Willem de Mérode, Pim te Bokkel, Peter Hacks

Dit Romenu Blog bestaat vandaag precies zestien jaar. Dank weer aan alle oude en nieuwe bezoekers voor hun interesse en reacties van het afgelopen jaar. De eerste bijdrage in 2006 ging over de dichter en schrijver Willem de Mérode. Traditiegetrouw, omdat hij aan de wieg stond van dit blog, ook nu weer een gedicht van hem. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog en Romenu’s eerste lustrumpagina.

 

Melancholia

I

Wanneer de avond aan de huizen leent,
Die broos verweeren in de oude steden,
Komt soms een knaap zacht door een poort getreden,
En ziet zich schuchter om, en staat … en weent …

En wischt zijn tranen niet, maar snikkend leent
Hij aan een grijzen stijl zijn tengre leden,
En al der huizen duistre eenzaamheden
Voelt hij, eén eenzaaheid, om zich vereend.

Een lichte ritseling van zachte kleeren,
Een stap, wat trager gaande, als beschroomd
Iets vragend, doet hem droevig ommekeeren.

En d’avond, die al dichter hem omdoomt,
Doet, weereloos, zijn week verdriet vermeeren,
Doch maakt het schoon en mild, alsof hij droomt.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
Cover

 

De Nederlandse dichter Pim te Bokkel werd geboren in Winterswijk op 21 maart 1983. Zie ook alle tags voor Pim te Bokkel op dit blog.

 

En er was licht

Ik ben in Deventer en ik besta –
een mooi gevoel om de nacht in te gaan
Het mag zo zijn dat ook de stationaire Volvo of het geluid
van de Volvo L40 dat denkt

Nu de kauwen de herberg over vliegen zijn wij holbewoners
in door ons gebouwde rotsen
Wij sluiten de luiken
en maken het donker

 

Je lacht

en in het water in de wasbak
zie ik het weken van de dagen
dat we hier
als tussen spiegels staan

ik vrees de eindeloze reeks van dagen
waarin dit moment oplost
en later
niet veel later
door de zwanenhals de bak verlaat

je neemt het aanrecht af
het is gedaan

dit zal nooit meer zo bestaan

 

Vervluchtigen

de magnolia blijft in de massieve vaas
in het moment waarop ze net het blad niet laat

ik wil het schilderij uit de lijst lichten
de twijg van het doek bevrijden

met de bloesem in een ruimte zijn
niet dat ze me stil en levenloos bekijkt

ze kijkt omhoog en strekt haar vleugelblad
alsof ze dreigt op te vliegen

het wit van de bloem gaat al op in de mist
die de grens met de achtergrond is

stof in de lucht die het licht weerkaatst
vocht uit de vaas dat als eau de cologne verdampt

voorbij mijn lippen gaat het
op in een weefsel vertakkende haarvaten

alles ademt opgelucht
opgenomen neemt de lucht ons op

 

Pim te Bokkel (Winterswijk, 21 maart 1983)

 

De Duitse schrijver en dichter Peter Hacks werd geboren op 21 maart 1928 in Breslau. Zie ook alle tags voor Peter Hacks op dit blog.

 

De mens geen vogel

Ik lag met jou in bed en was van plan
flink naar de zin van ons bestaan te vragen,
opeens ’t kletsend geluid van vleugelslagen.
Twee duiven baltsten op de vensterbank.

Hoe gaan ze erin op! Hoe heet hun drang!
Wat? Plots zie ik ze naar de brandtrap rennen
en ronddarren of ze mekaar niet kennen.
Het was niet kwaad. Het duurt gewoon niet lang.

De doffer geeuwt en krabt eens aan zijn kuif,
en zoekt de koelte die hij nodig heeft.
Ik sprak: hij is niet stom, maar weinig duif.
Het beetje liefde dat ik dacht te voelen
is tien maal meer dan wat zo’n dier beleeft.
En ik begon met smaak in jou te woelen.

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

Peter Hacks (21 maart 1928 – 28 augustus 2003)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e maart ook mijn blog van 21 maart 2021 en ook mijn blog van 21 maart 2020 en eveneens mijn blog van 21 maart 2019 en ook mijn blog van 21 maart 2018 deel 2 en ook Romenu’s 1e lustrum pagina.

David Malouf, Roman Libbertz, Friedrich Hölderlin

De Australische dichter en schrijver David Malouf werd geboren op 20 maart 1934 in Brisbane. Zie alle tags voor David Malouf op dit blog.

 

In the Beginning

The table’s there in the kitchen, where I kneel
on a high chair, tongue at air, trawling a slate
with pot-hooks; on the track of words; on the track of this word,
table. Is there instant, wobbly wooden,
four-square in it solid self, and does not need
my presence to underwrite its own or scrawl,
thick tongue, thick hand, a puddle slate and knock it
up out of blue nowhere. Where are they, table,
slate, slate-pencil, kitchen, and that solid
intent child on one knee reaching for sawn
planks back there? Breathless today, or almost,
I wrestle uphill to where, in a forest gap
of table size, it stands, four legged, dumb,
still waiting. An unbreathed word among the chirrup
and chafe, it taps a foreleg. Table, I mutter.
With tool-marks fresh as tongue-licks, already criss-crossed
with scars I feel my own where hard use makes them,
it moves as that child’s hand moves about muddy water.

 

Typewriter Music

Hinged grasshopper legs kick
back. So
quick off the mark, so
spritely. They set
the mood, the mode, the call
to light-fingered highjinks.

A meadow dance
on the keyboard,
in breathless, out-of-bounds
take-offs into
flight and giddy joyflight without
stint. The fingerpads

have it. Brailling through
études of alphabets, their chirp and clatter
grass-choppers
the morning to soundbites,
each rifleshot hammerstroke another notch
in the silence.

 

Bicycle
~for Derrick Peat
 
Since Thursday last the bare living-room
of my flat’s been occupied
by a stranger from the streets, a light-limbed traveller.
 
Pine-needle spokes, bright rims, the savage
downward curve like polished horns
of its handlebars denote
 
Some forest deity, or deity of highway
and sky has incognito set up residence, the godhead
invoked in a machine.
 
To the other inmates of the room, a bookcase,
two chairs, its horizontals speak
of distance, travelling light. Only the mirror
 
remains unruffled, holding
its storm of light unbroken, calmly accepting
all traffic through its gaze. Appease! Appease! Even
 
Its tall metallic insect
its angel of four geometries
and speed. So much for mirrors. As for myself
 
I rarely dare look in. What should I offer
a bicycle? Absurd
to lay before its savage iridescence –
 
grease-drops’ miraculous resin,
the misty Pleiades –
my saucer of sweat.
 
Now time yawns and its messengers appear
Like huge stick-insects, wingless, spotted with stars,
they wheel through the dusk towards us,
 
the shock-wave of collision still lifting
the locks, who bear our future
sealed at these lips like urgent telegrams.

 

David Malouf (Brisbane, 20 maart 1934)

 

De Duitse dichter, schrijver en schilder Roman Libbertz werd geboren op 20 maart 1977 in München. Zie ook alle tags voor Roman Libbertz op dit blog.

 

Het elixer

Grijze wereld, niet griezelig,
zweet in de handen,
synapsschotten versplinteren,
en het verwaarloosde hart ontspant.
Zuurstof, geen zuur,
eindelijk ademen,
Ogen zijn niet bang voor het licht
en elke tweede seconde embryonaal.
Samenkomen, niet tegen,
een kus stopt de aarde.
Zielen dansen,
en gedachten verliezen alle kracht.
Het innerlijk, niet in zichzelf gekeerd,
in hemelhoge sferen,
langs roltrappen van gevoel omhoog,
en dicht bij God,
wij, de geliefden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Roman Libbertz (München, 20 maart 1977)

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin

 

Aandenken

De noordooster waait,
Van de winden mij
De dierbaarste, omdat hij vurige geest

En behouden vaart belooft de schippers.
Maar ga nu en groet
De schone Garonne,
En de tuinen van Bordeaux
Daar, waar langs scherpe oever
Verder gaat het pad en diep in de rivier
Neerstort de beek, daarboven echter
Kijkt uit een edel paar
Eiken en zilverpopulieren;

Nog vaak denk ik eraan en hoe
Brede kronen buigt,
Over de molen, het iepenbos,
Maar op de binnenplaats groeit een vijgenboom.
Op feestdagen gaan
De bruine vrouwen aldaar
Over zijden grond,
In de tijd van maart
Wanneer gelijk zijn nacht en dag,
En over langzame paden,
Zwaar van gouden dromen,
Wiegende luchten trekken.

Laat echter,
Vol van donker licht,
Iemand mij de geurende beker reiken,
Opdat ik rusten kan; want zoet
Zou zijn onder schaduw de slaap.
Niet goed is het,
Zielloos door sterfelijke
Gedachten te zijn. Maar goed
Is een gesprek en te zeggen
De overtuiging van het hart, veel te horen
Over dagen der liefde,
En daden welke geschied zijn.

Waar echter zijn mijn vrienden? Bellarmin
En zijn metgezellen? Velen
Zijn bevreesd tot de bron te gaan;
De rijkdom namelijk begint
Op zee. Zij,
Zoals schilders, verzamelen
De pracht van de aarde en versmaden
De gevleugelde strijd niet, en
Eenzaam te leven, jarenlang, onder
De ontbladerde mast, waar niet de nacht doorgloeien
De feestdagen van de stad,
En snarenspel en aangeboren dans niet.

Nu echter zijn naar de Indiërs
De mannen gegaan,
Daar bij de winderige spits
Bij wijnbergen, waar omlaag
De Dordogne komt,
En te zamen met de schitterende
Garonne breed als een meer
Uitstroomt de rivier. De zee echter
Neemt en geeft gedachtenis,
En ook de liefde vestigt naarstig de ogen,
Wat blijft echter, stichten de dichters.

 

Vertaald door Kester Freriks

 

Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Hölderlin op een zilveren medaille

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e maart ook mijn blog van 20 maart 2021 en ook mijn blog van 20 maart 2020 en eveneens mijn blog van 20 maart 2019 en ook mijn blog van 20 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3 en ook deel 4.

Mano Bouzamour, Lina Kostenko

De Nederlandse schrijver Mano Bouzamour werd geboren op 19 maart 1991 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Mano Bouzamour op dit blog.

Uit: Bestsellerboy

“Ik vroeg: ‘Welke tsaar woont hier?’
Hij draaide zich om, vouwde het NRC Handelsblad dicht en stond op.
‘Tsaar Peter de Eerste.’
Ik torende boven hem uit. Een ader liep als een bliksemschichtje langs zijn linkerslaap. Zijn krachtige kin leek op die van Lenin. De korte, kale man taxeerde mij van top tot teen. Als hoe een bokser zijn tegenstander vlak voor het titelgevecht opneemt. Zeker tien seconden lang.
Stilzwijgend, schaamteloos en streng.
Nog nooit in mijn leven was ik zo uitvoerig bekeken. Eventjes ging de vraag door me heen of hij homoseksuele gevoelens koesterde.
Ik vroeg een beetje beschaamd: ‘Kunt u het goed zien?’
Hij keek me aan en zei: ‘Haarscherp.’
‘Bent u naast uitgever soms ook modellenscout?’
‘Suggereer je dat je een model bent? Dat ben je niet. Daar heb je veel te bolle wangen voor.’
Ik lachte en zei: ‘U heeft een snerpend goed gevoel voor humor. Maar dat zou ik ook hebben als ik uw lengte had.’ Ik liet een stilte vallen en vervolgde: ‘Is dat trouwens de reden waarom u in zo’n bescheiden pand zit? Stomme vraag natuurlijk, daar hoef je geen fucking Freud voor te zijn.’
Hij lachte lang, herschikte de knoop van zijn das die zo groot was als een vuistje en vroeg toen: ‘Hoe oud ben je, jochie?’
‘Tweeëntwintig. En verdomd gretig.’
Hij pakte zijn goudkleurige Cartier-leesbril van zijn neus, maakte de glazen met zijn pochetje schoon en zei: ‘Ik ga een literaire sensatie van jou maken.’

 

Mano Bouzamour (Amsterdam, 19 maart 1991)

 

De Oekraïense schrijfster en dichteres Lina Kostenko werd op 19 maart 1930 geboren in Rzhyshchiv. Zie ook alle tags voor Lina Kostenko op dit blog.

 

Duiven in Lviv

Een zwarte schaduw die baldadig daalt,
een witte duif die naar de dakgoot rijst.
De strenge lijnen van de kathedraal
bekronen vogelbaan en zonnelijst.

Het bonte ritme van het mensenpad,
de wrakke schouders van bejaarde daken.
De duiven praten op de leeuwenstad.
Waarover weet ik niet. Hun eigen zaken.

De kathedraal. De mensheid. Oorlogsleed.
Het witte licht, de afgelegen lucht.
Misschien zegt hij wel tegen haar, wie weet:
‘Zeg, miste jij mij op mijn verre vlucht?’

 

Vertaald door Arie van der Ent

 

Lina Kostenko (Rzhyshchiv, 19 maart 1930)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e maart ook mijn blog van 19 maart 2020 en eveneens mijn blog van 19 maart 2019 en ook mijn blog van 19 maart 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Tonnus Oosterhoff, John Updike

De Nederlandse dichter en schrijver Tonnus Oosterhoff werd geboren in Leiden op 18 maart 1953. Zie ook alle tags voor Tonnus Oosterhoff op dit blog.

 

Als je niet buigt word je gebogen

Als je niet buigt word je gebogen,
o, wees maar niet bang, je wordt gebogen, het buigt je, het drukt je met kracht neer.

Je wordt door iedereen verlaten, ja, door jezelf.
Wees niet bang, het is snel voorbij met het gekloot.
Want gekloot is het en het wordt niet beter.

‘´t Is voorlopig nog toekomstmuziek,’ luilakt de radiopresentator, ‘vrede en broederschap.’
In huis staat een koude mist.

Ga ik in een kastje? Heb je me al in een kastje?
Geef mij je handje, kind, ik word een blinde.

Toen Jezus een kindje was had hij een tuintje waarin hij rozen kweekte. Ze waren tegen sneeuw bestand:
toen de sneeuw kwam bloeiden ze mooier.

Je kunt het beste niemand geloven, hecht geen waarde aan praatjes.

Wie heeft het meetsnoer over de aarde gelegd?
Wie heeft ware grootte ingesteld?
Die heeft alle rechte lijnen voor je gebogen.
Zodat je je, als je je tot verzet opricht, juist buigt.

 

Klemde het deurtje?

Klemde het deurtje? Een beetje.
Maar ik stiet het open en liet
– diep snoof ik de zeelucht
toen blies ik mijn hand leeg –
de dief los.

Dicht boven de golvende golven,
– natuurlijk klemde het hout,
zo lang hield het dieren
en goden gescheiden –
vloog ik mijn dief.

 

Toen zeiden ze, die hersens van mij

Toen zeiden ze, die hersens van mij:
dit ene artikel begrijpen wij niet.
Is het in een taal die wij niet kennen?
Nee, dit is niet in een taal die wij niet kennen.
Gaat het over een onderwerp waar we niets van weten?
Nee, we weten veel over het onderwerp en vinden het interessant.
Waarom is het dan of de hokken der woorden
leeg zijn?

In greppels en holen wachten de verbanden
tot het tijdschrift zich sluit. Zet ik mijn bril op,
voor de zekerheid schrikken de duiven.
Want de begrijpelijke zin verplaatst niet
maar de onbegrijpelijke zin verplaatst.


We hebben je tot de hemel gebracht, nu zoek je het zelf maar uit.

 

Tonnus Oosterhoff (Leiden, 18 maart 1953)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver John Updike werd geboren in Shillington, Pennsylvania, op 18 maart 1932. Zie ook alle tags voor John Updike op dit blog.

 

De dood van mijn hond

Ze moet ongezien zijn geraakt of geschampt door een auto.
Te jong om veel te weten, begon ze net te leren
Om de op de keukenvloer uitgespreide kranten te gebruiken
Met als beloning, na het plassen, de woorden: ‘Goede hond! Brave hond!’

We dachten dat haar stille ongemak een reactie op een prik was.
De autopsie onthulde een scheur in haar lever.
Terwijl we haar plaagden bij het spel, vulde haar huid zich met bloed
En haar hart leerde voor altijd te gaan liggen.

Maandagochtend, terwijl de kinderen luidruchtig hadden ontbeten
En naar school waren gestuurd, kroop ze onder het bed van de jongste.

We vonden haar verwrongen en slap, maar nog in leven.
In de auto naar de dierenarts, op mijn schoot, probeerde ze

Om in mijn hand te bijten en stierf. Ik streelde haar warme vacht
En mijn vrouw riep haar met een stem waarin tranen overheersten.
Hoewel omringd door liefde die haar zou hebben gesteund,
Zonk ze toch weg en ging, verstijvend, heen.

Thuis ontdekten we dat in de nacht haar geraamte,
Bezig te ontbinden, de schande had doorstaan
Van diarree en zich over de vloer gesleept had
Naar een daar achteloos achtergelaten krant. Brave hond.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

John Updike (18 maart 1932 – 27 januari 2009)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e maart ook mijn blog van 18 maart 2021 en ook mijn blog van 18 maart 2020 en eveneens mijn blog van 18 maart 2019 en ook mijn blog van 18 maart 2018 deel 2 en eveneens deel 3 en ook mijn blog van 18 maart 2017 deel 3.

Hafid Aggoune, Dirk von Petersdorff

De Franse schrijver Hafid Aggoune werd geboren op 17 maart 1973 in Saint-Etienne. Zie ook alle tags voor Hafid Aggoune op dit blog.

Uit: Et la colère monta dans un ciel rouge et noir

« Henrique Da Silva poussa le moteur de sa Monza comme jamais il ne l’avait fait. Le soleil lui faisait face et ne touchait plus l’horizon. La Chevrolet qu’il s’était offerte pour fêter le quatrième titre national du C.R. Flamengo, il y a vingt ans, continuait sa course aveugle à toute allure, sans défaillir. Sur le siège passager, les livres et un Beretta étaient maculés de sang. Les amortisseurs étaient mis à rude épreuve. Chaque virage donnait lieu à un dérapage qui aurait plu à son fils Luiz. Agité par l’adrénaline, Henrique était persuadé d’avoir fait les bons choix.
Quelques heures avant, celui que l’on surnommait depuis son adolescence « Le Professeur » avait attrapé le sac de sport de son fils Luiz, celui aux couleurs de Flamengo, ouvert le cadenas du tiroir de son bureau pour en extirper le 9 mm et une liasse de billets — toutes ses économies à vrai dire. Mais avant de jeter le tout au fond du sac, il découvrit le maillot du dernier match de Luiz, pas lavé, avec sa sueur, son odeur, traces qu’il ne pourrait plus effacer, celle d’une vie où son petit pouvait encore courir, heureux, plein de vie et de vitesse, aussi rapide avec et sans le ballon aux pieds. Henrique dut lutter pour contenir ses larmes, ce qui le rendit plus déterminé que jamais et crispa davantage une mâchoire carnassière que ses nerfs ne desserraient plus.

Après avoir quitté le parking de l’école et jeté le sac dans le coffre de sa voiture, Le Professeur repensa aux sermons de son épouse à propos de la faible puissance des phares. La nuit allait tomber sans prévenir et la vieille Chevrolet faisait regretter de ne pas avoir pris au sérieux les remarques d’Isabella toutes ces années. Il conduisait prudemment, ce n’était pas le moment de sortir de la route ou de se perdre. Au bout du fil, l’homme avait été clair : détruire et jeter le téléphone avec lequel il l’avait contacté, être à l’heure et seul.
Il fila dans une nuit sans lune et arriva les yeux fatigués à cause des maudits phares défaillants. La baraque, située au nord, en lisière de forêt, était perdue au milieu des vapeurs d’humidité et semblait déserte. Il laissa volontairement la Chevrolet dans une impasse, loin de l’entrée. Il descendit de la voiture et prit l’arme du coffre. »

 

Hafid Aggoune (Saint-Etienne, 17 maart 1973)

 

De Duitse dichter, schrijver en literatuurwetenschapper Dirk von Petersdorff werd geboren op 16 maart 1966 in Kiel. Zie ook alle tags voor Dirk von Petersdorff op dit blog.

 

Rokershoek

Jullie lange latten, waar zijn jullie? Ik heb
zelfs jullie nummers niet meer.
Is er iets beters dan in de ochtend
een groep,
dicht bij elkaar,
rillend van de kou;
Ik denk dat we het bijna altijd koud hadden.
Toen zei niemand een woord teveel
maar stond met zijn rug naar de wereld,
in mantels uit stof,
jullie scharminkels.
Alleen de omwolkte blik

ziet diep, kent zijn lot,
het droevige kloppen
van verre heuvels,
ziet zich blij verschrikt
aan de dolgelukkige boezem ontwaken.
Zoals jullie de rook
konden uitstoten,
jullie edele zielen, ach,
alles was goed toen ik samen met jullie
de dag rood zag worden, om kwart voor acht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Dirk von Petersdorff (Kiel, 16 maart 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e maart ook mijn blog van 17 maart 2020 en eveneens mijn blog van 17 maart 2019 en ook mijn blog van 17 maart 2018 deel 1 en ook deel 2.

Dirk von Petersdorff

De Duitse dichter, schrijver en literatuurwetenschapper Dirk von Petersdorff werd geboren op 16 maart 1966 in Kiel. Zie ook alle tags voor Dirk von Petersdorff op dit blog.

 

Die durchgeschnittene Saite

Was ich brauchte, hat mir mein Vater
aus der Stadt mitgebracht:

Auf dem Korbtisch lag ein Tennisschläger –
beim aufgeregten Abschneiden des Preisschilds,
und weil der Rahmen so schillerte, schnitt ich
eine Saite durch.

Später «Anrufung des Großen Bären»,
ein sehr dünnes Buch von Ingeborg Bachmann,
«Gedichte», Zaubersprüche, dachte ich,
die ich übte im leise
knarrenden Korbstuhl.

Als er schlohweiß, Knochenhaut,
schwankte, sich am Türrahmen fluchend
hielt, zeigte er mir, dass Stärke und Schwäche
in der Dämmerung zusammenfließen.

Wenn ich heute beim Herumlaufen im Haus
an all das denke, springt ein Gefühl heran,
fest wie ein Tennisball,
dessen Hülle sich bis zum Großen Bären dehnt,

und das schützt wie Drachenblut,
und das hält verletzlich:
Was ich brauche, hat mir mein Vater mitgebracht.

 

Über der Bucht von La Spezia

Der Kleine versucht, Eidechsen zu fangen –
zu schnell auf der Mauer, wieder zu schnell,
während die Große zur Seite schaut,

wo Olivenblätter die Luft versilbern,
Zikaden drängend viel versprechen,
und ich schneide eine Zitrone
vom Baum neben der Terrasse
für unser Wasser zum Abendbrot,
hoch über dieser Bucht,
die langsam die tausend Segel
des Tages entlässt.

Auf dem Weg hierher haben wir
die Fresken der Gonzaga gesehen,
auch eine Familie: Die Frau in der Mitte
muss für alle die Ruhe sein.
Während der Herrscher
mit seinem Berater spricht, liegt sein Hund
melancholisch unterm Stuhl.
Eine Alte klimpert im Gedankenkästchen,
und die Tochter mit dem Haarband
schaut in ihre Ferne
jenseits des Rahmens.

Drei Zitronenscheiben im leeren Krug,
alles gleitet so hinüber,
auch diese Terrasse
mit den huschenden Eidechsen
und flirrenden Wünschen
und dem Haarband der Tochter hier
wird ein Bild, aus dem wir herausblicken,
schon morgen, wenn wir weiterfahren,
schon jetzt, wenn das Mondlicht
ein langes weißes Laken
auf die Bucht von La Spezia legt.

 

ZONDER HOUVAST ZIJN WIJ

we zeiden altijd DE DIALECTIEK wanneer
er problemen waren, nu cirkelen we

in wachtrijen WAAR MOET IK OP REKENEN:
de vraag van de filosofie, we cirkelen,

een reflecterende reflectie,
een molen zonder molenaar,

zou je kunnen zeggen, we drijven
zonder grond onder de voeten,

surfers op de wereldzee, wij
zijn weggeblazen. Spiegeltje, geef

zekerheid, riep hij uit en
stond in een spiegelzaal.

Tautologisch wankelen we
verder. Laten we eens kijken,

zeggen de begeleiders en de dichters
wagen: Wat weet het meer ervan wanneer

de wind komt? APRIL IS
DE GESCHIKTE MAAND. En wij

ontdekken de vrouw en zeggen:
De meteorologie is een vrouwelijke

wetenschap. ja, we herstellen
we hernieuwen, we blijven

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Dirk von Petersdorff (Kiel, 16 maart 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e maart ook mijn blog van 16 maart 2021 en ook mijn blog van 16 maart 2020 en eveneens mijn blog van 16 maart 2019 deel 1 en ook deel 2.

Ben Okri, Kurt Drawert

De Nigeriaanse dichter en schrijver Ben Okri werd geboren op 15 maart 1959 in Minna, Nigeria. Zie ook alle tags voor Ben Okri op dit blog.

Uit: Prayer for the Living

“I was searching for my family and my lover. I wanted to know if they had died or not. If I didn’t find out, I intended to hang on to life by its last tattered thread. If I knew that they, too, were dead and no longer needed me, I would die at peace. All my information led me to this town. If my lover, my brothers, my family are anywhere, they are here. This is the last town in the world. Beyond its rusted gate lies the desert. The desert stretches all the way into the past, into history, to the Western world, and to the source of drought and famine — the mighty mountain of lovelessness. From its peaks, at night, the grim spirits of negation chant their awesome soul-shrinking songs. Their songs steal hope from us and make us yield to the air our energies. Their songs are cool and make us submit to the clarity of dying. Behind us, in the past, before all this came to be, there were all the possibilities in the world. There were all the opportunities for starting from small things to create a sweet new history and future, if only we had seen them. But now, ahead, there lie only the songs of the mountain of death. We search for our loved ones mechanically and with a dryness in our eyes. Our stomachs no longer exist. Nothing exists except the search. We turn the bodies over, looking for familiar faces. All the faces are familiar; death made them all my kin. I search on. I come across an unfamiliar face; it is my brother. I nod. I pour dust on his flesh. Hours later, near a dry well, I come across the other members of my family. My mother holds on tightly to a bone so dry it wouldn’t even nourish the flies. I nod twice. I pour dust on their bodies. I search on. There is one more face whose beautiful unfamiliarity will console me. When I have found the face then I will submit myself to the mountain songs. Sunset was approaching when, from an unfinished school building, I heard singing. It was the most magical sound I had ever heard and I thought only those who know how sweet life is can sing like that, can sing as if breathing were a prayer. The singing was like the joyous beginning of all creation, the holy yes to the breath and light infusing all things, which makes the water shimmer, the plants sprout, the animals jump and play in the fields, and which makes the men and women look out into the first radiance of colors, the green of plants, the blue of sea, the gold of the air, the silver of the stars. It was the true end of my quest, the music to crown this treacherous life of mine, the end I couldn’t have hoped for, or imagined. It seemed to take an infinity of time to get to the school building. I had no strength left, and it was only the song’s last echo, resounding through the vast spaces of my hunger, that sustained me. After maybe a century, when history had repeated itself and brought about exactly the same circumstances, because none of us ever learned our lesson, or loved enough to learn from our pain, finally made it to the school-room door.”

 

Ben Okri (Minna, 15 maart 1959)

 

De Duitse dichter en schrijver Kurt Drawert werd geboren op 15 maart 1956 in Henningsdorf. Zie ook alle tags voor Kurt Drawert op dit blog.

 

Over weggaan en achterblijven

Er is veel dat ik
niet begrijp .
Kunstbloemen in het water,
of het verlangen van de een

aan een zijden draad,
die de ander
achteloos doorsnijdt.
Ik kuste haar en verloor

mijn lichaam
aan haar gesloten mond
vol kersen.
De beelden lijken op elkaar,

alleen was ik vroeger
de uitvinding van het wachten
liep in haar liefde te wandelen
of telde hardop

de knopen aan mijn hemd.
Wat waarheid is,
verandert elk uur
zoals de samenhang

tussen stilte
en plotselinge stappen
in de hal. Onbegrijpelijk,
op het eind, het knappen

van een zijden draad
als monoloog.
Maar toen was ze al
in andere dromen,

en ik stond nog altijd
treurend bij het raam
en wuifde
mijzelf in haar na.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kurt Drawert (Henningsdorf, 15 maart 1956)g: Kurt Drawert

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e maart ook mijn blog van 15 maart 2020 en eveneens mijn blog van 15 maart 2019 en ook mijn blog van 15 maart 2015 deel 2.

Jochen Schimmang, Volker von Törne

De Duitse schrijver Jochen Schimmang werd geboren op 14 maart 1948 in Northeim. Zie ook alle tags voor Jochen Schimmang op dit blog.

Uit: Adorno wohnt hier nicht mehr

„Gutermuth und Rothermund
Die Augen einen Spaltweit geöffnet, vorsichtig tastender Blick, der zuerst kaum mehr erfasst als eine unbestimmte Morgendämmerung. Ein Streifen milchigen Lichts, der durch die nicht ganz geschlossene Jalousie fällt. Im Bad nebenan das helle Geräusch fließenden Wassers, jetzt zum Stillstand gebracht, dann der bellende Raucherhusten eines älteren Mannes. Eines älteren als ich. Zielsicherer Griff zur Nachttischlampe, vor dem Einschlafen eingeübt. Ihr Licht klar und hell, aber sanft beschirmt. Du bist auf vertrautem Gelände, sagt es, das ist dein Stück Welt an diesem Morgen. Du bist in der Welt, du bist nicht herausgefallen. Nichts Heimatlicheres, nichts Intimeres als ein Hotelzimmer kurz nach sieben Uhr früh, endlich allein.
Die ganze Zeit seit meiner Ankunft gestern Nachmittag war ich betreut worden. Als könne man einen Philosophen nicht allein durch die Welt laufen lassen; als würde er sein Hotel nicht finden, nicht die Universität und nicht den Hörsaal, in dein er seinen Gastvortrag halten soll. Als sei der Philosoph dadurch gekennzeichnet, dass er ein gestörtes, weil zu vergrübeltes Weltverhältnis habe.

Also wurde ich am Hauptbahnhof abgeholt und in mein Hotel gefahren, das nur wenige Straßen vom Bahnhof entfernt lag. Also wurde ich nach einer Stunde zu einem »kleinen Imbiss« mit meinem Gastgeber abgeholt, also wurde ich nach dem Vortrag in größerer Runde zu einem Essen ausgeehrt, das immer lärmender wurde, je länger es dauerte. Nicht einmal den Weg zurück in mein Hotel ließ man mich allein machen, zu Fuß oder in einem Taxi, sondern eine tapfere wissenschaftliche Hilfskraft die den ganzen Abend nüchtern geblieben war, fuhr mich dorthin. Ein Wunder, dass man mich wenigstens allein ins Hotel und in mein Zimmer ließ.
Nun aber der vollkommene Frieden eines Hotelzimmers in der Frühe eines gewöhnlichen Märztages, eines Freitags. Der ältere Mann nebenan verließ schon sein Zimmer. Ich hörte schwach, wie er die Tür zuzog, die von außen nicht mehr abgeschlossen werden musste. Man kam nur mit einer dieser gelochten Chipkarten ins Zimmer, die in den Hotels mehr und mehr die alten klobigen Schlüssel ablösen.
Ich griff nach dem Buch auf meinem Nachttisch, einem abgewetzten Taschenbuch mit rotem Einband, dessen orange Titelschrift auf dem Buchrücken schon beinahe verblasst war. Die Jefferson Street ist eine stille Straße in Providence, las ich. Ich hatte dieses Buch schon vier- oder fünfmal gelesen, es war seit mehr als vierzig Jahren in meinem Besitz. Als ich darin bis zu der Stelle gekommen war, wo der Erzähler einen Greyhound-Bus besteigt legte ich es beiseite, ging unter die Dusche und dehnte den letzten ganz und gar geschützten Moment des Tages ins beinahe Unendliche, bis meine Haut vom Wasser fast aufgeweicht war.“

 

Jochen Schimmang (Northeim, 14 maart 1948)

 

De Duitse dichter Volker von Törne werd geboren op 14 maart 1934 in Quedlinburg. Zie ook alle tags voor Volker von Törne op dit blog.

 

PASTORALE

1
O morgen, berkengroen en geurend
Naar vers brood
Aprilregenkoel
Jouw kussen

2
Stofwolken ontvouwt de zomer
Boven de wegen, in het korenveld
Verdorren de wortels
Van de wind

3
Een kind langs de weg, in het haar
Korenbloemen en klaprozen, scherper
Worden de schaduwen
In het licht

4
Door de bossen zingen
De zagen, zonder kop
Fladderen de kippen
In de tuin

5
Niets weet ik over het begin
Niets weet ik over het einde
Ik beweeg wat mij
Beweegt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Volker von Törne (14 maart 1934 – 30 december 1980)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e maart ook mijn blog van 14 maart 2020 en eveneens mijn blog van 14 maart 2019 en ook mijn blog van 14 maart 2015 deel 2.

Yuri Andrukhovych

De Oekraïense dichter en schrijver Yuri Andrukhovych werd geboren op 13 maart 1960 in Iwano-Frankiwsk. Zie ook alle tags voor Yuri Andrukhovych op dit blog.

 

Train Station

here we long to board the right train
following the maze of signs we hasten
through cramped corridors between bundles and suitcases
we don’t have time to look up where under the spherical vault
hangs down dusty and dingy
florentine chandeliers
we compress sweaty copper coins like springs
we form disorderly lines
a gypsum wall-mounted ten-year-old putto is above us
sometimes blowing into his gilt horn
we glance at a bored blonde girl
who eats an apple leaning against a column
finally we reach the platform
impregnated with beer and roses
we kiss someone we beg them not to forget we hesitate
if we’re in a right seat
until we release ourselves from the earth
and softly depart
soothed we look through the windows at the first trees
turning yellow in the suburban woods

 

University

we use dead languages
helpless we walk along the retorts of astrolabes and
skulls
from the heights of ramparts we listen
to the clanging of St. Nicolas we listen
on pavement to the eloquent rhetorician Cicero filthy with chalk
during medical lessons we peep into the eyes of
dead people
we hide tobacco and sleazy sketches in our pockets
in the morning we obediently follow chaplain
we fling little philosophical stones into cats
at noon the wittiest syllogisms and formulas
run away from us because
on the other side of the steep damp wall
a mellifluous maid of assistant mayor
hangs up just laundered
wet dripping
underwear

 

Treinstation

hier willen we graag in de goede trein stappen
we volgen het doolhof van tekens we haasten ons
door krappe passages tussen bundels en koffers door
we hebben geen tijd om omhoog te kijken waar onder het bolvormige gewelf
stoffig en groezelig
Florentijnse kroonluchters hangen

we klemmen zweterige koperen munten vast als veren
we vormen wanordelijke lijnen
een aan de muur gemonteerde tien jaar oude gipsen putto blaast boven ons
soms in zijn vergulde hoorn
we kijken naar een verveeld blond meisje
dat tegen een zuil leunt en een appel eet
eindelijk bereiken we het perron
verzadigd van bier en rozen
we kussen iemand we smeken hen om niet te vergeten we twijfelen
of we op de goede plaats zitten
totdat we onszelf van de aarde losmaken
en zachtjes vertrekken
tot rust gekomen kijken we door de ramen naar de eerste bomen
die geel worden in de voorstadsbossen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Yuri Andrukhovych (Iwano-Frankiwsk, 13 maart 1960)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e maart ook mijn blog van 13 maart 2021 en eveneens mijn blog van 13 maart 2019 en ook mijn blog van 13 maart 2016 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

Dave Eggers, Naomi Shihab Nye

De Amerikaanse schrijver Dave Eggers werd geboren op 12 maart 1970 in Chicago. Zie ook alle tags voor Dave Eggers op dit blog.

Uit: Het Alles (Vertaald door Lidwien Biekmann, Elles Tukker en Gerda Baardman

“Delaney kwam vanuit de duistere metro in een wereld van zuiver licht.
Het was onbewolkt en om het hele eiland glinsterde het water, zo fel dat ze haar ogen moest afschermen. Ze draaide zich om van de baai en liep een meter of dertig naar de campus van de Every. Dat ze met de metro was gekomen en nu in haar eentje naar het hek kwam, zonder auto, was hier merkwaardig en bracht de twee beveiligers in het wachthuisje in verwarring. Hun domein was van glas, piramidevormig, leek op de top van een kristallen obelisk.
‘Ben je komen lópen?’ vroeg een van de beveiligers, Rowena volgens haar naambordje; ze was een jaar of dertig, had ravenzwart haar en droeg een fris geel shirt, zo strak als een fietspakje. Ze lachte, ontblootte een vertederend spleetje tussen haar voortanden.

Delaney noemde haar naam en zei dat ze een sollicitatiegesprek had met Dan Faraday.
‘Vinger alsjeblieft?’ zei Rowena.
Delaney legde haar duim op de scanner waarna er op Rowena’s scherm een mozaïek van foto’s, filmpjes en gegevens verscheen. Er waren foto’s van Delaney bij die ze zelf nog nooit had gezien – was dat een benzinepomp in Montana? Op sommige foto’s stond ze een beetje gebogen, het gevolg van de groeispurt in haar puberteit. Ze ging meer rechtop staan en liet haar blik over de beelden glijden waarop ze haar parkrangeruniform droeg, in een winkelcentrum in Palo Alto zat, of in
een bus, zo te zien in Twin Peaks.
‘Je haar is gegroeid,’ zei Rowena. ‘Maar het is nog wel kort.’
Delaney haalde in een reflex haar hand door haar dikke, zwarte haar.
‘Hier staat dat je groene ogen hebt,’ zei Rowena. ‘Maar ze lijken eerder bruin. Kun je wat dichterbij komen?’
Delaney kwam dichterbij.
‘Ja! Mooi!’ zei Rowena. ‘Ik zal Dan bellen.
Terwijl Rowena met Faraday belde, was de tweede beveiliger, een stuurse, broodmagere man van een jaar of vijftig, met een andere bezoeker bezig, een probleemgeval. Er was een witte bestelbus aan komen rijden en de bestuurder, een man met een rode baard die hoog boven het raam van de bewakers uittorende, zei dat hij een bestelling kwam afleveren.”

 

Dave Eggers (Chicago, 12 maart 1970)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Naomi Shihab Nye werd geboren op 12 maart 1952 in St. Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor Naomi Shihab Nye op dit blog.

 

De Rijder

Een jongen vertelde me
dat als hij snel genoeg rolschaatste
zijn eenzaamheid hem niet kon inhalen,
de beste reden die ik ooit heb gehoord
om te proberen kampioen te worden.
Wat ik me vanavond afvraag,
terwijl ik hard door King William Street trap,
is of het zich vertaalt naar fietsen.
Een overwinning! Om je eenzaamheid hijgend
achter je te laten op een straathoek
terwijl je vrij zweeft in een wolk van plotselinge azalea’s,
roze bloemblaadjes die nooit eenzaamheid hebben gevoeld,
hoe langzaam ze ook vielen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Naomi Shihab Nye (St. Louis, 12 maart 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e maart ook mijn blog van 12 maart 2020 en eveneens mijn blog van 12 maart 2019 en ook mijn blog van 12 maart 2018 en ook mijn blog van 12 maart 2017 deel 2.