) “Strandloper” (1996), “Thursbitch” (2003), “Treacle Walker” (2021). “The Stone Book Quartet” – bestaande uit “The Stone Book” (1976), “Granny Reardun” (1977), “Tom Fobble’s Day” (1977) en “The Aimer Gate” (1978) – is een reeks fictieve afleveringen uit het leven van Garners voorouders. Garner vertelde legendes en volksverhalen in de collecties “Alan Garner’s Fairy Tales of Gold” (1979), “The Lad of the Gad” (1980), “A Bag of Moonshine” (1986), “Once upon a Time” (1993), en “Collected Folk Tales” (2011) . Andere werken waren “The Voice That Thunders: Essays and Lectures” (1997) en “The Well of the Wind” (1998). In 2021 publiceerde hij “Treacle Walker”. Garner schreef ook voor radio en televisie en toneelstukken. Het operalibretto “Potter Thompson” (1975), een andere variant op de legende van de ‘slapende held’, werd gemaakt in opdracht van een kinderkoorgroep. Garner werd in 2001 benoemd tot Officier in de Orde van het Britse Rijk (OBE).

Uit: Treacle Walker

“Ragbone! Ragbone! Any rags! Pots for rags! Donkey stone!”
Joe looked up from his comic and lifted his eye patch. Noony rattled past the house and the smoke from her engine blew across the yard. It was midday. The sky shone.
‘Ragbone! Ragbone! Any rags! Pots for rags! Donkey stone!’
Quick, Joe. Now, Joe.
Joe pulled the patch down, got off his mattress on the top of the chimney cupboard and stood at the big window.
The last of Noony’s smoke curled through the valley and along the brook. He could see no one in Barn Croft or Pool Field or Big Meadow or on the track between the top and bottom gates; and trees hid the way up from there to the heath. He went back to bed.
‘Ragbone! Ragbone! Any rags! Pots for rags! Donkey stone!’
The voice was below the window. He climbed down again.
There was a white pony in the yard. It was harnessed to a cart, a flat cart, with a wooden chest on it. A man was sitting at a front corner of the cart, holding the reins. His face was creased. He wore a long coat and a floppy high-crowned hat, with hair straggling beneath, and a leather bag was slung from his shoulder across his hip.
‘Ragbone! Ragbone! Any rags! Pots for rags! Donkey stone!’ He looked up at Joe. Joe opened the window. Even from there he saw the eyes. They were green violet.
‘What do you want?’ he said.
‘Rag and bone,’ said the man. ‘And you shall have pot and stone. That’s fair. Or isn’t it?’
‘Wait on,’ said Joe. ‘I’m coming.’ He rummaged in the cupboard and found an old pair of pyjamas. He ran downstairs to his museum and raised the glass lid. There was his collection of birds’ eggs and a lamb’s shoulder blade he had picked from a mole hill by the railway embankment. He took the shoulder blade, opened the door and went into the yard.
‘I’ve got these.’
‘Come aboard, buccaneer,’ said the man.
Joe put his foot on a wheel spoke and climbed onto the cart. The man made room for him at the corner, and Joe sat down. He turned his face away.”

 

Alan Garner (Congleton, 17 oktober 1934)

Deutscher Buchpreis 2022 voor Kim de l’Horizon

Deutscher Buchpreis 2022 voor Kim de l’Horizon

De Zwitserse, genderfluïde niet-binaire dichter en schrijver Kim de l’Horizon is de winnaar van de Deutscher Buchpreis. Hij ontvangt de prijs voor zijn debuutroman “Blutbuch”. De jury van de boekenprijs oordeelde: «Met enorme creatieve energie zoekt het non-binaire verhalende personage uit Kim de l’Horizons roman Book of Blood naar zijn eigen taal. […] Welke verhalen zijn er voor een lichaam dat conventionele ideeën over gender tart? […] Elke poging tot taal, van de sculpturale scène tot de essay-achtige memoires, ontwikkelt een urgentie en literaire vernieuwing die de jury provoceerde en inspireerde.» Zie ook alle tags voor Kim de l’Horizon op dit blog.

Uit: Blutbuch

„Wir sprachen nie darüber, ob es für andere Familien auch so anstrengend ist, so zu tun, als wären sie wie die anderen Familien, wir sprachen nie über Normalität, nie über Heteronormativität, Queemess, wir sprachen nie über Klasse, die sogenannte »Dritte« Welt und die geheimen Geflechte der Pilze, die viel grösser und feiner sind als in unserer Vorstellung, wir sprachen nie über all die Wege, die diese Welt bereithält, die sie uns bereithält, um vor uns selbst davonzulaufen, die gewundenen Wege, die im Schatten grosser Pappeln liegenden Wege, die öden, endlosen Wege, die diese Welt umspinnen, wie ein Faden einen Fadenknäuel umspinnt, aber wir sprachen über die Wege, die alle zusammen »Jakobsweg« heissen.
Vor einigen Wochen sassen wir auf dem Sofa, du hast mir eines der Fotoalben gezeigt. Ich habe mich gezwungen, dasselbe Interesse vorzutäuschen wie die letzten zehn Male, als du mir dieselben Fotos mit denselben Kommentaren erläutert hast. Wir schauten uns ein Foto deiner Mutter an, auf dem sie schwanger mit dir ist, ein Foto, das mich die ersten Male überrascht hat, weil da einfach eine nackte Frau zu sehen ist, in einem kleinbürgerlichen Familienalbum von 1935. Plötzlich hast du deinen Redefluss unterbrochen, mich angeschaut und gefragt: »Warum bist du eigentlich nie da?«
Ich sitze hier an meinem Schreibtisch in Zürich, ich bin sechsundzwanzig, es wird langsam dunkel, es ist einer dieser Abende, die noch Winterabende sind, während mensch schon eine Vorahnung von Frühling riecht, ein samtiger Geruch: von Bodnant-Schneeballblüten, übertrieben süss und weissrosa; von Menschen, die wieder beginnen zu joggen und ihren Schweiss durch die viel zu sauberen Strassen tragen. Ich jogge nicht. Ich sitze hier und kaue meine Fingernägel, trotz des Ecrinal-Bitternagellacks, ich kaue, bis der weisse Rand abgekaut ist und noch weiter, ich dränge den weissen Rand beständig nach hinten. Vor einem halben Jahr habe ich diesen ultralangweiligen Job im Staatsarchiv angenommen, ich stecke den ganzen Tag zwischen Regalen tief unter der Erde, katalogisiere Krankenakten längst verstorbener Patientinnen, ich spreche mit niemenschem, bin zufrieden, bin unsichtbar, lasse meine Haare wachsen, gehe nach Hause und setze mich hierhin, an meinen Schreibtisch, von wo aus ich die Buche im Nachbargarten sehen kann, von wo aus mir die Erinnerungen an die Blutbuche kommen, unsere Blutbuche, die grosse, rotlaubige Buche in der Mitte unseres Gartens. Ich schreibe. Wenn meine Freundinnen Dina und Mo, die auch irgendwo sitzen und schreiben, mir schreiben: »Kommst du was trinken?«, dann schreibe ich nicht zurück. Ich versuche zu schreiben, und wenn ich nicht schreiben kann, wenn ich im Wattenmeer der Vergangenheit versinke, dann rasiere ich mich, dusche und fahre mit dem Fahrrad in die Aussenbereiche der Stadt, in die Aussenröcke, wie die Engländerinnen sagen, ich suche die Tankstellen und Fussballplätze ab, ich tigere vor den Gyms auf und ab, die Grindr-App ist meine bleiche Fackel in der Nacht der Agglomeration, sie weist mir den Weg zu den Männern, die ich suche, die ich brauche, die ich mich brauchen lasse, von denen ich mir hinter dem Fahrradhäuschen den Rock hochschieben lasse und die ich sich in mich hineinschieben lasse, schnell und gefühllos, ich habe ja genug Gefühle, ich brauche nicht noch mehr davon, ich brauche endlich mal einen harten cut von ihnen.“

 

Kim de l’Horizon (Ostermundigen, 9 mei 1992)

Alma Mathijsen, Günter Grass

De Nederlands schrijfster en journaliste Alma Mathijsen werd geboren in Amsterdam op 16 oktober 1984. Zie ook alle tags voor Alma Mathijsen op dit blog.

Uit: Bewaar de zomer

`Neem plaats. Je weet wat er nu staat te gebeuren? Ik hoef dat niet meer uit te leggen? Goed zo. Ga maar 11:4:en op de behandelstoel. Laten we gelijk van start gaan. Nu volgt een heel klein prikje, op die manier kan ik je gegevens aflezen. Je snapt dat we niet heel veel tijd hebben? Je ouders zijn op dit moment, hier noemen we dat, bezig. Nog heel even geduld, niet schrikken. Je locatie. Eens kijken. We hadden vanochtend een glitch in het systeem; als het goed is, is die inmiddels verholpen. Maar het zou kunnen dat sommige zoekacties iets langer duren. Ah, juist. Je wordt in 1984 geboren in Nederland, het op vijf na gelukkigste land ter wereld, een rijk land, in de top twintig, de voorzieningen zijn allemaal redelijk tot goed op orde, geen grote alarmbellen hier.
Eens verder kijken, je zou geboren worden in Amsterdam, dat is de hoofdstad. Criminaliteitscijfers zijn redelijk hoog, vergeleken met de rest van het land. Al vraag ik me af of je daar last van zult krijgen, dat weten we natuurlijk nooit. We kunnen geen voorspellingen doen, ik kan je slechts de getallen geven. Je ouders wonen op het Molenpad, een straat verstopt tussen de Prinsen- en Keizersgracht. Erg mooi, wel aan de kleine kant. Ze zijn allebei geboren in Limburg, en voor hun twintigste naar de hoofdstad verhuisd. Je moeder werkt aan de universiteit, ze doceert Nederlands. Je vader is violist en speelt bij verschillende orkesten, hij heeft moeite een baan vast te houden. Ze zullen je Nederlands leren, een logge taal, als ik zo vrij mag zijn. Mijn superieuren hebben me er laatst op aangesproken, ik mag niet meer zo oordelen, maar dat is net wat ik zo plezierig vind aan dit werk. Al goed. Jij zult met een harde g praten, omdat je opgroeit in het noorden, al zullen je ouders de zachte g aanhouden. Maakt weinig uit, maar toch leuk om te weten. Dit soort opmerkingen moet ik dus laten. Dan iets bepalends, je geslacht. Ik zou je willen zeggen dat het weinig uitmaakt, maar dat is helaas niet zo. Ach jade wordt geboren met een vagina. Spijtig, daar kom ik later nog wel even op terug. Eens even in de genen kijken, ik zie astma, daar valt wel mee te leven, excuus, ik zal proberen geen oordelen te vellen, daar moeten wij ons verre van houden. Alles opdat je een weloverwogen keuze kunt maken. Astma dus, slechte ogen, het is uiteraard nog niet gezegd dat je die dan ook krijgt. Ik zie schizofrenie in de familie, een oom, ik zie ook down, nog een oom, kanker, meervoudig kanker, allemaal ooms, suikerziekte, hoge bloeddruk, zwaarlijvigheid, tja, ik zal geen oordeel vellen. Eens even kijken naar hun relatie, ze zijn getrouwd, dat hoeft weinig te zeggen. Al lange tijd samen, o, het eerste keuzemoment lag al zeven jaar terug. Je zou de eerstgeborene zijn, en waarschijnlijk ook de laatste, aangezien de moeder nu negenendertig is. Ik ben verplicht je ervan op de hoogte te stellen dat op voorgaande keuzemomenten andere potentiëlen een negatief oordeel hebben geveld. Toch wil ik je geen richting op sturen. Levensgedrag. Je vader drinkt veel, rookt ook erg veel, hij lijkt ermee te kunnen functioneren, al zal het voor jou, vooral het meeroken, in je latere leven wat complicaties geven.”

 

Alma Mathijsen (Amsterdam, 16 oktober 1984)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Grass werd geboren in Danzig (tegenwoordig Gdansk) op 16 oktober 1927. Zie ook alle tags voor Günter Grass op dit blog.

 

De vesting groeit

Ligt braak aan ’n kraaienzwerm ten prooi het land.
De mol plant zich er voort, loops langs de hekken
zie je verdacht vaak vreemde honden trekken.
Er dient betaald: klinkende munt, contant.

Zo rijk en onbeschut heeft angst temidden van
de rest een bouwwerk uitgezweet naar plan.
Als vesting laat Novemberland geen kieren
voor negers, Roma, joden, arabieren.

Oostwaarts dient Polen ons als grensgebied;
historie die ons grif te binnen schiet.
We hadden altijd lol in burchtcreaties,
in linies leggen of een muur oprichten
en tegen vestingkolder, waanzin, kampfrustraties
hielp steeds het broodzakje met Hölderlin-gedichten.

 

Vertaald door Matthias Rozemond

 

Günter Grass (16 oktober 1927 – 13 april 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e oktober ook mijn blog van 16 oktober 2021 en ook mijn blog van 16 oktober 2018 en ook mijn blog van 16 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 16 oktober 2016 deel 2.

A. F.Th. van der Heijden, Katha Pollitt

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook alle tags voor A. F.Th. van der Heijden op dit blog.

Uit: Mooi doodliggen

.“Het gebouw van de Verenigde Naties deed me altijd al aan een staande grafsteen denken, maar nu er wolkflarden langs de blauwe lucht joegen, leek de zerk ook nog eens over te hellen om me in z’n trage val te verpletteren. De wind tilde de vlaggen van de aangesloten landen hoog op, en wond ze dan weer klapperend om hun mast. Ik probeerde me met een hoofdschudden van het gezichtsbedrog te ontdoen, maar bleef in trance naar de wolkenkrabber staan kijken, waarvan de scharnierende beweging zich niet zomaar liet wegredeneren.
Zelfs binnen nog, in de vergaderzaal van de Veiligheidsraad, waarde de duizeling door mijn hoofd, en was er de suggestie dat ik me in een langzaam kapseizend gebouw bevond. Ik stelde me aan. Ondertussen zochten mijn ogen de verlichte bordjes van de nooduitgangen. Een holle zerk, dat was een grafsteen op een koopje – die de wereld nog duur kon komen te staan.
‘Zo, Haandrikman, op jacht naar foto’s?’ Een Vlaamse collega, die ik wel vaker bij zulke gelegenheden trof. ‘Je verkoopt ze voor grof geld, begrijp ik.’
‘Door omstandigheden, Camiel, ben ik toegetreden tot de schrijvende pers.’
‘Ach ja, natuurlijk. Je zit ze op de hielen, ik weet het. Voor welke krant?’
‘Algemeen Nederlands Persbureau. Zeg, heb jij Moerasjko hier ergens gezien?’
‘Help me op weg, Natan.’
‘Grigori Moerasjko. Vrij lange man. Eeuwige stoppelbaard… bovenop kaal. Russisch journalist. Luis in de pels van het Kremlin.’
‘Standplaats Kiev,’ herinnerde Camiel zich nu. ‘Niet gezien.’ De zaal vulde zich met publiek, en ook het persvak raakte snel vol. Nog steeds geen Grigori.
‘Hij zou zeker komen,’ zei ik. ‘Hij volgt alles rond MX17. Hij heeft materiaal aangedragen voor dat rapport van vanmiddag…’ ‘Misschien is hij beducht voor de lijfwachten van de Russen,’ zei Camiel. ‘Je weet wat er toen in Washington gebeurd is.’
‘Dan ken je Grigori slecht… voor de duvel niet bang.’

‘Enfin, hij is vorig jaar toch ook, na al die bedreigingen, van Moskou naar Kiev gevlucht?’
Net op dat moment verzocht de voorzitter iedereen plaats te nemen. Ik keek nog eens het journalistengedeelte rond: geen Grigori. Camiel spoedde zich naar zijn laptop. De delegaties van de verschillende landen gingen zitten. De Russen en de Nederlanders zaten niet meer dan vier, vijf stoelen van elkaar af. Beter voor het drama als ze buren waren geweest. Ik lette goed op onze minister van Buitenlandse Zaken, die zo meteen het woord zou voeren. Een tengere man. Donkerblauw pak, hardroze stropdas. Het magere, ingevallen gezicht grauw van de zenuwen.
Ik was hier eerder: voor de eerste keer in juli 2014, bij de veelbesproken toespraak van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, kort na de ramp. De man probeerde de laatste ogenblikken van de 298 slachtoffers aanschouwelijk te maken, dus ook die van mijn ouders. Hoe ze elkaar ten afscheid nog in de ogen gekeken hadden, vingers ineen klauwend. Hij sprak vlekkeloos Engels, daar niet van, maar dat gaf nou juist iets vals aan de redevoering.”

 

A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste, critica en feministe Katha Pollitt werd geboren op 14 oktober 1949 in New York. Zie ook alle tags voor Katha Pollit op dit blog.

 

Lunaria

Nu ik helemaal
klaar ben met de lente
ongebreideld in paars
en gerafelde bladeren

en ook met de zomer
zijn grote groene manen
die opkomen door
de ademloze lucht

bleek stoffig als
de vleugels van Luna
zou ik graag willen stuiten op
oktobers kou

zoals de zilveren maanplant
Eerlijkheid
die zijn donkere zaden
richting winter draagt

een papieren lantaarn
van binnen verlicht
en schijnend op
de gevallen blaadjes.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Katha Pollitt (New York, 14 oktober 1949)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e oktober ook mijn blog van 15 oktober 2018 en ook mijn blog van 15 oktober 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Maarten van der Graaff, E. E. Cummings

De Nederlandse dichter en schrijver Maarten van der Graaff werd geboren op 14 oktober 1987 in Dirksland. Zie ook alle tags voor Maarten van der Graaff op dit blog.

 

Het zijn deze trends

Om zich te ontdoen van
geloven in vergadering
van diepe aarde
om zich te ontdooien naar
het lot van de dobbelsteen
zal worden gecodeerd
staat u mij toe een laatste keer
te denken aan het nageslacht opdat zij niet significant verpieteren
met startersnonchalance

Wij schrijven Apocalyps. Ze zeggen dat binnenkort de regering valt
of in ieder geval ontspant.
Nooit vertrouwd raken met iemand. Nooit een hand geven.
Honderdduizenden metaforen voor het leven als toekomstige pausen
beijveren zich.
Het zijn deze trends: huiduitslag en onverteerbare dagen.

 

Naar bed

Ik verlang en vrees
wildernissen
of een verzamelde vlucht
als patiënt van de macht.

Leven in groepen die niet onderzocht worden.
Bevroren grotten pigmentloos koraal
in een kom vol sneeuw.
Ik deins terug.

Mijn ondergang moet naar bed. Ik ook. Wij zijn moe.
Mijn stedelijke omgeving moet
op slot.

 

Thuiskomst

Ik heb een fiets er is altijd iets mis
hier
kun je veranderen? Ik lijkt te vervagen slaap
de hele zomer
per dag masturbeer ik mij donkerder
wordt betaald

beweging: sublieme verplichting
maar willekeurig
ik wilde mij openbaren als oude mol
nu is het te laat voor alles

draaikont van een
hoofd van een levende
ik
nog nieuw in de wereld buiten
maar koud als sluipkanker
loop tegen lijf

sommige mensen die koolstofmonoxide inademen
rijden in paniek richting ziekenhuis
halverwege vergeten ze waarom ze in een auto zitten
en keren terug

 

Maarten van der Graaff (Dirksland, 14 oktober 1987)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894. Zie ook alle tags voor E. E. Cummings op dit blog.

 

& A (1925)

IV

Neem bijvoorbeeld dit:

als aan de kleur van middernacht
die meer is dan duister (die
mij en Parijs is en alles)
de lichte
regen
gebeurt hevig en prachtig

en (staande aan een raam
dit uur van de nacht)
voel ‘k me zomaar
hevig volledig bewust van de regen of liever
van Iemand die vaardig gebruik maakt van daken en straten
voor een denkbaar en prachtig geluid:

als een (misschien) klok in de levende koelte
heel zwak slaat en als ten laatste
door zo delicate regengebaren

een kleur breekt, die ochtend is, O ’t is niet vreemd dat

‘k (aan de rand van de dag) zonder twijfel
een miljoenste gedicht maak dat niet totaal aan
jou zal voorbijgaan; of als ‘k in ieder geval, vrouw,
een van de duizend zeiven die jouw glimlach zijn schep.

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Portret door Ioannis Mouhasiris, 2011

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e oktober ook mijn blog van 14 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Colin Channer, Jeet Thayil

De Jamaicaanse schrijver Colin Channer werd geboren op 13 oktober 1963 in Kingston. Zie ook alle tags voor Colin Channer op dit blog.

 

HOW LONG COULD I’VE BEEN WEIGHTLESS?

After the smooth up-pull the car dove fish-efficient
in the tractor-trailer’s wake. By then the thick wheel

cuts had tapered down the long, curved grade then vanished,
leaving undulations in the drifts.

All the way from Montreal through French-toned 
Vermont we’d held to, mostly all alone, 

through night-time Massachusetts, the Berkshires 
rhythmic now, the rise and fall of roadways

lunglike, up and down, the black outside squelching
with each splat. The snow fell lazy-seeming 

but the mass had force to it, a will thrust like those 
of sea currents, and in the down rush the car’s 

back end began to flex. The side-muscling
came in series, ripples, quivers, pulse,

and I was in it counter steering while
the coffee spilled in the careening 

into, through, and out of, what the frost-dimmed
lights could see: all murk then,

the whole world untrustworthy, murk and 
splat, and splat and speed, and ridges:

the wheel backlit by dials,
the fingers and their grips

the road itself a reef and I was skidding, skidding,
tread and road unbonded into flight.

How long could I’ve been weightless?
Does it matter now? 

I reach now to recall what flew by me:
trees in kelp shadow, gelid embankments 

snow shoals, formations of a world
so much like ours, just under water,

glimpse of where we’re headed
by degree. 

Four wheels on the snow again,
clutching, shifting, easing down

compression bracing on
momentum’s rush I saw it:

deep snow swashed in fan pattern
to the breadth of the road

the white rig turned over,
red stamp on the side of 

it: strike of harpoon. What fluke 
of luck had saved me? Which flake

launched me to air/water,
racing my breathing, slowing me down?

 

Colin Channer (Kingston, 13 oktober 1963)

 

De Indiase dichter, schrijver, librettist en muzikant Jeet Thayil werd geboren op 13 oktober 1959 in Kerala. Zie ook alle tags voor Jeet Thavil op dit blog.

 

DE TWEE MILLENNIA

Uiteindelijk was er maar zo weinig voor nodig om ons de das om te doen:
het denkbeeldige gebruik van brandstof,
de vage grammatica van een bepaalde groep logici,
steekpenningen
voor de sterksten onder ons.
Wie kon deze in koor verheven stemmen weerstaan? ‘
Reizen verdiept niets,’
zei de Grote Martelaar, ‘alleen je bruine kleur.’
Het was het officiële standpunt.
elke avond om zes uur
zonder reclameonderbreking uitgezonden.
De tijd voor lyriek was voorbij.
Ook – die van kussen, beeldhouwen, coq au vin, de tango,
en andere soorten gedrag
die te gewoon zijn om te worden genoemd.
Zij hadden G_D aan hun zijde;
wij hadden angst.
Wat maakt het uit, had je kunnen zeggen.
Ik hield een natte vinger in de wind.
Afhankelijk van wie er won
schoor ik me wel of niet.

 

Vertaald door Jabik Veenbaas

 

Jeet Thayil (Kerala, 13 oktober 1959)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e oktober ook mijn blog van 13 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

NoViolet Bulawayo

De Zimbabwaanse schrijfster NoViolet Bulawayo (pseudoniem van Elizabeth Zandile Tshele) werd geboren op 12 oktober 1981 in Tsholotsho, Zimbabwe en ging naar de Njube High School en later naar de Mzilikazi High School voor haar A-levels. Ze voltooide haar universitaire opleiding in de Verenigde Staten, studeerde aan het Kalamazoo Valley Community College en behaalde een bachelor- en masterdiploma in het Engels aan respectievelijk Texas A&M University-Commerce en Southern Methodist University. In 2010 voltooide ze een Master of Fine Arts in creatief schrijven aan de Cornell University, waar haar werk werd erkend met een Truman Capote Fellowship. In 2011 won ze de Caine-prijs met haar verhaal “Hitting Budapest”, dat was gepubliceerd in de Boston Review van november / december 2010 en het openingshoofdstuk werd van haar debuutroman uit 2013. “We Need New Names” was opgenomen in de shortlist van de Man Booker Prize 2013, waarmee Bulawayo de eerste zwarte Afrikaanse vrouw en de eerste Zimbabwaan was die op de shortlist voor de prijs stond. Ze won onder meer de Etisalat Prize for Literature en de Hemingway Foundation/PEN Award. In 2011 werd gemeld dat ze aan een memoiresproject was begonnen. Bulawayo zat tussen 2014 en 2018 in de raad van toezicht van het pan-Afrikaanse literaire initiatief Writivism. Haar tweede roman “Glory”, gepubliceerd in 2022, is geïnspireerd door George Orwells Animal Farm en gaat over een natie die op de rand van een revolutie staat.  Ze schreef meer dan drie jaar aan het boek, waarin Bulawayo het basisactivisme op de voet volgde dat verandering eiste in landen als Soedan, Algerije, Oeganda, Eswatini en de Verenigde Staten, waar de Black Lives Matter-beweging een grote vlucht nam. Bulawayo werd in 2014 door het tijdschrift New African uitgeroepen tot een van de 100 meest invloedrijke Afrikanen. Haar debuutroman, “We Need New Names”, stond op de shortlist voor de Booker Prize 2013, en haar tweede roman, “Glory”, stond op de shortlist voor de Booker Prize 2022, waardoor ze “de eerste zwarte Afrikaanse vrouw was die tweemaal op de Booker-lijst verscheen”.

Uit: We Need New Names

“We are on our way to Budapest; Bastard and Chipo and Godknows and Sbho and Stina and me. We are going even though we are not allowed to cross Mzilikazi Road, even though Bastard is supposed to be watching his little sister Fraction, even though mother will kill me dead if she found out; we are just going. There are guavas to steal in Budapest, and right now I’d rather die for guavas. We didn’t eat this morning and my stomach feels like somebody just took a shovel and dug everything out.
Getting out of Paradise is not so hard since the mothers are busy with hair and talk, which is the only thing they ever do. They just glance at us when we file past the shacks and then look away. We don’t have to worry about the men under the jacaranda either since their eyes never lift from the draughts. It’s only the little kids who see us and want to follow, but Bastard just wallops the naked one at the front with a fist on his big head and they all turn back.
When we hit the bush we are already flying, scream-singing like our voices will make us go faster. Sbho leads: Who discovered the way to India? and the rest of us rejoin, Vasco da Gama! Vasco da Gama! Vasco da Gama! Bastard is at the front because he won country-game today and he thinks that makes him our president or something, and then myself and Godknows, Stina, Sbho, and finally Chipo, who used to outrun everybody in all of Paradise but not anymore because somebody made her pregnant.
After crossing Mzilikazi we cut through another bush, zip right along Hope Street for a while before we cruise past the big stadium with the glimmering benches we’ll never sit on, and finally we hit Budapest. We have to stop once though, for Chipo to sit down because of her stomach; sometimes when it gets painful she has to rest it.
When is she going to have the baby anyway? Bastard says. Bastard doesn’t like it when we have to stop doing things because of Chipo’s stomach. He even tried to get us not to play with her altogether.
She’ll have it one day, I say, speaking for Chipo because she doesn’t talk anymore. She is not mute-mute; it’s just that when her stomach started showing she stopped talking. But she still plays with us and does everything else, and if she really, really needs to say something she’ll use her hands.
What’s one day? On Thursday? Tomorrow? Next week?
Can’t you see her stomach is still small? The baby has to grow.
A baby grows outside of the stomach, not inside. That’s the whole reason they are born. So they grow into adults.
Well, it’s not time yet. That’s why it’s still a stomach.
Is it a boy or girl?
It’s a boy. The first baby is supposed to be a boy.”

 

NoViolet Bulawayo (Tsholotsho, 12 oktober 1981)

Stefaan van den Bremt, Robert Fitzgerald

De Vlaamse dichter en essayist Stefaan van den Bremt werd geboren in Aalst op 12 oktober 1941. Zie ook alle tags voor Stefaan van den Bremt op dit blog.

 

Dood Punt

Ik schuil in taal. Woorden
rijzen rechtopstandig op de blinde
speerpunt van mijn zinnen.
Ik folter en aanbid ze
in een afgoddelijk gericht.
Ik breek hun schaal.
Ik kerf een totempaal
tot hun gekarteld teken.

De dag verzuilt.
De tijd staat heidens stil.
De zon telt koppensnellend zijn trofeeën.
Ik wordt een opgezet dood dier.
Ik ben niet hier. Dit is
mijn stoffelijke overschot.
Ik tuimel in een valkuil
in de wolken.

 

Het vlees is gewillig, maar de poëzie is zwak

1.
Ik kan niet zeggen dat ik ongelukkig ben
als ik je hoor lachen in de kamer naast die
waarin ik zit te schrijven, als ik bedenk:
wij eten samen aan één tafel,
wij slapen samen in één bed
en soms zijn we dat-raad-je-wel.
Nee, ik kan niet langer zeggen dat ik
ongelukkig ben. Je lachen doet mijn pen
haperen, wanneer zij wil vervallen in een
variatie op een dichterlijke nostalgie.
Natuurlijk is er méér dan één manier
om klaar te komen. Maar daarvoor is
een vrijer ritme nodig dan het
voorgeschreven metrum van de
poëzie.

2.
Misschien kunnen wij wel zeggen
dat wij gelukkig zijn, alsof dit
vanzelfsprekend was in deze tijd.

 

Stefaan van den Bremt (Aalst, 12 oktober 1941)
Portret door Sandra van den Bremt

 

De Amerikaanse dichter, criticus en vertaler Robert Stuart Fitzgerald werd geboren op 12 oktober 1910 in Springfield, Illinois. Zie ook alle tags voor Robert Fitzgerald op dit blog.

 

De herinnering aan bloemen

Gelukzaligheid in de lucht
Het snijden van bloemblaadjes, helder levend
Op puur licht, onbestendige dauw.
Dit is het concept van de roos
En zingend ochtend
Kristal boven witte kiezelstenen in het zwembad.

Jij die het je herinnert,
Weet dat de geest groeit als schuim op vlak water
Opgejaagd door staal en wind;

En loop in de schemering op plaatsen zonder huurders
Terwijl je de aarzelingen van gevallen bladeren beluistert;
Betreed de mistige ruimtes die zijn opgedroogd door de zomer,
Violet en goud van de stervende herfst,
Sluiers van zonsondergangslicht gemorst dromend in duisternis
Over de stammen van bomen.
Je zult de winter niet vrezen,
Afmetingen in de lucht zullen je niet benauwen,
Verdriet, noch opeenvolging van dagen.

Als je wilt, neem dan deze andere lieftalligheid op:
Bleke vrouwen weelderig gekleed
Wandelen langzaam in de tuinen,
In het herfstbos, In de avondlucht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Robert Fitzgerald (12 oktober 1910 – 16 januari 1985) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e oktober ook mijn blog van 12 oktober 2018 en ook mijn blog van 12 oktober 2017.

Daniel Falb, Christoph Peters

De Duitse dichter en schrijver Daniel Falb werd geboren op 11 oktober 1977 in Kassel. Zie ook alle tags voor Daniel Falb op dit blog.

 

beide dimensionen der gleichförmigkeit

beide dimensionen der gleichförmigkeit, deren ebene von Zisternen eingekerbt ist, in die hinein das tätigsein abläuft: physiologisch die dankbarkeit des karten- und würfelspiels. kaninchen der pik sieben, zutiefst besorgt nimmt sie den illusionismus zur kenntnis, zaubert den hut. es könnte der eindruck entstehen, die Vorstellung verstoße gegen naturrecht.

zum verschwinden gebracht worden ist: eine zersägte Jungfrau, ein nickendes haupt, ein plexus samt enthaltenem gedanken. sieh, die applikation auf ihrem engen kostüm, die haut ihrer oberarme, metallisch, o-orange. das verderben soll nicht willkürlich auf uns kommen, sondern wie seligkeit geregelt, als herauskaufen der arbeitskraft aus dem ansonsten ganz

sich selbst überlassenen kinder-geschöpf. versprach doch das programm die abschaffung des verschwindenlassens, als ingewahrsamnahme der straffälligkeit aus dem ansonsten ganz sich selbst überlassenen kinder-geschöpf: du merkst nicht, was fehlt. ich träume, zu hause zu sein, mit meinen kindern, jedes ein teil von mir. mohammad, vergiss mich nicht. …………

 

den phasenübergang hätten wir

  1. den phasenübergang hätten wir gerade verpasst. vom kristall zum flüssig-
    kristall, ein blinzeln. eine schmelze, nämlich die topologien und ländereien,
    in denen wir gebogen liegen.
  2. und wie sie geplant sind. jene hundertschaften von partnern, die nur aus
    lippen und haut bestünden.
  3. die anordnung der kleinen käfige wäre in perspektivischer darstellung aus-
    zuführen. überflüssiges ließen wir weg.
  4. dasjenige, das wir die augen nannten und das sich auf allen gliedmaßen
    unkontrolliert und kreisförmig vermehrte.
  5. und dasjenige, das hier als die knochen oder doch als gesteil fungierte, den
    intelligenten einkaufswagen. unser Warenkorb sackte entsprechend schnell
    in sich zusammen.
  6. gleichwohl wollten wir sicherheit bekommen für das tier, lagen formlos und
    gerötet im bettenstudio.
  7. aus den tissues, eben dem flüssigen gewebe und den kleenex formierte sich
    so bereits ein neues objekt. eine qualität, die sich mehrdimensional erhob,
    indem wir aufstanden und zum kühlschrank gingen.
  8. das alles nahm wie unsere freundschaft nur wenige raumelemente ein, zu-
    mal meine stimme selbst dazu gehörte.

 

leven op een bedrijvencomplex

leven op een bedrijvencomplex. de bron die in zichzelf terugspoelt…….. het hart
betaalt de lever.

says the infant, weldra ga ik sterven…… stop de steeds weer opduikelende clowns in
de grond.

….dit individu dient een kudde te zijn die, op haar trek, andere lijven begon af te
grazen. compagnons die te werk gaan volgens het piramidemodel.

hoeveel maaltijden kun je vanavond tot je nemen…… zonder bedolven te worden
onder eigen vorderingen. de hoogbegaafden onder de slachtoffers.

landschappen van verwachting……….. te bekijken als voortuin. we herkennen er de
bosbrand in en het grondwater eronder.

de hoogglans ervan is hun didactiek……… een federale wet regelt de rest. hoe vaak
kun je vanavond gaan slapen. a thousand years.

 

Vertaald door Ton Naaijkens

 

Daniel Falb (Kassel, 11 oktober 1977)

 

De Duitse schrijver Christoph Peters werd geboren op 11 oktober 1966 in Kalkar. Zie ook alle tags voor Christoph Peters op dit blog.

Uit: Dorfroman

„Nachdem der Gastpräsident, -general oder -könig, meist in Begleitung seiner Frau, die hinter ihm aus der Luke tritt, gemessenen Schrittes die breite Treppe aus dem Flugzeug hinuntergestiegen ist, schüttelt er dem Gastgeber, der neben dem Rollfeld mit einer großen Zahl seiner Minister, Untergebenen und Fotografen wartet, ausgiebig die Hand. Anschließend gehen sie gemeinsam durch ein Spalier von Soldaten, die in schmucken Uniformen, wie mit dem Lineal gezogen, dastehen, ihre Gewehre auf Kommando vorstrecken, in die Luft stoßen oder auf den Boden stampfen. Manche der Präsidenten, Generäle und Könige haben eine schwarze Hautfarbe, hauptsächlich in Afrika. Auch in Amerika gibt es viele Schwarze, dort sind sie aber meist Sportler. Sie laufen in großen Stadien um die Wette, spielen Korbball oder tragen Boxkämpfe aus. Der berühmteste von ihnen heißt Cassius Clay. Mein Vater hat mich einmal nachts aus dem Bett geholt und auf den Schoß genommen, damit ich Cassius Clay nicht verpasse, denn er ist der beste von allen Boxern. Ich glaube schon, dass Schwarze gut boxen können, sie haben größere Muskeln als wir, obwohl auch mein Vater einen sehr dicken Bizeps hat, den er mich manchmal fühlen lässt, damit ich weiß, wie stark er ist, und dass ich keine Angst haben muss, weder vor Einbrechern noch vor den Leuten von der Baader-Meinhof-Bande und auch nicht vor dem Krieg. Ich bin erst ein Mal echten Schwarzen begegnet. Das war in Calcar, wo mein Vater und ich Werkzeug kaufen wollten — er einen Fuchsschwanz, ich eine Laubsäge —, da kamen uns zwei schwarze Soldaten auf der Straße entgegen. Sie sprachen in einer Sprache, die wir nicht verstanden, und spazierten durch die Stadt, als wäre es das Normalste der Welt. »Kick ou dat aan: Da he chey twey ganze Schwatte«, sagte mein Vater, und wir staunten beide. Allerdings waren sie von der Farbe her viel weniger schwarz, als die Fernsehbilder einem vorgaukeln wollen. Sie hatten sich die Haare auf dem Kopf abrasiert, und ihre Haut glänzte wie weiche Bronze. Neben den Präsidenten, Generälen und Königen werden auch häufig Ölscheichs gezeigt, wenn sie aus Flugzeugen steigen, Hände schütteln und Soldatenreihen abschreiten. Sie herrschen im Nahen Osten. Diese Gegend wird zwar »nah« genannt, ist in Wirklichkeit aber doch auch so weit entfernt, dass man ein Flugzeug nehmen muss, wenn man ihre Länder besuchen will.“

 

Christoph Peters (Kalkar, 11 oktober 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e oktober ook mijn romenu blog van 11 oktober 2018 en ook  mijn blog van 11 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 11 oktober 2015 deel 2.