Paasmorgen (Guillaume van der Graft), Nichita Stănescu

 

 

De Verrijzenis door Francesco Buoneri, (Cecco del Caravaggio), 1650

 

Paasmorgen

Met een van uw beide benen
staat gij nog in het graf.
Gij neemt uw nimbus af,
alweer bijna verdwenen.

Hoe lang laat gij u zien?
Een ogenblik, niet langer.
Moeder aarde ging zwanger
van u, maar heeft sindsdien

niets dan een leegte over:
de heugenis aan uw
verschijning, een schaduw
over het licht geschoven.

Schaduw vertaalt het licht
en stilte zwijgt steen en been,
maar het zaad breekt de steen,
graan kiemt. De dood komt biechten.

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)
De Heilige Kruisvindingkerk in Rotterdam, de geboorteplaats van Guillaume van der Graft

 

De Roemeense dichter en essayist Nichita Stănescu werd geboren op 31 maart 1933 in Ploieşti. Zie ook alle tags voor Nichita Stănescu op dit blog.

 

Publieke klok met beelden

De stenen openen een oog van steen,
de botten openen een oog van bot.
Elke hond heeft een snuit in plaats van ogen en blaft
met drie snuiten, genereus.
Het is een constante transformatie van ogen in de lucht.
Het oog van de kat verandert in bladeren.
De bladeren murmelen een zoete klaagzang
in de oogkassen van de moederkatten.
Mijn ogen blijven open en mistig.
Mijn oog knippert in de gemeenteraadstoren,
en plotseling bemerk ik in mijn oogkassen,
met kind in de armen, de beelden van Maria.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nichita Stănescu (31 maart 1933 – 13 december 1983)

 

Zie voor nog meer gedichten bij Pasen ook alle Pasen tags op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e maart ook mijn blog van 31 maart 2020 en eveneens mijn drie blogs van 31 maart 2019. 

Magdalene: At the Grave (Marie Howe), Gerrit Komrij, Paul Verlaine

 

 

Het lege graf door George Richardson, 2006

 

Magdalene: At the Grave

That long-gone year, that late summer afternoon
driving toward the cemetery

and when the rain started falling hard — and then harder
turning back toward home

and then — as if something were pulling me —
pulling into the driveway and back again toward the grave.

Ridiculous as it was to park and kneel where he’d been buried
— to kneel in the rain — I laughed out loud!

After a few minutes, I looked up and saw the other car idling
the driver’s window rolled down.

The tears I wept then were not tears of grief.
How many times must it happen before I believe?

 

Marie Howe (Rochester, 1950)
St. Mary’s Church, Rochester (New York), de geboorteplaats van Marie Howe

 

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus, polemist en toneelschrijver Gerrit Komrij werd geboren op 30 maart 1944 in Winterswijk. Zie ook alle tags voor Gerrit Komrij op dit blog. Gerrit Komrij zou vandaag 80 jaar zijn geworden.

 

Het boze bos

Bij avond wordt het bos zo heel, heel anders;
Het krijgt de kleur van hoge herfsttijlozen.
De bomen gaan lijken op gevouwen handen,
Of, als je maar goed kijkt, op heel erg boze

Wolven, op het punt je te verslinden.
Je was een kind en het bos werd donker:
Je kon het pad haast niet meer vinden,
– O! alles was zo heel erg donker!

Een ander kind zou zijn gaan schreien.
Maar jij niet; jij was frank en vrij
En met een mand vol lekkers bij je
Op weg naar grootmoeders boerderij.

 

Hond

Je wandelt op twee benen van taai-taai
En zingt een kinderliedje van een hond
Waaraan ’t staartje weer wordt aangedraaid,
En die er achteraan loopt in ’t rond.

Je haakt zo niet naar dingen die ze zeggen
Maar gaat een kelder graven in de grond.
Wat zullen we vrolijk zijn. We leggen
Een kaartje en we springen in het rond.

Je wilt toch ook wel eens een veer wegblazen.
Je lacht dat het een aard heeft, maar je mond
Blijft dicht – dan neem je ze te grazen
Door plotseling weer te zingen van die hond.

 

Weg met alles

Je had jezelf nog wel zo voorgenomen
Om nooit meer een ‘gedicht’ te schrijven,
Tot je het weer in je op voelde komen
En niet meer van het papier af kon blijven.

’t Was haast of de zon scheen in de nacht
En of je lachte terwijl iedereen huilde.
Je pennehouder kreeg een zachte vacht
Die zich teder onder je duim verschuilde.

Je lichaam beefde en je begon te gloeien,
Zoals dat bij roodvonk wel het geval is.
En uit het niets stond een vers te bloeien,
Dat je als titel meegaf: Weg met alles.

 

Gerrit Komrij (30 maart 1944 – 5 juli 2012)

 

De Franse dichter Paul Marie Verlaine werd geboren in Metz op 30 maart 1844. Zie ook alle tags voor Paul Verlaine op dit blog.

 

Amor geveld

De wind heeft deze nacht de Amor neergeveld
Die in de hoek waar ’t park het raadselachtigst is
Grijnsde en schalks zijn boog spande, wiens beeltenis
Een dag lang onze dromerij heeft vergezeld!

De wind heeft hem vannacht geveld! Er rolt verspreid
Wat marmer in de ochtendbries. Het schrijnt wel diep,
Die lege sokkel, en de naam van wie hem schiep
Die men tussen het lommer amper onderscheidt.

Wat schrijnt het diep, om daar die sokkel te zien staan
Zo heel alleen! en sombere gedachten zeuren
Rond door mijn dromen, en daar kondigt het diep treuren
Een toekomst vol van eenzaamheid en noodlot aan.

Wat schrijnt het! – En ook jij (of niet soms?) bent begaan
Met ’t jammerlijk tafereel, al speelt je fantasie
Lichtzinnig met de purper-gouden vlinder die
Fladdert boven het puin, verstrooid door heel de laan.

 

Vertaald door Arjaan van Nimwegen

 

Paul Verlaine (30 maart 1844 – 8 januari 1896) 
Portret door Gustave Courbet, 1867

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30 maart ook mijn blog van 30 maart 2022 en ook mijn blog van 30 maart 2020 en eveneens mijn blog van 30 maart 2019 en ook mijn blog van 30 maart 2018 en mijn blog van 30 maart 2017 en eveneens mijn blog van 30 maart 2014 deel 2 en ook deel 3.

Karfreitag (Hermann Hesse), Ada Limón

 

Bij Goede Vrijdag

 

Christus op weg naar Golgotha door Giambattista Tiepolo, 1738

 

Karfreitag

Verhangener Tag, im Wald noch Schnee,
Im kahlen Holz die Amsel singt:
Des Frühlings Atem ängstlich schwingt,
Von Lust geschwellt, beschwert von Weh.

So schweigsam steht und klein im Gras
Das Krokusvolk, das Veilchennest,
Es duftet scheu und weiß nicht was,
Es duftet Tod und duftet Fest.

Baumknospen stehn von Tränen blind,
Der Himmel hängt so bang und nah,
Und alle Gärten, Hügel sind
Gethsemane und Golgatha.

 

Hermann Hesse (2 juli 1877 – 9 augustus 1962)
De Stadtkirche in Calw, de geboorteplaats van Hermann Hesse

 

De Amerikaanse dichteres Ada Limón werd geboren op 28 maart 1976 in Sonoma, Californië. Zie ook alle tags voor Ada Limón op dit blog.

 

EEN GOED VERHAAL

Sommige dagen — de gootsteen vol vaat, de salontafel bedolven onder boeken —
zijn zwaarder dan andere. Vandaag heb ik een hoofd vol kakkerlakken,

het duizelt en alles doet me zeer. Vergif in de kaken, achter de ogen,
tussen de schouderbladen. Toch snurkt de hond rechts van me, de kat, links.

Buiten is de massa judasbomen bijna op zijn mooist. Ik zeg tegen een vriendin, Het lichaam
is zo lichamelijk. En ze knikt. Vroeger hield ik van de meest duistere verhalen, de barre

flarden die iemand eruit kon flappen over hoe erg het weleens wordt.
Mijn stiefvader vertelde me eens een verhaal over zijn tijd op straat als jongen,

dat hij ’s nachts soms onder de grillplaat in een fastfoodrestaurant sliep tot
hij en zijn maat werden ontslagen. Ik hield van dat verhaal, waarom weet ik niet,

iets in mij geloofde in het overwinnen van obstakels. Maar op dit moment snak ik alleen
naar een verhaal over het goede in mensen, zoals de keer dat, toen ik maar niet ophield

met huilen omdat ik vijftien was en mijn hart gebroken, hij binnenkwam en me
een kleine pizza voerde die hij in ministukjes had gesneden, tot mijn tranen droogden.

Misschien had ik gewoon honger, zei ik. En hij knikte, het laatste stukje in zijn uitgestoken hand.

 

Vertaald door Jeske van der Velden

 

Ada Limón (Sonoma, 28 maart 1976)

 

Zie voor nog meer gedichten bij Goede Vrijdag ook alle Goede Vrijdag tags op dit blog.

Zie voor de schrijvers van de 29e maart ook mijn blog van 20 maart 2023 en ook mijn blog van 29 maart 2020 en eveneens mijn blog van 29 maart 2019 en ook mijn blog van 29 maart 2015 deel 2.

Gethsemane (Willem de Mérode), Ada Limón

 

 

Christus in Gethsemane door Giacinto Brandi, ca. 1650

 

Gethsemane

Zij gingen zóó zich in hun leed verdiepen,
Dat zij, schoon op hun elleboog geleund
Om Hem te zien, wel zeiden: hoe Hij kreunt,
Maar dan stil schreiden, snikten en weer sliepen.

Hij bad tot God, Wiens grimmigheid Hem trof.
Die zag in Hem den vuigen mensch der zonde.
En toen Hij nergens troost erlangen konde,
Kroop Hij, een worm, wanhopig in het stof.

Toen sterkte God Hem, dat Hij op kon staan.
Hij riep de jongren: Laat ons henengaan!
Reeds rinkelde het harnas der soldaten.

De fakkels vlamden over schild en kling.
Toen Hij zich overgaf en medeging,
Had zelfs Johannes Hem verschrikt verlaten.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
De Andreaskerk in Spijk, de geboorteplaats van Willem de Mérode

 

De Amerikaanse dichteres Ada Limón werd geboren op 28 maart 1976 in Sonoma, Californië. Zie ook alle tags voor Ada Limón op dit blog.

 

HET EINDE VAN DE POËZIE

Genoeg van beenderen en matkopmees en zonnebloem
en sneeuwschoenen, esdoorn en zaden, scheuten en samaras,
genoeg chiaroscuro, genoeg van dit en profetie
en de onverzettelijke boer en geloof en onze vader en ’k heb
u lief, genoeg van boezem en bloemknop, huid en god
vergeet niet en sterrenlichamen en bevroren vogels,
genoeg van de wil om door te gaan en niet door te gaan of dat
een bepaald licht een bepaald effect heeft, genoeg
van het knielen en het opstaan en de blik
naar binnen en de blik omhoog, genoeg van het geweer,
het drama, en de zelfmoord van de bekende, de lang verloren
brief op het dressoir, genoeg van het verlangen en
het ego en het uitwissen van ego, genoeg
van de moeder en het kind en de vader en het kind
en genoeg van het wijzen naar de wereld, zwaarmoedig
en wanhopig, genoeg van het gruwelijke en de grens,
genoeg van kun je me zien, kun je me horen, genoeg
ik ben een mens, genoeg ik ben alleen en ik ben radeloos,
genoeg van het dier dat me redt, genoeg van het hoge
water, genoeg verdriet, genoeg van de lucht die rustig maakt,
ik vraag of je me aanraakt.

 

Vertaald door Jeske van der Velden

 

Ada Limón (Sonoma, 28 maart 1976)

 

Zie ook alle tags voor Witte Donderdag op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e maart ook mijn blog van 28 maart 2020 en eveneens mijn blog van 28 maart 2019 en ook mijn blog van 28 maart 2017 en ook mijn blog van 28 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Golo Mann, Alfred de Vigny

De Duitse schrijver en historicus Golo Mann werd geboren in München op 27 maart 1909. Zie ook alle tags voor Golo Mann op dit blog.

Uit: Wallenstein

„Er kam also aus Italien, und zwar aus Padua. Dort, so sagen ungefähr zeitgenössische Berichte, soll er Politik, ferner Mathematik, Astronomie und Astrologie studiert haben, welch letztere in seinem späteren Leben eine Rolle spielte. Wir glauben, daß er in Padua war, weil alle frühen Quellen darin übereinstimmen. Aber Weiteres ist schon unsicher. In den Matrikeln der Universität hat sich sein Name, dort wo er stehen müßte, unter der Natio Germanica, nicht gefunden. Da steht ein Zdenko von Waldstein im Jahre i600, ein Georg und ein Christian von Waldstein im Jahre 161o, aber kein Albrecht. Studierte er also wirklich in Padua, so wäre er ein irregulärer Hörer gewesen, der Art, wie die Professoren sie nicht gern haben; die unseren Albrecht auch vorher und anderswo nicht gern gehabt hatten. Ferner heißt es, er habe bei dem Astro-nomen Argoli studiert. Nur leider kam Argoli erst im Jahre 1632 nach Padua, so daß an dieser Überlieferung kein wahres Wort sein kann; der Astronom, der im Jahre i6oz in Padua lehrte, hieß Galilei.
Begleitet wurde Wallenstein auf seiner Bildungsreise von dem deutschen Mathematicus Paul Virdung. Das wird allgemein angenommen, auch von solchen Geschichtsschreibern, auf die wir sonst setzen, profunden Kennern dieser einen Sache. Worauf gründet die Annahme? Sie gründet auf einem einzigen Brief, den Virdung am 13. August 1603 an den großen Kepler schrieb, in dem er sich vor- stellt, von seinen Studien und Plänen erzählt, und auch, warum diese unliebsam unterbrochen wurden. Er sei einige Jahre mit dem edlen Baron von Waldstein durch Frankreich und Italien gereist. Cum illustri Barone a Waldstein. Illustris bedeutet hier nicht berühmt, berühmt war der junge Baron keinesfalls, sondern eben nur edel; und edel war auch jener Zdenko, der in Padua sich zur gleichen Zeit wenigstens immatrikuliert hatte. Warum also sollte Vir-dung nicht Zdenkos Begleiter gewesen sein? Wie kam Albrecht zu ihm? Warum schreibt Virdung von aliquot annorum, einigen Jahren, da Wallensteins Reise insgesamt nur zwei Jahre dauerte? —Wir lassen diese Fragen offen. Es kann so sein, wie die Historiker sagen, oder auch nicht, und kommt für unsere Zwecke nicht viel darauf an. Gualdo Priorato, ein Offizier, der eine Zeitlang unter dem Feldherrn diente und später sich auf das Schreiben von Biographien verlegte, erzählt, es habe der junge Wallenstein so manche Stadt und Provinz gesehen, die Befestigungen studiert, die Künste und Werke bewundert, die glücklichen Regierungsweisen von Fürsten und Potentaten begeistert vermerkt, am wohlsten aber sei es ihm im Garten Europas gewesen, in Italien; da habe er die süße Ritterlichkeit der Cavaliere von Neapel erlernt, die Höflichkeit der Genuesen, die florentinische Kunst des Wirtschaftens, die reife Staatsklugheit der Venezianer und so weiter und so weiter, bis er endlich im Athen Europas, in Padua, zu langem Studienaufenthalt verweilt habe.“

 

Golo Mann (27 maart 1909 – 7 april 1994)

 

De Franse dichter en schrijver Alfred de Vigny werd geboren op 27 maart 1797 te Loches (departement Indre-et-Loire). Zie ook alle tags voor Alfred de Vigny op dit blog.

 

De dood van den wolf (Fragment)

I
De wolken snelden door het schelle licht der maan
gelijk men uit een brand de rook omhoog ziet slaan
en tot de horizon was zwart de zoom van ’t bos. –
Wij liepen zwijgend verder over ’t natte mos,
door stugge hei, door struiken, tot de knieën reikend,
toen wij, bij dennen, op die van de kuststreek lijkend,
het lange klauwenspoor in ’t zand werden gewaar
van wolven opgejaagd door onze drijversschaar.
Wij hielden onze schreden en onze adem in,
en luisterden. – Door bos noch open vlakte ging
ook maar het minste zuchtje: alleen, hoog in de lucht,
maakte een roestige weerhaan een piepend gerucht.
Want de wind, spoedend zich hoog over de aarde heen,
beroerde met zijn voet de torenspits alleen,
terwijl, beneden, eiken, aan de rotswand leunend,
sliepen als slapers op de elleboog zich steunend. –
Volstrekte stilte dus. Inmiddels werd aanstonds
nader verkend; heeft de oudste jager onder ons,
zich bukkend, zich neerleggend, ’t zand bezien; en hij
die nimmer enig woord of ’t werd bewaarheid zei,
heeft fluisterend verklaard, dat dit verse spoor poten
gang en geduchte klauw verried van twee zeer grote
prairiewolven en van twee welpen bovendien.
Wij staken allen toen het mes onder de riem,
omhulden der geweren glinsterende lopen,
en, takken wegbuigend, werd langzaam voortgeslopen.
Drie houden halt, en ik – wat zien ze? denk ik – ik
zie eensklaps van twee ogen de vlammende blik,
en, daar voorbij, ga ‘k vier gestalten onderscheiden
die stoeiend dansten in het maanlicht op de heide,
zoals het immer, gaande blij en luid tekeer,
mijn hazewinden doen, wanneer ik huisw
aarts keer.

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 

Alfred de Vigny (27 maart 1797 – 17 september 1863)
Standbeeld in Loches

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e maart ook mijn blog van 27 maart 2020 en eveneens mijn blog van 27 maart 2019 en ook mijn blog van 27 maart 2017 en ook mijn blog van 27 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Erica Jong, Robert Frost

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Erica Jong werd geboren in New York op 26 maart 1942. Zie ook alle tags voor Erica Jong op dit blog.

 

The Poem Cat

Sometimes the poem
doesn’t want to come;
it hides from the poet
like a playful cat
who has run
under the house
& lurks among slugs,
roots, spiders’ eyes,
ledge so long out of the sun
that it is dank
with the breath of the Troll King.

Sometimes the poem
darts away
like a coy lover
who is afraid of being possessed,
of feeling too much,
of losing his essential
loneliness-which he calls
freedom.

Sometimes the poem
can’t requite
the poet’s passion.

The poem is a dance
between poet & poem,
but sometimes the poem
just won’t dance
and lurks on the sidelines
tapping its feet-
iambs, trochees-
out of step with the music
of your mariachi band.

If the poem won’t come,
I say: sneak up on it.
Pretend you don’t care.
Sit in your chair
reading Shakespeare, Neruda,
immortal Emily
and let yourself flow
into their music.

Go to the kitchen
and start peeling onions
for homemade sugo.

Before you know it,
the poem will be crying
as your ripe tomatoes
bubble away
with inspiration.

When the whole house is filled
with the tender tomato aroma,
start kneading the pasta.

As you rock
over the damp sensuous dough,
making it bend to your will,
as you make love to this manna
of flour and water,
the poem will get hungry
and come
just like a cat
coming home
when you least
expect her.

 

Erica Jong (New York, 26 maart 1942)

 

De Amerikaanse dichter Robert Lee Frost werd geboren op 26 maart 1874 in San Francisco. Zie ook alle tags voor Robert Frost op dit blog.

 

Vuur en ijs

De één zegt dat de aarde sterft door vuur,
de ander zegt door ijs.
Wat ik aan hartstocht heb beleefd,
leert mij dat vuur de voorkeur heeft.
Maar als een tweede dood zal zijn vereist,
dan weet ik ook genoeg van haat
om in te zien dat voor verwoesting ijs
zich groots bewijst
en steeds volstaat.

 

Vertaald door Arie Sonneveld

 

Robert Frost (26 maart 1874 – 29 januari 1963)
Portret door Boris Chaliapin, 1950

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e maart ook mijn blog 26 maart 2022 en ook mijn blog van 26 maart 2021 en ook mijn blog van 26 maart 2020 en eveneens mijn blog van 26 maart 2019 en ook mijn blog van 26 maart 2017 deel 2.

Paul Meeuws, Joy Ladin

De Nederlandse dichter en schrijver Paul Meeuws werd geboren op 25 maart 1947 in Roermond. Zie ook alle tags voor Paul Meeuws op dit blog.

Uit: Badhuis in de sneeuw

“Om bij het badhuis te komen moest je het spoor over, de stad uit richting M., waar ook de ijsbaan lag. Het was over half vijf, tegen het spitsuur. Auto’s gleden geluidloos over de sneeuw. Hun koplampen scheerden langs de twee broers, die het egale wegdek verkozen boven de wallen van vuile sneeuw aan weerskanten van de weg, waar je tot je knieën inzakte. Servaas, de oudste, liep met vlugge, kordate pasjes naast zijn slenterende metgezel, de handen wat ouwelijk op de rug. Zo nu en dan ging er een hand, werktuiglijk als die van een saluerende soldaat, naar de rand van zijn afzakkende bril. Aloïs hield, zich al te zeer bewust van zijn buitengewone lengte, zijn hoofd bijna steels tussen de smalle, opgetrokken schouders. Er trad bij het lopen een knagende pijn op tussen zijn schouderbladen, alsof iemand hem daar hardhandig overeind hield.
Op het viaduct liepen ze de terugkerende schaatsers tegemoet. Hoewel ze dik ingepakt waren slingerden ze hun armen om zich heen om zich te warmen. Rossig was de glimp van hun gezicht tussen de fladderende sjaals en witbestoven mutsen. De ogen van de meisjes waren donkere wakken waar je in wegzakte als je niet oppaste. Servaas en Aloïs klemden hun opgerolde handdoeken wat steviger onder de arm en voelden als een schamel houvast de harde zeepdoos tegen hun ribben drukken.
Er spatte een sneeuwbal uiteen tegen Servaas’ rug. Een volgende vloog over de balustrade en belandde op een trein vol briketten die onder hun doorgleed in een kaarsrechte lijn over de wirwar van het rangeerterrein. Daar gloorde nog een laatste streep daglicht, dat glom op de rails. Boven hun hoofd zag de hemel zwart. Het zou wel weer gaan sneeuwen.
Behalve op de ouderlijke slaapkamer was er thuis maar een kraan, in de keuken, die ze deelden met hun zussen. ’s Winters was het een kwelling om je onder die ijskoude, verwrongen straal te wassen. De meisjes zetten op alle pitten van het fornuis een pan water. Als de hele keuken droop van de stoom ging de deur op slot. Je hoorde het uitgelaten gekletter van het water en het geluid waarmee iemand zich in een te krappe teil wringt, een soort binnensmonds schreeuwen. Servaas en Aloïs kregen ieder twee kwartjes en begaven zich naar het badhuis, ditmaal door de knerpende sneeuw. Dat het ver weg was beviel hun juist. Ver weg van de walmende, klotsende blootheid achter de keukendeur lokte het badhuis geheimzinnig en sereen als een lichtje in een donker bos.”

 

Paul Meeuws (Roermond, 25 maart 1947)

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

Psalmen

I

Er is hier niets
niet door jouw schuld, niet slavernij
van bijen aan nectarlabyrinten,

niet de groene bladerbrij
die zich uitschudt als warrig haar, niet
de vege tremor in mijn bloed

of de fantoomtred van de afwijking
spokend door mijn ruggengraat om daar
naar stukjes zelf te grijpen

zoals jij grijpt naar stukjes zelf
die je bent kwijtgeraakt
in mij, niet het gruwen

dat mijn diepzee stuwt
zoals de zeemonsters die je schiep
toen je zat in scheppingszaken,

niet de bommen
die je kinderen omgorden
voor ontploffingen in straten vol

met kinderen die je, in een flits,
lijkt te zijn vergeten. Nee, ik kan niks
jou niet aanwrijven

van ook maar een seconde licht
dat ongewenst
mijn lichaam binnendringt,

dagelijks dauw, impregnerend
met hoop, lust, behoeftigheid
een lijf dat het niet interesseert

hoe ver weg je lijkt
zelfs als je veel te dichtbij staat,
mijn neusgaten vult

met bloeiende adem,
druipnat haar druppelend
over mijn borsten,

druppels vol rook, vol aroma,
vol met je naarst
bijtende zuur,

mogelijkheid.

 

Vertaald door Joost Baars

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e maart ook mijn blog van 25 maart 2021 en ook mijn blog van 25 maart 2020 en eveneens mijn blog van 25 maart 2019 en ook mijn blog van 25 maart 2018 deel 2.

Palmsonntagmorgen (Emanuel Geibel), Joy Ladin

 

 

De intocht in Jeruzalem door Willem van Herp, 2e helft 17e eeuw

 

Palmsonntagmorgen

Es fiel ein Tau vom Himmel himmlisch mild,
Der alle Pflanzen bis zur Wurzel stillt;
Laß dein Sehnen,
Laß die Thränen!
Es fiel ein Tau, der alles Dürsten stillt.

Ein sanftes Sausen kommt aus hoher Luft.
Still grünt das Thal und steht in Veilchenduft;
Göttlich Leben
Fühl’ ich weben,
Ein sanftes Sausen lommt aus hoher Luft.

Wie Engelsflügel blitzt es über Land;
Nun schmück’ dich, Herz, thu an ein rein Gewand.
Sieh, die Sonne
Steigt in Wonne,
Wie Engelsflügel blitzt es über Land.

Macht weit das Thor! Der König ziehet ein,
Die Welt soll jung und lauter Friede sein;
Streuet Palmen!
Singet Psalmen!
Hosianna singt, der König ziehet ein!

 

Emanuel Geibel (17 oktober 1815 – 6 april 1884)
De St. Marienkirche in Lübeck, de geboorteplaats van Emanuel Geibel

 

De Amerikaanse dichteres, schrijfster en hoogleraar transgender-wetenschappen Joy Ladin werd geboren in Rochester, New York, op 24 maart 1961. Zie ook alle tags voor Joy Ladin op dit blog.

 

Psalm

Je wilt het alletwee, de zon zijn
en de wolken die hem smoren, het hart
en hart dat het doet breken, zinloos lijden

en de waarheid
die het verlicht. Leuk werk
als je geluk hebt

maar wat geluk betreft
gun ik jou niks. Jij die je voorstelt
als een appel die zijn rood aanzet

binnen mijn bereik, bengelend
aan de laagste tak, een bouquet
van welige hermeneutiek

dat elk moment, triviaal en tragisch, drenkt
in eau d’significance. Want
wat wat heb ik te wensen? Jouw engelen

blakerden de bomen
van het leven en de kennis,
hoewel ik prima rond kon komen

schransend
van hun as. Ook jij
hebt smaak voor as. Naar as. Naar iets

dat brandde lang geleden
en nog altijd brandt
ergens dicht bij mijn mond, de rook van jou

die mijn neus verstopt,
een hulpkreet
die ik in mijn verveling

niet meer horen kan. Jij verleidt me met het fruit
van je intimiteit, infiniteit klef
als sterrenvonkhoning, fijnbepinde borstels

van vergiffenis, het amper herinnerde
koeren van een moeder
die me in slaap zingt tegen haar borst,

mijn eerste fiets, het wellende zongewarmde
moerbeiensap
van immer. Jij wast het doodgaan

van mijn handen weg
en staat daar met
je ondoorgrondelijke trekken

terwijl ik weer sterf. Geen wonder
dat je zo mijn afkeer wekt. Geen wonder
dat ik smacht naar dat je bij me bent, appel vlammend

in de vlammende takvork
die brandt in de schaamstreek der geschiedenis.

 

Vertaald door Joost Baars

 

Joy Ladin (Rochester, 24 maart 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e maart ook mijn blog van 24 maart 2021 en ook mijn blog van 24 maart 2020 en eveneens mijn blog van 24 maart 2019 en ook mijn blog van 24 maart 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Zie ook alle tags voor Palmzondag op dit blog.

Gary Whitehead

De Amerikaanse dichter Gary Joseph Whitehead werd geboren op 23 maart 1965 in Pawtucket, Rhode Island. Zie alle tags voor Gary Whitehead op dit blog.

 

Music from a Farther Room

The flute, the sackbut, the dulcimer
in the rooms of the dying. The harp,
the cornet, the psaltery. The look

of the eyes’ last seeing when the ears
hear their final note or chord. The flats
some know as sharps. A bee batting a screen.

Thales of Crete appeased the wrath
of Apollo with paeans to end a plague,
and in all of Sparta’s rooms,

close with death, that conclusive music.
But meadowlarks, too. Finches. Thrushes
in the distant woods. Birds which are

themselves flutes, sackbuts, dulcimers
dressed in feathers. Up in Amherst
Emily’s last breath of the bobolink’s

virtuosic bubbling. A mother’s cooing,
half weeping, half exalted send-off
heard beyond a locked door. Anywhere

and often. In Pittsburgh the shrill whistle
of the steel mill; how many have ridden
that held note into infinity? In Treblinka

the shrill whistling trains, the chuff,
the cough, the high-note wail.
On the Oregon Trail the pioneer’s wheel.

The ship’s whistle for the immigrant
whose filmed eyes never did see Ellis Island.
The fading brain takes what it’s offered.

My mother’s mother, no instrument
but the clock ticking, the ice clinking
its melt in a bedside tumbler.

O, don’t we each have our deaths set
to music? Natural or manmade. The tabla,
the tabor, the steam calliope.

Beethoven’s “Moonlight Sonata” playing
tinny through headphones stuck
in someone else’s busy ears. C# minor.

What do we hear there at the edge,
the threshold, the dark verge,
when sense, no more than a warm room,

echoes emptily? How must the bedside
cello sound, how the car horn, how
the human voice hushing us at the last.

If not so much the tension of the song
resolved, at least let it be the force
of the crossing when the humming ceases.

 

Een gebruikt boek

Als ik de pagina’s open, roert mijn hond zich
vanuit zijn rust op de bank naast mij
om aan de ruggengraat te snuffelen en de snede. Zijn grijze oren
gespitst om te luisteren, en ik hoor wat hij hoort:
verkeersgetoeter, het fluitje van een theepot, het spinnen
van de katten van de lezeres op haar oude bank.

Waarom las zij zulke zware
dingen zo vroeg op een zaterdag – zon
nog niet op, haar minnaar nog in slaap?
Het boek hield haar, vermoed ik, gezelschap,
en de katten, terwijl het licht zijn vaste koers
vervolgde over haar vloer. Parijs of Londen,

stel ik me voor, ook al was het waarschijnlijk
San Francisco, een tram die voorbijrijdt
en mist die de ochtendlucht schoonspoelt. Een grijze
dag dus, net als alle andere. Het kan
zijn dat ook zij onweerstaanbaar werd getrokken
naar die plaats op een plank in een nabijgelegen

winkel, het stof eraf blies en het tweedehands kocht.
En misschien werden haar katten wakker toen ze het open
sloeg, en zij de vage geur van hond opvingen,
en kwam zij niet verder dan de proloog,
voordat ze in een ander land belandde,
waar een man een pagina tegen de wind hield.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Gary Whitehead (Pawtucket, 23 maart 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e maart ook mijn blog van 23 maart 2020 en eveneens mijn blog van 23 maart 2019 en ook mijn blog van 23 maart 2015 deel 1 en eveneens mijn blog van 23 maart 2014 deel 1 en ook deel 2.

Billy Collins

De Amerikaanse dichter en schrijver Billy Collins werd geboren in New York op 22 maart 1941. Zie ook alle tags voor Billy Collins op dit blog.

 

Taking Off Emily Dickinson’s Clothes

First, her tippet made of tulle,
easily lifted off her shoulders and laid
on the back of a wooden chair.

And her bonnet,
the bow undone with a light forward pull.

Then the long white dress, a more
complicated matter with mother-of-pearl
buttons down the back,
so tiny and numerous that it takes forever
before my hands can part the fabric,
like a swimmer’s dividing water,
and slip inside.

You will want to know
that she was standing
by an open window in an upstairs bedroom,
motionless, a little wide-eyed,
looking out at the orchard below,
the white dress puddled at her feet
on the wide-board, hardwood floor.

The complexity of women’s undergarments
in nineteenth-century America
is not to be waved off,
and I proceeded like a polar explorer
through clips, clasps, and moorings,
catches, straps, and whalebone stays,
sailing toward the iceberg of her nakedness.

Later, I wrote in a notebook
it was like riding a swan into the night,
but, of course, I cannot tell you everything –
the way she closed her eyes to the orchard,
how her hair tumbled free of its pins,
how there were sudden dashes
whenever we spoke.

What I can tell you is
it was terribly quiet in Amherst
that Sabbath afternoon,
nothing but a carriage passing the house,
a fly buzzing in a windowpane.

So I could plainly hear her inhale
when I undid the very top
hook-and-eye fastener of her corset

and I could hear her sigh when finally it was unloosed,
the way some readers sigh when they realize
that Hope has feathers,
that reason is a plank,
that life is a loaded gun
that looks right at you with a yellow eye.

 

Love

The boy at the far end of the train car
kept looking behind him
as if he were afraid or expecting someone

and then she appeared in the glass door
of the forward car and he rose
and opened the door and let her in

and she entered the car carrying
a large black case
in the unmistakable shape of a cello.

She looked like an angel with a high forehead
and somber eyes and her hair
was tied up behind her neck with a black bow.

And because of all that,
he seemed a little awkward
in his happiness to see her,

whereas she was simply there,
perfectly existing as a creature
with a soft face who played the cello.

And the reason I am writing this
on the back of a manila envelope
now that they have left the train together

is to tell you that when she turned
to lift the large, delicate cello
onto the overhead rack,

I saw him looking up at her
and what she was doing
the way the eyes of saints are painted

when they are looking up at God
when he is doing something remarkable,
something that identifies him as God.

 

Advies aan schrijvers

Zelfs als het je de hele nacht op houdt,
neem de muren af en poets de vloer
van je werkkamer voor je een lettergreep componeert.

Maak schoon alsof de koningin op bezoek komt.
Properheid is de vader van inspiratie.

Hoe meer je poetst, hoe briljanter
je schrijven zal zijn, dus aarzel niet
het open veld in te gaan om stenen te schrobben
of in het donkere bos hoge takken
en nesten vol eieren af te borstelen.

Als je terug naar huis gaat
en de schuursponzen en stoffers onder de gootsteen opbergt
zal je in het ochtendlicht
het onbevlekte altaar van je bureau aanschouwen
een schoon oppervlak in het midden van een schone
wereld.

Til uit een smalle, hemelsblauwe vaas
een potlood, het scherpste van een boeket,
en bedek de bladzijden met zinnetjes
als lange rijen, toegewijde mieren
die je volgden vanuit het bos.

 

Vertaald door Ron Rijghard

 

Billy Collins (New York, 22 maart 1941)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e maart ook mijn blog van 22 maart 2020 en eveneens mijn blog van 22 maart 2019 en ook mijn blog van 22 maart 2016 en mijn blog van 22 maart 2014 deel 1 en eveneens deel 2.